Ingmar Heytze, Elke Erb

De Nederlandse schrijver en dichter Ingmar Heytze werd geboren op 16 februari 1970 in Utrecht. Zie ook alle tags voor Ingmar Heytze op dit blog.

 

Voor de liefste onbekende
Wie van ons twee heeft de ander bedacht?
Paul Eluard

Wat ben ik blij dat ik je nog niet ken.
Ik dank de sterren en de maan
dat iedereen die komt en gaat
de diepste sporen achterlaat, behalve jij,
dat jij mijn deuren, dicht of open,
steeds voorbijgelopen bent.

Het is maar goed dat je me niet herkent.
Kussen onder straatlantaarns
en samen dwalen door de regen,
wéér verliefd zijn, wéér verliezen,
bijna sterven van verdriet –
dat hoeft nu allemaal nog niet.

Ik ben nog niet aan ons gehecht.
Ik kijk bepaald niet naar je uit.
Neem de tijd, als je dat wilt.
Wacht een maand, een jaar,
de eeuwigheid en één seconde meer –
maar kom, voor ik mijn ogen sluit.

 

Geheim gedicht

Vannacht heb ik een zoen begraven.
Hij lag dertien maanden tussen ons in
en jij had al een paar keer gevraagd:
wat ligt daar nou toch steeds.

Toen je eindelijk sliep, drukte ik
de zoen met mijn lippen in een doosje
vol watten en liep naar de tuin. Daar
groef ik een graf van twee monden diep

onder de beuk. De duizend zoenen
die volgend jaar rood en zoet uit de takken
komen waaien, zijn allemaal voor jou.

 

Tegenstemwijzer

Stem wie je wilt. Op de lieve mevrouw
van de overkant, de jongen met de groene
baard, het lekkerste hapje uit de krant,
de salonsocialist, het sprekende weekdier,
het grijze toppunt van onkreukbaarheid.

Stem een regent of opponent of dilettant,
alles is goed, behalve Trots en Vrij – laat
Vreeswijk liggen waar het hoort, ver onder
ons niveau. Geef angst en haat geen stem.
Wees trots op de stad, niet op Nederland.

 

Ingmar Heytze (Utrecht, 16 februari 1970)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Elke Erb werd geboren op 18 februari 1938 in Scherbach in de Eifel. Zie ook alle tags voor Elke Erb op dit blog. Elke Erb is op 22 januari jongstleden op 89-jarige leeftijd overleden.

 

AVONDROOD

De avond draagt het rood van het symbool,
Draag het verder. In de vreemde.

(Ga naar de wind. Vraag de wind.
Ga naar de maan. Vraag de maan.
Ga naar de zon. Vraag haar.)

Wij dragen aan de verte, de vreemde
het rood over van het overgeleverde symbool.

Wij staan op post, als het van eigenaar verandert.
Zijn erfgenaam is het kind. Zijn plaats is de wieg.

O dit woord
peetouders van het ondergeschoven kind.

       – O wij, sprookjesachtig arme,
       in de vreemde gestuurde, verstoten
       moeders van het ondergeschoven kind!

Wij in het vagevuur
van onze ridderlijkheid trouwe
peetouders van het ondergeschoven kind
verlossen onszelf, laten zien wie we zijn, gaan
vreemd.

 

Vertaald door Peter Wessels

 

Elke Erb (18 februari 1938 – 22 januari 2024)

 

Zie voor meer schrijvers van de 16e februari ook mijn blog van 16 februari 2019 en ook mijn blog van 16 februari 2018 en ook mijn blog van 16 februari 2016 en ook mijn blog van 16 februari 2015.

De bonte storm (Mathias Kemp), Sally Rooney, Elke Erb

 

Bij  Carnaval

 

Carnaval in Arcueil door Lyonel Feininger, 1911

 

De Nederlandse dichter, journalist en schrijver Mathias Hubertus Kemp werd geboren in Maastricht op 31 december 1890.

Uit: De bonte storm

“Een doffe daver rolt.
Nes schrikt wakker. Het moet twaalf uur zijn. Het Momus-kanonnetje schiet op het Vrijthof de Vastenavond in.
Over de Markt klinkt neuzig getoeter. En geratel. Met een leeg hoofd en de schedel vol speldeprikken, gaat Nes voor het raam kijken. O, de eerste verkleders. Kindertjes van drie tot zes jaar. Hollandse en Limburgse boertjes en boerinnetjes, een clowntje, een miniatuur landstormofficiertje.
De schoten dreunen.
Het moet nu aardig worden op het Vrijthof. Een levendige drukte.
Bont gewemel van gecostumeerde kinderen, jongelui vol verwachting voor de komende dagen. Bezadigde, uitgeraasde familievaders en fuifnummers van alle zijden samengestroomd om weer eens flink mee te doen.
Op de kiosk gaat een harmonie te keer. Een opera-fantasie, mengsel van aangrijpende stuiverstragiek en stroperige sentimentaliteit. Dat kan niemand wat schelen, mits er maar muzieklawaai schatert, om de stemming erin te krijgen. Af en toe duiken de opera-tederheden voor klarinet en piston volslagen weg onder het gedruis en voetgeschuifel der menigte. Het Kukelekuen-de-kins-miech-neet-motief wordt hoorbaar in de massa.
‘De zès hertekes’ zijn niet compleet. Riet en Staaf lopen af en toe gearmd voorop. Daarachter de lange Nol, geflankeerd door Gonneke en Tielke. Het verliefde paartje stelt geen belang meer in de rest van de wereld. Tielke wandelt mee met een zichtbaar hangend mondje. Over het plezier van Wienblom en juffrouw Dupont waart een schaduw. Ze houden veel van het zoete vriendinnetje en respecteren in Nes tenminste een serieuze jongen.
Nol heeft in de Balletdanseres een lid der ‘fine fleur’ menen te herkennen, binnengesmokkeld door een van de Roemruchten.
Hij durft er niet over praten. Tielke weet van die dingen weinig af en bovendien, veel heeft de jonge musicus zijn kameraad ook niet bezig gezien met dat verdachte typetje.
Aha! de eerste grote maskes. Opgeschoten kwajongens zeker.
Een achter ’n afgerammeld draaiorgeltje; de ander onder de gebruikelijke paraplu met halve bekleding. De orgeldraaier, half Mexicaan (sombrero en rossig hemd), half van alles en nog wat, meest stalknecht evenwel, door boerenklompen met stro in.
De ander omgekeerde jas met zijden hoed, waarom heen – om het incognito strenger te bewaren – een stuk venstergordijn. Ze kwellen speciaal de bakvissen.
Het lieve, fleurige Tielke rekenen ze daar ook nog toe, naar het schijnt. Opeens komt de omgekeerde jas aangesprongen, grijpt Tielke bij de polsen en roept met hoge stem:
– De moos tich dene leefste neet laote aofkaarte, keend. En door wat veur get! Hei, öllegermaan, drèj ins ene marche funèbre.”

 

Mathias Kemp (31 december 1890 – 7 augustus 1964)
Carnaval op het Vrijthof in Maastricht, de geboorteplaats van Mathias Kemp

 

De Ierse schrijfster Sally Rooney werd geboren op 20 februari 1991 in Castlebar. Zie ook alle tags voor Sally Rooney op dit blog.

Uit: Mr Salary

“Nathan was waiting with his hands in his pockets beside the silver Christmas tree in the arrivals lounge at Dublin airport. The new terminal was bright and polished, with a lot of escalators. I had just brushed my teeth in the airport bathroom. My suitcase was ugly and I was trying to carry it with a degree of irony. When Nathan saw me he asked: What is that, a joke suitcase?
You look good, I said.
He lifted the case out of my hand. I hope people don’t think this belongs to me now that I’m carrying it, he said. He was still wearing his work clothes, a very clean navy suit. Nobody would think the suitcase belonged to him, it was obvious. I was the one wearing black leggings with a hole in one knee, and I hadn’t washed my hair since I left Boston.
You look unbelievably good, I said. You look better than last time I saw you even.
I thought I was in decline by now. Age-wise. You look OK, but you’re young, so.
What are you doing, yoga or something?
I’ve been running, he said. The car’s just out here.
Outside it was below zero and a thin rim of frost had formed on the corners of Nathan’s windshield. The interior of his car smelled like air freshener and the brand of aftershave he liked to wear to ‘events’. I didn’t know what the aftershave was called but I knew what the bottle looked like. I saw it in drugstores sometimes and if I was having a bad day I let myself screw the cap off.
My hair feels physically unclean, I said. Not just unwashed but actively dirty.
Nathan closed the door and put the keys in the ignition. The dash lit up in soft Scandinavian colours.
You don’t have any news you’ve been waiting to tell me in person, do you? he said.
Do people do that?
You don’t have like a secret tattoo or anything?
I would have attached it as a JPEG, I said. Believe me.
He was reversing out of the parking space and onto the neat lit avenue leading to the exit. I pulled my feet up onto the passenger seat so that I could hug my knees against my chest uncomfortably.
Why? I said. Do you have news?
Yeah yeah, I have a girlfriend now.
I turned my head to face him extremely slowly, one degree after another, like I was a character in slow motion in a horror film.”

 

Sally Rooney (Castlebar, 20 februari 1991)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Elke Erb werd geboren op 18 februari 1938 in Scherbach in de Eifel. Zie ook alle tags voor Elke Erb op dit blog.

 

Een verbazing neemt vorm aan

Uit een soort schuur
(aanbouw, zwartgrauw) of

waar je het niet vermoedt,
ergens

komt een statig paard naar buiten

of plomp
of in beweging.

Voert figuren uit.
Jij niet, niet ik,

niemand wist ervan.
Wie weet

wat? Iemand weet wat.

Door beschouwing
vindt het plaats.

Kwam op gang
en heeft zin

juist in die zin
zo paardsgewijs, verscheen

op het gras,
in de lucht

rechts. Zoals daarvoor de berk

of het weiland
de blik ving, telegraafpaal…

Onverhoopt komt vaak
misschien minder vaak dan bedoeld is.

 

Vertaald door Willem van Toorn.

 

Elke Erb (Scherbach, 18 februari 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e februari ook mijn blog van 20 februari 2021 en ook mijn blog van 20 februari 2019 en eveneens mijn blog van 20 februari 2016 deel 2.

Ingmar Heytze, Elke Erb

De Nederlandse schrijver en dichter Ingmar Heytze werd geboren op 16 februari 1970 in Utrecht. Zie ook alle tags voor Ingmar Heytze op dit blog.

 

Het kwijt zijn van dingen

Het kwijt zijn van dingen
is een grootse vorm van zelfhaat.

Hoe hard alle andere dingen
ook roepen: ‘Maar wij zijn er toch?’,

je zoekt en zoekt, steeds kleiner,
steeds dieper begraven

onder wat je vond, terwijl het buiten
langzaam donker wordt.

 

Hang- en sluitwerk

Hoeveel manieren van dichten
kent de wereld, of hoe weinig maar:
superieur ingenieurswerk met woorden,
de kosmisch bewogen gevoelige snaar,
de inktvraat van het onttoverd citaat
of schaarse woorden in een wit ravijn.

Men kan ook met minder omhaal.
van de taal een werkplaats maken,
verzen hup in haken hangen,
kloppen aan ritme en vijlen aan klank,
iets fluiten tegen verzwegen pijn,
zo nu en dan gelukkig zijn.

 

De middelen

Natuurlijk missen we het licht, maar nacht
en nevel zijn beter voor radiogolven.

In mijn jaszak dwaalt een zender rond
als tandpijn, zoekt een mast, een satelliet,

een hoofd om ziek te maken en iets hogers
is er niet. Grot, vuur ingewanden,

tempel, kruis, retinascherm. Denk niet
aan de fabrieken. Pixels, steeds meer pixels,

schreef een dichter, geboren voor de revolutie.
Ik zeg: het zijn de middelen die komen, gaan,

de vragen blijven waar ik ben, waar jij,
of iemand zich nog zoekt.

 

Ingmar Heytze (Utrecht, 16 februari 1970)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Elke Erb werd geboren op 18 februari 1938 in Scherbach in de Eifel. Zie ook alle tags voor Elke Erb op dit blog.

 

Onderkomen in een vloed

Als ik bedenk hoe je andere dingen laat wachten
(‘Laat alles staan en liggen en kom!’)
(‘Ga maar rustig, laat alles staan, dat doe ik wel!’),

bijvoorbeeld de huishouding, – zoals ook wij vroeger, als zuigeling,
als kind moesten wachten, de intervallen
moesten doorstaan, –

terwijl een rivier niet wacht,
terwijl uit het in de aderen stromende bloed
een drift opspuit, een tulp-U, een kelk –

als ik dus bedenk hoe wij zo laten wachten
ja, zoals wij gewacht werden, zo laten wachten
later eeuwig in ons eigen rijk

klantenkring lieveling vergeetmijniet
briefwisseling lood om oud ijzer laten we
eerlijk zijn, ontberen –

hoe we de huishouding ooit altijd en eeuwig
wachtend doorbrachten, hoe ons keuken, huis, zelfs tuin
dwongen te wachten –

lood om oud ijzer een halve U
een golf in stilstand – en weer in beweging
een tulp doorgesneden en weer een kelk,

als ik daarover nadenk, tot in zijn essentie,
alleen hier deze middag onder de hemel,
en mijn blik op de breuklijn richt, de overgang,

dan glijdt daar, een antwoord haast, onder mijn ogen,
zodat die alleen nog toe hoeven te kijken,
leerzaam geluidloos maar wonderbaarlijk

een vleugel nabij zoals engelen die hebben
en hecht zich aan een mensenlijf
– en daarna vinden gebreken, tekorten,

intervallen, de tijden van wachten,
de files en de stilstand een onderkomen
in een onophoudelijke golvenvloed.

 

Vertaald door Willem van Toorn

 

Elke Erb (Scherbach, 18 februari 1938)

 

Zie voor meer schrijvers van de 16e februari ook mijn blog van 16 februari 2019 en ook mijn blog van 16 februari 2018 en ook mijn blog van 16 februari 2016 en ook mijn blog van 16 februari 2015.

Jan Siebelink, Elke Erb

De Nederlandse schrijver Jan Siebelink werd geboren op 13 februari 1938 in Velp. Zie ook alle tags voor Jan Siebelink op dit blog.

Uit: Brengschuld

“Ruben Sievez keek zijn vriend na, de kleine gestalte, met een helblauw petje en een vaalrode, bijna platte rugzak, in het zijvak een flesje water. Hij was al bijna onder aan de straat, kwam langs de uit gele zandblokken opgetrokken villa, altijd in schemerlicht gehuld door twee oude, rode beuken, aan weerszijden zo dicht tegen het huis dat ze het leken te omarmen. Ruben had nog gehoopt op een groet, een kort handopsteken. Maar zijn vriend sloeg links af. Al gauw zou hij het smalle pad over de stuwwal uit de laatste ijstijd volgen, onder hoog geboomte aan de rand van de vruchtbare akkers, aflopend naar het IJsseldal. Wanneer zag hij hem terug en hoe? Was het verantwoord? Ruben had het even aangeroerd. Of had hij op zijn gemoed moeten werken? Blijf vandaag bij mij. Ik ben jarig. We kunnen samen in het dorp boodschappen doen. Je kunt me op de tuin helpen. Met de warmte verdort het onkruid snel. Een pad schoffelen. Je hebt de tijd aan jezelf. Je bent vrij in je doen en laten. We zijn beiden onze vrouw kwijt. Ruben wendde zijn blik af, bleef onbeweeglijk staan, in zichzelf gekeerd, hoorde wel de torenklok in het centrum zes uren slaan. De straat sliep nog. Een vogel floot. Nog een. Jacques loopt al op het bospad van het OssendaL Nog even, en de vallei zal in het eerste zonlicht vanbinnen verlicht zijn. Ruben rilde. Om de dag die voor hem lag. Hij zag Jacques, hij zag de voorthollende man, en het was of iets onbenoembaars wegglipte, iets als een hazelworm tussen twee gladde, ronde stenen op een gloeiendheet zandpaadje. Zo had hij nog nooit naar zijn vriend gekeken, op een losse manier, besefte hij nu, alsof er geen band meer tussen hen bestond, of een lossere band, een andere. Ruben, in een onwillekeurig gebaar, trok de mouwen van zijn lichte zomercolbert half op, omdat hij het ineens heel warm kreeg, deed ze een moment later weer naar beneden, alsof iemand naar hem keek, en hij iets te verbergen had, frummelde nog wat na aan zijn linkermouw. Jacques aan- en afwezigheid, beide maakten hem altijd enigszins nerveus. Ruben nam het brede pad dat naar de vroegere kwekerij liep. ‘Goed dat je uiteindelijk bent teruggekeerd naar je ouderlijk huis: Jacques aan- en afwezigheid, beide maakten hem altijd enigszins nerveus. Ruben nam het brede pad dat naar de vroegere kwekerij liep. ‘Goed dat je uiteindelijk bent teruggekeerd naar je ouderlijk huis: Dat waren Jacques’ laatste woorden geweest. Ze hadden midden op straat gestaan, ter hoogte van het tuinhekje.
Dit pad was als een oude veldweg geworden waar wilde bloemen opschoten die je elders nauwelijks meer zag. Ruben hield zijn blik op de middenberm gericht. Nooit keek hij recht vooruit naar het schuine dak van de Manege. In de opkomende zon lichtten de ramen op, het hele gebouw lag in een rode gloed. Nooit waren daar balen hooi naar binnen gereden, of had er een paard gehinnikt. Ruben keek nooit die kant op, maar hij zag het wel. De tuinbank, de tuinstoelen, de ene ligstoel, op het plaatsje, stonden alle met het gezicht naar het huis, naar de keukendeur, het keukenraam en het zijraam van de woonkamer.”

 

Jan Siebelink (Velp, 13 februari 1938)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Elke Erb werd geboren op 18 februari 1938 in Scherbach in de Eifel. Zie ook alle tags voor Elke Erb op dit blog.

 

In juni

Deze vrouw is in juni jarig (net als mijn moeder, trouwens).
Ze is midden dertig, haar scheiding zit in het midden.
Schenkt iets in een glas, doet de deur dicht.
Maakt haar veters vast.
Ze werkt: ontwerpt, voert uit, doet.
Ze houdt wel van twee-keer-zo-oud.
Ze gaat naar een bos. Ze fietst. Ze woont beneden.
De huizen in haar buurt kruipen weg in het donker als rustende dieren, dicht bij elkaar.
En wat ik tot voor kort niet wist: ze is in juni jarig.

 

Vertaald door Willem van Toorn

 

Elke Erb (Scherbach, 18 februari 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e februari ook mijn blog van 13 februari 2022 en ook mijn blog van 13 februari 2019 en eveneens mijn blog van 13 februari 2016 deel 2 en deel 3.

Ingmar Heytze, Elke Erb

De Nederlandse schrijver en dichter Ingmar Heytze werd geboren op 16 februari 1970 in Utrecht. Zie ook alle tags voor Ingmar Heytze op dit blog.

 

Rorschach

Ik zwoer dat ik je niet zou schrijven.
Toen ik aan een brief begon,
een zware, zwarte brief om ’s nachts
te posten in een regenbui,
liep alles uit tot inktpatronen.

Lange zinnen dreven samen
tot een donkerblauwe brij.
Woorden vielen uit elkaar.
Letters gingen kopje-onder
en verdronken in de kantlijn.

Vlekken stolden tot jouw ogen.
Later kwam je mond omhoog
uit het papier en zei: je moeite
is ontroerend, maar je doet
altijd zo moeilijk, kijk,

de liefde is van brandhout
en een inktvlek is een inktvlek
en voorgoed voorbij.

 

De mimespeler gebaart

Lang geleden staken naalden
in mijn keel als ik wou spreken.
Er was een waslijst met gebreken
waar ik verder over zwijg
want steeds wanneer ik iets
wil zeggen: ja ik wil, pas op
een bus, of dat ik, help, niet
zwemmen kan, wordt mijn tong
een stop van kurk, schieten messen
door mijn huig en trekt mijn strot
het keelgat uit. Ik sta op feesten
en partijen, witgeschminkt en
levensmoe, verscholen achter
glazen wanden die ik aftast
met mijn handen doe ik er
zo goed ik kan voornamelijk
het zwijgen toe.

 

Najaarscollectie

Bij ‘Het wachten’ (1941) van Pyke Koch

De vrouwen die ik liefhad
dragen ijzige rokken van stilte
en kousen zwart rottend staal.

Ik ga gekleed in overjassen
van berouw en zelfbeklag
met afgestikt verleden.

Op de catwalk is het oorlog.
Links en rechts duwt men elkaar
een helse zee van flitslicht in,

stukken harder dan wij waren
en met minder reden.
Zie ons staan, de combinatie

van mijn leven, tijdloos,
winterklaar – wij wachten
op de sneeuw van vorig jaar.

 

Ingmar Heytze (Utrecht, 16 februari 1970)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Elke Erb werd geboren op 18 februari 1938 in Scherbach in de Eifel. Zie ook alle tags voor Elke Erb op dit blog.

 

Oorspronkelijke accumulatie

Mierenstaat: huisvesting. People-verkeer.
En het stiefelt. Vervoert. Nacht-donkere, nacht-lege
arbeiderswijk. Nadelig, gekarteld, in alles.

Ogen: Mary van het land
weet door de eeuwen heen niet
dat ze van het land komt.

Geen op-bouw, geen boven-.
De krekel de viool.

wolk waar je bewolkt bent.
Een glorieuze meidag – in mijn gemoed.

Ogen: Robin van de plantage
is niet meer onder-, maar ook geen inbouw:
Zoals het gaat geeft niets.
Woorden architectuurinfectie zwakke structuurelementen.
Beschaving blanco – het “wezen van de boomgaard”.

De bedoeling om de Moloch te modelleren
(acceptatie en kneden van het probleem)
Verloren. Distels onthoofd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Elke Erb (Scherbach, 18 februari 1938)

 

Zie voor meer schrijvers van de 16e februari ook mijn blog van 16 februari 2019 en ook mijn blog van 16 februari 2018 en ook mijn blog van 16 februari 2016 en ook mijn blog van 16 februari 2015.

Satans Karneval (Josef Weinheber), Elke Erb

 

Bij Carnaval

 

Maskers door Cesare Sofianopulo, 1930

 

Satans Karneval

Sichelmond und Galgenwind! Ich geige,
daß das Blut mir aus den Nägeln springt.
Ich – der Satan selbst! Nur keine Neige!
Trinkt mir! Blut ist gut! Die Fiedel singt!
Her! Herbei, ihr, meine nackten Schönen!
Nur nicht fremd getan und zimperlich –
Karneval des Irrsinns euch zu krönen,
ist der Teufel fast zu tugendlich.

Wein aus Blut und dampfender Punsch aus Tränen!
Spürt mir, wie das süß zu Gaumen geht.
Dirnen, Schieber, östliche Hyänen,
dreht euch! Tanzt! Der Wind ist Pest, der weht.
Keine Scham, hier seid ihr wie zu Hause!
Könnt mal auch ein kleines Spielchen tun.
Hockt euch herl Nur keine Atempause!
Was steht auf dem Spiel? Ein Volk – Je nun!

Volk ist dumm und lausig. Soll’s uns kümmern?
Gilt für uns denn läppisch ein Gebot?
Sauft und tanzt nur! Auf der Menschheit Trümmern
tanzt mit euch mein Spießgesell, der Tod –
Dreht euch, elegante Lumpenhunde!
Auf, herbei zum letzten Bacchanal!
Not und Tod -! dies ist doch unsre Stunde,
aller Höllen Fest – Mein Karneval!

 

Josef Weinheber (9 maart 1892 – 8 april 1945)
De Ottakringer brouwerij in Wenen- Ottakring, de geboorteplaats van Josef Weinheber

 

De Duitse dichteres en schrijfster Elke Erb werd geboren op 18 februari 1938 in Scherbach in de Eifel. Zie ook alle tags voor Elke Erb op dit blog.

 

Rondom

Zevengesternte van een vogel boot
Het water van de kade of ochtend
Levenloos niet Niemand /
roeit Het laait op

loedert bootskiel scheepskiel boeg
Zoals de maagd profiel vissenvrouw
vissenstaart het buikje kogelrond
danst Zij rustten niet toen de maan

scheen Zij waren goed
bij hun hoofd rechts links
zoals onlangs Vergrijzen-
het bosje restje struikgewas

op de heuvel
Op de heuvelrug Langs de maïs
kwam de avond, kleurde hem Daar was het
opengespannen zomer

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Elke Erb (Scherbach, 18 februari 1938)

 

Zie voor meer schrijvers van de 16e februari ook mijn blog van 16 februari 2019 en ook mijn blog van 16 februari 2018 en ook mijn blog van 16 februari 2016 en ook mijn blog van 16 februari 2015.

Nick McDonell, Robbert Welagen, Bart FM Droog, Maarten Mourik, Huub Beurskens, Toni Morrison, Elke Erb, Gaston Burssens, Rudolf Kögel

De Amerikaanse schrijver Nick McDonell werd geboren op 18 februari 1984 in New York. Zie ook alle tags voor Nick McDonell op dit blog.

Uit: The Bodies in Person

“I didn’t always think this way. I’m an American born in 1984, and halfway through my life my country went to war abroad. For a combination of reasons not unusual among young men. I went too. After the initial bloom of romance around working in places where America was at war, hoping to get shot at without getting shot. I believed the best path was to channel local populations in writing and scrub my voice as much as possible from the pages. I’ve attempted that a few times, tried also to launch projects that move resources faster than words on a screen. But life splinters plans, and ten years into visiting these places and thinking about my own country it’s clear to me that some other kind of reckoning is due. Since autumn of 2001, after nineteen men hijacked and crashed pas-senger jets into skyscrapers in New York, a military headquarters in Washington, D.C., and an open field bordered by conifers in Pennsylva-nia, America has been killing civilians in Afghanistan. For nearly as long, and in earlier wars, it has been killing them in Iraq. No one dis-putes this. The dispute is only over how many, why, and whether the why justifies the killing. Some say America is benevolent, a force for good. Others say it’s a brutal empire. Many observe complexity, and many more are not interested in thinking about these questions at all.
Like prayer, I’ll state here at the beginning that America, Iraq, Afghanistan. and all the others represent incomprehensible multitudes and that the first step away from a person’s name is the first step toward killing him without thinking too much about it. So I want to avoid the general. but I also know it to be pan of our minds, and a nec-essary element of progress. In terms of the specific: Endnotes provide sources and additional context, along with some ideas better separated from the rest of the book—but still important to it, and to me. Through-out, italicized quotations are taken from my notes and memory; direct quotations are taken from scenes and interviews I recorded in person. Some were beautiful, some awful. When I was daunted, I often looked to the natural world for comfort. Especially on beginning trips of uncer-tain outcome.’
T began several trips like that in the tidy city of Erbil. Kurdistan. north-ern Iraq. Erbil’s not at all like the frantic Hollywood movies about the Middle East. The airport is better than John F. Kennedy International. New York’s main airport. The streets are dusty but otherwise clean, people hang out in malls. For a while, most foreign reporters covering the war in Iraq were based in Erbil. I stayed in the Classy Hotel. The name was funny in a way you never had to explain. There was a short pool in the basement in which I swam laps while a vastly obese Iraqi gentleman watched his son bob on inflat-able water wings. The lobby was a popular meeting place for contrac-tors, aid workers, and war profiteers. only a few hours’ drive from the fighting by a good road across the Nineveh Plains. The best-known American newspapers kept correspondents in residence. I stayed on a discount rate, courtesy of a friend, a bureau chief at the time. I was grateful for the discount. Reporting was expensive and the eco-nomics of media were, and remain, uncertain. In fact, as I have been writing this book, the company that paid for it—Penguin Random House.”

 


Nick McDonell (New York, 18 februari 1984)

 

De Nederlandse schrijver Robbert Welagen werd geboren in Dordrecht op 18 februari 1981. Zie ook alle tags voor Robbert Welagen op dit blog.

Uit: Nachtwandeling

“Inspecteur Mudde staat op wanneer het licht wordt. Aan het aanrecht drinkt hij een glas water terwijl hij door het keukenraam uitkijkt over de velden achter zijn huis. De polder, het riet, in de verte koeien. De lente is laat gekomen dit jaar en de koeien staan pas sinds een paar dagen in de wei. Hij loopt naar buiten en snuift in de tuin de ochtendlucht op. Na een kop koffie en het ontbijt stapt Mudde in de auto. Met Jochie – een bruine, acht jaar oude retriever – op de passagiersstoel rijdt hij naar het bos. Alle parkeervakken zijn leeg. Hij stapt uit en maakt het andere portier open, waarna Jochie naar buiten springt en wegrent. Mudde loopt achter hem aan. De zon schijnt door de lichtgroene blaadjes, het roffelen van een specht klinkt van ergens hoog tegen een boomstam en hij heeft zin om een heel eind te gaan wandelen. Hij is nog maar tien minuten op pad als zijn telefoon gaat. Bureau staat er op het schermpje. Hij zucht en neemt op.
‘Ja?’
‘Ook goedemorgen, Mudde,’ zegt de wachtcommandant.
‘Ja ja. Zeg het maar.’
‘We hebben een verdacht overlijden.’
‘Godverde…’
Om hem heen alleen maar bomen en wind, uit de telefoon komen geluiden van het bureau: stemmen, overgaande telefoons, een dichtvallende deur.
‘Die schrijver die gisteravond nog op het nieuws was.’ ‘Welke schrijver?’ zegt Mudde.
‘Je hebt het nieuws niet gevolgd, dat hoor ik al.’
Gisteravond is Mudde naar bed gegaan toen het donker werd. Hij gaat met het lenteritme mee. Als het rustig is op zijn werk kan hij de dagelijkse dingen overlaten aan brigadier Kramer.
‘Kun je Peterse er niet op zetten?’
‘Die is al bezig met die verkrachting.’

 


Robbert Welagen (Dordrecht, 18 februari 1981)

 

De Nederlandse dichter Bart FM Droog werd geboren in Emmen op 18 februari 1966. Zie ook alle tags voor Bart FM Droog op dit blog.

 

ZOMERTOUR 2000

Rijden tanken rijden
eten rijden tanken
rijden eten slapen

lullen zwemmen slapen
lullen eten zuipen
slapen eten lullen

zwemmen lullen eten
knallen zuipen slapen
eten lullen zwemmen

rijden tanken rijden
tanken eten rijden
tanken rijden zuipen

slapen rijden knallen
rijden eten knallen
zuipen slapen rijden.

 

INTERCONTINENTAL

Omhoog naar het blauwe
zonovergoten hoge
angels-thirty vrije
hemelse peil

met naast je je engel
en voor je je drank
beneden is Aarde
en weerlicht het wit

met naast je je engel
en voor je de dagen
die waren en zullen
het razen van wielen

op lucht- en snelwegen
ons wachten de dagen
van kicken en knallen
van ontdekken en feesten

wereld, we zijn onderweg.

 


Bart FM Droog (Emmen, 18 februari 1966)

 

De Nederlandse dichter, publicist en diplomaat Maarten Mourik werd geboren in Streefkerk op 18 februari 1923. Zie ook alle tags voor Maarten Mourik op dit blog.

 

Jericho

De stage ommegangen van Uw stille kracht
hebben de torens van mijn trots ten val gebracht.
en Uw trompetten voor het heilssignaal gestoken.
hebben de muren van mijn ongeloof doorbroken.
Nu lig ik weerloos voor U open en verwacht
genadige bezetting door Uw liefdemacht.

 

De vogels

Vanochtend vroeg. het was maar nauwlijks licht –
jij droomde nog. hoe lief was je gezicht
hebben zingende vogels mij gewekt:
je scheemrendd blanke lijf lag ongedekt.
Er floten merels en er koerden duiven.
ik zag de toppen van de bomen wuiven …
Zachtjes heb ik je op je mond gekust
en toen je ontwaakte weer in slaap gesust.

Toen ik veel later opstond was het koor
van vogelstemmen weer verstomd, maar ‘k hoor
vandaag voortdurend nog hun blije zingen:
het legt een glanslicht over alle dingen.

 


Maarten Mourik (18 februari 1923 – 30 september 2002)

 

De Nederlandse dichter,vertaler en schilder Huub Beurskens is geboren in Tegelen op 18 februari 1950. Zie ook alle tags voor Huub Beurskens op dit blog.

 

Kier

De brug heet daar en toen de tweede brug.
Ik ben er gekomen langs het kolenspoor
en klim de helling op. Ik moet terug.
Beneden loopt het beekje vrolijk door.

De brug lijkt niet voor het verkeer gemaakt,
al zie ik er een bord met wit en rood.
Hier is een weg zichzelf ooit kwijtgeraakt:
naar beide zijden loopt het brugdek dood.

Ik stap door borsthoog gras naar het plankier.
Tussen mijn voeten door zie ik de rails.
Een brug verbindt, maar dit hier is een kier.

Een stoomtrein komt voorbij en gilt luidkeels.
Ik sta in wolken rook en stoom gehuld,
bangblij van mijn afwezigheid vervuld.

 

Twijg

Mijn vader liet mij toen zijn wandelstok.
Hij wist dat niet, mijn moeder gaf hem mij
de avond van zijn dood. Hij liep weer vrij:
de grote houten wijzer van een klok.

Begin april. Ik zie zijn stok daar staan,
al twintig jaren, schuin tegen de muur,
de schoorsteen: eerst nest, nu graf van vuur.
Vlam van bloei en hout van gloed ontdaan.

Het voorjaar wacht in elke knop, geboeid.
Voor woorden heeft de winter zich behoed,
maar zich als sneeuw bewaren kon hij niet.

Begin van brand die uit de botten schiet;
betekenis uit wit, die ik op slag vermoed;
een stok wordt twijg in wat hier gloeit en groeit.

 


Huub Beurskens (Tegelen, 18 februari 1950)
Château Holtmühle, Tegelen

 

De Afro-Amerikaansschrijfster Toni Morrison werd geboren op 18 februari 1931 in Lorain, Ohio. Zie ook alle tags voor Toni Morrison op dit blog.

Uit: Jazz

“Sth, I know that woman. She used to live with a flock of birds on Lenox Avenue. Know her husband, too. He fell for an eighteen-year-old girl with one of those deepdown, spooky loves that made him so sad and happy he shot her just to keep the feeling going. When the woman, her name is Violet, went to the funeral to see the girl and to cut her dead face they threw her to the floor and out of the church. She ran, then, through all that snow, and when she got back to her apartment she took the birds from their cages and set them out the windows to freeze or fly, including the parrot that said, “I love you.”
The snow she ran through was so windswept she left no footprints in it, so for a time nobody knew exactly where on Lenox Avenue she lived. But, like me, they knew who she was, who she had to be, because they knew that her husband, Joe Trace, was the one who shot the girl. There was never anyone to prosecute him because nobody actually saw him do it, and the dead girl’s aunt didn’t want to throw money to helpless lawyers or laughing cops when she knew the expense wouldn’t improve anything. Besides, she found out that the man who killed her niece cried all day and for him and for Violet that is as bad as jail.
Regardless of the grief Violet caused, her name was brought up at the January meeting of the Salem Women’s Club as someone needing assistance, but it was voted down because only prayer–not money–could help her now, because she had a more or less able husband (who needed to stop feeling sorry for himself), and because a man and his family on 134th Street had lost everything in a fire. The Club mobilized itself to come to the burnt-out family’s aid and left Violet to figure out on her own what the matter was and how to fix it.
She is awfully skinny, Violet; fifty, but still good looking when she broke up the funeral. You’d think that being thrown out the church would be the end of it–the shame and all–but it wasn’t. Violet is mean enough and good looking enough to think that even without hips or youth she could punish Joe by getting herself a boyfriend and letting him visit in her own house. She thought it would dry his tears up and give her some satisfaction as well. It could have worked, I suppose, but the children of suicides are hard to please and quick to believe no one loves them because they are not really here.”

 


Toni Morrison (Lorain, 18 februari 1931)
Cover

 

De Duitse dichteres en schrijfster Elke Erb werd geboren op 18 februari 1938 in Scherbach in de Eifel. Zie ook alle tags voor Elke Erb op dit blog.

 

EIN ZAHMER KONJUNKTIV

Die Straßenbahn kommt nicht Hält nicht Schließt die Tür
bevor du das Trittbrett erreichst.

Etwas ist kompliziert, nicht unkompliziert.
Wäre es unkompliziert, könntest du … Das Herz eine Katze

auf dem Sprung Ereignislos
steht der Erlenstamm von oben bis unten.

Eine Straßenbahn kommt nicht
Das sollte nicht sein

Allerhand Logiken
Mit dem Rücken zu dir Mit Messer und Gabel vor sich

Gelegentlich miaut etwas Klappert
Ohr du und Gegend.

 

Urspüngliche Akkumulation

Ameisenstaat: Unterbringung. People-Verkehr.
Unds stiefelt. Verfrachtet. Nachtdunkle, nachtleere
Arbeiterviertel. Abträglichkeit, schartig, in allem.

Augen: Mary vom Lande
weiß durch Jahrhunderte nicht,
daß sie vom Land ist.

Kein Auf-Bau, kein Über-.
Das Heimchen die Geige.

Wolke, wohin du gewolkt bist.
Ein herrlicher Maitag – mir im Gemüte.

Augen: Robin von der Plantage
ist nicht mehr Unter-, doch auch kein Einbau:
Wies so geht macht sichs.
Worte Architekturinfektion sieche Strukturelemente.
Zivilisation blank – das „Wesen des Gartens“.

Die Absicht, den Moloch zu modeln
(Problemannahme und -knete)
verloren. Disteln geköpft. 

 

 
Elke Erb (Scherbach, 18 februari 1938)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Gaston Burssens werd geboren in Dendermonde op 18 februari 1896. Zie ook alle tags voor Gaston Burssens op dit blog.

 

Merellied

Reeds is de zon in purperbrons gezonken
en sleept na zich een laan van gloed,
die ’t landschap verwt in kleurenpracht en ’t haantje
van de toren fonklen doet….
Daarna, in ’t nakend, fluistrend avondslomen,
gewiegd door ’t ruisen van het riet,
weerklinkt uit malse, volle merelborste,
het malse, volle merellied:
het gallemt in de plecht’ge avondstand;
met lieflijk stijgend geborrel,
en ’t schalt en ’t schalt en ’t zijpelt door de lucht,
met rollend, orgelend gescharrel;
en ’t wijfje galmt hem tegen, guitig-lief,
als helder tokkelende bronne.
En samen gorgelen z’een lied, een lied
van kalme, stille levenszonne….

 

Ontsnapping

De spijker van mijn lichaam is verroest.
De suiker opgelost in vet en water.
De spijker heb ik in mijn kist geslagen.
Mijn kist met zeep en water opgepoetst.

Dies is van mij niet méér gebleven
dan niets [maar met een majuscuul].
Of niets. Wat zit ik hier dan te beweren?
Zoiets is radicaal òf ridicuul.

Welnee. Welnee. Gezelle zei het reeds:
‘Niets is een kouse voeteloos
en zonder been d’r an’.

Wat dan?
Zo’n Niets is zo maar niets. Het is het iets
dat ons altijd nog juist ontsnappen kan.

 


Gaston Burssens (18 februari 1896 – 29 januari 1965)
Portret door Jan Brussens, z.j.

 

De Duitse dichter, theoloog en predikant Johannes Theodor Rudolf Kögel werd geboren op 18 februari 1829 in Birnbaum. Zie ook alle tags voor Rudolf Kögel op dit blog.

 

Im Kleinsten das Größte

Der Sterne Glanz erhebt mich von der Erde,
Doch schöner träumt sich’s noch am Flackerherde.

Das weite Meer — wie hold ist seine Bläue,
Doch holder eines Menschenauges Treue.

In alle Fernen will der Mensch zerfließen,
Doch süßer ist’s, den Freund ans Herz zu schließen.

Dem Frieden, den die Himmel nicht umrahmen,
Die Treu” im Kleinen wird ihm Wiege. Amen.

 

Einem kranken Freunde

Der Wein erfreut des Menschen Herz.
Er ringt sich durch die arme Rebe
Aus finsterer Erde überwärts,
Daß er den Trank der Labung gebe.

Der Wein erfreut des Menschen Herz,
Wie golden glänzt die sonnige Traube!
Doch wird sie unter Not und Schmerz
Gepreßt durch harte Kelterschraube.

Der Wein erfreut des Menschen Herz.
Im dunklen Keller muß er liegen.
Die Glut in des pokales Erz
Ist aus der Gruft emporgestiegen.

Der Wein erfreut des Menschen Herz.
Du, Herr, wirst mich aus Dunkelheiten,
Nach mancher Prüfung himmelwärts,
Zum ewigen Hochzeitsmahl geleiten.

 

 
Rudolf Kögel (18 februari 1829 – 2 juli 1896)

 

 Zie voor nog meer schrijvers van de 18e februari ook mijn blog van 18 februari 2018 deel 2.

Nick McDonell, Robbert Welagen, Bart FM Droog, Maarten Mourik, Huub Beurskens, Gaston Burssens, Toni Morrison, Elke Erb, Charlotte Van den Broeck

De Amerikaanse schrijver Nick McDonell werd geboren op 18 februari 1984 in New York. Zie ook alle tags voor Nick McDonell op dit blog.

Uit: The Third Brother

“When dinner started, the children would go to the playroom and eat with the nannies. They lounged on heavy couches, watching movies until they fell asleep and the nannies went outside for cigarettes. Lyle especially loved these dinners and made a point of talking to everybody, lingering in the dining room rather than watching movies with the other children. He loved listening to adults talk. So did Mike, but he knew he didn’t understand the way his older brother did. The adults sat and drank wine and laughed and smiled at one another in the fall candlelight. Many of them had started families late or had been married once before and had only recently started new ones. Jobs were interesting; there was much travel. There was a lot to talk about, and the subtext was that they were lucky to have the lives they had. Mike remembered everyone being very happy.
Before one of these dinners, Lyle decided that he and Mike would be spies. Lyle had gotten a small tape recorder, only a toy really, for his birthday earlier that fall. Their plan was to hide it in the dining room to record the dinner conversation. While the servants were setting up, and Mike’s mother was upstairs dressing, and Mike’s father was out walking along the ocean, Lyle and Mike secured the tape recorder under the table with duct tape. As the guests arrived and had drinks, the boys slid between them and crawled under the table and switched on the recorder. They were very excited all through dinner, but they didn’t tell any of the other children what they were up to. By dessert, Mike couldn’t wait any longer. He wanted to go get the recorder. No, said Lyle, they’ll be there for a long time. Let’s just look. When they peeked around the dining room door, Elliot Analect saw them and held up the tape recorder, which he must have found much earlier, maybe when he first sat down. Analect wasn’t a regular guest at these dinners. He was usually abroad somewhere. At this point he was a correspondent in East Asia, and Mike’s father was especially glad to have him for Thanksgiving. Mike’s mother didn’t like Analect. Mike didn’t know this the way Lyle did, but he had a sense of it too. When Analect held up the recorder Mike knew instantly they would be in trouble. He saw the way the adults laughed but didn’t think it was funny. One of them, drunker than the rest and not a very good friend of Mike’s parents, was even a little angry. Mike remembered that he worked for one of the networks. Their mother was embarrassed and that always made her cross as well. Mike’s father called the boys over and tried to set things right by giving them a talk in front of the table that was both funny and serious. Analect removed the tape from the recorder and put it in his pocket.

 

 
Nick McDonell (New York, 18 februari 1984)

Lees verder “Nick McDonell, Robbert Welagen, Bart FM Droog, Maarten Mourik, Huub Beurskens, Gaston Burssens, Toni Morrison, Elke Erb, Charlotte Van den Broeck”

Nick McDonell, Robbert Welagen, Bart FM Droog, Maarten Mourik, Huub Beurskens, Gaston Burssens, Toni Morrison, Elke Erb, Charlotte Van den Broeck

De Amerikaanse schrijver Nick McDonell werd geboren op 18 februari 1984 in New York. Zie ook alle tags voor Nick McDonell op dit blog.

Uit: The Third Brother

“Mike tries to decode this and can’t. Analect tells him again to stay out of trouble and that Bishop will take care of him. It seems to Mike that Bishop is pleased to have the help, but that there is more to it. When they are leaving the office, Analect tells Mike to wait for a moment, and when they are alone, he tells Mike that Dorr had been a friend of Mike’s father, years ago. That they had all been good friends, actually, the three of them practically brothers, and that Mike’s father would be glad for news of Dorr.
Mike looks out the window. He notices for the first time how really extraordinary the view from Analect’s office is. Mike can see the whole city, enormous and smogged and throbbing. For a moment he can’t believe the sound of it doesn’t blow in the windows. But Analect’s office sits quietly above it all, humming coolly. Mike is suddenly uneasy, with only the inch of glass between the two of them and the loud, empty space above the city. He looks back at Analect, who is frowning.
“Dorr and your father were sparring partners, when they boxed back in college,” says Analect.
Mike looks back out over the city. He knew about the boxing, but his father had never mentioned Dorr. It all surprises him, but maybe it’s just seeing his own features reflected in the glass, and the long drop to Hong Kong from fifty stories up.
When Mike was a small boy, his parents often entertained. In New York City in their world, they were famous for the dinners they gave in their big beach house at the end of Long Island, especially Thanksgiving. Mike remembered the candlelight and gluey cranberry sauce, which he would wipe off his hands into his hair. His older brother, Lyle, remembered the same things. There were servants, who disciplined Mike when his parents did not. One Filipino lady in particular boxed his ears. When he was older he remembered how it hurt but not her name. Their parents gave these dinners several years in a row. There were mostly the same guests, adults who would tousle Mike’s fine but cranberried hair, and their children, a crew of beautiful, spoiled playmates whom Mike assumed he would know forever. He still saw some of them, at parties and dinners of their own on school breaks. At hearing that one or two of them had slid into addiction, Mike would remember chasing them through his mother’s busy kitchen. His mother was never in the kitchen, of course, but it was definitely hers. Small paintings of vegetables and an antique mirror hung on its walls.”

 

 
Nick McDonell (New York, 18 februari 1984)

Lees verder “Nick McDonell, Robbert Welagen, Bart FM Droog, Maarten Mourik, Huub Beurskens, Gaston Burssens, Toni Morrison, Elke Erb, Charlotte Van den Broeck”

Nick McDonell, Toni Morrison, Bart FM Droog, Huub Beurskens, Elke Erb, Gaston Burssens, Níkos Kazantzákis, Jean M. Auel

De Amerikaanse schrijver Nick McDonell werd geboren op 18 februari 1984 in New York. Zie ook alle tags voor Nick McDonell op dit blog.

 

Uit: The End of Major Combat Operations

 

XIX.

What the cook thinks of the press.

6am, surrounded by Iraqis, sixty-six hundred miles from Birmingham, pouring eggs out of a carton, in trailer next to a mortar crater.

Reporter: “You’re the cook huh? That’s a pretty Good job, I guess. So did you want to be the cook, or how do you get that job?”

 

XXIV.

Everyone had talismans. The story was such a cliché that I came to think of knowing what the soldiers carried for luck as a kind of reporter talisman. A mental rabbit foot, reassurance that you were not part of the circus, that in fact you were standing outside the tent and not responsible, somehow, for the all misunderstandings. As if, because you were not shooting, you were not as important (and therefore unimportant) as every GI. So, get this, I met a guy who carried a page from a little bible in a pocket on every limb.

More likely to save you than your talisman was your body armor, but lot of guys said that if it was up to them they wouldn’t wear the stuff at all. No one could outrun a ball bearing, but the thinking still was that it slowed you down. It was heavy, uncomfortable. Everyone always did wear it, though, and there were a lot of stories about how well it worked. One was about a sergeant who was walking in line through a palm grove when an insurgent popped up, maybe fifteen feet ahead of him and fired off a burst of rounds square into his chest. The sergeant went down, all the air blown out of him, but the armor stopped the rounds. His friends, not far down the road, were still lining the shooter up when the sergeant took out the insurgent from the ground, where he lay on his back. But as one Corporal pointed out to me as we talked about IEDs: no body armor on your legs.“

 

Nick McDonell (New York, 18 februari 1984)

Lees verder “Nick McDonell, Toni Morrison, Bart FM Droog, Huub Beurskens, Elke Erb, Gaston Burssens, Níkos Kazantzákis, Jean M. Auel”