Jan Eijkelboom, Jim Crace, Delphine de Vigan, Franz Hohler, Lytton Strachey, Robert Lowell, Myrthe van der Meer, Franzobel, Steven Barnes

De Nederlandse dichter, vertaler en journalist Jan Eijkelboom werd op 1 maart 1926 in Ridderkerk geboren. Zie ook alle tags voor Jan Eijkelboom op dit blog.

 

Ja het klopt

Alles verklaarbaar en van een
regelmaat die koestert en sust
al jaagt het sommigen de deur uit
naar tomelozer oorden.

Zie ze dansen op de maan
in hun opgeblazen hansop.
Hunkerend kijken ze terug
naar de blauwgroene aarde.

Ja het klopt,
als de hartslag van een heelal vol
wentelende sterren, prieelvogels,
kleine middenstanders, kalm
wiekende adelaars en een losbol
die het aanziet en zich
plotseling verbaast.

 

Rafels

Toen ving een roodbruine stam nog
de ochtendzon op, puur cederhout
van caran d’ache.

Later fladderden er raven
tussen de al even gerafelde takken
van de lariks.

Een schicht: de schaduw
van een zwaluw schoot
door de zomer.

En in het sprookjesbos
is plotseling de stinkzwam
dwingend aanwezig.

Doodgaan behoort tot het zeer weinige
dat niet zou mogen. Toch
wordt het veel gedaan.

 

Een haan kraait

De schreeuw van wie
de zon doet opgaan
helemaal in z’n, met
prachtvolle veren bedekte,
eentje. Triomf
die als doodskreet
kan worden verstaan.
Zoals, andersom,
de schreeuw van wie
heelhuids ter wereld komt:
in woede en pijn
je moeder verlaten en
dan toch luidkeels
willen leven en leven.
Onbegrijpelijk, later.

 

 
Jan Eijkelboom (1 maart 1926 – 28 februari 2008)

Lees verder “Jan Eijkelboom, Jim Crace, Delphine de Vigan, Franz Hohler, Lytton Strachey, Robert Lowell, Myrthe van der Meer, Franzobel, Steven Barnes”

Jan Eijkelboom, Jim Crace, Delphine de Vigan, Franz Hohler, Lytton Strachey, Robert Lowell, Myrthe van der Meer, Franzobel, Steven Barnes

De Nederlandse dichter, vertaler en journalist Jan Eijkelboom werd op 1 maart 1926 in Ridderkerk geboren. Zie ook alle tags voor Jan Eijkelboom op dit blog.

 

Camping, Frankrijk

Voor het eerst dat ik sliep in een tent,
voor het eerst naar een ruisen geluisterd
dat voor het ruisen van regen,
het vallen van regen te zacht was
en ook voor de wind te gelijk, te gelijk aan zichzelf.

En ’s ochtends gezien hoe water
bijna rechtstandig,
toch zonder te breken, naar lager
water kan gaan, onzichtbaar verschietend.

Hadden wij zo kunnen leven,
zo blijven leven als toen
in die tent, in dat gras

Geen woede, geen andere hartstocht,
geen weten wie zo stil overstroomt
in wie.

 

Ik liep in een straat

Ik liep in een straat
die doodliep,
op het spoor van iemand
die hier gelopen had
maar die nu dood was.
In kieren tussen de keien
groeide fris gras
want doodlopende straten
bieden meer levenskans
dan straten die doorlopen
naar mensen die
nog volop leven.

 

Een ijzersterke mist

Eerste najaarsnevel boven de sloot
tussen spoorbaan en snelweg
en heel dat doen alsof
wordt nu het zwijgen opgelegd.

Het lijkt blijvend door afwezigheid
van wind. Het is ijl en standvastig.
Waarom trekt dit versterven meer
dan bloesemtak of eerste sneeuw?

Alle begin verheldert, roept beelden op
van eerdere aanvang die te snel verliep
om dicht te slibben, tijdstippen
met de gedegen zwaarte van een eeuw.

Maar deze nevel laat geen modder na,
wekt geen verwachting, lost slechts op
en laat toch in ’t voorbijgaan weten
dat wij nog niet, nog lange niet
zijn uitgekeken.

 

 
Jan Eijkelboom (1 maart 1926 – 28 februari 2008)

Lees verder “Jan Eijkelboom, Jim Crace, Delphine de Vigan, Franz Hohler, Lytton Strachey, Robert Lowell, Myrthe van der Meer, Franzobel, Steven Barnes”

Jan Eijkelboom, Franzobel, Jim Crace, Franz Hohler, Lytton Strachey

De Nederlandse dichter, vertaler en journalist Jan Eijkelboom werd op 1 maart 1926 in Ridderkerk geboren. Zie ook alle tags voor Jan Eijkelboom op dit blog.

 

Tuin Dordrechts museum

Als ik gestorven ben
zal in de tuin van dit museum
boven het warrig bladerengedruis
een merel net zo helder zingen
op net zo’n late voorjaarsdag

En ik, ik zal er niet meer zijn
om door dit zingen te vergeten
dat ik moet sterven mettertijd.

Maar aan de andre kant zal ik
– je weet maar nooit –
veel langer leven dan die vogel
En als ik dan toch onder de zoden lig
dan zal mijn zoon nog eens
een merel net zo horen klinken
op net zo’n late voorjaarsdag.
En hij zal weten wie ik was
en ach, een vogel weet van niets.

Maar aan de andre kant alweer:
als merels aan hun vaders konden denken
wellicht dat ze dan krasten als een raaf.

 

Een schilder

Op dijkjes langs de balkegaten
stonden wij stil te schetsen in de kou,
en dan maar over kunst en toekomst praten
als jij in elk geval een schilder wezen zou.
Ik wist nou nooit eens wat ik worden wou
en kon mezelf soms om die vaagheid haten.
Maar onder mijn bewondering voor jou
school toch dédain voor missers en hiaten

bij iemand die te weinig boeken las.
Jij slikte dankbaar, of het manna was,
al wat ik je vertelde over morgen
en over wat er vroeger is geweest.
Je schildert nu decors in Avereest,
in godsdienstwaan gekerkerd, of geborgen.

 

Moeilijk moment

Net als hij op ’t café-toilet
in de verschoten spiegel kijkt
barst er een bloedrivier
zijn oogbal binnen.
Ook wordt het ademen beperkt:
de refusal is nog aan ’t werk.

Toch weet hij in zijn ademnood
dat het maar even duurt,
dan kan het weer beginnen,
de zachte levensdood.

De stortbak heet Silentium.
Grijs bovenlicht zakt om hem heen.
Een vrede buiten kijf
vult hem, die net niet stierf,
van top tot teen.

 

 
Jan Eijkelboom (1 maart 1926 – 28 februari 2008)

Lees verder “Jan Eijkelboom, Franzobel, Jim Crace, Franz Hohler, Lytton Strachey”

Jan Eijkelboom, Franzobel, Jim Crace, Franz Hohler, Lytton Strachey

De Nederlandse dichter, vertaler en journalist Jan Eijkelboom werd op 1 maart 1926 in Ridderkerk geboren. Zie ook alle tags voor Jan Eijkelboom op dit blog.

21 november 1981

Je liep daar naast mij in je gouden jack.
Ik liep je nog te leren kennen,
jij moest nog aan de oorlog wennen
die ik nog niet had afgelegd.
Wij gingen tegendraads de mensen tegemoet
die als een kalme waterval
vanaf de hoge bruggen kwamen.
Het was de allereerste stoet
die ik ooit zag waarin de namen
van allen waren uitgewist
en waarin elk gezicht
toch toebehoren bleef
aan wie daar samen waren.

Geen leus kwam uit de vele monden,
alleen ging keer op keer de donder,
de zachte donder van de vrede door
de gelederen die niet marcheerden.

Wij gingen stroomopwaarts over de Rozengracht,
legden soms aan en dronken om de naam
likeuren die op andre dagen
te zoet zijn zouden voor een keel
die meer op rauw geweld
was ingesteld, maar die nu mede
te fluisteren begon, wat
allengs aanzwol tot de donder,
de zachte donder van de vrede.

Jij stond daar naast me in je gouden jack.
Het oproer bleef uitbundig stromen.
Ik heb mijn ransel afgenomen
en achteloos opzijgelegd.

 

De omgekeerde zuilen van Venasque

Na lange wandeling over cols, door ravijnen
dronken wij op het dorpsplein de wijn
met volle teugen, als was dit het water
door de waard uit de ronde fontein
in het midden gehaald.

Ik behoorde nog tot de gelukzaligen
die zich laven en het er dan bij laten.
In het uit de rotsen gehouwen kerkje
zagen wij toen antieke zuilen
ondersteboven geplaatst:

kapiteel op de grond, voet tegen ’t plafond.
Wisten die christenen veel van de Ouden –
en zouden wij zelf ook niet zo willen leven:
omgekeerd, achterstevoren, andersom
als het kon?

 
Jan Eijkelboom (1 maart 1926 – 28 februari 2008)
Cover

Lees verder “Jan Eijkelboom, Franzobel, Jim Crace, Franz Hohler, Lytton Strachey”

Jan Eijkelboom, Franzobel, Jim Crace, Franz Hohler, Lytton Strachey

De Nederlandse dichter, vertaler en journalist Jan Eijkelboom werd op 1 maart 1926 in Ridderkerk geboren. Zie ook alle tags voor Jan Eijkelboom op dit blog.

Pictures in your head

Beweging zit er niet in:
het zijn stills uit een movie;
meestal stom,
soms met geluid,
kreten van vogels bijvoorbeeld,
zelden een stem.
Ze komen terug, steeds vaker:
Er komen er ook wel bij.

Duizenden plaatjes in
een o zo zwaartillend hoofd.
Je zit er maar mee
op de achterste rij
van je eigen theater.

 

Een uit de hand gelopen haiku

Maansikkel, koud schoudertje
tegen haast donkerblauw
van zonnige wintermorgen.

Te klein om er mijn hoofd
moe tegenaan te vlijen.

Eerder geschikt om er een hand
zorgzaam omheen te leggen.

Gesteld dan dat ik groter was
tot kosmische proporties uit kon dijen.

Ik zie daar, schurkend in mijn jas
en trouwens onderweg naar jou,
voorlopig nog van af.

 

Dit Eiland

Heden voelen mijn voeten zich goed
in hun sokken en die weer
in hun ruime maar nog niet
sloffende schoenen.

Waarom dan niet de paden op,
de bergen in, de velden over
bij deze stad vandaan
waar stegen uitlopen op steigers

niet meer door boten gebruikt.
Wel kan men daar gaan staan uitkijken
over het eeuwig veranderlijk
zichzelf blijvende water,

ervaren dat tussen benauwenis
en ruimtezucht een afgepaald
maar onbeklemd domein kan liggen:
dit met een dagmars af te ronden

eiland.

Jan Eijkelboom (1 maart 1926 – 28 februari 2008)

Lees verder “Jan Eijkelboom, Franzobel, Jim Crace, Franz Hohler, Lytton Strachey”

Jan Eijkelboom, Franzobel, Jim Crace, Franz Hohler, Jacques Chessex

De Nederlandse dichter, vertaler en journalist Jan Eijkelboom werd op 1 maart 1926 in Ridderkerk geboren. Zie ookalle tags voor Jan Eijkelboom op dit blog.

Non omnis moriar*

Soms, als een distel door dik asfalt,
barst er een regel poëzie
de taal van mensen in.

Zo werd de Dapperstraat een plek
van hoge adel en duurt de Mei
al meer dan honderd jaar.

Zo wijs ik soms mijn kleine zoon
des avonds op een fonkelend verschijnsel
en roep: O Venus, felle star.

Hij corrigeert mij wel, maar geeft
het later toch misschien weer door.
Het lijkt zo’n magere troost,

te bedenken dat lang na je dood
een jonge vrouw een woord van jou
nog op de tong kan nemen.

Het is ook wel een weelderig genoegen,
niet geheel dood te hoeven.

* niet geheel zal ik sterven

 

O

O, dat ik ooit nog eens
een vers met o beginnen mocht,
dat het dan ongezocht een ode
werd waarin zeg maar een dode
dichteres tot leven kwam
ofwel een warm lief lijf
tot marmer werd waardoor
voor wie daarvoor gevoelig is
een adem ging als was het
leven nu voorgoed betrapt.

Maar nee, wat bij mij ingaat
moet bezinken,
verdicht zich tot een sprake-
loos substraat
dat roerig wordt en uit wil breken
en soms vermomd de mond verlaat.

O, klonk het nog eens ongehinderd.

Jan Eijkelboom (1 maart 1926 – 28 februari 2008)

Lees verder “Jan Eijkelboom, Franzobel, Jim Crace, Franz Hohler, Jacques Chessex”

Jan Eijkelboom, Franzobel, Jim Crace, Franz Hohler, Jacques Chessex, Lytton Strachey

De Nederlandse dichter, vertaler en journalist Jan Eijkelboom werd op 1 maart 1926 in Ridderkerk geboren. Zie ook mijn blog van 1 maart 2008 en ook mijn blog van 28 februari 2008 en ook mijn blog van 1 maart 2009. en ook mijn blog van 1 maart 2010.

Schilderij, Duits, 19de eeuw

Dit is de liefde:
stilstand van de tijd.
De jongeling die met het meisje
in suizend onbewegen
de steile rots afspringt.

Tussen Teutoonse sparren heeft,
onhoorbaar tandenknarsend
boven een stalen baard,
de man te paard
– rivaal of vader –
het zwaard vergeefs ontbloot.
Zie ook de tanden van de honden
die doodstil grommen aan de rand.

Tanden en zwaard bereiken nooit het paar.
Het paar haalt nooit de grond.
Het blijft ontheven in een val
die op een dans gelijkt,
zo losjes houden zij elkander
bij de hand en bij
de smalle leest.

Dit is de tijd die blijft,
omdat er niets beweegt.

 

Slikkerveer

Hier hoorde mijn moeder in negentien vijf
het drinkwater aan komen ruisen
door de net aangelegde buizen.

Hier zag ik tegen de ochtendzon
mijn grootvader thuiskomen van de Noord
die hij heen-en-terug was overgezwommen
om zijn zestigste verjaardag te vieren.

Hier hoorde ik als jongen
een uiteenvallende briket ritselen
in het fornuis en dacht:
het klinkt als zilverpapier
dat terug tracht te komen
uit zijn verfrommeling.

Ik borg dat op voor later –
voor nu.

 

Voor wat hoort wat

Voor wat hoort wat
Een kind vraagt nooit
waarom, waartoe het toch
op aarde werd geworpen.

Daarom en niet omdat
het hulpeloos zou zijn
verzorgen wij het trouw,

vereren het als god.
Tot het de dood ontdekt
en een der onzen wordt.

 

Jan Eijkelboom (1 maart 1926 – 28 februari 2008)

 

 

Lees verder “Jan Eijkelboom, Franzobel, Jim Crace, Franz Hohler, Jacques Chessex, Lytton Strachey”

Jan Eijkelboom, Franzobel, Jim Crace, Franz Hohler, Jacques Chessex, Lytton Strachey, Ryūnosuke Akutagawa

De Nederlandse dichter, vertaler en journalist Jan Eijkelboom werd op 1 maart 1926 in Ridderkerk geboren. Zie ook mijn blog van 1 maart 2008 en ook mijn blog van 28 februari 2008 en ook mijn blog van 1 maart 2009. 

 

Sluitertijd

 

Zie de afbladderende dichter.

Heb ik het goed? Kijkt hij

vanuit die plooien, de gelaagdheid

van aanzicht en overjas

nog steeds de lens tegemoet?

 

Zal ik hem vertellen hoe het

eindtraject moet worden afgelegd?

Ach, je gelooft je ogen niet

en wat hij zegt of prevelt

gaat ook al op de prent verloren –

 

De plek heeft hij zelf uitgekozen.

Een dichtgemetseld godshuis.

Maar in verweerde steen en brokkelige

kalk schuilt een betekenis

die nog verwoord wil zijn

wie weet nog uitgelegd.

 

 

Dreamtime

 

Er is geen begin en het einde is zoek.

 

Moge het sterven sereen zijn

toch zet het zich voort

in het bloedbad van een geboorte,

de geboorte van iemand anders dan,

dat valt niet te ontkennen.

 

Maar in het leven is ons gegeven

te doen alsof er geen dood was,

niet met de kop in het zand

maar juist op de uitkijk

naar weer een ander land,

een te bevaren kust.

 

En onderweg vermaan je nog een kind

dat zegt dat het zich dood verveelt:

ga in gods naam wat doen.

En het kind roept: maar ik bèn er toch?

 

Liefst zijn ook wij ons van geen kwaad bewust.

 

 

Lege kerk 1

 

Het hoog karkas, de nutteloze ruimte,

preekstoel en orgel afgedekt, een leegte

die het licht naar binnen zuigt.

 

De jongen die daar zat op bikkelharde,

nu weggehaalde banken, verzon eens

hoe je slingerend van lichtkroon

 

naar lichtkroon als Tarzan kon ontkomen

aan ’t herderlijke dwangbevel

dat onder hem de kudde deed verstarren.

 

Wat bleef is een afwezigheid

die heel die ruimte vult en reikt

tot aan het tongewelf, het schedeldak

 

van wie hier staat en ongeschonden

straks weer het heiligdom verlaat.

jan_eijkelboom.jpg

 

De Oostenrijkse schrijver, dichter en schilder Franzobel werd geboren op 1 maart 1967 in Vöcklabruck. Zie ook mijn blog van 1 maart 2007 en ook mijn blog van 28 februari 2008 en ook mijn blog van 1 maart 2009. 

 

Deutschland marschiert

 

Es dampfte das Entgegenkommen, Mensch

mit Wandervereinen, Pokalen gesteinigt,

als man noch schlechte Kragenknöpfe hatte,

mit Schmerzen ging, um die Zehen Watte,

da man noch nichts von Pediküre geahnt,

Blasen, als ob das Erdreich jählings zerrisse

und Schritte linkshin zur Fläche

ekligen Leichnams Schwarzfinsternis,

Gesichter, todmüde, fertig die Nacht,

die halbvollen aus unendlichen Rücken

kommenden Blasen, die stinken im Schritt

und faulend noch schreien:

Deutschland marschiert.

 

 

Autoscooter/Loveparade: Sehne

 

Wie Sehnen, Sucht und See
Schnecken tief im Gras wie
Füße hat es nie gegeben,
keine Sonne, Flüstern nicht,
Milchgefühl, mit Abstand,
Blümchenmuster wie wir sind
unnahbar, Zuseher und/oder was
hat uns gestülpt. Heraus.  

franznobel.jpg

Franzobel (Vöcklabruck, 1 maart 1967)

 

 

De Engelse schrijver Jim Crace werd geboren op 1 maart 1946 in St. Albans, Hertfordshire. Zie ook mijn blog van 1 maart 2009. 

 

Uit: The Pesthouse

 

„Everybody died at night. Most were sleeping at the time, the lucky ones who were too tired or drunk or deaf or wrapped too tightly in their spreads to hear the hillside, destabilized by rain, collapse and slip beneath the waters of the lake. So these sleepers (six or seven hundred, at a guess; no-one ever came to count or claim the dead) breathed their last in passive company, unwarned and unexpectedly, without experiencing the fear. Their final moments, dormant in America.

But there are always some awake in the small times of the morning, the love-makers, for instance, the night workers, the ones with stone hard beds or aching backs, the ones with nagging consciences or bladders, the sick. And animals, of course.

The first of that community to die were the horses and the mules, which the travelers had picketed and blanketed against the cold out in the tetherings, between the houses and the lake, and beyond the human safety of stockades. They must have heard the landslide – they were so close and unprotected – though it was not especially bulky, not bulky enough, probably, to cause much damage on its own. In the time that it would take to draw a breath and yawn, there was a muted stony splash accompanied by a barometric pop, a lesser set of sounds than thunder, but low and devious, nevertheless, and worrying – for how could anyone not know by now how mischievous the world could be? The older horses, connoisseurs of one-night stands when everything was devious and worrying, were too weary after yet another day of heading dawnways, shifting carts, freight and passengers, to do much more than tic their ears and flare their nostrils. Even when, a moment later, the displaced waters of the lake produced a sloshing set of boisterous waves where there had not been any waves before, the full-growns would not even raise their heads. But the younger horses and the ever-childish mules tugged against their ropes, and one or two even broke free but hadn’t the foresight to seek high ground in the brief time that remained.“

jim-crace.jpg

Jim Crace (St. Albans, 1 maart 1946)

 

De Zwitserse schrijver, cabaretier en liedjesmaker Franz Hohler werd geboren op 1 maart 1943 in Biel. Zie ook mijn blog van 1 maart 2009. 

 

Uit: Die Steinflut

 

„Als die siebenjährige Katharina Disch mit ihrem vierjährigen Bruder Kaspar am Freitag, dem 9. September 1881 das Haus ihrer Großmutter betrat, wußte sie nicht, daß sie erst wieder bei ihrer Hochzeit von hier weggehen würde.

Ihr Vater hatte sie für ein paar Tage weggeschickt, weil die Geburt eines Kindes bevorstand, und ohne

Widerspruch hatte Katharina das Bündelchen mit den beiden Nachtgewändern und etwas Leibwäsche, das ihre älteste Schwester Anna bereitgemacht hatte, genommen, hatte noch ihre Holzpuppe Lisi so hineingesteckt, daß sie mit dem Kopf herausschaute, und war dann mit Kaspar

an der Hand aufgebrochen. Sie war froh, daß sie nicht daheim bleiben mußte.

Wie verändert war ihr die Mutter beim Abschied vorgekommen!

Sie lag im Schlafzimmer im oberen Stock, ihre Haare, die sie sonst immer aufgesteckt hatte, waren

offen über das Kissen ausgebreitet und hingen sogar über den Bettrand hinunter, sie war bleich und schwitzte, von Zeit zu Zeit preßte sie die Lippen zusammen, kniff die Augen zu und drückte mit beiden Händen auf die Bettdecke, unter der sich ihr Bauch wölbte. Katharina wollte ihr nur schnell von der Türschwelle aus auf Wiedersehn sagen, aber die Mutter winkte sie zu sich heran, strich ihr mit ihrer Hand, die ganz kalt war, über die Haare und sagte leise, sie solle die Großmutter grüßen, und sobald ihr neues Geschwisterehen da sei, werde sie jemanden schicken. Dann drehte sie sich tief einatmend

zur Seite, griff in die Schublade des Nachttischchens, holte einige gedörrte Zwetschgen heraus und gab sie ihrer Tochter mit, »für unterwegs, für dich und Kaspar«,

fügte sie hinzu und versuchte zu lächeln. Katharina steckte sie schnell in die Tasche ihrer Schürze, blieb stumm stehen und suchte immer noch mit den Augen die Mutter, die sie kannte und die derjenigen, die dalag, so wenig glich. »Muesch ke Angscht ha«, flüsterte ihr die Frau aus dem Bett zu, legte sich wieder auf den Rücken und schloß ihre Augen.“

franz_hohler.jpg

Franz Hohler (Biel, 1 maart 1943)

 

 

De Franstalige, Zwitserse schrijver Jacques Chessex werd geboren op 1 maart 1934 in Payerne. Zie ook mijn blog van 1 maart 2009. 

 

Uit: Le vampire de Ropraz

 

Ropraz, dans le Haut-Jorat vaudois, 1903. C’est un pays de loups et d’abandon au début du vingtième siècle, mal desservi par les transports publics à deux heures de Lausanne, perché sur une haute côte au-dessus de la route de Berne bordée d’opaques forêts de sapins. Habitations souvent disséminées dans des déserts cernés d’arbres sombres, villages étroits aux maisons basses. Les idées ne circulent pas, la tradition pèse, l’hygiène moderne est inconnue. Avarice, cruauté, superstition, on n’est pas loin de la frontière de Fribourg où foisonne la sorcellerie. On se pend beaucoup, dans les fermes du Haut-Jorat. A la grange. Aux poutres faîtières. On garde une arme chargée à l’écurie ou à la cave. Sous prétexte de chasse ou de braconne on choie poudre, chevrotine, gros pièges à dents de fer, lames affûtées à la meule à faux. La peur qui rôde. A la nuit on dit les prières de conjuration ou d’exorcisme. On est durement protestants mais on se signe à l’apparition des monstres que dessine le brouillard. Avec la neige, le loup revient. Il n’y a pas si longtemps qu’on a tué le dernier, en 1881, sa dépouille empaillée s’empoussière à douze kilomètres dans une vitrine du musée du Vieux-Moudon. Et l’horrible ours venu du Jura. Il a éventré des génisses il n’y a pas quarante ans dans les gorges de la Mérine. Les vieux s’en souviennent, ils ne rient pas à Ropraz ni à Ussières. Au temps de Voltaire, qui a habité le château d’en bas, au hameau d’Ussières, les brigands attendaient sur la route principale, celle de Berne, des Allemagnes, plus tard les soldats revenus des guerres de la Grande Armée rançonnaient les honnêtes gens. On fait très attention quand on engage un trimardeur pour la moisson ou la pomme de terre. C’est l’étranger, le fouineur, le voleur. Anneau à l’oreille, sournois, le laguiole glissé dans la botte.“

 

Chessex.jpg

Jacques Chessex (1 maart 1934 – 9 oktober 2009)

 

 

De Britse schrijver Giles Lytton Strachey werd geboren op 1 maart 1880 in Londen. Zie ook mijn blog van 1 maart 2007 en ook mijn blog van 28 februari 2008 en ook mijn blog van 1 maart 2009.

 

Uit: Lytton Strachey (Biografie door R. A. Scott-James)

 

MANNING was now thirty-eight, and it was clear that  he was the rising man in the Church of England.’  Eminent Victorians, from which these words are  quoted, appeared in 1918, when Lytton Strachey himself  was thirty-eight and was recognized as a rising man — perhaps  the rising man — in the world of letters. Frank Swinnerton  has said that he and another publisher’s reader, Geoffrey  Whitworth, ‘were as excited before publication as the world  was after it’. Augustine Birrell responded as wit to wit; the  Liberal leader, Asquith, in his Romanes Lecture spoke of  ‘Mr. Strachey’s subtle and suggestive art’. In the fourth  year of war this provocative book vied with the war itself  as a topic of conversation. It delighted and it scandalized.
By some it was admired for its subtle portraiture, its deft  handling of the theme, its irony, its flexible prose. Others  were thrilled by this cool attack, this scathing flanking movement, against old idols of the market-place already slightly  discredited by the Edwardians and now sufficiently demoded
to invite hue and cry. Later, Strachey was to write a more  important and equally entertaining book, Queen Victoria,  but it was Eminent Victorians which made his name and fixed  his reputation; and by that more than anything else he has  been judged and often misjudged.

He was acclaimed as a new writer, but he was not a new  writer. He had been almost continuously contributing articles  to weeklies, monthlies, or quarterlies for over fourteen years,  and a piece of masterly critical writing, Landmarks in French  Literature, had appeared in book form in 1912 — but hardly  anybody at that time read it. He is perhaps generally thought  of as a man of letters belonging essentially to the decade that  followed the Great War — that period of disillusion and  clever flippancy, ingenious experiment and delicate fantasy,  unsentimental, anti-romantic, playfully frank, and gracefully uninsistent upon anything too serious.“

 

Lytton_Strachey.jpg

Lytton Strachey (1 maart 1880 – 21 januari 1932)

Buste van Stephen Tomlin

 

 

 

De Japanse dichter en schrijver Ryūnosuke Akutagawa werd geboren op 1 maart 1892 in Tokio. Zie ook mijn blog van 1 maart 2009.

 

Uit: Rashomon

 

“I’m taking this hair… I’m taking this woman’s hair to… Well, I thought I’d make a wig.”

The servant was disappointed that the old woman’s answer was so unexpectedly dull. Along with the disappointment, those old feelings of hatred and contempt came flooding back to him. And somehow, he must have conveyed these feelings to the old woman. With the hairs she had stolen from the corpse still clutched in one hand, she mumbled in a raspy, toadish voice:

“I see. Well, perhaps it is immoral to pull out the hairs of the dead. But these corpses up here—all of them—they were just the sort of people who wouldn’t have minded. In fact, this woman whose hair I was just pulling out a moment ago—she used to cut snakes into 5-inch pieces, dry them, and go sell them at the camp of the crown prince’s palace guard, saying it was dried fish. If she hadn’t died in the plague, she would probably still be going there now. And yet, the guards said this woman’s dried fish tasted good, and they always bought it to go with their rice. I don’t think what she did was immoral. If she hadn’t done it, she would have starved to death, so, she just did what she had to. And this woman, who understood so well these things we have to do, would probably forgive me for what I’m doing to her too.”

 

Akutagawa.jpg 

Ryūnosuke Akutagawa (2 maart 1892 – 24 juli 1927)

 

 

De Duitse schrijfster en dichteres Sabina Lorenz werd geboren op 1 maart 1967 in München. Zij is mede-uitgeefster van het literatuurtijdschrift “außer.dem”. Zij publiceerde korte prozateksten en gedichten in bloemlezingen en tijdschriften. In 2007 verscheen haar dichtbundel Die Fremde ist ein Ort. 

 

Und nun

 

Wie sich auf der Durchreise Gänse
unter Touristen mischten, ich saß, du sprangst
an den Gleisen entlang, still verwachsen
mit Heckenrosen, Hornkraut im Schienenbett.
Vergessen, dass du keine Steppschuhe trugst
und auf einmal dieser Angstflügel, die Gänse
kehren wieder und ihr Schrei:
Eil! Eil! Wann
geht der Zug. Verlorene Federn
vom letzten Jahr. Du hobst sie auf, grinstest
in die Augen der Touristenkameras, breit, und
strichst und strichst diese zerzausten
Dinger. Versuch. Ein Spiel.
Du saßt
ich sprang.
War ja nichts zu sehen als Licht.

image001.jpg

Sabina Lorenz (München, 1 maart 1967)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e maart en de 29e februari ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

 

Jan Eijkelboom, Franzobel, Jim Crace, Franz Hohler, Jacques Chessex, Lytton Strachey, Ryūnosuke Akutagawa, Saul Williams

De Nederlandse dichter, vertaler en journalist Jan Eijkelboom werd op 1 maart 1926 in Ridderkerk geboren. Zie ook mijn blog van 1 maart 2008 en ook mijn blog van 28 februari 2008.

 

Zondagochtend, Wielwijk

 

De nevel hield de geuren bij de grond.
Uit open kerkdeur kwam een walm
van wierook. Geheim sloop
rond het ziekenhuis de ether.
Bij het bejaardenhuis hing
een belofte in de lucht
van zevenhonderd karbonaden.
Jongere geuren waren niet voorradig.
Het park lag uitgebloeid.
De Opels der gelovigen waren
gestald. De roekelozer wagens
van ’t volk dat straks
ter voetbal trekken zou
stonden nog roerloos in de kou.
De vogels wachtten op de zon.
Tot dan: kyrie eleison.

 

 

Woordjes leren

 

Jongens, heb je verdriet,

sprak toen de leraar Grieks,

 

dan moet je woordjes leren, woordjes

leren. Hij knikte energiek

 

zodat er as viel op zijn vest,

maar dat was toch al vies.

 

Wij lachten half vertederd,

half meewarig, want tragiek

 

daar wist je alles van en hij,

heel oud, haast vijftig, niets.

 

En dat het overging als je maar

woordjes leerde, dat was iets

 

zo absurds, zo dolkomieks

dat het in omloop kwam als een

 

gevleugeld woord. Het klapwiekt

nu verdrietig om mij heen

 

omdat ik later woordjes leerde

waarmee je ’t monster kunt bezweren

 

en ik hem niet meer zeggen kan

hoe ik soms naar die stem verlang,

naar dat onhandige advies

 

JAN_EYKELBOOM

Jan Eijkelboom (1 maart 1926 – 28 februari 2008)

 

De Oostenrijkse schrijver, dichter en schilder Franzobel werd geboren op 1 maart 1967 in Vöcklabruck. Zie ook mijn blog van 1 maart 2007  en ook mijn blog van 28 februari 2008.

Uit: Frau Hornaus im Hochstand

“-Waren Sie schon einmal vom Leben durchgeglüht?
-Wissen Sie, daß Jesus extra für Sie gestorben ist? Sie. Extra Sie hat er erlöst. Sie persönlich. Für Ihre Sünden hat er Leid ertragen. Für Ihren Platz im Paradies? Sie wurden persönlich auserwählt. Haben Sie kurz Zeit?
Und der Vater, noch vom Schlaf verwirrt, noch nicht ganz bei sich, bat zwei debil grinsende Persönchen herein. Aurelia und Zita paßten gut zu ihren Namen. In pfeffer- und salzfarbene Mäntel gehüllt, dicke Brillen im beflaumten Gesicht, dünne Lippen, abstehendes Ohrenpergament, dezent mit Gold behängt. Wanderschuhe. Nach Lavendel und chemischer Kleiderreinigung rochen sie. Abgelagertes, fast verkarstetes Leben in gebückten Gestalten.
-Meinetwegen setzen Sie sich halt. Der verknitterte Vater holte sich ein Bier, die beiden Damen lehnten ab.
-In der Bibel steht auf alles eine Antwort, sie nimmt uns das Gefühl des Ausgeliefertseins, nicht, wortwörtlich steht da alles drin. Wir sind Produkt des Schöpfungsakts. Auch Sie. Und bloß weil der Mensch gesündigt hat, hat Gott ihn vertrieben. In der Bibel stehts. Lesen Sie darin?
-Nein, brummte der Vater, ärgerlich, daß er so überrumpelt worden war, auch wollte er nicht sehen, was der Mensch verbrochen hatte. Erbsünde? Bibelrotz? Das war doch alles bloß ein Mist.
-Der Mensch hatte die Entscheidung, und der erste vollkommene Mensch, Adam, hat sich für die Lüge entschieden, für das Nichtgehorchen. Deshalb hat Gott ihn aus dem Paradies vertreiben müssen, weil er nicht geliebt hat, nicht gehorcht. Für die Sünde hat er sich entschieden, dieser Adam. Wir aber, wir dürfen keine Unzucht treiben. Gott weiß alles, was wir denken und tun. Seinen eigenen Sohn hat er geopfert, hat ihn extra ans Kreuz genagelt wegen uns. Nicht. Damit er uns von unseren Sünden befreit. Nicht.
-Was für Sünden denn?”

franzobel

Franzobel (Vöcklabruck, 1 maart 1967)

 

 

De Engelse schrijver Jim Crace werd geboren op 1 maart 1946 in Forty Hill, Hertfordshire. Na zijn studie Engelse literatuur aan de University of London werkte hij vanaf 1968 voor de Voluntary Services Overseas in Soedan. Twee jaar later keerde hij terug en begon voor de BBC te werken. Van 1976 tot 1987 was hij freelance journalist voor o.a. The Daily Telegraph. In 1974 publiceerde hij zijn eerste fictie, Annie, California Plates, in The New Review. Daarna volgden talrijke short stories en hoorspelen.

 

Uit: The Devil’s Larder

 

„Someone has taken off — and lost — the label on the can. There are two glassy lines of glue with just a trace of stripped paper where the label was attached. The can’s batch number — RG2JD 19547 — is embossed on one of the ends. Top or bottom end? No one can tell what’s up or down. The metal isn’t very old.

They do not like to throw it out. It might be salmon — not cheap. Or tuna steaks. Or rings of syruped pineapple. Too good to waste. Guava halves. Lychees. Leek soup. Skinned Italian plum tomatoes. Of course, they ought to open up the can and have a look, and eat the contents there and then. Or plan a meal around it. It must be something that they like, or used to like. It’s in their larder. It had a label once. They chose it in the shop.

They shake the can up against their ears. They sniff at it. They compare it with the other cans inside the larder to find a match in size and shape. But still they cannot tell if it is beans or fruit or fish. They are like children with unopened birthday gifts. Will they be disappointed when they open up the can? Will it be what they want? Sometimes their humour is macabre: the contents are beyond description — baby flesh, sliced fingers, dog waste, worms, the venom of a hundred mambas — and that is why there is no label.“

 

crace

Jim Crace (Forty Hill, 1 maart 1946)

 

De Zwitserse schrijver, cabaretier en liedjesmaker Franz Hohler werd geboren op 1 maart 1943 in Biel. Hij studeerde germanistiek en romanustiek in Zürich. Nog tijdens zijn studie voerde hij in 1965 zijn eerste soloprogramma pizzicato op. Het succes moedigde hem aan zijn studie op te geven en zich aan de kunst te wijden. Behalve cabaret schrijft hij romans, verhalen, toneelstukken, jeugdboeken en werk voor film en televisie.

 

Uit: Es klopft

 

„Seit einer Stunde lag er im Bett und konnte nicht einschla-fen.Auf dem Rücken nicht, auf dem Bauch nicht, auf der lin-ken Seite nicht, und auf der rechten auch nicht. Das war ihm schon lange nicht mehr passiert.Er war neunundfünfzig,und gewöhnlich war er am Abend so müde, dass er, nachdem er im Bett noch ein paar Zeilen in einem Buch gelesen hatte,die Nachttischlampe löschte, der Frau an seiner Seite einen Gute-Nacht-Wunsch zumurmelte und nach wenigen Atem-zügen einschlief.Erst wenn ihn seine Blase um zwei oder drei Uhr weckte, konnte es vorkommen, dass er den Schlaf nicht gleich wieder fand, dann stand er auf, nahm das Buch in die Hand und schlich sich leise aus dem gemeinsamen Schlafzim-mer in seinen Arbeitsraum, bettete sich dort auf seine Couch und las so lange, bis ihm die Augen zufielen.Er dachte an den morgigen Tag, es war ein Montag, das hieß, dass ihn eine volle Praxis erwartete. Um halb elf waren sie beide zu Bett gegangen, nun zeigten die Leuchtziffern seiner Uhr schon fast Mitternacht, und er sah seine Ruhe-zeit dahinschrumpfen, denn morgens um sechs würde mit-leidlos der Wecker klingeln. Aufstehen und ins Arbeitszim-mer wechseln, mit dem Buch in der Hand? Er fürchtete,dadurch seine Frau zu wecken, und er fürchtete ihre Frage,ob er nicht schlafen könne. Warum, würde sie dann fragen,warum kannst du nicht schlafen? Dann müsste er zu einer Notlüge greifen. Manchmal, wenn ihm ein Behandlungsfehler unterlaufen war oder wenn sich eine folgenschwere Komplikation eingestellt hatte, was zum Glück selten vor-kam, stand der Patient nachts plötzlich vor ihm mit seinem ganzen Unglück und wollte ihn nicht in den Schlaf entlasse
n.Für solche Fälle hatte er ein Schächtelchen Rohypnol in sei-ner Hausapotheke, aber er hasste es, wenn er sich betäuben musste,und zudem war er mit der Dosierung nie ganz sicher.“

 

Hohler

Franz Hohler (Biel, 1 maart 1943)

 

De Franstalige, Zwitserse schrijver Jacques Chessex werd geboren op 1 maart 1934 in Payerne.  Hij studeerde geesteswetenschappen in Lausanne en werd daar toen leraar Frans aan het gymnasium. Voor zijn roman L’ogre kreeg hij in 1973 als eerste niet Fransman de Prix Goncourt.

 

Uit: L’économie du ciel (2003)

 

“Quand j’ai commencé à comprendre que la cause de la mort de mon père n’était pas celle que j’avais crue pendant une trentaine d’années, la fondant, l’expliquant, souvent écrivant sur elle, j’ai repoussé cette nouvelle version comme une faute contre sa mémoire.

Cela s’est fait silencieusement. D’abord j’ai revu certains lieux. Un chemin dégagé peu à peu de la ouate de la mémoire, où mon père apparaissait un matin que je revenais de l’école sur la route que je prenais deux fois par jour pour rentrer à la maison, chemin d’où il sortait ce jour-là, chapeauté de brun, à vrai dire le chapeau bas sur l’œil et le col du manteau relevé.

Chemin qu’à ma connaissance il n’empruntait que depuis qu’il donnait des leçons à Vlasta, la jeune fille tchèque recueillie par les services de l’assistance publique aux réfugiés de guerre et placée chez la vieille femme qui habitait la dernière maison tout en haut de la pente, un immeuble de trois étages qui donnait sur une cour bétonnée devant les champs vides. A une ou deux reprises j’avais vu la maison sans volets, les fenêtres sans rideaux, cube sale, déjà rongé, dans la campagne déserte. Et il n’y a pas de chemin après le cube. Il y a les champs, au loin des collines, aucune maison, aucun hameau en vue, rien que la terre grise des champs, les prairies basses, les bosses au loin des collines sur quoi souvent passe le cri des corneilles, ou le vent de cet automne où je vois surgir mon père à une heure qui n’est pas la sienne. Une heure où il est toujours à son bureau à diriger son école et le collège et le reste. Car il ne donne ses leçons à Vlasta qu’à la fin de l’après-midi, deux ou trois fois par semaine, et de toute façon à cette heure-là, dix ou onze heures du matin, Vlasta est dans sa classe au collège avec les autres élèves du cours.”

 

jacques-chessex

Jacques Chessex (Payerne, 1 maart 1934)

 

De Britse schrijver Giles Lytton Strachey werd geboren op 1 maart 1880 in Londen. Zie ook mijn blog van 1 maart 2007 en ook mijn blog van 28 februari 2008.

 

Uit: The Letters of Lytton Strachey

 

To Leonard Woolf, February 19, 1909

“The day before yesterday I proposed to Virginia. As I did it, I saw that it would be death if she accepted me, and I managed, of course, to get out of it before the end of the conversation. The worst of it was that as the conversations went on, it became more and more obvious that the whole thing was impossible. The lack of understanding was so terrific! And how can a virgin be expected to understand? You see she is her name. If I were either greater or less I could have done it and I could either have dominated and soared and at last made her completely mine, or I could have been contented to go without everything that makes life imp
ortant. Voilà! It was, as you may imagine, an amazing conversation. Her sense was absolute, and at times her supremacy was so great that I quavered.

I think there’s no doubt whatever that you ought to marry her. You would be great enough, and you’d have too the immense advantage of physical desire. I was in terror lest she should kiss me. If you came and proposed she’d accept. She really really would. ”

 

Strachey_Bussy

Lytton Strachey (1 maart 1880 – 21 januari 1932)
Geschilderd door Simon Bussy, 1904

 

De Japanse dichter en schrijver Ryūnosuke Akutagawa werd geboren op 1 maart 1892 in Tokio. Naar hem is de bekendste Japanse literatuurprijs genoemd. Omdat zijn moeder na zijn geboorte geestelijk ziek werd werd Akutagawa door zijn oom geadopteerd. Zijn eerste teksten publiceerde hij al tussen 1912 en 1916 toen hij aan de keizelijke universiteit Engelse literatuur studeerde. Na een baan als leraar begon hij voor de krant Ōsaka Mainichi te schrijven. Vanaf 1919 ging zijn gezondheid achteruit. Tegelijkertijd werd hij in zijn werk steeds realistischer en maatschappijkritischer. In 1927 pleegde hij zelfmoord door gif in te nemen.

 

Uit: Rashomon

 

„This was not only lust, as you might think. At that time if I’d had no other desire than lust, I’d surely not have minded knocking her down and running away. Then I wouldn’t have stained my sword with his blood. But the moment I gazed at her face in the dark grove, I decided not to leave there without killing him.

But I didn’t like to resort to unfair means to kill him. I untied him and told him to cross swords with me. (The rope that was found at the root of the cedar is the rope I dropped at the time.) Furious with anger, he drew his thick sword. And quick as thought, he sprang at me ferociously, without speaking a word. I needn’t tell you how our fight turned out. The twenty-third stroke… please remember this. I’m impressed with this fact still. Nobody under the sun has ever clashed swords with me twenty strokes. (A cheerful smile.)

When he fell, I turned toward her, lowering my blood-stained sword. But to my great astonishment she was gone.“

 

Akutagawa_Ryunosuke_photo

Ryūnosuke Akutagawa (2 maart 1892 – 24 juli 1927)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver, acteur, rapper en musicus Saul Stacey Williams werd geboren in Newburgh, New York op 29 februari 1972. Zie ook mijn blog van 29 februari 2008.

Uit: Dead Emcee Scrolls: The Lost Teachings of Hip-Hop

 „There is no music more powerful than hip-hop. No other music so purely demands an instant affirmative on such a global scale. When the beat drops, people nod their heads, “yes,” in the same way that they would in conversation with a loved one, a parent, professor, or minister. Instantaneously, the same mechanical gesture that occurs in moments of dialogue as a sign of agreement which subsequently, releases increased oxygen to the brain and, thus, broadens one’s ability to understand, becomes the symbolic and actual gesture that connects you to the beat. No other musical form has created such a raw and visceral connection to the heart while still incorporating various measures from other musical forms that then appeal to other aspects of the emotional core of an individual. Music speaks directly to the subconscious. The consciously simplified b
eat of the hip-hop drum speaks directly to the heart. The indigenous drumming of continental Africa is known to be primarily dense and quite often up-tempo. The drumming of the indigenous Americas, on the other hand, in its most common representation is primarily sparse and down-tempo. What happens when you put a mixer and cross-fader between those two cultural realities? What kind of rhythms and polyrhythms might you come up with? Perhaps one complex yet basic enough to synchronize the hearts of an entire generation.“

 

saul_williams

Saul Williams (Newburgh, 29 februari 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e maart en de 29e februari ook mijn vorige blog van vandaag.

Jan Eijkelboom, Lytton Strachey, Robert Lowell, Richard Wilbur, Franzobel, Ralph (Waldo) Ellison, Mercedes de Acosta, Steven Barnes

De Nederlandse dichter, vertaler en journalist Jan Eijkelboom werd op 1 maart 1926 in Ridderkerk geboren. Zijn vader was verzekeringsagent en werd later in Dordrecht, waarheen het gezin in 1928 was verhuisd, raadslid voor de Antirevolutionaire Partij. Zijn ouders behoorden tot de Gereformeerde Bond in de Nederlands-Hervormde Kerk. Ondanks de strenge kerkleer groeide hij op in een naar verhouding tolerant milieu.  Tijdens zijn opleiding aan het Marnix Gymnasium te Rotterdam raakte hij bevriend met Jan Emmens. Kort na de bevrijding ging hij in 1945 vrijwillig in militaire dienst. Gedurende de hierop volgende vijf jaar maakte hij onder meer de politionele acties in Indonesië mee. Na zijn terugkeer in Nederland werd hij in 1950 student te Amsterdam, waar hij in datzelfde jaar ook ging wonen. Aanvankelijk koos hij voor Engelse taal- en letterkunde, maar al snel ging hij over op politicologie, een studie die hij evenwel niet afmaakte. De tijdens die jaren ontwikkelde belangstelling voor het schrijven kwam op verschillende wijzen tot uiting. Zo publiceerde hij in 1953 in Libertinage het verhaal ‘De Terugtocht’, waarin hij ervaringen verwerkte uit zijn Indonesische periode. Vanaf datzelfde jaar tot 1956 was hij redacteur van Propria Cures waarin toen, naast anderen, Renate Rubinstein en Aad Nuis publiceerden. Bovendien richtte hij in 1957, samen met onder meer Jan Emmens, Tirade op. Een jaar daarvoor was Eijkelboom getrouwd en aan een journalistieke carrière begonnen. Aanvankelijk werkte hij voor Vrij Nederland, waar hij naar eigen zeggen zowel het vak als het drinken leerde. Twee jaar later werd hij er benoemd tot adjunct-hoofdredacteur. Nadat hij vanaf 1964 op freelance-basis was gaan werken, vestigde hij zich drie jaar later opnieuw in Dordrecht, waar hij met korte onderbrekingen zou blijven wonen, zij het op verschillende adressen. Hij werd er aangesteld als voorlichtingsambtenaar bij de gemeente. Deze functie hield hij vol tot 1971, in welk jaar hij naar de journalistiek terugkeerde en afwisselend werkte voor De Dordtenaar en Het Vrije Volk. Tijdens een psychotherapie, die hij onderging in verband met zijn oorlogservaringen in Indonesië, ontstonden in 1976 de eerste gedichten. Eén daarvan, ‘Koning Alcohol (aan de poëten)’, verscheen in juni van datzelfde jaar in Het Vrije Volk. Nadat hij vanaf januari 1977 in onder meer Tirade en Maatstaf poëzie had gepubliceerd, kwam uiteindelijk in maart 1980 zijn debuutbundel ‘Wat blijft komt nooit terug’ op de markt. In 1983 werd hem voor zijn bundel ‘De gouden man’ de Herman Gorter-prijs toegekend. In 1991 kreeg hij voor zijn verdiensten als schrijver de gouden legpenning van de gemeente Dordrecht en mocht hij zich, dankzij die onderscheiding, ereburger van zijn woonplaats noemen. In 2001 werd hij door de gemeente Dordrecht als eerste in Nederland benoemd tot bezoldigd stadsdichter. Eijkelboom overleed afgelopen donderdag op 81jarige leeftijd. Zie ook mijn blog van 28 februari 2008.

Tegenlicht

Straks mag de winterzon weer ondergaan
maar nu vernist hij nog de daklijst
van voorname huizen.

 

En laat het daarbij niet: een goudlawine
vult de straat, verpulvert
wederzijds de gevels.

 

De automobilist rukt zijn vizier
in aller ijl omlaag, de wandelaar
doet een stap opzij, krijgt zo
zijn perspectief terug:

 

Kijk, daar fietst een heel gewone engel.

 

 

Museum

Als ik gestorven ben
zal in de tuin van dit museum
boven het warrig bladerengedruis
een merel net zo helder zingen
op net zo’n late voorjaarsdag.

 

En ik, ik zal er niet meer zijn
om door dit zingen te vergeten
dat ik moet sterven mettertijd.

 

Maar aan de and’re kant zal ik
– je weet maar nooit –
veel langer leven dan die vogel.
En als ik toch onder de zoden lig
dan zal mijn zoon nog eens
een merel net zo horen klinken
op net zo’n late voorjaarsdag.
En hij zal weten wie ik was
en ach, een vogel weet van niets.

 

Maar aan de and’re kant alweer:

als merels aan hun vaders konden denken,

wellicht dat ze dan krasten als een raaf.

 

 

Wat Blijft Komt Nooit Terug

Nevelverscheurend

kraait een haan

vanuit onzichtbare

tuin achter vage huizen,

het rozerood van de dageraad

al in top.

 

In een andere tuin

voerde ik grootmoeders kippen

nadat een andere haan

mij had gewekt

op de donkere vliering

die geurde naar appels.

 

Ik hoor dit nu,

ik zie dat nog.

Het blijft bij me en

ik kan het niet vasthouden

al zou ik zelf

een kippenhok gaan bouwen

(ik zou dan trouwens

ter vervolmaking

die gedempte stinksloot

achter de tuin

ook opnieuw moeten graven).

 

eijkelenboom

Jan Eijkelboom (1 maart 1926 – 28 februari 2008)

 

De Britse schrijver Giles Lytton Strachey werd geboren op 1 maart 1880 in Londen. Zie ook mijn blog van 1 maart 2007.

UitEminent Victorians

 

Henry Edward Manning was born in 1807 and died in 1892. His life was extraordinary in many ways, but its interest for the modern inquirer depends mainly upon two considerations–the light which his career throws upon the spirit of his age, and the psychological problems suggested by his inner history. He belonged to that class of eminent ecclesiastics–and it is by no means a small class–who have been distinguished less for saintliness and learning than for practical ability. Had he lived in the Middle Ages he would certainly have been neither a Francis nor an Aquinas, but he might have been an Innocent. As it was, born in the England of the Nineteenth Century, growing up in the very seed-time of modern progress, coming to maturity with the first onrush of Liberalism, and living long enough to witness the victories of Science and Democracy, he yet, by a strange concatenation of circumstances, seemed almost to revive in his own person that long line of diplomatic and administrative clerics which, one would have thought, had come to an end with Cardinal Wolsey. In Manning, so it appeared, the Middle Ages lived again. The tall gaunt figure, with the face of smiling asceticism, the robes, and the biretta, as it passed in triumph from High Mass at the Oratory to philanthropic gatherings at Exeter Hall, from Strike Committees at the Docks to Mayfair drawing-rooms where fashionable ladies knelt to the Prince of the Church, certainly bore witness to a singular condition of affairs. What had happened? Had a dominating character imposed itself upon a hostile environment? Or was the Nineteenth Century, after all, not so hostile? Was there something in it, scientific and progressive as it was,which went out to welcome the representative of ancient tradition and uncompromising faith? Had it perhaps, a place in its heart for such as Manning–a soft place, one might almost say? Or, on the other hand, was it he who had been supple and yielding? he who had won by art what he would never have won by force, and who had managed, so to speak, to be one of the leaders of the procession less through merit than through a superior faculty for gliding adroitly to the front rank? And, in any case, by what odd chances, what shifts and struggles, what combinations of circumstance and character had this old man come to be where he was? Such questions are easier to ask than to answer; but it may be instructive, and even amusing, to look a little more closely into the complexities of so curious a story.”

 

stratchey

Lytton Strachey (1 maart 1880 – 21 januari 1932)

 

De Amerikaanse dichter Robert Traill Spence Lowell werd geboren op 1 maart 1917 in Boston. Zie ook mijn blog van 1 maart 2007.

Dolphin

 

My Dolphin, you only guide me by surprise,
a captive as Racine, the man of craft,
drawn through his maze of iron composition
by the incomparable wandering voice of Phèdre.
When I was troubled in mind, you made for my body
caught in its hangman’s-knot of sinking lines,
the glassy bowing and scraping of my will. . . .
I have sat and listened to too many
words of the collaborating muse,
and plotted perhaps too freely with my life,
not avoiding injury to others,
not avoiding injury to myself–
to ask compassion . . . this book, half fiction,
an eelnet made by man for the eel fighting

my eyes have seen what my hand did.

 

 

History

 

History has to live with what was here,
clutching and close to fumbling all we had–
it is so dull and gruesome how we die,
unlike writing, life never finishes.
Abel was finished; death is not remote,
a flash-in-the-pan electrifies the skeptic,
his cows crowding like skulls against high-voltage wire,
his baby crying all night like a new machine.
As in our Bibles, white-faced, predatory,
the beautiful, mist-drunken hunter’s moon ascends–
a child could give it a face: two holes, two holes,
my eyes, my mouth, between them a skull’s no-nose–
O there’s a terrifying innocence in my face
drenched with the silver salvage of the mornfrost.

 

lowell_r

Robert Lowell (1 maart 1917 – 12 September 1977)

 

De Amerikaanse dichter Richard Wilbur werd geboren op 1 maart 1921 in New York. Zie ook mijn blog van 1 maart 2007.

Advice to a Prophet

When you come, as you soon must, to the streets of our city,
Mad-eyed from stating the obvious,
Not proclaiming our fall but begging us
In God’s name to have self-pity,

Spare us all word of the weapons, their force and range,
The long numbers that rocket the mind;
Our slow, unreckoning hearts will be left behind,
Unable to fear what is too strange.

Nor shall you scare us with talk of the death of the race.
How should we dream of this place without us?–
The sun mere fire, the leaves untroubled about us,
A stone look on the stone’s face?

Speak of the world’s own change. Though we cannot conceive
Of an undreamt thing, we know to our cost
How the dreamt cloud crumbles, the vines are blackened by frost,
How the view alters. We could believe,

If you told us so, that the white-tailed deer will slip
Into perfect shade, grown perfectly shy,
The lark avoid the reaches of our eye,
The jack-pine lose its knuckled grip

On the cold ledge, and every torrent burn
As Xanthus once, its gliding trout
Stunned in a twinkling. What should we be without
The dolphin’s arc, the dove’s return,

These things in which we have seen ourselves and spoken?
Ask us, prophet, how we shall call
Our natures fo
rth when that live tongue is all
Dispelled, that glass obscured or broken

In which we have said the rose of our love and the clean
Horse of our courage, in which beheld
The singing locust of the soul unshelled,
And all we mean or wish to mean.

Ask us, ask us whether with the worldless rose
Our hearts shall fail us; come demanding
Whether there shall be lofty or long standing
When the bronze annals of the oak-tree close.

Wilbur

Richard Wilbur (New York, 1 maart 1921)

 

De Oostenrijkse schrijver, dichter en schilder Franzobel werd geboren op 1 maart 1967 in Vöcklabruck. Zie ook mijn blog van 1 maart 2007.

Uit: Der Schwalbenkönig

 

“Rapid ist eine Heilige, viel mehr als nur ein Fußballklub, Rapid, heißt es, ist Religion, die sich ihre Anhänger wohl sogar im Pass eintragen würden. Man pilgert nach Sankt-Hanappi, kauft grün-weiße Devotionalien, singt Hier-regiert-der-SCR-Choräle, durchlebt Höllen und feiert in der Rapidviertelstunde Ostern und Pfingsten gleichzeitig. Die Heiligen und Nothelfer heißen: “Funke” Feurer, Konsel, Kienast, Sintschenko, Krankl (…) und und und. Rapid ist nichts Edles, keine Schokolade von einem Pariser Chocolatier, sondern ein fetter Haselnussaufstrich. Rapid ist deftig, vielleicht sogar vulgär. Aber sind nicht die Vulgärsten immer die Empfindsamsten – wie auch umgekehrt? Rapid hat keinen reichen Onkel, Rapid heißt nicht Magna, Liebherr, Superfund oder wie sonst ein Großkonzern und genau das macht sie sympathisch.
Wäre Rapid ein Impressionist, dann ein heftiges leuchtendes Schmieren wie Van Gogh, während die Austria den stieren Narrenkastl-Blick Manets verkörpert, der GAK die sichere Strichführung Toulouse-Lautrecs, Sturm die bunte, aber flach gemalte Sehnsucht Paul Gauguins.

Salzburg wäre Degas und Mattersburg wie Kokoschka. Cezanne und Monet kämen in der österreichischen Bundesliga gar nicht vor. Wäre Rapid ein Essen, dann ein Wurstbrot, und als Tier ein Hund, ein Urlaub in Lignano; Fatima als Wallfahrtsort. Rapid ist wunderbar. Freilich ist mein Enthusiasmus heute nur noch schwach. Vor 20 Jahren habe ich noch einen Zusammenhang zwischen positiven Schularbeiten und gewonnenen Rapidspielen gesehen. Zum Glück war Rapid damals recht gut, sonst hätte ich es nie bis zur Matura gebracht. Meine intensivsten Erlebnisse – das massive Interesse an Fußball entspringt ja einer kollektiven Sehnsucht nach Geschichte – meine intensivsten Erlebnisse also waren die Achtung-Achtung-Schreie aus dem Radio, die kurzen Momente höchster Spannung, bis heraußen war, auf welcher Seite nun das Tor gefallen ist. Die Weinhofer-Flasche im Spiel gegen Celtic Glasgow, das in ein 5:0 umgestülpte 0:3 gegen Dynamo Dresden, das sind die Legenden meiner Fangeschichte, da habe ich so laut “Hier regiert der SCR” in meinem Kinderzimmer gegrölt, bis ich grün geworden bin.”

 

Franzobel

Franzobel (Vöcklabruck, 1 maart 1967)

 

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 1 maart 2007.

De Afro-Amerikaanse schrijver Ralph (Waldo) Ellison werd geboren in Oklahoma City op 1 maart 1913.

De Spaans-Amerikaanse schrijfster en dichteres Mercedes de Acosta werd geboren op 1 maart 1893 in New York.

De Amerikaanse schrijver Steven Barnes werd geboren op 1 maart 1952 in Los Angeles.