Albert Helman, Albert Camus, Jan Vercammen, Antonio Skármeta, Pierre Bourgeade, W. S. Rendra, Vladimir Volkoff, Auguste Villiers de L’Isle-Adam, Friedrich Leopold zu Stolberg-Stolberg

De Nederlandse dichter en schrijver Albert Helman werd geboren op 7 november 1903 in Paramaribo. Zie ook mijn blog van 7 november 2010 en eveneens alle tags voor Albert Helman op dit blog.

Uit: De dokwerker en de H. Geest

“In het droogdok staat een zware zwarte scheepsromp, en klein daartegen staan een tiental arbeiders op hun stellingen. Maar pijnlijk-hel klinken hun hamerslagen, metaal tegen metaal, weergalmd door het water, over de wijde holle haven. Er waait een zachte, koele bries die de fijne geuren van teer en verf verder stuift, en die alle holten vervult: het holle, leeggeladen schip dat staat in het holle, kuischgespoelde dok, en het dok dat weer staat in de leege, wijde haven, die eerst klein en hol schijnt, wanneer je opziet naar het hooge, blauwe luchtgewelf.
Dat doe je vanzelf, wanneer je uren lang schuin tegen de zwarte scheepswand op moet zien, zooals Willem dat doen moet, die verder van de hamerende mannen verwijderd, met een steekvlam de oude menie uit de naden wegbrandt, terwijl zijn kameraad ze meteen moet schoonkrabben.
– Kijk uit! Ben je nou een haartje be….’ zegt die kameraad, maar hij slikt het booze woord in, want Willem is de kwaadste niet, al is hij deze middag wel heel erg verstrooid. Hij weet dat Willem van die dagen heeft dat zijn aandacht heel ergens anders is, maar wáár weet hij zelf niet. Dan kijkt hij langs het dok in de verte, alsof hij schepen ziet die niemand anders kent, of omhoog, langs het puntje van de mast, dat nog juist te zien is, alsof hij op een vliegmachine met een speciale boodschap voor hem staat te wachten.
Maar vanmorgen zijn het de meeuwen die Willem zoo verstrooid maken, en dat duurt nu al een paar uur. Ze lijken wel gek die vogels. Ze zijn zoo licht en vlug als duiven, maar als je ze goed beschouwt, zijn ze zoo stom als de eenden. Hun lijf is sierlijk en wit, maar ze doen tegen elkaar alsof ze kippen zijn.
– Ik zou er best een van nabij willen zien of in mijn hand houden, denkt Willem. Want zijn het nou duiven of zijn het nou géén duiven?
Maar als zijn kameraad weer eens gevloekt heeft, nu hij de steekvlam heelemaal in de verkeerde richting houdt, omdat een paar meeuwen net op dezelfde waterkring neerduiken, wordt hij weer aandachtig voor het werk en zegt bij zichzelf: ‘Jesses wat een kinderachtige vent ben ik toch eigenlijk. Ik lijk wel een kwajongen.’

 
Albert Helman (7 november 1903 – 7 oktober 1996)
Hier in Parijs, 1932

Lees verder “Albert Helman, Albert Camus, Jan Vercammen, Antonio Skármeta, Pierre Bourgeade, W. S. Rendra, Vladimir Volkoff, Auguste Villiers de L’Isle-Adam, Friedrich Leopold zu Stolberg-Stolberg”