Erik Menkveld, Ted Kooser

De Nederlandse dichter Erik Menkveld werd geboren op 25 april 1959 in Eindhoven. Zie ook alle tags voor Erik Menkveld op dit blog.

 

Eerste liefde

Eerste liefde! Waterige zon
op ijsvogelplasje! Al te fijntjes
begin je meteen te zeiken in mij.

Vruchtbaar hoor, dit doornat
afwachten, aandachtig kijken,
piepkleinvogeltje scoren soms…

Donderstraal mij liever eens
flink in de kluiten, miezer,
kluns eens in mijn blubber rond!

 

Terugweg

Landschap dat zo weer de kast in gaat.
Pasgemaaide velden in de regen,
donderwolken, steden

plooi ik op tot schimmelige heuvels
met dorpen ertegen; bomen
krul ik met mijn spiegels om.

Krimpend van verlangen spant het
tussen ons, springt onder me open,
stuwt me als een rits vooruit;

de kaart komt bloot in de achterruit.
Ik ben al bijna bij je. Behalve
op een tankstation.

 

Hinniken

De vrouw is er al ingegaan. De boer
in pyjama kijkt geroutineerd
zijn uitzicht na. Even in die

ondoorgrondelijk gemeubileerde
kamer mijn vertrouwde staan,
vergeten voor het licht uitgaat.

In geen hoofd kom ik nog voor.
Hoogste tijd op hol te slaan, te
hinniken, het speeksel om de kaken.

Tot in tenenlopen nu een paard,
tot in bidden dat zichzelf verloor
in carrousels van eerste slaap.

 

Erik Menkveld (25 april 1959 – 30 maart 2014)

 

De Amerikaanse dichter Ted Kooser werd geboren op 25 april 1939 in Ames, Iowa. Zie ook alle tags voor Ted Kooser op dit blog.

 

Een brief in oktober

De dageraad komt nu later en later,
en ik, die nog maar een maand geleden
elke ochtend met koffie kon zitten
kijken naar het licht dat de heuvel afdaalt
naar de rand van de vijver en daar
een ree kon plaatsen, verlegen drinkend,

om dan het licht te zien opkomen
uit het water, weerspiegelingen zaaiend
aan weerszijden – een tuin
vol bomen die als bij toverslag groeiden –
zie nu niet meer dan mijn gezicht,
weerspiegeld door duisternis, bleek en vreemd,

opgeschrikt door de tijd. Terwijl ik sliep,
beteugelde de nacht in zijn dikke winterjas
de ree met een draai
van natte bladeren en leidde het weg,
bracht toen zijn zwarte paard met harnas
dat kraakte als een krekel en zette

de watertuin eronder. Ik werd wakker,
en vond bij het wachtende raam
de gordijnen open voor mijn open gezicht;
buiten mij, duisternis. En ik,
die alleen maar naar buiten wilde blijven kijken,
moet nu naar binnen blijven kijken.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ted Kooser (Ames, 25 april 1939)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e april ook mijn blog van 25 april 2020 en eveneens mijn blog van 25 april 2019 en ook mijn blog van 25 april 2016 en mijn blog van 25 april 2015 deel 2.

Björn Kern, Louise Glück

De Duitse schrijver Björn Kern werd geboren op 22 april 1978 in Lörrach (Baden). Zie ook alle tags voor Björn Kern op dit blog.

Uit: Die Erlöser AG

„Paul Kungebein starrte auf den U-Bahn-Plan, dessen bunte Linien wie immer seine ganze Konzentration einforderten, und als er endlich die richtige Bahn gefunden hatte, sagte die Anzeigetafel eine halbe Stunde Wartezeit voraus, Kungebein spuckte auf die Magnetgleise, dann
ging er eben zu Fuß!
Er konnte nicht glauben, dass die Bahnen um die Jahrtausendwende im Fünfminutentakt gefahren waren, wie alte Berliner einstimmig behaupteten, in den letzten Jahren waren die Züge, die noch verkehrten, nie richtig voll, und die BVG plante, die äußeren Linien ganz zu schließen.
Es waren immer weniger Menschen unterwegs in Berlin. Der ehemalige Verlauf der Berliner Mauer markierte ziemlich exakt die Grenze des Altenghettos, das sich im Westteil der Stadt etabliert hatte. Charlottenburg und Wilmersdorf entbehrten jeder Jugend und jeder Lebendigkeit, hier arbeitete kaum jemand mehr, hier feierte kaum jemand mehr, hier starb man still vor sich hin.
Aus dem Geschichtsunterricht kannte Kungebein die Bilder der Menschen, die 1989 die Mauer gestürmt hatten, seltsam, fand er, hatten die ausgesehen in ihren altmodischen Hosen, vor allem aber in ihrer schieren Masse, außer im Fernsehen, dachte er, außer auf Bildern von früher hatte er noch nie so viele Menschen auf einem Fleck gesehen.
Paul Kungebein verließ die U-Bahn-Haltestelle Hallesches Tor und überquerte die Straße, quietschende Reifen rissen ihn aus seinen Gedanken, eine Limousine fuhr in scharfem Bogen davon. Mit pochendem Herzen blickte er der Limousine hinterher, schwarz, glänzend, kastenförmig, Kungebein vergaß immer öfter, nach links und rechts zu sehen, bevor er eine Straße überquerte, die Straßen waren allzu oft frei.
Hinter sich hörte er jemanden an eine Scheibe klopfen, ein Fenster aufstoßen und rufen, und sobald Kungebein den sicheren Bürgersteig erreicht hatte, drehte er sich um und erkannte Hendrik Miller. Der saß noch immer in dieser Fressbude und verschlang honigtriefendes Baklava, wie Kungebein nicht ohne Ekel erspähte, mit der freien Hand fuchtelte Miller in der Luft herum und schrie über die Straße: Aufpassen, Kungebein! Ich brauche Sie noch!
Der so Gerufene zog seine Mundwinkel nach oben und winkte, wobei er die Hand schon auf halber Höhe wieder sinken ließ, dann machte er sich auf den Weg in die Redaktion. Seltsamer Mann, dieser Miller, dachte Kungebein, kleidet sich in schwarzes Leinen, hat einen Topjob, trägt eine Mähne wie ein Philosoph, schwitzt und frisst aber wie ein Tier. Was wollte der überhaupt von ihm?“

 

Björn Kern (Lörrach 22 april 1978)

 

De Amerikaanse dichteres, essayiste en schrijfster Louise Elisabeth Glück werd geboren op 22 april 1943 in New York. Zie ook alle tags voor Louise Glück op dit blog.

 

Trillium

Toen ik ontwaakte was ik in een woud. Het donker
leek natuurlijk, de lucht tussen de dennen
bezaaid met lichtjes.

Ik wist niets; kon alleen maar kijken.
En terwijl ik keek, verflauwden alle hemellichten,
gingen op in een afzonderlijk iets, een vuur
dat door de koele sparren schroeide.
Daarna was het niet langer mogelijk
naar de hemel te staren zonder te gronde te gaan.

Bestaan er wezens die de dood
behoeven, zoals ik beschutting?
Wanneer ik lang genoeg blijf spreken
zal ik die vraag wel beantwoorden, zien
wat zij ook zien, een ladder
die door de sparren reikt, wat hen ook maar
verleidt hun levens op te geven –

kijk eens wat ik al begrijp.
Ik ontwaakte onwetend in een woud;
een ogenblik geleden wist ik niet dat mijn stem
als mij er een gegeven werd
zo vol van leed zou zijn, mijn zinnen
een keten van pijnlijke kreten.
Ik wist niet eens dat ik leed
tot dat woord kwam, tot ik regen
van mij af voelde stromen.

 

Vertaald door Erik Menkveld

 

Louise Glück (New York, 22 april 1943)
Hier met voormalig president Obama bij de uitreiking van de National Humanities Medal in 2015

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e april ook mijn blog van 22 april 2022 en ook mijn blog van 22 april 2020 en eveneens mijn blog van 22 april 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Patrick Rambaud, Oliver Bottini, Louise Glück

De Franse schrijver Patrick Rambaud werd geboren op 21 april 1946 in Parijs. Zie ook alle tags voor Patrick Rambaud op dit blog.

Uit: Napoleon’s Exile (Vertaald door Shaun Whiteside)

“Octave adjusted his white English-style wig, which was combed back with fake nonchalance. He studied himself in the mirror. Pale grey eyes, pinched nostrils, a lipless mouth. His neutral face lent itself to change, and it made him smile. “I can play any part I like,” he thought with satisfaction.
Just then there was a knock at his door and someone called his name. Octave drew back the bolt and opened the door to reveal Marquis de la Grange, the former commander of the Vendeé, who had been involved in several failed conspiracies and who was now plotting in Paris, beneath the very noses of the imperial police. Tall, lean, rather severe, wearing a blue woolen frock-coat with an astrakhan collar, the Marquis had not visited Octave’s apartment before.
Octave occupied a long and sparsely furnished room on the first floor of the Hôtel de Salerne, in the rue Saint-Sauveur: a candlestick on the pine table, a bed, an enormous wardrobe. The velvet of the armchairs was as faded as that of the canopy of the bed, and Octave had to make do without a valet or chambermaid, with logs piled up beside the fireplace.
The velvet of the armchairs was as faded as that of the canopy of the bed, and Octave had to make do without a valet or chambermaid, with logs piled up beside the fireplace.
“But they are both temporary and discreet.”
“I grant you that, and in any case I’m not here to inspect you but to give you a warning.”
“Has someone spotted me?”
“No, no, don’t worry about that. The bluebottles down at the Préfecture are far too stupid to do anything of the sort. I wanted to tell you that we appear to have managed a complete revolution.”
“A revolution . . .”
“In the astronomical sense: the return of a planet to the initial point of its orbit.”
“Meaning?”
“Meaning that we are about to return to our startingpoint: the monarchy.”
“I still don’t get what you’re on about.”
“I’ll take you there, and then you’ll understand.”
The Marquis lifted Octave’s three-cornered hat from a peg, threw him his coat, thrust his own wide-brimmed black felt hat back on and dragged Octave to the staircase.
Outside the front door, in the rue des Deux-Portes, a rented cabriolet awaited, a large number painted on its door. The coachman asked no questions, since the journey had already been decided: the coach—amid a great din of wheels, tinkling bells, hoofs and curses, all of which discouraged conversation—was taking them to the Louvre.”

 

Patrick Rambaud (Parijs, 21 april 1946)

 

De Duitse schrijver Oliver Bottini werd geboren op 21 april 1965 in Neurenberg. Zie ook alle tags voor Oliver Bottini op dit blog.

Uit: Der Tod in den stillen Winkeln des Lebens

„Sekundenlang war er unfähig, sich zu bewegen. Hektisch atmend starrte er auf die geborstene Windschutzscheibe, durch deren Risse Sand ins Wageninnere wirbelte, wo er sich mit dem weißen Talkumpuder der Airbags vermischte. Jenseits der Scheibe lag die Sichtweite unter fünf Metern. Mehrere Menschen tauchten auf, rannten in Richtung Standstreifen. Endlich gelang es ihm, den Gurt zu lösen und sich zur Seite zu drehen. Ein rascher Blick nach hinten, die Kinder schienen unversehrt. Claudia war in sich zusammengesunken, hielt sich den Unterarm. Winter zwang sich zur Ruhe, öffnete ihre Gurtschnalle und half ihr, sich zurückzulehnen, vorsichtig, der Unterarm war wohl gebrochen. Sie war leichenblass, brachte kein Wort hervor, nickte nur, alles okay, fast, und er unterdrückte die Angst und die Schmerzen in seiner Brust und nickte ebenfalls, bei mir auch. Er wandte sich den Kindern zu. Emmy saß hochaufgerichtet da, die Hände auf den Ohren, die Augen geschlossen, aus ihrer Nase lief jetzt ein wenig Blut. Vor dem Fenster neben ihr flatterte der Seitenairbag. Plötzlich schüttelte sie wimmernd den Kopf, der Schock kam mit Verzögerung. Leon rieb sich das Bein und weinte leise. »Alles okay?«, stieß Winter hervor. Emmy riss die Augen auf, wirkte vollkommen verwirrt, als wäre sie aus einem tagelangen Schlaf erwacht. Sie begann zu schreien, und er sah, wie ihre Hand nach dem Türgriff tastete. Nur nicht aussteigen, dachte er, und herrschte sie an: »Emmy, sitzenbleiben!« Sie beachtete ihn nicht. Als sie die Tür aufstieß, fuhr ein kräftiger Luftstrom ins Wageninnere, Sand drang in Winters Augen. Er hörte Claudias verstörte Stimme, legte ihr die Hand auf die Schulter, aber er hatte jetzt keine Zeit für sie, Emmys Schreie wurden immer schriller, sie hatte schon ein Bein halb im Freien, während sie mit beiden Händen am Gurtschloss herumfingerte und nach ihm schlug, weil er sie davon abzuhalten versuchte. »Nicht aussteigen, Emmy, bitte! Emmy!« Sie zerrte am Gurt, versuchte durchzuschlüpfen, und Winter öffnete hastig seine Tür. kämpfte sich in den lärmenden Sturm hinaus, wollte um den Wagen herum zu ihr. Sandkörner stachen wie Hunderte feinster Nadeln auf seiner Haut, drangen ihm in Ohren, Nase, Mund, und er dachte fassungslos, dass sie in eine Art Wüstensturm geraten sein mussten, bis er begriff; dass der Sand nicht aus einer Wüste kam, sondern von den umliegenden Äckern, er hatte den Geschmack von Erde im Mund, und er wusste doch, wie Erde schmeckte. Die Augen mit einem Arm abschirmend, ließ er sich von den Böen am Wagen entlangstoßen, vorbei an Leons Tür zum Heck, musste sich für einen Moment an der Dachreling festklammern, um nicht weitergetrieben zu werden. Kaum einen Meter entfernt stand das nachfolgende Auto, die Beifahrertür offen, der Innenraum leer. Plötzlich brach ein riesiger Schatten in sein Blickfeld, grelle Lichter, eine mehrtonige Lkw-Hupe dröhnte.“

 

Oliver Bottini (Neurenberg,  21 april 1965)

 

De Amerikaanse dichteres, essayiste en schrijfster Louise Elisabeth Glück werd geboren op 22 april 1943 in New York. Zie ook alle tags voor Louise Glück op dit blog.

 

De wilde iris

Aan het eind van mijn lijden
was een poort.

Hoort: wat jullie dood noemen
herinner ik mij.

Geluiden, boven me, schurende dennentakken.
Daarna niets. De zwakke zon
fladderde over de droge grond.

Het is vreselijk te overleven
als bewustzijn
begraven in de donkere aarde.

Toen was het voorbij: dat wat jullie vrezen, bezield
te zijn en niet in staat
tot spreken, eindigde abrupt, de stugge aarde
gaf een beetje mee. En wat ik hield
voor vogels schoot lage heesters in.

Jullie die je de overgang
uit de andere wereld niet herinneren
ik zeg jullie ik kon weer spreken: wat er ook
terugkeert uit vergetelheid keert terug
om stem te vinden:

uit het hart van mijn leven spoot
een grote fontein, diepblauwe
schaduwen op een azuren zee.

 

Vertaald door Erik Menkveld

 

Louise Glück (New York, 22 april 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e april ook mijn blog van 21 april 2020 en eveneens mijn blog van 21 april 2019 deel 2 en eveneens deel 3.

Erik Menkveld, Ted Kooser

De Nederlandse dichter Erik Menkveld werd geboren op 25 april 1959 in Eindhoven. Zie ook alle tags voor Erik Menkveld op dit blog.

 

De waarheid nadert

Deze dag, waarop elke inwoner zijn angstigst
vermoeden uit zal zien komen, lijkt nog een dag
zonder mij: vertrouwde geuren van houtvuur,
vochtige aarde, dampend voorjaarsgroen. Een vrouw
staat de buitenboel te doen, achter de slaperdijk
oefent een koor. In het hakbos stuiten de honden
lallend op eigen spoor. Door weinigen nog voor
mogelijk gehouden schijn ik niet meer te bestaan
tegenwoordig. Dat gaan ze hier beleven vandaag.
Levensgroot en oorverdovend nader ik het dorp.

 

Hoekse Waard 1 

Gaarne biedt ons kunstenaarscollectief jongens
laat elkaar eens met rust deels bestaande uit architecten
u als dichter vierentwintig uur exclusief
volstrekte eenzaamheid jongens mag ik dit even
lezen in een grote, sober vormgegeven lege houten kist
ergens in the middle of nowhere koelkast magnetron
matras en verder niks toe nou jongens hou eens op
met dat gekibbel eventueel een blocnote mag
natuurlijk maar het gaat om wat er zich dan in u
af zal spelen nu is het afgelopen naar jullie kamers
allebei laat u ons even weten of u ervoor voelt
gebruik te maken van deze mogelijkheid.

 

Regen

Glimmende straat. Een raam
met Duitsland 3 nog aan

en een waar net het licht
uit gaat. Stapt iemand

daar in bed? Dan glijdt
zijn hand nu langs de rug

die er al ligt, de lakens
dringen hun vertrouwdheid

aan hem op, misschien
herinnert hij zich nu

waar hij mee wakker werd.
Geclaxonneer. En grootlicht

zet ons op een streperige
filmcopie, onhandige fietsen

tussen onze benen; lachen
in de taxi die passeert.

De achterlichten vreten
in het wegdek

en de vermoeide woorden
die ik praat.

 

Erik Menkveld (25 april 1959 – 30 maart 2014)

 

De Amerikaanse dichter Ted Kooser werd geboren op 25 april 1939 in Ames, Iowa. Zie ook alle tags voor Ted Kooser op dit blog.

 

Verandaschommel in september

De verandaschommel hangt vast in een ochtendzon
die zijn grijze latten verbleekt, zijn gebloemde kussen
waarvan de bloemen verwelkt zijn, zoals die van de zomer,
en een kleine bruine spin heeft haar web uitgehangen
op een lijn tussen verandapaal en ketting
zodat niemand kan schommelen zonder het te breken.
Ze zegt dat het tijd is om te stoppen met schommelen,
tijd dat het kraken en rinkelen en ploffen
dat door het plafond gonsde is afgelopen,
tijd nu voor de zachte vibraties van motten,
de wesp die elke plank afklopt voor een ingang,
de koele dauwdruppels die ze van haar werk afborstelt
elke morgen, één wereld tegelijk.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ted Kooser (Ames, 25 april 1939)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e april ook mijn blog van 25 april 2020 en eveneens mijn blog van 25 april 2019 en ook mijn blog van 25 april 2016 en mijn blog van 25 april 2015 deel 2.

Erik Menkveld, Ted Kooser

De Nederlandse dichter Erik Menkveld werd geboren op 25 april 1959 in Eindhoven. Zie ook alle tags voor Erik Menkveld op dit blog.

 

Zomerhuisjesuitzicht

Je stond te wassen in een teiltje
voor het raam. Een soort godin,
je blauwe jurk die ik zo schitterend
vind aan en achter je de duinen –

hopen pasgewassen bont.
De wolken hingen in de verte
al aan meeuwen in de zon,
boven het langzaam onderlopend wad

dat zilver in dat licht was
met wat zwart. O soort godin
die niet bleef staan. Nog voor hoogwater
had je weer een T-shirt aan.

 

Poème de l’extase

Rustige avond met een glaasje,
Poes, die warme zak
en Skrjabin. Hoe hoger
dat koper hoe hoger
hoe geraakter.

Tot dat beest moet hebben gedacht:
die blijft geen schoot,
die gaat weer uit deze stoel
als een langzame duif
in de lucht staan wuiven,
die gaat weer als een merel
met zijn ogen dicht
zijn bek staan tuiten –
Want hij dook onder tafel.

En even later sloeg ik
de bekkens en de maat,
floot ik trompetten
en fluiten.

 

Een eindje om

De stugge ontoegankelijkheid van dit gebied.
Zoals iets, voor de vierde keer verteld

weer in dezelfde woorden schiet
maar daar niet meer te vinden is

zo ligt dit landschap teruggetrokken
in de aanblik die het biedt:

een dunne plek in de lucht, vogels,
winters uitgekamd griend.

Er trekt een stilte uit de akkers op,
de grauwe gevel in het weiland

maakt haar diep: een raam, mensen
erachter, televisie aan. Stilte

waarin ik door golven fiets.

 

Erik Menkveld (25 april 1959 – 30 maart 2014)

 

De Amerikaanse dichter Ted Kooser werd geboren op 25 april 1939 in Ames, Iowa. Zie ook alle tags voor Ted Kooser op dit blog.

 

Dood van een hond

De volgende ochtend voelde ik dat ons huis
’s nachts was opgetild van zijn
fundament, en nu op drift was,
hoewel het zo zwaar was, werd het een voet of meer,
van wat het ook deed drijven omhoog getrokken, geen water
maar iets kouds en duns en helders,
stilte die over zijn oppervlak rimpelde toen het huis
op een sterke stroom begon te draaien,
vertrok, mijn vrouw en mij meenemend,
en hoewel het nooit in mij was opgekomen
tot dat moment, had onze hond
vijftien jaar lang vastgehouden wat we hadden
door zijn buik tegen de vloeren te drukken,
zijn voorpoten ook, en nu hij weg was
begon het huis naar buiten te zweven,
de leegte in, geen vaste grond in zicht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ted Kooser (Ames, 25 april 1939)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e april ook mijn blog van 25 april 2020 en eveneens mijn blog van 25 april 2019 en ook mijn blog van 25 april 2016 en mijn blog van 25 april 2015 deel 2.

Giorgio Fontana, Louise Glück

De Italiaanse schrijver Giorgio Fontana werd geboren op 22 april 1981 in Saronno. Zie ook alle tags voor Giorgio Fontana op dit blog.

Uit: Het geweten van Roberto Doni (Vertaald door Philip Supèr)

“Dat is ’s morgens, ’s avonds doe ik dezelfde route andersom. Weet jij dan nog waar ik godverdomme woon?’ `In Piola.’ `Ja hoor, dág!’ `Je kan toch ’s avonds gaan wandelen, als je dat zo graag wilt.’ `Ach, welnee, waar moet je in godsnaam naartoe? En daarbij: ’s winters is het steenkoud en ’s zomers snikheet.’ `Vandaag is het anders wel lekker.’ `Ik weet niet hoe ik het je duidelijk moet maken. Het is een kwestie van tempo, van bepaalde stappen.’ Doni lachte breed. Wan beloond worden.’ `Milaan is een gierige stad, die pas iets geeft als je het heel vriendelijk vraagt,’ zei Doni. `Maar dat ben ik niet gewend. Ik ben gewend dat een stad vol in mijn gezicht waait, niet dat ik op mijn knieën moet vallen voor ieder stukje brood. Dat zal allemaal wel komen omdat ik zo’n cliché-zuiderling ben, weet ik het. Maar hoe het dan ook komt, om hier te kunnen leven heb je goddelijke bijstand nodig.’ `Amen,’ zei Doni, en nam nog een slok ambachtelijk bier. Dat was koud en sterk: hij voelde ontspanning in zijn mond en een prettige prikkeling in zijn kaken. Salvatori keek hem aan en schoot in de lach. `Amen,’ herhaalde hij. ‘En geloofd zij de Heer!’

Maar toen ze uit het restaurant kwamen, zag Doni een straal licht de gebouwen doorklieven bij de kruising met de Via Conservatorio. Er ging een onnatuurlijke rust van dat moment uit, schoonheid geschreven in het contrast: de theorie van Salvatori werd weerlegd en als bij toverslag was Milaan schitterend. Doni herinnerde zich hoe hij als jongeman ’s avonds, na zijn colleges recht, naar zijn ouderlijk huis liep. Hij kruiste dan deze straten en nam daarna de Via Sottocorno, vervolgens de Corso Indipendente tot het Piazzale Susa, waar zijn vader een driekamerwoning had gekocht met de erfenis van zijn eigen vader. Soms dook hij onderweg even een bar in, voor een broodje, soms ook week hij uit in noordelijke richting, om naar een bioscoop in de Corso Buenos Aires te gaan. Nooit ging het hem duizelen, hij voelde alleen de zoete rust van een lange pauze. Salvatori liep een paar stappen voor hem. Doni hield een moment halt om nog een keer naar dat licht te kijken. Het was nu uiteengevallen in een soort diffuse schittering die alles daar leek te willen omvatten: de boomtakken vol knoppen, de muren van de gebouwen, de vensterbanken. April leek meer een lichaam dan een maand. Een jongetje rende naar het fonteintje voor de San Pietro in Gessate-kerk. Een elegante oude heer stak zijn krant onder zijn arm en begon te fluiten. Er ging een siddering door Doni heen, die hij meteen indeelde bij de plezierige gevoelens die hij al heel lang niet had ervaren. Het was iets onmiddellijks en kortstondigs, iets wat waarschijnlijk ook met dat biertje te maken had; hij leefde.

De middag bracht hij door in de ruimte waar de servers stonden, om samen met de technici een probleem op te lossen. (Zonder het te willen was hij benoemd tot contactpersoon voor de computers van het Openbaar Ministerie.) Een secretaresse had per ongeluk een deel van de database gewist, ook al bleef ze het ontkennen. In tranen had ze daar gezeten, haar hoofd en wijsvinger schuddend. ‘Het is niet mijn schuld! Het is niet mijn schuld!’ zei ze steeds maar. ‘Er sloot zomaar opeens een venster op mijn scherm, ik begreep er niks van, het is niet mijn schuld!’

 

Giorgio Fontana (Saronno, 22 april 1981)

 

De Amerikaanse dichteres, essayiste en schrijfster Louise Elisabeth Glück werd geboren op 22 april 1943 in New York. Zie ook alle tags voor Louise Glück op dit blog.

 

Wijkend licht

Jullie leken net kleine kinderen,
altijd tuk op een verhaal.
En ik had er al zo veel verteld;
ik had genoeg verzonnen.
Dus gaf ik jullie potlood en papier.
Ik gaf jullie pennen van riet
dat ik zelf sneed, middagenlang in de dampige velden.
Schrijf jullie eigen verhaal maar, zei ik.

Na al die jaren luisteren
zouden jullie wel weten
wat een verhaal was dacht ik.

Zeuren was het enige wat jullie konden.
Alles moest jullie worden uitgelegd,
op eigen kracht doorgrondden jullie niets.

Toen besefte ik dat jullie niet konden denken
met werkelijke lef of passie;
jullie hadden je leven nog niet geleid,
geen eigen rampen doorstaan.
Dus gaf ik jullie levens, gaf ik jullie rampen,
want schrijfgerei alleen bleek niet genoeg.

Jullie zullen nooit weten hoe goed
het me doet jullie daar te zien zitten
als onafhankelijke wezens,
jullie te zien dromen bij het open raam,
potloden die ik jullie gaf in de aanslag
tot de zomerochtend in woorden opgaat.

Het scheppen heeft jullie opgewonden,
ik wist het van tevoren, dat doet het in het begin altijd.
En ik ben vrij om te doen wat ik wil,
me met andere dingen bezig te houden,
in het volste vertrouwen
dat jullie me niet meer nodig hebben.

 

Vertaald door Erik Menkveld

 

Louise Glück (New York, 22 april 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e april ook mijn blog van 22 april 2020 en eveneens mijn blog van 22 april 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Herman Brusselmans, Louise Glück

De Vlaamse schrijver Herman Brusselmans werd geboren in Hamme op 9 oktober 1957. Zie ook alle tags voor Herman Brusselmans op dit blog.

Uit: De Tafel

“Ik heb jaren aan een stuk bezworen dat ik nooit een boek zou schrijven met als titel De tafel. En tja, op een dag begin je er dan toch aan. Want hoewel ik vanaf 1982 vond dat De tafel een veel te simpele, weinigzeggende titel is, dacht ik daarstraks: nou, eigenlijk valt dat wel mee. Tenslotte weet iedereen wat een tafel is, en een titel mag gerust begrijpelijk zijn voor het grote publiek. Zonder tafel zouden we in een heel andere cultuur leven, bijvoorbeeld de woestijncultuur, waar de bewoners van de grond eten, of van een zelf geknoopt tapijt. Geef mij dan maar een tafel. Ik heb slechts één keer in m’n leven van de grond gegeten, en dat was toen ik drie maanden in een psychiatrisch instituut verbleef, en iedereen daar ervan wilde overtuigen dat ik werkelijk gek was. Van de grond eten, m’n uitwerpselen verkopen voor veel te veel geld aan de andere gekken, een vrouw die bij de verpleging zat beloven dat ik haar zwanger zou maken en daarna alsnog weigeren om met haar te neuken, dat soort dingen. Het was geen leuke periode. Oké, er zit iets fout in m’n hoofd, dat wel. Dat 6begon al goed toen ik op straat een paard wilde omhelzen, maar het bleek geen paard maar een oud wijf met een veel te groot bovengebit. Ik omhelsde haar trouwens veel te stevig, en door ademnood viel ze neer op de straat. Ik riep: ‘Bel de politie! Bel de politie! Een vrouw probeert de straat te stelen!’ Niemand belde de politie omdat iedereen wist: een straat stelen door er bewusteloos op neer te vallen, dat is onmogelijk. Zeker niet als de zogenaamde dief een vrouw is van tweeënnegentig, zich bovendien voortbewegend met een rollator. Ik gaf haar een trap in haar maag. Stom wijf. Eerst een beetje een paard lopen imiteren, en dan in coma raken, ik ken dat, mij moet je geen appelen voor citroenen verkopen. Omdat ik nog nooit de kut had gezien van een tweeënnegentigjarige vrouw, deed ik haar rok en haar onderbroek uit, en staarde ik tussen haar benen. Godverdomme, zoiets lelijks had ik nog nooit gezien. Het leek wel alsof tussen die benen de smoel van een hamster was ontploft. Van die rauwe vleesresten, weet je wel. Zo’n harige, ontplofte smoel van een bejaarde hamster. Zou die kut ook naar een dode hamster rúiken? Ik stak m’n neus tussen de benen van de vrouw en snoof hard en veelvuldig. Nee, de kut rook niet naar een dode hamster, maar wel naar iets wat per ongeluk zoek is geraakt in een slachthuis en daar al enkele weken ligt te rotten.
Ondertussen had iemand alsnog de politie gebeld, niet om de oude vrouw aan te houden vanwege straatdiefstal, maar om mij aan te houden vanwege het op een onzedelijke manier lastigvallen van die vrouw. Altijd als er iets gebeurt met een man en een vrouw, wordt de man in het ongelijk gesteld. Dat is al zo sinds de tweede feministische golf van 1865, toen een Franse lesbo door een rechter in het gelijk werd gesteld nadat ze een man beschuldigd had van verkrachting.”

 

Herman Brusselmans (Hamme, 9 oktober 1957)

 

De Amerikaanse dichteres, essayiste en schrijfster Louise Elisabeth Glück werd geboren op 22 april 1943 in New York. Zie ook alle tags voor Louise Glück op dit blog.

 

Metten

Wat heb je met mijn hart
dat je het keer op keer moet breken
als een kweker die zijn nieuwe
ras beproeft? Experimenteer
maar op iets anders: hoe kan ik leven
in groepen, zoals jij wilt, als jij me
in de quarantaine van hartzeer dwingt, me scheidt
van de gezonde leden van
mijn eigen soort: zoiets doe je niet
in de tuin, de zieke roos
afzonderen; die laat je rustig met zijn openbare
geteisterde bladeren in
de gezichten van de andere rozen wapperen, en de luizen

van de ene op de andere plant springen, wat maar weer bewijst
dat ik het laagste van jouw schepselen ben, lager nog
dan de tierige bladluis en de klimmende roos – Vader,
als vertegenwoordiger van mijn eenzaamheid, verzacht
althans mijn schuld; neem
het brandmerk van mijn afzondering weg, tenzij
je van plan bent mij weer
voor altijd gezond te maken, zoals ik
gezond was en heel in mijn onbegrepen jeugd,
of als toen niet, onder de lichte druk
van mijn moeders hart, of als toen niet
in dromen: eerste
wezen dat nooit zou sterven.

 

Vertaald door Erik Menkveld

 

Louise Glück (New York, 22 april 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e oktober ook mijn blog van 9 oktober 2018 en ook mijn blog van 9 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 9 oktober 2016 deel 2.

Erik Menkveld, Ted Kooser

De Nederlandse dichter Erik Menkveld werd geboren op 25 april 1959 in Eindhoven. Zie ook alle tags voor Erik Menkveld op dit blog.

 

Verantwoordelijk

Ik voel me zo verantwoordelijk vandaag.
Die duif bijvoorbeeld in de dakgoot
van het huis hier tegenover, kijkt
me telkens vragend aan.

Ik waarschuw hem: nu
moet je gaan, dan kom je niet te laat.
En goddank, inderdaad,
hij slaat zijn vleugels uit.

Als ik er toch niet was.

Maar nu de bomen nog.
Die halen het nooit.

 

Locus amoenus

Eeuwen na de hoofse zeden,
tijdens ons afwezig eten,

staat de vanillevla
opeens in bloei.

Tafel en stoelen
lopen uit. Gekwinkeleer.

De vloerbedekking
klatert bij mijn schoenen.

Onze driezitsbank
is niet te houden,

heel de kamer
begint te stoeien.

Je legt je lepel neer
en kijkt me aan.

De boothals van je
beige trui

zakt zomaar
van je schouder.

In bed blijkt kniehoog
gras te staan.

 

Kinderspel

Met stok in vuist vanonder kinderkin
het benarde klankkastje uitgesleurd
door de f-gaten deze snikhete
muziekschoolvoorspeelavonden in – ach
heel wat zachtzinniger tevoorschijn
gestreken kan je sarabande zeker, Bach.

Maar hoe verfomfaaid ook, hoe heelhuids
allerminst en op het scherpst bevochten –
onverdrotener reddeloos en vlijmender
dan in dit vuurrode optredentje
kun je nauwelijks klinken….

 

Erik Menkveld (25 april 1959 – 30 maart 2014)

 

De Amerikaanse dichter Ted Kooser werd geboren op 25 april 1939 in Ames, Iowa. Zie ook alle tags voor Ted Kooser op dit blog.

 

Een ruimte in het verleden

Het is een keuken. De gordijnen vullen zich
met een ochtendlicht zo helder
dat je niet verder dan de ramen de middag in
kunt kijken. Een keuken
vallend door de tijd met zijn dingen
op hun plaats, de borden rinkelend
in de kast, de emmer
met drinkwater golvend alsof
er net een vrachtwagen voorbijreed, maar die vrachtwagen
was dertig jaar. Niemand is thuis
in deze ruimte. Het aanrecht wordt afgeveegd,
en de vaatdoek hangt aan zijn spijker,
een droog blad. In huisjurken van mist,
blauwe schorten van regen, ging mijn oma
als een geest door dit leven,
en toen zij aan het eind van haar jaren was,
zette ze alles terug op zijn plaats
en veegde de gootsteen schoon en keerde de rest
van ons de rug toe, voor altijd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ted Kooser (Ames, 25 april 1939)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e april ook mijn blog van 25 april 2019 en ook mijn blog van 25 april 2016 en mijn blog van 25 april 2015 deel 2.

Erik Menkveld, Ted Kooser, James Fenton, Walter de la Mare, Richard Anders, Fletcher Pratt, William Temple, John Keble, Leopoldo Alas

De Nederlandse dichter Erik Menkveld werd geboren op 25 april 1959 in Eindhoven. Zie ook alle tags voor Erik Menkveld op dit blog.

 

Meisje met eekhoorns

Goed als brood zit zij met het jong op schoot
terwijl de groten om haar benen stoeien.

En zo vertrouwd is haar dit schuwe dat haar
uit het bos toestroomt dat zij ze niet meer ziet,

eekhoorns en bomen. Mij en heel de roekeloos
veranderlijk bestaande stad die mij omgeeft

brengt zij tot stand vanuit dat veel te hoge hoofd;
hier fiets ik, onverklaarbaar volledig aanwezig,

op een brug in Amsterdam-Zuid – vreemde inval
van een stenen meisje, dat even haar ogen sluit.


Eerlijke uren

Met mijn opgeruimdste gezichten een dag beginnen:
probeer ik het eens, blijkt hij niet op te lichten. Niks geen
schaarsgbebloemde voorbijgangerslach in mijn raam
of dat kind op haar vuurrode fietsje dat me wolkenloos
zwaaide en zag – eerlijke uren
waren het vandaag. Dodelijke,
onverkwikkelijke, hopeloos
uitgekeken uren.

 

Ik ben al bijna bij je

Hoe nabij ik ook toesla, na een tijdje
lijk ik weer verdwenen als altijd.

Maar hoe ver ik ook wegtrek uit je veilige
heden, altijd ben ik naar je onderweg

en blijf ik in je aan het woord, net
niet verstaan door je schichtige oren

die van geen stilte mij onderscheiden.
En voor je het weet ga ik weer in je

tekeer en flakkert je denken als kaarslicht
onder mijn maanloze vlagen. Hoor maar.

Kom ik als ziekte dan snoep ik al aan je.
Kom ik als diepte, dan zul je mijn bodem

nooit raken. Kom ik als water dan lijken
mijn oevers in niets op een kade.

Ik ben al bijna bij je. Als een zuigeling
een wereldoorlog zul je mij smaken.

 


Erik Menkveld (25 april 1959 – 30 maart 2014)

 

De Amerikaanse dichter Ted Kooser werd geboren op 25 april 1939 in Ames, Iowa. Zie ook alle tags voor Ted Kooser op dit blog.

 

Abandoned Farmhouse

He was a big man, says the size of his shoes
on a pile of broken dishes by the house;
a tall man too, says the length of the bed
in an upstairs room; and a good, God-fearing man,
says the Bible with a broken back
on the floor below the window, dusty with sun;
but not a man for farming, say the fields
cluttered with boulders and the leaky barn.

A woman lived with him, says the bedroom wall
papered with lilacs and the kitchen shelves
covered with oilcloth, and they had a child,
says the sandbox made from a tractor tire.
Money was scarce, say the jars of plum preserves
and canned tomatoes sealed in the cellar hole.
And the winters cold, say the rags in the window frames.
It was lonely here, says the narrow country road.

Something went wrong, says the empty house
in the weed-choked yard. Stones in the fields
say he was not a farmer; the still-sealed jars
in the cellar say she left in a nervous haste.
And the child? Its toys are strewn in the yard
like branches after a storm—a rubber cow,
a rusty tractor with a broken plow,
a doll in overalls. Something went wrong, they say.

 

Death of a Dog

The next morning I felt that our house
had been lifted away from its foundation
during the night, and was now adrift,
though so heavy it drew a foot or more
of whatever was buoying it up, not water
but something cold and thin and clear,
silence riffling its surface as the house
began to turn on a strengthening current,
leaving, taking my wife and me with it,
and though it had never occurred
to me until that moment, for fifteen years
our dog had held down what we had
by pressing his belly to the floors,
his front paws, too, and with him gone
the house had begun to float out onto
emptiness, no solid ground in sight.

 

 
Ted Kooser (Ames, 25 april 1939)

 

De Engelse dichter, schrijver, criticus en letterkundige James Fenton werd geboren op 25 april 1949 in Lincoln. Zie ook alle tags voor James Fenton op dit blog.

Uit: The need to complete (Over T.S. Eliot)

“With Eliot, the need is far greater: there is much, much more in the way of uncollected and unavailable prose: 700 uncollected items, all kinds of ephemeral pieces, many of them missing from the standard bibliography, which is itself due for complete revision. The new bibliography is under way, in the hands of Archie Henderson.
The Complete Poems – two volumes of it – is also in hand. Christopher Ricks is the editor and publication is perhaps three years away. In this case, it is not that we expect another “Waste Land” to turn up. It is a matter of wanting to see the work whole – great poems, dreadful poems, trivia, whatever there is. When it comes to a poet like this, I’m a staunch completist.
Then there is the stalled edition of the Collected Letters, which began so well with a first volume in 1988, edited by Valerie Eliot. That first volume is now due for revision and, together with a second volume, is due out in 2009, with Hugh Haughton at the helm. Thereafter things are expected to proceed at a modest pace.
But it is the collected prose that really interests me: the essays and reviews, the lectures, everything from the most substantial pieces to the critical ephemera. Seven volumes are planned, with publication shared between Faber in London and Johns Hopkins University in the US. Here the editor is Ronald Schuchard, who has already, along with Ricks, spent years tracking things down. Once again, 2009 is the year in which we will begin to be able to see the results.
A foretaste is provided by Schuchard in the current issue of the magazine Areté. As is well known, Eliot spent much of his adult life as a publisher at Faber, in whose archives there are 40 box-files to do with the Criterion, the magazine Eliot edited, and 120 box-files of correspondence as a publisher, representing, as Schuchard puts it, “43 years of daily engagement with a world-wide literary clientele”.

 


James Fenton (Lincoln, 25 april 1949)
T. S. Eliot 

 

De Engelse dichter Walter John de la Mare werd geboren op 25 april 1873 in Charlton, Kent. Zie ook alle tags voor Walter John de la Mare op dit blog.

 

The Mother Bird

Through the green twilight of a hedge
I peered, with cheek on the cool leaves pressed,
And spied a bird upon a nest:
Two eyes she had beseeching me
Meekly and brave, and her brown breast
Throbb’d hot and quick above her heart;
And then she oped her dagger bill, –
‘Twas not a chirp, as sparrows pipe
At break of day; ’twas not a trill,
As falters through the quiet even;
But one sharp solitary note,
One desperate, fierce, and vivid cry
Of valiant tears, and hopeless joy,
One passionate note of victory:
Off, like a fool afraid, I sneaked,
Smiling the smile the fool smiles best,
At the mother bird in the secret hedge
Patient upon her lonely nest.

 

The Empty House

See this house, how dark it is
Beneath its vast-boughed trees!
Not one trembling leaflet cries
To that Watcher in the skies—
‘Remove, remove thy searching gaze,
Innocent of heaven’s ways,
Brood not, Moon, so wildly bright,
On secrets hidden from sight.’

‘Secrets,’ sighs the night-wind,
‘Vacancy is all I find;
Every keyhole I have made
Wails a summons, faint and sad,
No voice ever answers me,
Only vacancy.’
‘Once, once … ’ the cricket shrills,
And far and near the quiet fills
With its tiny voice, and then
Hush falls again.

Mute shadows creeping slow
Mark how the hours go.
Every stone is mouldering slow.
And the least winds that blow
Some minutest atom shake,
Some fretting ruin make
In roof and walls. How black it is
Beneath these thick boughed trees!

 

 
Walter John de la Mare (25 april 1873 – 22 juni 1956)

 

De Duitse dichter en schrijver Richard Anders werd geboren op 25 april 1928 in Ortelsburg, tegenwoordig Szczytno, Polen. Zie ook alle tags voor Richard Anders op dit blog.

 

Eden in der Hölle

In diesem Garten
stehen Adam und Eva
auf einem anderen Feigenblatt

Keine Frage mehr
nach dem Stachel
wenn das Paar vorzieht

zu verdunsten da begossen
alles sich Bäumende
für die Säge strotzt

 

Weißes Entsetzen

…Wollte ich mich eben noch auflösen so genügt mir jetzt dieser Flug aus Raum und Zeit mit dem einen Flügel meines länger und länger werdenden Schattens so genügt mir jetzt das einzigartige Panorama am Steuer dieses aus völliger Dunkelheit geschaffenen Fahrzeuges ohne jede Möglichkeit anzuhalten und ich bin außer mir während meine geschlossenen Füße immer noch den Steinfußboden eines städtischen Balkons berühren und die Armbanduhr an meinem schlaff herabhängenden Arm weitertickt und das Herz mitten im Hirn flattert dessen Käfigstäbe langsam zu blauem Rauch zergehen und in den Hochhausfenstern sich metallisch die Skalen des Rots einer mit jedem Atemzug langsam untergehenden Sonne spiegeln und ich die Kälte eines Meeres ohne Wasser spüre eine Art lautlose Unendlichkeit in der die Empfindungen langsam nachlassen und die Träume nicht mehr für Augenblicke erstarren und ich das Weiß ahne das keine Farbe mehr ist das schwarze Weiß das Grau in der Erinnerung zusammenstürzender Wogen wenn das Aufhören des Pulsschlags kein Erschrecken mehr auslöst dieses Namenlose diese unbekannte Oberfläche die nichts mehr verbirgt deren Zustand an keinen Augenblick mehr erinnert…

 


Richard Anders (25 april 1928 – 24 juni 2014)

 

De Amerikaanse schrijver en vertaler Murray Fletcher Pratt werd geboren op 25 april 1897 in een reservaat in Buffalo, New York. Zie ook alle tags voor Fletcher Pratt op dit blog.

Uit: The Blue Star

“It was raining steadily outside. The older woman’s tears and words fell in time, drip, drip. Cold, for the tall window at the room’s end would never quite shut close, bottom and top not nest into the frame simultaneously. Lalette in her soutane felt goose-pimples and tried to shut out the sound by thinking of a man with a green hat who would give her a handful of gold scudi and nothing asked, merely because it was spring and she put a small spell on him with a smile, but it was not quite spring, and the voice persisted:
“. . . all my life—I have hoped—hoped and planned for you—even before you were born—even before you were born—daughter of my own—” (Yes, thought Lalette, I have heard that before, and it would move me more, but the night you drank the wine with Dame Carabobo, you told her how I was the product of a chance union in a carriage between Rushaca and Zenss) “—daughter—and after I saved and worked so hard—you miss the only chance—the only chance—don’t know what I’m going to do—and Count Cleudi’s not like most—”
“You told him what he offered was frightful. I heard you.”
(Sob) “It was. Oh, it was. Oh, Lalette, it isn’t right, you should be married with a gold coach and six horses—but what can we do?—oh, if your father had left us anything before the war—all I sacrificed for him—but that is what all of us must do, make sacrifices, we can’t have anything real without giving something away . . . Lalette!”
“Madame.”
“You will be able to employ the Art and have everything you want, you know most of the patterns already, he does not go to the Service often . . . and after all, it’s something that happens to every woman one way or another, and with the Art, even if he doesn’t marry you, he’ll find you a husband you won’t mind, it’s only men like Cleudi who want to be the first, a man who marries would really prefer a girl to have a little experience, I know . . . Lalette!”
Lalette did not answer.
“All the young ones come to the ball after the opera, Lalette. Count Cleudi will present you, and even if you don’t bring—”

 

 
Fletcher Pratt (25 april 1897 – 10 juni 1956)

 

De Engelse essayist en diplomaat Sir William Temple werd geboren in Londen op 25 april 1628. Zie ook alle tags voor Willam Temple op dit blog.

Uit: Observations upon the United Provinces of the Netherland

“And I have had occasion to make experiment of the sands rising and sinking before a haven, by two fits of these contrary winds, above four feet. • This, I presume, is likewise the natural reason of so many deep and commodious havens found upon all the English side of the channel, and so few (or indeed none) upon the French and Dutch : an advantage seeming to be given us by nature, and never to be equalled by any art or expence of our neighbours. I remember no mention in ancient authors of that which is now called the Zudder sea; which makes me imagine that it may have been formed likewise by some great inundation, breaking in between the Tessel-islands, and others, that lie still in a line contiguous, and like the broken remainders of a continued coast. This seems more probable, from the great shallowness of that sea, and flatness of the sands, upon the whole extent of it ; from the violent rage of the waters breaking in that way, which threaten the parts of North-Holland about Medenblick and Enchusen, and brave it over the highest and strongest digues of the Province, upon every high tide, and storm at North-West; as likewise from the names of East and West Friezland, which should have been one continent, till divided by this sea: for, in the time of Tacitus,” no other distinction was known, but that of greater or lesser Frizons, and that only from the measure of their numbers, or forces; and, though they were said to have great lakes among them, yet that word seems to import they were of fresh water, which is made yet plainer by the word ambiunt, that shews those lakes to have been inhabited round by these nations ; from all this I should guess, that the more inland part of the Zudder sea was one of the lakes there mentioned, between which and the Tessel and Ulie islands there lay anciently a great tract of land.(where the sands are still so shallow, and so continued, as seems to make it evident) but since covered by some great irruptions of waters, that joined those of the sea and the lake together, thereby made that great bay, now called the Zudder sea, by favour whereof the town of Amsterdam has grown to be the most frequented haven of the world. Whatever it was, whether nature or accident, and upon what occasion soever it arrived, the soil of the whole Province of Holland is generally flat, like the sea in a calm, and looks as if after a long contention between land and water, which it should belong to, it had at length been divided between them : for to consider the great rivers, and the strange number of canals that are found in this Province, and do not only lead to every great town, but almost to every village, and every farmhouse in the country ; and the infinity of sails that are seen everywhere coursing up and down upon them; one would imagine the water to have shared with the land, and the people that live in boats to hold some proportion with those that live in houses.”

 

 
William Temple (25 april 1628 – 27 januari 1699)
Enkhuizen door Anton Pieck

 

De Engelse dichter en predikant John Keble werd geboren op geboren 25 april 1792 in Fairford, Gloucestershire. Zie ook alle tags voor John Keble op dit blog.

 

St. Mark’s Day

Oh! who shall dare in this frail scene
On holiest happiest thoughts to lean,
On Friendship, Kindred, or on Love?
Since not Apostles’ hands can clasp
Each other in so firm a grasp
But they shall change and variance prove.

Yet deem not, on such parting sad
Shall dawn no welcome dear and glad:
Divided in their earthly race,
Together at the glorious goal,
Each leading many a rescued soul,
The faithful champions shall embrace.

For e’en as those mysterious Four,
Who the bright whirling wheels upbore
By Chebar in the fiery blast.
So, on their tasks of love and praise
This saints of God their several ways
Right onward speed, yet join at last.

And sometimes e’en beneath the moon
The Saviour gives a gracious boon,
When reconciled Christians meet,
And face to face, and heart to heart,
High thoughts of holy love impart
In silence meek, or converse sweet.

Companion of the Saints! ’twas thine
To taste that drop of peace divine,
When the great soldier of thy Lord
Called thee to take his last farewell,
Teaching the Church with joy to tell
The story of your love restored.

O then the glory and the bliss,
When all that pained or seemed amiss
Shall melt with earth and sin away!
When saints beneath their Saviour’s eye,
Filled with each other’s company,
Shall spend in love th’ eternal day!

 

 
John Keble (25 april 1792 – 29 maart 1866)
Sint Marcus door Il Pordenone, ca. 1635

 

De Spaanse schrijver Leopoldo Alas (wereldwijd bekend als ‘Clarín’) werd geboren op 25 april 1852 in Zamora. Zie ook alle tags voor Leopoldo Alas op dit blog.

Uit: Die Präsidentin (Vertaald door Egon Hartmann)

„Bis zur zweiten Plattform, einer feingliedrigen Balustrade, stieg er wie eine wehrhafte Feste empor. Von dort setzte er sich in einer anmu-tigen, in Maßen und Proportionen unnachahmlichen Pyramide Fort. Wie ein Bündel von Muskeln und Nerven wanden sich die Steine, immer weiter zurücktretend, in die Höhe, balancierten wie Seilkünstler in der Lufi, und auf einer Kalksteinspitze saß, ein Wun-der an Jonglierkunst gleichsam, wie von einem Magneten gehal-ten, eine große, vergoldete Bronzekugel, darauf eine zweite, klei-nere und auf dieser ein Kreuz aus eisen, das in einen Blitzableiter auslief. Wenn das Kapitel zu den großen Kirchenfesten den Turm mit Lampions und bunten Laternen beleuchten ließ, bot diese gro-ße, schwarze Masse, wie sie so aus der Finsternis hervortrat, einen herrlichen Anblick Das Bauwerk aber verlor durch diesen Auf-putz die unvergleichliche Eleganz seiner Formen und nahm die Umrisse einer gewaltigen Champagnerflasche an. Man hatte mehr davon, den Turm in einer hellen Mondnacht zu betrachten, wenn er sich vom klaren Himmel abhob und die Sterne ihn wie eine Aureole krönten. Dann schmiegte er sich, ein riesiges Phantasiegebilde, in ein Gewand aus Licht und Schauen und wachte über der kleinen, schwärzlichen Stadt, die zu seinen Füßen schlief. Bismarck, ein in Vetusta stadtbekannter Taugenichts, der aus unbekannten Gründen unter seinesgleichen mit diesem Spitznamen gerufen wurde, faßte das abgegriffene Seil am gewaltigen Schwen-gel der Wamba, der großen Glocke, die die ehrwürdigen Dom-herren in den Chor rief. Sie gehörten einem Domkapitel von her-vorragender Bedeutung an, das weitreichende Privilegien genoß. Bismarck war von Beruf Vorreiter der Postkutsche. Er war Peit-schenknaller, wie man in Vetusta die Leute seines Standes nannte. Aber er stieg gern auf die Glockentürme, und im Auftrag Celedo-nios, eines Kirchenmanns und Akoluthen in der ebenfalls nicht amtlichen Funktion eines Glöckners, wurde dem diplomatischen Peitschenknaller an manchen *lägen die Ehre zuteil, das hochehr-würdige Kapitel aus seinem beseligenden Mittagsschlummer zu reißen und es zu seiner eigentlichen Obliegenheit, den Gebeten und Gesängen, zusammenzurufen. Der Vorreiter, im allgemeinen ein fröhlicher, übermütiger, zu Späßen aufgelegter Bursche, handhabte den Klöppel der Wamba mit dem Ernst eines von seinem Glauben durchdrungenen Ha-ruspex. Wenn cr zur Stunde des Chores zog, wie man es nannte, spürte Bismarck in sich etwas von der Würde und Verantwortung einer Uhr. Celedonio saß in der schwarzen, schmutzigen und zerrissenen Soutane rittlings auf einer Fensterbrüstung und spuckte gering-schätzig durch die Zähne auf den kleinen Platz hinunter.“

 

 
Leopoldo Alas (25 april 1852 – 13 juni 1901)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e april ook mijn blog van 25 april 2018 en ook mijn blog van 25 april 2016 en mijn blog van 25 april 2015 deel 2.

Erik Menkveld, Ted Kooser, James Fenton, Walter de la Mare, Richard Anders, William Temple, John Keble, Ross Franklin Lockridge Jr., Leopoldo Alas

De Nederlandse dichter Erik Menkveld werd geboren op 25 april 1959 in Eindhoven. Zie ook alle tags voor Erik Menkveld op dit blog.

 

Prime time I

Openbaar aanklager heropent na jaren de zaak
tegen vermeende moordenaars met nieuw materiaal:

het aanhoudend warme weer, de mogelijke klimatologische
veranderingen, duizelingwekkende luchtopnames

van Vietnam, de oprechte twijfels achteraf en spijtbetuiging
van een bommenwerperpiloot, seismografische metingen,

olie- en gasboringen, militaire oefeningen met sonars
en scheepvaartverkeer, het lawaai onder water…

 

Zwarte tranen

Wat heb ik er weinig van meegemaakt,
de myriaden voorvallen op aarde
die eindigden binnen de 31 miljoen
622 duizend en 401 seconden
uitgeroepen tot het jaar 2008.

Al het schenden, met voeten treden,
graaien, overstromen, al het fanatieke
moorden en oplaaien – godzijgeloofd
kon ik ze hier gedrukt voorbij zien komen
en overgaan tot de orde van mijn dag.

Is het ooit anders geweest? De een heeft
nooit geweten wat hem raakte, de ander
is het weer vergeten. Zelfs de zwarte
tranen van de hoop vervagen al.
Wolkjes inkt in een oceaan.

 

 
Erik Menkveld (25 april 1959 – 30 maart 2014)

 

De Amerikaanse dichter Ted Kooser werd geboren op 25 april 1939 in Ames, Iowa. Zie ook alle tags voor Ted Kooser op dit blog.

 

Depression Glass

It seemed those rose-pink dishes
she kept for special company
were always cold, brought down
from the shelf in jingling stacks,
the plates like the panes of ice
she broke from the water bucket
winter mornings, the flaring cups
like tulips that opened too early
and got bitten by frost. They chilled
the coffee no matter how quickly
you drank, while a heavy
everyday mug would have kept
a splash hot for the better
part of a conversation. It was hard
to hold up your end of the gossip
with your coffee cold, but it was
a special occasion, just the same,
to sit at her kitchen table
and sip the bitter percolation
of the past week’s rumors from cups
it had taken a year to collect
at the grocery, with one piece free
for each five pounds of flour.

 

An Epiphany

I have seen the Brown Recluse Spider
run with a net in her hand, or rather,
what resembled a net, what resembled
a hand. She ran down the gleaming white floor
of the bathtub, trailing a frail swirl
of hair, and in it the hull of a beetle
lay woven. The hair was my wife’s,
long and dark, a few loose strands, a curl
she might idly have turned on a finger,
she might idly have twisted, speaking to me,
and the legs of the beetle were broken.

 

 
Ted Kooser (Ames, 25 april 1939)

 

De Engelse dichter, schrijver, criticus en letterkundige James Fenton werd geboren op 25 april 1949 in Lincoln. Zie ook alle tags voor James Fenton op dit blog.

Uit: The need to complete (Over T.S. Eliot)

“Anyone who has any great interest in poetry will agree that we need a complete edition of the works of TS Eliot. Me, I can’t wait. The admirable Auden edition, to which a new volume of the collected prose is just about to be added, keeps moving forward. Not every reader will need every volume of it, but every lover of Auden’s work will be happy to know that it is there, and admirably executed, and if onewill be available.
With Eliot, the need is far greater: there is much, much more in the way of uncollected and unavailable prose: 700 uncollected items, all kinds of ephemeral pieces, many of them missing from the standard bibliography, which is itself due for complete revision. The new bibliography is under way, in the hands of Archie Henderson.
The Complete Poems – two volumes of it – is also in hand. Christopher Ricks is the editor and publication is perhaps three years away. In this case, it is not that we expect another “Waste Land” to turn up. It is a matter of wanting to see the work whole – great poems, dreadful poems, trivia, whatever there is. When it comes to a poet like this, I’m a staunch completist.
Then there is the stalled edition of the Collected Letters, which began so well with a first volume in 1988, edited by Valerie Eliot. That first volume is now due for revision and, together with a second volume, is due out in 2009, with Hugh Haughton at the helm. Thereafter things are expected to proceed at a modest pace.” did need to look something up (some fugitive essay, some unfinished or abandoned poem) in the fullness of time everything will be available.”

 

 
James Fenton (Lincoln, 25 april 1949)
T. S. Eliot 

 

De Engelse dichter Walter John de la Mare werd geboren op 25 april 1873 in Charlton, Kent. Zie ook alle tags voor Walter John de la Mare op dit blog.

 

Song of the Mad Prince

Who said, “Peacock Pie”?
The old King to the sparrow:
Who said, “Crops are ripe”?
Rust to the harrow:
Who said, “Where sleeps she now?
Where rests she now her head,
Bathed in eve’s loveliness”? —
That’s what I said.

Who said, “Ay, mum’s the word”?
Sexton to willow:
Who said, “Green dusk for dreams,
Moss for a pillow”?

Who said, “All Time’s delight
Hath she for narrow bed;
Life’s troubled bubble broken”? —
That’s what I said.

 

Dry August Burned

Dry August burned. A harvest hare
Limp on the kitchen table lay,
Its fur blood-blubbered, eye astare,
While a small child that stood near by
Wept out her heart to see it there.

Sharp came the clop of hoofs, the clang
Of dangling chain, voices that rang
Out like a leveret she ran,
To feast her glistening bird-clear eyes
On a team of field artillery
Gay, to manaeuvres, thudding by.
Spur and gun and limber plate
Flashed in the sun. Alert, elate,
Noble horses, foam at lip,
Harness, stirrup, holster, whip,
She watched the sun-tanned soldiery,
Till dust-white hedge had hidden away —
Its din into a rumour thinned —
The laughing, jolting, wild array:
And then — the wonder and tumult gone —
Stood nibbling a green leaf, alone,
Her dark eyes, dreaming. . . . She turned, and ran,
Elf-like, into the house again.
The hare had vanished. . . . ‘ Mother, ‘ she said,
Her tear-stained cheek now flushed with red,
‘ Please, may I go and see it skinned? ‘

 

 
Walter John de la Mare (25 april 1873 – 22 juni 1956)
Cover biografie

 

De Duitse dichter en schrijver Richard Anders werd geboren op 25 april 1928 in Ortelsburg, tegenwoordig Szczytno, Polen. Zie ook alle tags voor Richard Anders op dit blog.

 

Der Unsterbliche

vom Schnee-
vom Sterngestöber
das Marmorhaar
Unter der Stirn

statt der Augen
bis auf die Knochen
durchsichtige Topase
So fest geschlossen

daß zwischen den Lippen
Messer zerspringen
der Marmormund
Den Marmorhut

in der Marmorhand
den Marmorfuß
im Marmorschuh
zögert er eine Ewigkeit

ehe er sich schweren Schritts
von seinem Schatten trennt
und über den Sockelrand stürzt

 

Sinn

Von toten Buchstaben auferstanden, machst du erst Sinn, machst du
erst Sinn, wenn du nicht wie Erz tönst sondern aus voller Kehle ins
Blaue springst. Aber hoffe nicht, daß Engel dich fangen. Ob du steigst
oder stürzt, hängt allein davon ab, ob deine toten Buchstaben zu
Lebzeiten Oben oder Unten die tiefere, die höhere Bedeutung beilegten.

 


Richard Anders (25 april 1928 – 24 juni 2014)

 

De Engelse essayist en diplomaat Sir William Temple werd geboren in Londen op 25 april 1628. Zie ook alle tags voor Willam Temple op dit blog.

Uit: Observations upon the United Provinces of the Netherland

‘Tis likely, the Changes, arrived since that Age in these Countries, may have been made by stoppages grown in time, with the rolling of Sands upon the mouths of three great Rivers, which disimbogued into the Sea through the Coasts of these Provinces; That is, the Rhine, the Mose, and the Scheld. The ancient Rhine divided, where Skencksconce now stands, into two Rivers; of which, one kept the name, till, running near Leyden, it fell into the Sea at Catwick; where are still seen, at low Tides, the Foundations of an ancient Roman Castle that commanded the mouth of this River: But this is wholly stopt up, though a great Canal still preserves the Name of the Old Rhine. The Mose, running by Dort and Rotterdam, fell, as it now does, into the Sea at the Briel, with mighty issues of Water; But the Sands, gather’d for three or four Leagues upon this Coast, make the Haven extreme dangerous, without great skill of Pilots, and use of Pilot-boats, that come out with every Tide, to welcome and secure the Ships bound for that River; And it is probable, that these Sands, having obstructed the free course of the River has at times caused or encreased those Inundations, out of which so many Islands have been recovered, and of which, that part of the Country is so much composed.
The Scheld seems to have had its issue by Walcheren in Zealand, which was an Island in the mouth of that River, till the Inundations of that, and the Mose, seem to have been joyned together, by some great Helps, or Irruptions of the Sea, by which, the whole Country was overwhelmed, which now makes that Inland-Sea, that serves for a common passage between Holland, Zealand, Flanders, and Brabant; The Sea, for some Leagues from Zealand, lyes generally upon such Banks of Sand, as it does upon the mouth of the Maze, though separated by something better Channels than are found in the other.
That which seems likeliest to have been the occasion of stopping up wholly one of these Rivers, and obstructing the others, Is the course of Westerly Winds, (which drive upon this Shore) being so much more constant and violent than the East: For, taking the Seasons, and Years, one with another, I suppose, there will be observed three parts of Westerly for one of Easterly Winds; Besides, that these generally attend the calm Frosts and fair weather; and the other, the stormy and foul.”

 

 
William Temple (25 april 1628 – 27 januari 1699)
Leiden, Groenmarkt met gezicht op de Stille Rijn door Hendrik van der Burgh, ca. 1627

 

De Engelse dichter en predikant John Keble werd geboren op geboren 25 april 1792 in Fairford, Gloucestershire. Zie ook alle tags voor John Keble op dit blog.

 

Sun Of My Soul

Sun of my soul, Thou Savior dear,
It is not night if Thou be near;
O may no earthborn cloud arise
To hide Thee from Thy servant’s eyes.

When the soft dews of kindly sleep
My wearied eyelids gently steep,
Be my last thought, how sweet to rest
Forever on my Savior’s breast.

Abide with me from morn till eve,
For without Thee I cannot live;
Abide with me when night is nigh,
For without Thee I dare not die.

If some poor wandering child of Thine
Has spurned today the voice Divine,
Now, Lord, the gracious work begin;
Let him no more lie down in sin.

Watch by the sick, enrich the poor
With blessings from Thy boundless store;
Be every mourner’s sleep tonight,
Like infants’ slumbers, pure and right.

Come near and bless us when we wake,
Ere through the world our way we take,
Till in the ocean of Thy love
We lose ourselves in heaven above.

 

 
John Keble (25 april 1792 – 29 maart 1866)
Rond 1832

 

De Amerikaanse schrijver Ross Franklin Lockridge Jr. werd geboren op 25 april 1914 in Bloomington, Indiana. Zie ook alle tags voor Ross Franklin Lockridge Jr. op dit blog.

Uit: Raintree County

“Now he shut the door, drowning the noise of the crowd to a confused murmur.
–I was expecting you, Johnny, the woman said in the same husky voice. Where have you been?
–I was just on my way to greet the Senator, he said. Is there–is there some mail for me?
He walked slowly toward the distribution window, where in the darkness a face was looking out at him.
–Some letters carved on stone, the voice said. The fragments of forgotten language. I take my pen in hand ant seat myself–
The woman was lying on a stone slab that extended dimly into the space where the window usually was. She lay on her stomach, chin propped on hands. Her hair was a dark gold, unloosened. Her eyes were a great cat’s, feminine, fountain-green, enigmatic. A dim smile curved her lips.
She was naked, her body palely flowing back from him in an attitude of languor.
He was disturbed by this unexpected, this triumphant nakedness. He was aroused to memory and desire by the stately back and generously sculptured flanks.
–How do you like my costume, Johnny? she asked, her voice tinged with mockery.
–Very becoming, he said.
Her husky laughter filled the room, echoing down the vague recess into which she lay. He hadn’t noticed before that the slab was a stone couch, curling into huge paws under her head. He was trying to understand what her reappearance meant on this memorial day.
Watching him with wistful eyes, she had begun to bind up her hair, fastening it behind her ears with silver coins.“

 


Ross Franklin Lockridge Jr. (25 april 1914 – 6 maart 1948)
Cover

 

De Spaanse schrijver Leopoldo Alas (wereldwijd bekend als ‘Clarín’) werd geboren op 25 april 1852 in Zamora. Zie ook alle tags voor Leopoldo Alas op dit blog.

Uit: Die Präsidentin (Vertaald door Egon Hartmann)

„Die heldenhafte Stadt hielt Mittagsruhe. Der warme, träge Südwind blies die weißlichen Wolken vor sich her, die auf ihrer Fahrt nach Norden zerf latterten. In den Straßen war es totenstill, bis auf das Rascheln der Wirbel aus Staub, Lumpen, Strohhalmen und Papierfetzen, die von Rinnstein zu Rinnstein, von Gehsteig zu Gehsteig, von Ecke zu Ecke tanzten, kreisten und hintereinander hertaumelten wie Schmetterlinge, die sich suchen, voreinander fliehen und die die Luft auf unsichtbaren Schwingen trägt. Gleich Rudeln kleiner Gassenjungen sammelten sich diese Abfälle von allen möglichen Kehrichthaufen, verhielten einen Augenblick wie vom Schlaf übermannt, fuhren aufgeschreckt wieder hoch, stoben auseinander, wobei manche an den Mauern bis zu den schwankenden Glaszylindern der Straßenlaternen, andere zu den liederlich an die Ecken geklebten Plakaten emporkletterten. Eine Feder gelangte bis hinauf zum dritten Stock, und ein Sandkorn setzte sich, an die Bleifassung geklammert, für Tage oder Jahre an der Scheibe eines Schaufensters fest.
Vetusta, die altehrwürdige, königstreue Stadt, in fernen Jahrhunderten Sitz des Hofes, verdaute ihren Cocido, ihre Olla podrida, ruhte und vernahm dabei im Halbschlaf das eintçnige, vertraute Schlagen der Chorglocke, die hoch oben auf dem schlanken Turm der heiligen Basilika dröhnte.
Der Turm, ein romantisches Poem aus Stein, eine liebliche Hymne zarter Linien von stummer, unvergänglicher Schönheit, war, wiewohl früher begonnen, ein Werk des 16. Jahrhunderts im gotischen Stil, jedoch durch Sinn für Maß und Harmonie gemildert, der die vulgären Überspitzungen dieser Architektur abgewandelt hatte. Ohne daß der Blick erm_dete, konnte man stundenlang diesen steinernen Zeigefinger betrachten, der gen Himmel wies. Es war keiner jener Türme, deren Spitzen, eher schwächlich als schlank und geziert wie überelegante junge Damen, die sich zu eng schnüren, vor Zartheit wegzuknicken scheinen. Er war wuchtig, ohne dadurch etwas von seiner Erhabenheit einzubüßen.“

 

 
Leopoldo Alas (25 april 1852 – 13 juni 1901)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e april ook mijn blog van 25 april 2016 en mijn blog van 25 april 2015 deel 2.