Coen Peppelenbos, Oek de Jong, Cynthia Mc Leod, Matthieu Gosztola, Gabriel Loidolt, Koos Schuur, Roy Alton Blount Jr., Mary Elizabeth Braddon, André Salmon

De Nederlandse dichter en schrijver Coen Peppelenbos werd geboren in Raalte op 4 oktober 1964. Zie ook alle tags voor Coen Peppelenbos op dit blog.

Uit: De valkunstenaar

“Ik kan vliegen. Ik weet dat het een kwestie van definitie is, maar als je je zonder gebruik van mechanica kunt bewegen door de lucht, dan kun je vliegen. Ik weet elke seconde van mijn vlucht nog. Het uitzicht van het dak was feeëriek. Kun je dat zeggen? De zon was al bijna onder, maar je kon de akkers nog zien. In de tuin stonden tientallen kleine lampjes die het zonlicht dat ze die dag gevangen hadden teruggaven. Af en toe gloeide een sigaret op. Ik ging staan op de rand, draaide me om en wachtte op het fluitsignaal dat het teken was om me in beweging te zetten. Ik strekte mijn armen en toen, het leek minuten te duren, dan eindelijk het schelle gefluit klonk, kromde ik mijn rug, trok mijn armen terug voor mijn borst en liet me in een koprol achterover vallen. Daardoor kreeg ik vaart. Mijn schouders raakten de dakpannen het eerst en ik rolde door van de glooiende dakpannen over de knik naar het steile deel van het dak. Had ik bij de eerdere vlucht die avond nauwelijks respons gekregen, nu hoorde ik gekrijs, ik hoorde glazen op de tegels kletteren, ik hoorde de dakpannen in een trage lawine achter me aan schuiven, ik voelde aan mijn eigen lichaam dat ik me moest omdraaien zodat ik me kon afzetten onder aan het dak. Ik strekte me uit en vloog.
En vloog.
Ik vloog over de coniferen en zag de paniek in de gezichten onder mij; er gebeurde iets onverwachts en het leek of ik wel voor eeuwig door kon vliegen met dat lichaam van mij, dat lichaam dat voldeed aan al mijn eisen, dat lijf dat met ongeloof bekeken werd en ook wel met angst omdat er iets groots en donkers naar beneden kwam. En tussen de menigte zag ik een jongen die als enige voluit lachte en een meisje dat me met een brutale glimlach volgde.
En vloog.
Ik vloog en zag het zwembad onder me, in het midden dreef een strandbal en ik besloot dat ik me aan de wetten van de zwaartekracht zou overgeven, van de duizenden sprongen uit het verleden een ultieme duik zou maken en strekte mijn lichaam naar het water dat ik doorkliefde met slechts een kleine waterverplaatsing en terwijl het water boven me sloot en ik in de stilte van het water mijn vlucht afmaakte, eerst verder neerwaarts en daarna opwaarts, wist ik dat deze val perfect was en voor altijd zou bestaan in de hoofden van de toeschouwers die aanwezig waren geweest. En alleen daar.”

 
Coen Peppelenbos (Raalte, 4 oktober 1964)

Lees verder “Coen Peppelenbos, Oek de Jong, Cynthia Mc Leod, Matthieu Gosztola, Gabriel Loidolt, Koos Schuur, Roy Alton Blount Jr., Mary Elizabeth Braddon, André Salmon”

Coen Peppelenbos, Oek de Jong, Cynthia Mc Leod, Matthieu Gosztola, Gabriel Loidolt, Koos Schuur, Roy Alton Blount Jr.

De Nederlandse dichter en schrijver Coen Peppelenbos werd geboren in Raalte op 4 oktober 1964. Zie ook alle tags voor Coen Peppelenbos op dit blog.

De valkunstenaar
(i.m. Bas Jan Ader)

Vallen is loslaten
het moment bepalen
dat je je overgeeft
aan zwaartekracht.

Ik ben te verdrietig
om je te vertellen
dat.

Vasthouden is de voorbode
van vallen. Vasthouden
is onzekerheid in de vingers.

De oceaan opvaren is
horizontaal vallen
je laat de onzekerheid
achter bij de mensen
die je uitzwaaien.

Je ziet mij huilen
je ziet mij vallen
je ziet mij vertrekken
dit laat je niet los.

 

Skater

Ik wandel met de bedaarde gang van
een bejaarde langs het spoor naar huis
de avond valt en op het verlaten
parkeerterrein komt een skater
tot leven zijn benen bewegen
met zijn hersens
in zijn tenen
hij kruist en draait
heeft geen verleden
lijkt te zweven
de cameraman houdt
van hem in beelden
legt hem vast in licht
van lantaarnpalen
laat herhalen en herhalen
dansende silhouetten op het asfalt
van de nacht de stad is al in slaap en
de laatste trein naar het westen verdwenen.

 
Coen Peppelenbos (Raalte, 4 oktober 1964)
Cover

Lees verder “Coen Peppelenbos, Oek de Jong, Cynthia Mc Leod, Matthieu Gosztola, Gabriel Loidolt, Koos Schuur, Roy Alton Blount Jr.”

Coen Peppelenbos, Cynthia Mc Leod, Oek de Jong, Matthieu Gosztola, Gabriel Loidolt, Koos Schuur

De Nederlandse dichter en schrijver Coen Peppelenbos werd geboren in Raalte op 4 oktober 1964. Zie ook alle tags voor Coen Peppelenbos op dit blog.

Dubbelfocus

De straatstenen die jouw voeten
droegen wilde ik kussen,
maar we reden altijd door
en ‘later’ en ‘ooit’ haalden ons in.

Later reed ik met de dichter,
op zoek naar zijn jeugd,
over de paden van je step,
een routeplan waarbij ik
de lijnen trok.

De dichter keek uit over het Wad
en zag in de mist zijn leven als roman;
de Razende Bol, de feeëntrein.
Ik stond ernaast en zag je lopen,
in korte broek naar het strand:
‘voorkantje, achterkantje,
net een wentelteefje,’
alleen de handdoek je vriend,
slechts in de Noordzee vertrouwen.

De dichter vond bij de kerk,
het wijwater onder zijn zolen terug,
en ik zag je, vermoeide koorknaap,
na een doorwaakte nacht
bij de pastoor en zijn zwarte vriend;
jij ontving het zaad, je vader de zegen.

De dichter wees op de bunkers
verstopt in het gras
wachtend op een vijand van zee
die niet kwam. Ik herkende je wel.

En natuurlijk krijsende meeuwen.
God wat een krijsende meeuwen.
Laat ze hun bek houden.

 
Coen Peppelenbos (Raalte, 4 oktober 1964)

Lees verder “Coen Peppelenbos, Cynthia Mc Leod, Oek de Jong, Matthieu Gosztola, Gabriel Loidolt, Koos Schuur”

Coen Peppelenbos, Cynthia Mc Leod, Oek de Jong, Matthieu Gosztola, Charles Frazier, Gabriel Loidolt

De Nederlandse dichter en schrijver Coen Peppelenbos werd geboren in Raalte op 4 oktober 1964. Zie ook alle tags voor Coen Peppelenbos op dit blog.

Louis Couperus spreekt Gronings

Vriend Jaap voerde mij pepermuntjes
tijdens de rijtoer naar Paterswolde
opdat mijn Hollands-hoge stem
die avond, met affectie,
ritmisch huppelende dactyli zou zingen.

Ja, de boerse noordelingen, inboorlingen
met begrensde spreekstemmen staan versteld
van klankbevleugelde woordreeksen.

In hare drom’n, hare vizioen’n
lat’n zien en doen smacht’n

O vriend Jaap, dank voor de witte rozen,
dat ik nog eens in je tent kom overzomeren
te Terschelling, om de omelet te proeven
die je zo goed weet te bereiden.

 

Dijklichamen

De lijken liggen op Deltahoogte.
Het nageslacht trok het land in,
was de golven voor.

De namen op de stenen zijn
bijna verdwenen in zoutbeslag en regen
die familie Toxopeus wist wat sterven was.
Deze botten houden de dijk op orde
kraakbeen en knekelwering.

Ze liggen daar maar open en bloot,
missen de schaduw van de kerk
als schapen in de zomer de bomen.
Pak het zand vast, dijklichamen
en houd de zondvloed tegen.

 
Coen Peppelenbos (Raalte, 4 oktober 1964)

Lees verder “Coen Peppelenbos, Cynthia Mc Leod, Oek de Jong, Matthieu Gosztola, Charles Frazier, Gabriel Loidolt”

Cynthia Mc Leod, Oek de Jong, Matthieu Gosztola, Gabriel Loidolt

De Surinaamse schrijfster Cynthia Henri Mc Leod werd geboren op 4 oktober 1936 in Paramaribo als Cynthia Ferrier. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Cynthia Mc Leod op dit blog.

 

Uit: Hoe duur was de suiker?

 

“Levi Fernandez, die nu 45 jaar oud was, was vanaf zijn 12e jaar, toen zijn vader overleed, alleen opgevoed door zijn strenge moeder. Zij beheerde zelf plantage Hébron en bepaalde en regelde alles. Alles en iedereen had ze keurig in bedwang: de plantage, het huishouden, de slaven, haar zoon…. Tenminste dat had ze gedacht, tot hij weigerde om te trouwen met Rachaël Mozes de Meza, het Joodse meisje dat ze vanaf die geboren was, voor hem had bepaald. Als een vurig jong paard had de 20-jarige Levi Fernandez tegenover zijn moeder gestaan. Hij trouwde niet met Rachaël, de dochter van zijn moeders beste vriendin, die twee jaar jonger was dan hij en die hij al vanaf zijn kinderjaren kende. Hij trouwde niet met haar, want hij hield van iemand anders, de 17-jarige Elizabeth Smeets, dochter van een legerofficier, nog pas 2 jaar in de kolonie, zonder geld, zonder plantage en bovendien een christin. Toen was de weduwe Fernandez voor het eerst er niet in geslaagd haar zoon haar wil op te leggen. Nadat Levi echter met zijn Elizabeth was getrouwd, was zijn moeder direkt verhuisd, terug naar Joden-Savanna, haar geboortegrond. Plantage Hébron die haar zoon sedert zijn 18e jaar rechtens toekwam, verliet ze, ‘omdat ze niet van plan was om met dat christenmens onder één dak te wonen’.

Pas 9 jaar later kwam ze weer naar de plantage en dat was ter gelegenheid van de begrafenis van haar schoondochter Elizabeth, die was overleden enkele dagen na de geboorte van haar dochtertje, dat ook de naam kreeg van Elizabeth, en aldus Elza werd genoemd. Had de weduwe Fernandez toen misschien gedacht en gehoopt dat ze weer de teugels van plantage Hébron in handen zou krijgen? Had ze zichzelf al gezien, de scepter zwaaiende, regerende over de slaven, het huishouden, haar zoon, de kinderen, de toen 8-jarige David, 6-jarige Jonathan en de baby Elza? Dat gebeurde echter niet. Levi was beleefd en correct tegen zijn moeder, maar de plantage was van hem en zijn bazige moeder kon op Joden-Savanna blijven. De kinderen werden goed verzorgd door Ashana, de lijfslavin van zijn overleden vrouw en de dochter van Ashana, de 18-jarige Maisa. Toen Elizabeth overleed had Maisa net haar 2e zoontje aan de borst en het was dus geen enkel probleem om het net geboren dochtertje van de misi er bij te nemen. En zo was plantage Hébron ruim 7 jaar gebleven zonder meesteres, maar met Ashana en Maisa in huis die voor alles zorgden.”

 

 

Cynthia Mc Leod (Paramaribo, 4 oktober 1936)

Lees verder “Cynthia Mc Leod, Oek de Jong, Matthieu Gosztola, Gabriel Loidolt”

Oek de Jong, Matthieu Gosztola, Gabriel Loidolt

De Nederlandse schrijver Oek de Jong werd geboren in Breda op 4 oktober 1952. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Oek de Jong op dit blog.

 

Uit: A Man Leaping Into the Future

“In the aeroplane there was still the semblance of an ordered existence. I was flying from Rome to Palermo on a Thursday evening in March – that much was certain. I sat in the window seat I had been assigned, I had watched the stewardess when she indicated where the life jackets were kept and demonstrated how to place the oxygen mask over one’s face, I had used my safety belt when we took off, I did not smoke, since it was forbidden in this section of the plane, I made no unnecessary noises – in short, I submitted completely to the order of air travel. The impression of an ordered existence was strengthened by the appearance and activities of my fellow-travellers. I was surrounded by businessmen in elegantly cut suits, all immaculate. Most of them were working: an expensive attaché case full of papers on their knees, a calculator on the arm of their seat, a fountain pen in their hand. A stewardess walked down the aisle, bending to left and right, and made herself useful by pouring tiny cups of mineral water – a sobriety that seemed appropriate to this cool world of calculating brains, calculators and controlled lust.
I drank mineral water and leafed through my travel guide, I looked at the sea which lay glittering in blue and gold tints after the setting of the sun, and slowly but surely became full of anxious presentiments, because if I try to be a model passenger, if I keep eagerly to every rule, if I have the urge to pluck imaginary bits of fluff from my jacket, madness is lying in wait for me.”

 


Oek de Jong (Breda, 4 oktober 1952)

Lees verder “Oek de Jong, Matthieu Gosztola, Gabriel Loidolt”

Oek de Jong, Matthieu Gosztola, Charles Frazier, Gabriel Loidolt, Cynthia Mc Leod, Herbert Kranz, Roy Alton Blount Jr, Hugh McCrae, Jacky Collins, André Salmon, Juliette Adam, Eugène Pottier

De Nederlandse schrijver Oek de Jong werd geboren in Breda op 4 oktober 1952. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2007 en ook mijn blog van 4 oktober 2008 en ook mijn blog van 4 oktober 2009.

Uit: Opwaaiende zomerjurken

 ‘Hij had zich vastgeklemd en niet begrepen wat hen bezielde. Maar toen hield opeens het zenuwslopende geratel van het stokje langs de spaken op, was er alleen nog het suizen van de wind, het fladderen van hun jurken en leek het of hij zich na een lange aanloop in de lucht verhief en in plotselinge stilte wegzweefde. Een onbeschrijflijk licht en ruim gevoel. Hij zat nog gewoon op die wiebelende bagagedrager. Hij voelde de heupen van zijn moeder bewegen onder zijn handen. Hij zag de gespierde benen van mevrouw Koelman. En die zomerjurken, nu eens klevend aan hun benen, dan weer opbollend als kleine parachutes. Alles was gewoon zoals het was. Maar hij hoorde bij alles en zweefde.’

(…)

‘Hij buigt zich naar voren en kust haar mond, zo zacht als hij kan, om een nieuw gevoel in haar over te laten stromen. Vanavond zal ik haar het vlinderkusje leren. En dan heeft ze hem al tussen haar benen getrokken, kust ze zijn vingers, stopt die in haar mond.’

(…)

‘Je hebt iemand ontmoet die je al jaren lijkt te kennen. Ga met hem mee, hij zal je een kamer in zijn huis geven… Hij zal je volgen in je eindeloze redeneringen, hij zal je gevoelens peilen. Waar anderen afhaken, je alleen laten in je extremiteiten, zal hij je volgen… Hij overtreft je in alles. Hij kan je platpraten, je zelfbeheersing breken, je buiten jezelf brengen. Met zijn hulp zullen de regels en de theorieën en datgene wat zich daaraan onttrekt tot een eenheid worden. Je zult die vervloekte gespletenheid te boven komen. Geen angst meer, geen schuilplaatsen. Twee jaar zal ik zijn leerling zijn. Daarna schrijf ik mijn encyclopedie van het geluk.’

dejong

Oek de Jong (Breda, 4 oktober 1952)
In 1980 bij de uitreiking van de Bordewijkprijs, met Andreas Burnier

 

De Franse dichter en schrijver Matthieu Gosztola werd geboren op 4 oktober 1981 in Le Mans (Sarthe). Zie ook mijn blog van 4 oktober 2009.

Uit: Traveling

Chaque matin
La veuve emplit deux tasses

Chaque matin
Elle vide le contenu d’une tasse
Dans l’évier

*

Le corps debout dans la cuisine
Elle égrène un chapelet de groseilles

*

Il y a quelques jours encore
Tout était à sa place

Au réveil
J’ai assisté impuissant à
La dispersion des feuilles de mon arbre
Dans le vent jaune

gosztola

Matthieu Gosztola (Le Mans, 4 oktober 1981)

 

De Amerikaanse schrijver Charles Frazier werd geboren op 4 oktober 1950 in Asheville, North Carolina. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2009.

Uit: Thirteen Moons

„There is no scatheless rapture. Love and time put me in this condition. I am leaving soon for the Nightland, where all the ghosts of men and animals yearn to travel. We’re called to it. I feel it pulling at me, same as everyone else. It is the last unmapped country, and a dark way getting there. A sorrowful path. And maybe not exactly Paradise at the end. The belief I’ve acquired over a generous and nevertheless inadequate time on earth is that we arrive in the afterlife as broken as when we departed from the world. But, on the other hand, I’ve always enjoyed a journey.

Cloudy days, I sit by the fire and talk nothing but Cherokee. Or else I sit silent with pen and paper, rendering the language into Sequoyah’s syllabary, the characters forming under my hand like hen-scratch hieroglyphs. On sunny days, I usually rock on the porch wrapped in a blanket and read and admire the vista. Many decades ago, when I built my farm out of raw land, I oriented the front of the house to aim west toward the highest range of mountains. It is a grand long view. The river and valley, and then the coves and blue ridges heaved up and ragged to the limits of eyesight.

Bear and I once owned all the landscape visible from my porch and a great deal more. People claimed that in Old Europe our holdings would have been enough land to make a minor country. Now I have just the one little cove opening onto the river. The hideous new railroad, of which I own quite a few shares, runs through my front yard. The black trains come smoking along twice a day, and in the summer when the house windows are open, the help wipes the soot off the horizontal faces of furniture at least three times a week. On the other side of the river is a road that has been there as some form of passway since the time of elk and buffalo, both long since extinguished. Now, mules drawing wagons flare sideways in the traces when automobiles pass.“

frazier

Charles Frazier (Asheville, 4 oktober 1950)

 

De Oostenrijkse schrijver Gabriel Loidolt werd geboren op 4 oktober 1953 in Eibiswald. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2009.

Uit: Hurensohn

„Eigentlich wollte ich meine Hurenmutter gar nicht umbringen. Nicht, als ich sie die Treppe hinunterstürzte. Trotzdem bin ich ein Mutterverbrecher geworden, das ist eine Tragödie. In meiner Wut habe ich natürlich oft gedacht: Ich bringe sie um! Denn stets mußte ich nach ihrer Pfeife tanzen. Trotzdem konnte ich ihr nie etwas recht machen. Auch sie wollte mich oft umbringen: “Picka ti materina!” fluchte sie bei jeder Gelegenheit. “Man sollte dich wie eine Laus erschlagen, du undankbarer Idiot!”

Wir verstanden einander nie gut, das stimmt. Doch richtig schlimm wurde es erst, als ich erfuhr, was meine Mutter tatsächlich trieb. Damals besuchte ich bereits die zweite Klasse der normalen Schule, ganz in meiner Nähe. Ich hatte keine guten Noten, aber ich war nicht sitzengeblieben. Ich verstand und sprach gut Deutsch und liebte diese Sprache sogar. “Deutsch ist nur so schwer, weil die Österreicher es nicht beherrschen!” sagte Onkel Ante. “Laß einen Politiker bis drei zählen, und du weißt, aus welchem Stall er kommt!” Die meisten Schüler in der Schule allerdings sprachen nicht das schöne Deutsch von Jakov, ja auch nicht das meines Onkels, der fast so perfekt wie Jakov sprach. Deshalb wurde ich bald als unechter Österreicher erkannt, obwohl ich doch ein Eingeborener war wie die meisten meiner Mitschüler. Aber eben kein echter Eingeborener, weil meine Mutter noch den roten Paß hatte, nicht den grünen. So war ich zuerst ein Balkanier, dann ein Jugo und schließlich ein Tschusch. Ich wagte immer seltener, meinen Mund aufzumachen, ich begann mich vor der Schule zu fürchten. Ich schwitzte, wenn ich aufstehen und zur Strafe bis hundert zählen sollte. Bevor ich den Mund aufmachte, hörte ich Onkel Ante zählen, ich hörte Jakov, Tante Ljiljana, meine Mutter und in abwechselndem Echo meine Mitschüler aus meiner Lebensstadt und den todesgefährlichen Zeckendörfern der echten Eingeborenen. Ich begann zu zählen, die halbe Klasse kicherte. Da schlug der Herr Lehrer mit seinem Lineal auf den Tisch, und ich durfte mich setzen.“

loidolt

Gabriel Loidolt (Eibiswald, 4 oktober 1953)

 

De Surinaamse schrijfster Cynthia Henri Mc Leod werd geboren op 4 oktober 1936 in Paramaribo als Cynthia Ferrier. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2006 en ook mijn blog van 4 oktober 2008 en ook mijn blog van 4 oktober 2009.

Uit: Hoe duur was de suiker?

„Als de Basya de jongens hun zweepslagen had gegeven, kon de groep vertrekken. En nadat de zweep was neergeknald op de magere blote ruggen van Tenu en Kobi en beide jongens huilend naar hun werkterrein waren gestrompeld, kon de ongeveer 60 man sterke groep zich opsplitsen. De veldgroep, ± 40 man, vertrok het eerst; zwijgend, de meesten op een ‘alanga tiki’1 kauwend, zette de groep zich in beweging; 2 droegen een bos bananen op het hoofd, en een ander weer een bundel tajer, dat was voor de maaltijd die in het veld gekookt werd in 2 grote ijzeren kookpotten. De basya met een zweep in de ene hand en een houwer in de andere, liep helemaal achteraan. Een ander zestal ging naar de suikermolen, een paar naar het suiker kookhuis, weer een stel ging naar de timmerloods, 2 naar het botenhuis en 2 ouderen naar de omgeving van het plantagehuis om met hark, tjap en gieter te zorgen dat daar alles mooi en schoon was. Ook een vijftal vrouwen en meisjes, de huisslavinnen en 2 futuboi’s, evenals Sydni, de lijfslaaf van de masra, gingen naar het witte huis dat er nog slapend uitzag door alle gesloten vensters en deuren. Opzichter Mekers ging eerst naar zijn eigen woning waar zijn slavin het ontbijt al had klaargemaakt.

Van de gedekte tafel kwam hem al een heerlijke geur tegemoet van gebakken eieren en vers gezette koffie. Een nieuwe dag was begonnen. Voor de slaven, een nieuwe dag van hard werken, een nieuwe dag in de reeks van eindeloze dagen zonder vooruitzicht.“

mcleod

Cynthia Mc Leod (Paramaribo, 4 oktober 1936)

 

De Amerikaanse schrijver, journalist, musicus en acteur  Roy Alton Blount Jr. werd geboren op 4 oktober 1941 in Indianapolis, Indiana. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2008 en ook mijn blog van 4 oktober 2009.

Uit: Feet on the Street

„Since the Mississippi flows generally south from its origin in Minnesota to the Gulf of Mexico, you expect a town on the river to be on the east bank or the west. But at New Orleans the river flows eastwardly, sort of, so New Orleans is on the north bank, sort of. On the other side of the river is an area known, to be sure, as West Bank, but most of it lies either south or east of the river. On a map you can see: if the river were straight, New Orleans would be almost horizontal, right to left, east to west, between the river to the south and Lake Pontchartrain (as big as Rhode Island) to the north. But the river is crooked. The best known parts of New Orleans form a sort of tipped-forward S along bends in the river, from Uptown and the Garden District through Downtown, the French Quarter, and on around eastward into Fauxborg Marigny and the Bywater. Within this S, Uptown is south (upriver) and Downtown north (downriver), because the river takes a northerly hitch. However, the part of the Quarter that is farthest downtown is referred to as the upper Quarter, though I have heard it called the lower.

So when I tell you that I am pretty damn sure that in 1998, during Hurricane Georges, I saw the river, at least the topmost layer of it, flowing backward (because the wind was blowing so hard southerly along that northerly hitch), you can see why I might not be absolutely sure.

It was late and I was by myself at the time, nobody else was around. And I was feeling let down, because although the wind was blowing hard, and half the population had been evacuated, and thousands who’d stayed had been herded into the Superdome for their safety, and my friend Greg Jaynes and I had taken refuge in the shuttered-up Burgundy Street home of my friend Curtis Wilkie, it was clear that this was not going to be the Big One: the full force of Georges was going to miss us.“

blount

Roy Alton Blount Jr. (Indianapolis,  4 oktober 1941)

 

De Duitse schrijver Herbert Kranz werd geboren op 4 oktober 1891 in Nordhausen. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2008 en ook mijn blog van 4 oktober 2009.

Uit: Flucht zu den Eishai-Jägern

„Die drei Herren von der ‚kanadischen Kommission’ waren aufs beste aufgenommen worden. Sie hatten im Flughafengebäude die Zimmer bekommen, die für Ehrengäste vorgesehen waren.

Sie waren durch alle Räume geführt worden. Sie hatten sich im Dispatch-Center, der Herzkammer des Flugbetriebs gründlich aufgehalten. Sie hatten zugesehen, wie für jede Maschine, die von Kopenhagen aus ihre weite Reise antrat, je nach Typ und Wetterlage, genau errechnet wurde, wie viel Brennstoff sie mitnehmen musste, wie viel davon der Captain der Maschine von Funkfeuer zu Funkfeuer der Strecke verbrauchen durfte, welche Höhen er einhalten, wie er die Flugzeit einteilen musste, was für Wind er zu erwarten, welche Nebelbänke er zu vermeiden hatte – wie die Wetterlage jetzt war, wie sie voraussichtlich nach fünf Flugstunden sein würde. Sie sahen, wie die Flugkapitäne vor ihrem Abflug die Flugpläne in die Hand bekamen, in denen über siebenhundert Rubriken mit Zahlen ausgefüllt waren, an denen das Schicksal ihres Fluges hing. Sie sahen, wie die schweigsamen

Männer mit den ernsten, kühnen Gesichtern diese Papierblätter überflogen und dann den inhaltsschweren Satz unterschrieben, mit dem sie darüber quittierten: „Hierdurch bestätige ich, dass

ich alle Unterlagen erhalten habe, die ich gemäß den Vorschriften für meinen Flug bekommen muss, und dass ich nach bestem Wissen und Gewissen für die Sicherheit des Fluges einstehe.

Dann tippten sie mit dem Finger an den Rand ihrer Mütze, zündeten sich eine letzte Zigarette an und gingen in ihrer Fliegerkleidung langsam zu den Maschinen, wahrhafte Ritter des 20. Jahrhunderts.“

kranz

Herbert Kranz (4 oktober 1991 – 30 augustus 1973)

 

De Australische dichter en schrijver Hugh Raymond McCrae werd geboren op 4 oktober 1876 in Melbourne. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2008 en ook mijn blog van 4 oktober 2009.

A Bridal Song

SHE is more sparkling beautiful
Than dawn-light seen thro’ tears
The weeping worlds of Paradise
Shed down upon the spheres.

Her eyes are bright and passionate
With love’s immortal flame—
The flowers of a wildwood tree
In petals write her name.

Her breath of life ’s so wondrous sweet
The bees halt, in amaze,
Their streaming honey-laden fleet
Above the meadow ways;

And every little singing thing
Atween the breasted hill
And God’s high-vaulted cloistering
Upraises with a will

Paeans of laud, and cheery chaunts
Of her, who now is mine—
Queen-Angel of angelic haunts
Thro’ months of mead and wine.

mccrae

 Hugh McCrae (4 oktober – 1876 – 17 februari 1958)

 

De Britse schrijfster Jacky Collins werd geboren in Londen op 4 oktober 1937. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2009.

Uit: Drop Dead Beautiful

 „Drop Dead Beautiful. The three little words were scrawled on the Cartier card Lucky Santangelo had just opened. Hand-delivered, the note had been brought up to the house in Bel Air by Philippe, her houseman, who’d discovered it in the mailbox at the end of the driveway.

Drop Dead Beautiful. No signature, no return address.

Was it an invitation to an upcoming event too clever for its own good?

Whatever. One quick glance at the card, and Lucky tossed it in the trash.

Lucky Santangelo. A dangerously seductive woman with blacker-than-night eyes, full sensuous lips, a tangle of long jet-black hair, deep olive skin, and a lithe body. Wherever she went, Lucky still brought a room to a standstill, for not only was she wildly beautiful, she was also a powerhouse — a woman to be reckoned with, a force of nature. Street-smart and forever savvy — Lucky Santangelo had it all.

In her past, she’d built hotels in Vegas, owned a major movie studio, and been married three times. She’d also survived much heartache. Her mother, Maria, had been murdered when she was five years old. Her brother, Dario, was shot to death and tossed from a moving car. Then finally her fiancé, Marco, was gunned down in the parking lot of her Vegas hotel.“

 collins

Jacky Collins (Londen, 4 oktober 1937)

 

De Franse dichter en criticus André Salmon werd geboren op 4 oktober 1881 in Parijs. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2009.

La Marchande d’Images

C’est la vieille qui fume la pipe,
Elle est de Bruxelles en Brabant
Et vend l’Histoire du Juif-Errant,
La légende tendre et terrible
Du Petit-Poucet qui semait des cailloux
Sur son chemin ainsi que font les fous
Et les poètes qui vont semant des étoiles
Sans se douter qu’ils sont sur des vaissseaux sans voiles ;
Elle vend des chansons bleues et des romans noirs,
Elle a le Messager Boiteux de Strasbourg et l’Histoire
De la Dame du Lac et du beau Lancelot,
Elle vend du tumulte, du rire et des sanglots,
Des contes très pervers parfumés de morale
Et l’Histoire en couleurs du Petit Caporal.
Dans son vieux sac, il y a de petites choses qui brillent,
Elle porte, dit-on, des messages aux filles,
Mais je crois qu’on la calomnie.
Je l’ai vue souvent dans les champs,
Elle n’avait pas l’air méchant,
Sa jupe rouge dans l’herbe verte
Semblait flamber sur son échine
Et dans sa bouche entrouverte
Deux dents souillées de nicotine
Frémissaient comme ses narines.
Je crois qu’elle a toujours vécu
Et le Juif-Errant la connaît
Et peut-être a-t-elle tenu
Sur les marches du palais
Le beau manteau d’or sur fond blanc
De Geneviève de Brabant.
Vieux poète en jupon! viens donc, lorsqu’il fait soir
Dans mon cœur, m’enseigner tes plus belles histoires
Pour que mon âme épouse l’âme des amoureuses
Qu’emporte la fumée de ta pipe crasseuse.

salmon

André Salmon (4 oktober 1881 – 12 maart 1969)

 

De Franse schrijfster, polemiste en feministe Juliette Adam werd als Juliette Lamber geboren op 4 oktober 1836 in Verberie. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2008 en ook mijn blog van 4 oktober 2009.

Uit My Literary Life

More friends one fine day who should come to see me but Arles-Dufour and Lambert-Bey, delegated by the Pere Enfantin, to ask me to preside at a banquet which the heads of the Saint-Simonian School proposed to give in my honour. I hesitated to accept it in spite of the spontaneous sympathy with which Arles-Dufour inspired me. I have never met any one for whom I felt such a sudden filial inclination. The first time he called me ” my child,” I wished to answer him ” Father.” He had a noble and beautiful face. Very simple in his speech and manner, he impressed one as possessing great kindness and much dignity. This came, perhaps, from the fact that he had always thought and acted with perfect freedom. His dominant passion, he said, ” was liberty under all its forms, even eccentric ones.” Arles-Dufour was one of the rare Saint-Simo- nians who had remained convinced of the integral truth of the school’s principles. All his life he had felt an intense desire to raise woman from the state of inferiority in which he found her in France. It was through him, at Lyons, that the first woman was made a Bachelor of Letters; he took great interest in governesses and women doctors. He was very generous. He devoted a certain portion of his earnings to gifts under the form of loans. It was the bank that lent, not himself. When a debtor reimbursed his loan, it went to the bank. When there were good returns, it lent a great deal; when the bank was exhausted, nothing was given. Arles-Dufour insisted upon my accepting his ” brothers’ ” and friends’ banquet. Lambert-Bey invited me especially in the Pere Enfantin’s name, who saw in me, as Saint-Simon had seen in Madame de Stael—fancy, how flattering it was!—the woman hoped for since the school’s foundation,“[…]“

 adam

Juliette Adam (4 oktober 1836 – 23 augustus 1936)

 

De Franse dichter Eugène Edine Pottier werd geboren op 4 oktober 1816 in Parijs. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2009.

L’internationale

Debout ! les damnés de la terre !
Debout ! les forçats de la faim !
La raison tonne en son cratère,
C’est l’éruption de la fin.
Du passé faisons table rase,
Foule esclave, debout ! debout !
Le monde va changer de base :
Nous ne sommes rien, soyons tout !

Refrain : (2 fois sur deux airs différents)

C’est la lutte finale
Groupons-nous, et demain,
L’Internationale,
Sera le genre humain.

Il n’est pas de sauveurs suprêmes,
Ni Dieu, ni César, ni tribun,
Producteurs sauvons-nous nous-mêmes !
Décrétons le salut commun !
Pour que le voleur rende gorge,
Pour tirer l’esprit du cachot,
Soufflons nous-mêmes notre forge,
Battons le fer tant qu’il est chaud !

Refrain

L’État comprime et la loi triche,
L’impôt saigne le malheureux ;
Nul devoir ne s’impose au riche,
Le droit du pauvre est un mot creux.
C’est assez languir en tutelle,
L’égalité veut d’autres lois :
« Pas de droits sans devoirs, dit-elle,
Égaux, pas de devoirs sans droits ! »

Refrain

Hideux dans leur apothéose,
Les rois de la mine et du rail,
Ont-ils jamais fait autre chose,
Que dévaliser le travail ?
Dans les coffres-forts de la bande,
Ce qu’il a créé s’est fondu.
En décrétant qu’on le lui rende,
Le peuple ne veut que son dû.

Refrain

Les Rois nous saoulaient de fumées,
Paix entre nous, guerre aux tyrans !
Appliquons la grève aux armées,
Crosse en l’air et rompons les rangs !
S’ils s’obstinent, ces cannibales,
A faire de nous des héros,
Ils sauront bientôt que nos balles
Sont pour nos propres généraux.

Refrain

Ouvriers, Paysans, nous sommes
Le grand parti des travailleurs ;
La terre n’appartient qu’aux hommes,
L’oisif ira loger ailleurs.
Combien de nos chairs se repaissent !
Mais si les corbeaux, les vautours,
Un de ces matins disparaissent,
Le soleil brillera toujours !

pottier

Eugène Pottier (4 oktober 1816 – 6 november 1887)

Oek de Jong, Willem Jan Otten, Gabriel Loidolt, Matthieu Gosztola, Cynthia Mc Leod, Herbert Kranz, Roy Alton Blount Jr, Hugh McCrae, Jacky Collins, André Salmon, Juliette Adam, Eugène Pottier

De Nederlandse schrijver Oek de Jong werd geboren in Breda op 4 oktober 1952. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2007 en ook mijn blog van 4 oktober 2008.

Uit: Brief aan een jonge Atlas

„Vriend, je schijnt de Verzengde Luchtstreek te naderen. Wat een gloedvolle brief. Met name de laatste bladzijde is vrijwel onleesbaar. Viel het licht in de hotelkamer uit? Heb je die golvende zinnen in duisternis geschreven? Waarom kon je niet op het daglicht wachten? Met veel geduld heb ik dat Arabische handschrift bestudeerd. Nu eens leek die laatste bladzijde me een visioen, dan weer verward geklets. Hoe het ook zij: ik maak me zorgen.
Dat het lijden je heeft aangetrokken sedert je aan loszittende melktandjes wrikte – dat wist ik. Dat seksualiteit voor jou, ondanks alle affaires, vooral een zaak van de geest is – dat zie ik in je schilderijen. Dat je bij het schrijven van brieven graag verschillende talen dooreen gebruikt en de spraakkunst naar je hand zet – daaraan was ik gewend geraakt. Maar dit, deze regel: bind mij op uw altaar. Zo lees ik in je hanepoten. Bind mij op uw altaar en tref mij met een zonnesteek.
Neem me niet kwalijk, maar waarschijnlijk is de zon je al in je kop geslagen, voordat je, daar in Zagora, de rand van de woestijn bereikte.
Je beschrijvingen van Marokko stemmen me weemoedig. De medina’s. Die geur van stof, zweet en rottend fruit ruik ik tijdens de heetste zomerdagen ook wel eens op de Dappermarkt. Je torst de hitte als een loden mantel. Daar doe je het toch voor? Sommige moskeeën zijn toegankelijk – geld!
In de moskeeën breng je de heetste uren van de dag het prettigste door. Het lawaai van de stad verdwijnt, nadat je je schoenen hebt achtergelaten bij de zwakzinnig geworden bedelaars in de poort. Koel en schoon marmer. Je wast hoofd en handen bij het fonteintje op de binnenplaats. Liggend op de rieten matten onder de arcades, volg je de zwaluwen, die langs de gewelven scheren. Je luistert naar het reutelen van het water, naar het gemummel van oude mannen, en je zet het mes in de meloen.
De eindeloze busritten vind jij dus ook het beste onderdeel van de reis. En je hebt dezelfde fout gemaakt als ik: water drinken in de bus. Zodra je daar mee begint, krijg je steeds meer dorst en zit je na enkele uren als een klotsende waterzak in die hobbelende bus. Kijk naar de edele Berbers. Urenlang bewegen zij zich niet. Overigens bestaat er voor je dromerigheid in de bussen een simpele verklaring. Dromerigheid ontstaat door het onophoudelijk waarnemen van voorbijglijdende dingen. Als bij het staren naar het water van een rivier. De geest raakt in verstrooiing. Wonderlijk is het dat juist daar, in het vage, in de monotonie, dikwijls ideeën ontstaan.“

Oek_de_Jong

Oek de Jong (Breda, 4 oktober 1952)

 

De Nederlandse schrijver en dichter Willem Jan Otten werd geboren in Amsterdam op 4 oktober 1951. Otten schrijft poëzie, verhalend proza, toneel, kritieken, artikelen, beschouwingen en essays. Hij groeide op in de Amsterdamse Rivierenbuurt en in Laren (NH). In 1973 debuteerde hij als dichter met de bundel Een zwaluw vol zaagsel. Van 1989 tot 1996 was hij redacteur van Tirade. Na het verschijnen van zijn roman Ons mankeert niets in 1994 raakte Otten betrokken in de discussie over het euthanasie-vraagstuk. Naar aanleiding van zijn bekering tot het katholieke geloof (enige tijd nadat zijn echtgenote hetzelfde had gedaan) publiceerde hij in 1999 Het wonder van de losse olifan
ten, een
rede tot de ontwikkelden onder de verachters van de christelijke religie. In 2004 verscheen zijn roman Specht en zoon die op 2 mei 2005 bekroond werd met de Libris Literatuur Prijs. In deze roman vertelt Willem Jan Otten het verhaal van portretschilder Felix Vincent die van de rijke industrieel Valéry Specht de opdracht krijgt zijn gestorven zoon te schilderen.

 

De winter uit

 

Je hebt op schoot

een baby, van de buren,

niet van ons.

 

Is het gebeurd

wat ik vanmorgen

heb bespeurd?

 

Het bad liep vol

vanmorgen vroeg.

 

Ik dorst te weten dat

wat jij als een gedicht

nog net verzweeg:

 

ze is er weer,

bij ons, bij ons.

Ik hield mijn mond.

 

Het bad liep vol

vanmorgen vroeg.

 

Jij neuriede.

Daarop gorgelden

de graven leeg.

 

Je hebt op schoot

de babybuur, plons plons

en ach, hou nu mijn mond.

 

 

Korte toespraak tot mijn zonen wanneer zij op kamers gaan wonen

Zonen, tweemaal heb ik heel de mensheid voortgebracht zien zijn.

Allebei de keren kwam zij naakt en kledder voort uit Von,

hangend aan haar poten als gestroopt als een konijn

tussen duim en vingers van een stoïcijn die haar een lel

verkocht en zij bleek jullie, telkens één, een dubbelklappend,

krijtend, alles vergend dier met, wisten wij meteen, een ziel.

 

Er is een ja dat alle nee omvaamt en in zich draagt,

het is gekreten voor je weet wat krijten is, het klinkt als nee,

maar krijt van ja, het is, jawel, het is als alle amens samen,

de laatste zucht is het te baren door he
t onuitsprekelijkst gebed.

 

We hebben ja gezegd, ons eerste naakte amen was er eerder zelfs

dan onze naam, en steevast zal de kwestie zijn: waar hebben wij

ons ja vandaan, wie heeft ons opgescheept met meer dan wij?

 

Vraag waar je mee begonnen bent, vrees in de weeënstorm

van zeker nee, wanneer je alles weet wat zeker wordt geweten,

vrees daar je ja en zeg haar nieuw geboren en ten einde na.

 

Otten

Willem Jan Otten (Amsterdam, 4 oktober 1951)

 

De Oostenrijkse schrijver Gabriel Loidolt werd geboren op 4 oktober 1953 in Eibiswald. Hij studeerde electrotechniek en filologie in in München en Graz. Na jarenlang gewerkt te hebben als lector aan een universiteit in het buitenland werd hij actief in verschillende culturele verengingen. In 1988 debuteerde hij met de roman Der Leuchtturm. Sinds enkele jaren is hij zelfstandig schrijver.

 

Uit: Yakuza

 

„Als ich von der Zeitung aufsah, um meinen Augen eine Pause zu gönnen, bemerkte ich eine Frau, die mit halb suchenden, halb irrenden Blicken zwischen die runden Marmortische in meine Richtung schlenderte. Ich war versucht, ihren zögerlichen Weg zu verfolgen, um zu sehen, wen sie wohl ansprechen würde, denn mir war nicht entgangen, dass sie eine kalte Zigarette zwischen den Fingern hielt. Verbat mir das jedoch bald. Das Kapitel Frauenbekanntschaften hatte ich längst abgehakt, und die Frau hätte meine Tochter sein können.

Zu meiner Verwunderung tauchte sie an meinem Tisch auf, beugte sich, die Zigarette vor ihre Lippen haltend, zu   mir herab und sagte in bestem Deutsch, aber mit slawischem Akzent: – Verzeihung, ich habe gehört, Sie sind ein Meister Ihres Fachs. Könnten Sie sich vorstellen, Ihre Kunst auch mir angedeihen zu lassen?

Obwohl die Frage harmlos, ja fast peinlich logisch war, bedachte man meinen Beruf, hatte ich für Momente ein Gefühl, das ich bald als lächerlich abtat: Mir schien, diese Frau könne mein Leben, das seit vielen Jahren in der schönen Sinnlosigkeit meiner Kunst verrann, in eine bestimmte Richtung treiben und mich, dessen einziges Verdienst wohl nur die Unbescholtenheit war, obwohl ich einmal die Gelegenheit gehabt hatte, straflos zum Henker, nein, Mörder, zu werden, am Ende ins Gefängnis bringen.

Ich legte die Zeitung auf dem Tisch ab, ohne die Pfeife aus dem Mund zu nehmen, und griff nach den Streichhölzern: Der Flammenschein holte ein Gesicht aus dem Halbdunkel, das auch im Winter den Teint von Honig beibehalten würde, und es war eine Haut, wie sie Weiße selten haben – der großzügige Ausschnitt ließ keinen Zweifel offen.

Die Frau bedankte sich und nahm mir gegenüber Platz. Alles an ihr, das herbstgrüne Kostüm, die Uhr, das Armband die Perlenkette, wirkte teuer, zum Teil sogar protzig, sodass ich sie, wäre sie mir in einer Hotelbar begegnet, vielleicht mit einer bestimmten Sorte Frau verwechselt hätte. Gleichzeitig war sie immerhin so schön, dass ich sogar aus den Augenwinkeln merkte, wie die Gäste, vornehmlich Studenten ohne Geldsorgen und deren weibliche Begleitung, tuschelten.”

loidilt

Gabriel Loidolt (Eibiswald, 4 oktober 1953)

 

De Franse dichter en schrijver Matthieu Gosztola werd geboren op 4 oktober 1981 in Mans (Sarthe). Hij studeerde piano en compositie, literatuur en menswetenschappen. In 2007 kreeg hij voor zijn essay Sur la musicalité du vide de Prix des découvreurs als jongste schrijver die deze prijs ooit in ontvangst mocht nemen. Zijn gedichten werden gepubliceerd in diverse literaire tijdschriften en bloemlezingen. Ook werkt hij als criticus voor Histoires Littéraires en als fotograaf.

 

 

aujourd’hui
Une fille a posé son sourire
Sur une épaule
Sur mon épaule

 

est-ce qu’on hérite notre sourire
de quelqu’un

 

Je n’ai pas pu m’abstenir de suivre Lydé

 

le bouton de la chemise de nuit
comme obstacle du désir

 

Quand je me suis déshabillé
Des ombres
de son corps et de l’arbre

 

Les coqs riaient déjà.

 

           

                  *

 

Sarajevo
le bleu d’azur du ciel

 

Une balle qui se perd
Dans le corps d’un enfant

 

Il tombe
la couleur du cinabre sur le sol
Il n’a pas eu le temps de tomber amoureux
Il est resté enfant

 

c’est peut-être préférable

 

Il n’a pas eu à chercher chez tous les êtres
Le regard d’une fille rencontrée par hasard
Et puis laissée dans le cours de la vie
Comme l’eau
qui goutte du robinet

 

M_Gosztola

Matthieu Gosztola (Mans, 4 oktober 1981)

 

De Surinaamse schrijfster Cynthia Henri Mc Leod werd geboren op 4 oktober 1936 in Paramaribo als Cynthia Ferrier. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2006 en ook mijn blog van 4 oktober 2008.

 

Uit: Herinneringen aan Mariënburg

Lila Gobardhan-Rambocus

De bij Vaco aan de Domineestraat uitgegeven roman Herinneringen aan Mariënburg
beschrijft de levensgeschiedenis van Sita. Zij werd geboren als oudste dochter van Susila Sahaldeo. Susila was beslist geen gewone koeliemeid: in haar eigen land behoorde ze tot een schatrijke familie. Haar vader was grootgrondbezitter, de belangrijkste man in een dorp niet ver van Bombay in het voormalige Brits-Indië. In 1888 kwam Susila naar Suriname en werd tewerkgesteld in het huis van de directeur van de suikeronderneming Mariënburg. Deze directeur, de Schot Mavor, begon een buitenechtelijke verhouding met haar en hieruit werden twee dochters geboren. In 1902 werd Mavor vermoord tijdens een opstand op de plantage als gevolg van de zoveelste loonsverlaging. De opstand werd bloedig onderdrukt: er vielen rond de twintig doden, de lijken werden op een geheimgehouden plek in een massagraf gedeponeerd tussen twee lagen ongebluste kalk.

Susila werd na de dood van Mavor als kindermeisje tewerkgesteld op plantage Peperpot. Haar kinderen werden haar afgenomen en werden ondergebracht in een weeshuis van de r.-k.-missie. Het jongste meisje Damayanti werd geadopteerd door een echtpaar dat kort daarop naar Engeland terugkeerde. Sita bleef bij de nonnen tot ze op eigen benen kon staan.

Net als haar moeder kreeg Sita een relatie met haar werkgever, die twee (buitenechtelijke) kinderen bij haar verwekte. Na de dood van deze werkgever trouwde Sita met een creoolse oppasser en ze ging terug naar Mariënburg toen haar man daar een baan aangeboden kreeg. Op Mariënburg hoorde ze hoe het de plantage verging en dat er van tijd tot tijd allerlei onverklaarbare ongelukken gebeurden. De bevolking fluisterde dat het te maken had met schuldaflossing (paiman/kwalat), omdat de nabestaanden geen afscheid hadden kunnen nemen van de doden die tijdens de ongeregeldheden (in 1902) gevallen waren. Omdat ze niet wisten waar het massagraf lag.

Sita’s dochter stierf kort na de geboorte de zogenoemde wiegendood (ook een paiman?) en vanaf toen was het leven op Mariënburg een kwelling voor haar.”

Mc Leod

Cynthia Mc Leod (Paramaribo, 4 oktober 1936)

 

De Duitse schrijver Herbert Kranz werd geboren op 4 oktober 1891 in Nordhausen. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2008.

Uit: Ubique Terrarum. Im Stich gelassen

GG wachte auf. Vom Zelteingang her schimmerte Morgenlicht. Er sah auf seine Armbanduhr. Der leuchtende Zeiger stand genau auf der leuchtenden Fünf. Jeden Morgen wachte GG um fünf Uhr auf, weil die Träger lärmten. Jeden Morgen ärgerte er sich darüber, dass sie sich nicht daran gewöhnen konnten, leise zu sein. Aber jetzt vernahm er nichts. Er war aufgewacht, weil es so still war.
Er freute sich, dass sie endlich auf ihn gehört hatten. Es war eben doch gut mit diesen dunkelbraunen Männern der Mahori Berge auszukommen, die sie in Tschitral angeworben hatten. Man musste nur Geduld haben. Es dauerte lange, bis sie begriffen hatten, was die weißen Sahibs wollten, weil ihnen deren Gedanken und Wünsche im Grunde unbegreiflich waren. Warum sollten sie leise sein, wo es doch so herrlich war, beim Wasserholen, beim Feuermachen zu singen, dass es von den Bergen widerhallte?
Aber er hörte ja überhaupt keinen Laut! Jetzt horchte GG angespannt – wahrhaftig, es war totenstill draußen, und mit einem Male überkam es ihn: Gefahr!
Er streifte den Schlafsack ab. Er fuhr in die Sandalen, Buschhemd und kurze Hose hatte er an. Hinaus aus dem Zelt – aber vorher noch rasch den Griff zu seiner Pistole. Er schob sie in die rechte Hosentasche. Jetzt stand er draußen in der Morgendämmerung.
Ein Blick, und er sah, weshalb es so still war: die Träger waren fort. Heimlich hatten sie sich in der Nacht davongemacht. Mitten in den Bergen hatten sie die Sahibs im Stich gelassen.
Er weckte die Kameraden nicht. Er dachte überhaupt nicht daran.
Er fragte sich auch nicht, was denn nun weiter werden solle, wo sie ohne Träger so gut wie hilflos waren. Er hatte nur einen Gedanken. Er stürzte zu den Kisten, in denen ihr Gepäck verstaut war.
Da lagen sie, sorgfältig aufgestapelt, wie die Londoner Firma Fortnum & Mason sie unübertrefflich geliefert hatte, aus gut getrocknetem Holz, sorgfältig zusammengefügt, mit Zink beschlagen, wasser- und luftdicht imprägniert. Einzeln konnten sie als Sitz dienen. Zu vieren in einer Reihe gaben sie eine Bettstelle, drei waren als Stuhl und Tisch verwendbar, und vier, auf kunstvolle Art verbunden, gaben ein Boot, in dem man einen Fluss überqueren konnte. Sie waren als Wasserfass, ja als Badewanne zu verwenden, und keine wog mehr als 25 Seers (23 Kilo), denn das war das höchste Gewicht, das ein Träger schleppte.”

 

Kranz2

Herbert Kranz (4 oktober 1991 – 30 augustus 1973)

 

 

De Amerikaanse schrijver, journalist, musicus en acteur  Roy Alton Blount Jr. werd geboren op 4 oktober 1941 in Indianapolis, Indiana. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2008.

 

Uit: Long Time Leaving: Dispatches from Up South

 

„This was written before the midterm elections of 2006, in which, as we now know, America-even as far South as Virginia-began to take my advice. Much remains to be seen.

Down South recently I read a letter to the editor that sought a middle ground on glossolalia. Apparently controversy has been high among Southern Baptists as to whether speaking in tongues should be embraced doctrinally. The writer began as follows:

“I have never, as far as I am aware, been inspired to speak in tongues myself, but …”

As far as I am aware.

Aw, man, I miss that stuff.

Best I recollect, I have not personally been swallowed by a whale, as such, but …

I moved to the Northeast thirty-eight years ago. By now, you’d think I would have left the South. But I keep needing to get back down there. As long as I can get back out again.

In October 2001, an American flag was stolen in Massachusetts and another one in North Carolina. I know of the first from a photograph in the Berkshire Eagle, of Pittsfield, Massachusetts, in which a reproachful-looking elderly couple are holding up a hand-lettered cardboard sign that says PLEASE RETURN OUR FLAG. SHAME ON YOU. I know of the second from a photograph in the Independent Weekly of Chapel Hill, North Carolina, in which an angry-looking middle-aged man is standing beneath professional plastic-letter signage, bolted onto the front of his house and floodlit, that says, I HOPE THE SORRY PIECE OF [—-] WHO STOLE MY U.S. FLAG DISPLAYS IT WITH PRIDE.

The thinking is clearer in the Northern sign. There is more going on in the Southern one. And it’s more flagrant. “Her lyricism can be flagrant,” writes Margo Jefferson (about Carson McCullers), in The New York Times. “But what Southern writer isn’t flagrant about something?”

Generalizations about the South, unless I am making them, usually put me off, but that one is mannerly enough, for one thing, to be couched as a question. And I don’t know where Margo Jefferson grew up, but I know she is African American and a Jefferson, therefore at least somewhat Southern rooted, therefore not a writer whom I suspect of retaining, autonomically, as a chicken does a piece of gizzard grit, this calcified given: “My cultural hegemony may be pretty well played out [or on the verge of succumbing to barbarism], but at least I’m not Southern.”

 

Roy_blount_2007

Roy Alton Blount Jr. (Indianapolis,  4 oktober 1941)

 

 

De Australische dichter en schrijver Hugh Raymond McCrae werd geboren op 4 oktober 1876 in Melbourne. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2008.

 

Never Again 

 

She looked on me with sadder eyes than Death,

And, moving through the large, autumnal trees,

Failed like a phantom on the bitter breath

Of midnight; and the unillumined seas

Roared in the darkness out of centuries.

 

Never on earth, or in the holy sky,

Beyond the limits of the secret ring

God walls about His Kingdom jealously,

Has ever been a fairer, sweeter thing

Than she: more fair than all imagining.

 

Never again! though I should waste the hours

To search the galleries of angels thro’,

Or, in the exhalation of the flowers,

Gaze for her spirit, tremulous as dew,

To reascend the unfathomable blue.

 

McCrae

Hugh McCrae (4 oktober – 1876 – 17 februari 1958)
Portret door F. Monteath

 

De Britse schrijfster Jacky Collins werd geboren in Londen op 4 oktober 1937.  Jackie Collins heeft zesentwintig romans op haar naam staan, waarvan er wereldwijd meer dan 400 miljoen zijn verkocht. Haar boeken beschrijven voornamelijk het leven van rijke en beroemde personages uit de rijke Hollywoodse filmsterrenscène. Hoewel ze aanvankelijk graag actrice wilde worden, net als haar zus Joan, stortte ze zich uiteindelijk toch op het schrijverschap. Ze had direct succes met haar eerste boek, The World is Full of Married Men, uit 1968. Dit boek werd meteen een bestseller. Nadien schreef Collins de ene bestseller na de andere. Met Hollywood Wives brak ze in 1983 internationaal door. Een aantal romans is verfilmd of bewerkt tot miniseries op televisie. In 1998 had Collins zelfs een eigen televisieshow, Jackie Collins Hollywood, een programma dat dagelijks werd uitgezonden en waarin beroemde acteurs te gast waren.

 

Uit: Married Lovers

 

Anya Anastaskia was an exquisite child. From the moment she was born in a small village outside the city of Grozny, in the Republic of Chechnya, people commented on her fair looks. Her mother – a former Russian ballerina – was not surprised, for she had fallen in love and left Moscow to spend her life with Vlad Anastaskia – a farmer – and the most handsome man she had ever laid eyes on. Anya was born on 1 August 1985, a home birth with no complications. Not only was she beautiful, she was also a sunny-dispositioned and extraordinarily sweet child. The Anastaskia family lived a peaceful life, that is until the Chechen-Russian war, which started in 1994 when Anya was just nine years old. At first it seemed as if the fierce fighting between the Chechens and the Russians would not affect the Anastaskia family. But that was not to be; Anya’s father was called to the city to fight and never returned.

Anya’s mother was heartbroken. She seemed to lose all will to live, and before the war ended in 1996 she went to sleep one night and never woke up. Anya was eleven, alone and petrified. A neighboring family took her in, but they were not kindly people and treated her harshly. It did not help that Anya’s ethereal and somewhat delicate beauty – inherited from her mother – upset Svetlana, the daughter of the family – a stocky, darkly vicious girl with a cruel tongue. Although Svetlana was only a few years older than Anya, she treated the younger girl as if she were her personal slave.“

 

Collins

Jacky Collins (Londen, 4 oktober 1937)

 

De Franse dichter en criticus André Salmon werd geboren op 4 oktober 1881 in Parijs. Samen met Apollinaire en Maurice Raynal was hij een promotor van het kubisme. Salmon stamde uit een kunstenaarsfamilie. Zijn grootvader was schilder, zijn vader beeldhouwer. In de jaren 1897 – 1902 leefde hij met zijn ouders in Sint Petersburg. In 1904 nam hij zijn intrek in het atelierhuis Bateau-Lavoir waarin Picasso, Max Jacob, Kees van Dongen, Apollinaire en andere kunstenaars woonden.

 

 

L’Aube Rue Saint-Vincent

 

Le jour doré s’accroche à l’aile

D’un moulin qui ne tourne plus

Et l’on sent bouillonner le zèle

De Paris, moi je suis perclus.

 

Voici, beautés d’apothéose,

Merveilles du soleil levant,

Traînés par un jument rose

Des choux bleus et des coucous blancs. 

 

La fontaine laborieuse

Redit, inutile leçon,

Une chanson d’esclave heureuse

Au ruisseau libre et vagabond.

 

On ouvre et l’on ferme des portes

Et des mains lèvent des miroirs

Lourds de lumière, que m’importe

Si je suis parfumé de soir ? 

 

La lune a bu toutes mes larmes ;

Partageant mon vin, des filous

M’ont laissé caresser leur armes ;

Ma nuit fut belle.  Couchons-nous.

 

Salmon_portrait

André Salmon (4 oktober 1881 – 12 maart 1969)

 

De Franse schrijfster, polemiste en feministe Juliette Adam werd geboren op 4 oktober 1836 in Verberie. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2008.

 

Uit: The Schemes Of The Kaiser (Vertaald door J.O.P. Bland)

 April 12, 1890.

What an all-pervading nuisance is William!

To think of the burden that this one man has imposed upon the intelligence of humanity and the world’s Press!  The machiavelism of Bismarck was bad enough, with its constant demands on our vigilance, but this new omniscient German Emperor is worse; he reminds one of some infant prodigy, the pride of the family.  Yet his ways are anything but kingly; they resemble rather those of a shopkeeper.  He literally fills the earth with his circulars on the art of government, spreads before us the wealth of his intentions, and puffs his own magnanimity.  He struggles to get the widest possible market for his ideas: ’tis a petty dealer in imperial sovereignty.

There is nothing fresh about his wares, but he does his best to persuade us that they are new; one feels instinctively that some day he will throw the whole lot at our heads.  I am quite prepared to admit that, if he had any rare or really superior goods to offer, his advertising methods might be profitable, but William’s stock-in-trade has for many years been imported, and exported under two labels, namely the principles of ’89 and Christian Socialism.

Rushing headlong on the path of reform–full steam ahead, as he puts it–he is prepared to change the past, present and future in order to give happiness to his own subjects.  But France is likely to pay for all this; sooner or later some new rescript will tell us that the valley of tribulation is our portion and inheritance.“

 

Julietteadam

Juliette Adam (4 oktober 1836 – 23 augustus 1936)

 

De Franse dichter Eugène Edine Pottier werd geboren op 4 oktober 1816 in Parijs. Hij was transportarbeider, communist en lid van de Parijse Commune. Vanuit zijn commune-ervaringen schreef hij de tekst van de internationale hymne van de arbeidersbeweging: De Internationale. Toen de commune met geweld werd neergeslagen lukte het hem te vluchten. Hij emigreerde naar de VS. In 1880 werd hem gratie verleend en kon hij naar Frankrijk terugkeren.

 

 

J’ai faim

 

Au citoyen Fauvety.

 

     J’ai faim! j’ai faim! dit le corps,

Je n’ai pas le nécessaire;

Le ver ronge moins les morts

Que les vivants, la misère.

Quand donc aurais-je du pain?

J’ai faim, dit le corps, j’ai faim!

 

J’ai faim! j’ai faim! dit l’esprit,

Je ne vais pas à l’école;

En vain la nature écrit,

On croit l’erreur sur parole.

Quand donc aurai-je du pain?

J’ai faim, dit l’esprit, j’ai faim!

 

J’ai faim! j’ai faim! dit le coeur,

Et je n’ai pas de famille;

Mon fils est un escroqueur

Et ma fille est une fille.

Quand donc aurai-je du pain?

J’ai faim, dit le coeur, j’ai faim!

 

J’ai faim! j’ai faim! dit le tout,

Faim d’amour et de justice;

Sème ton grain, que partout

La triple moisson jaunisse.

Alors l’homme aura du pain,

Nature n’aura plus faim!

 

eugenepotier

Eugène Pottier (4 oktober 1816 – 6 november 1887)