Emily Dickinson, Karl Heinrich Waggerl, Reinhard Kaiser Mühlecker, Jorge Semprún, Gertrud Kolmar

De Amerikaanse dichteres Emily Dickinson werd geboren op 10 december 1830 in Amherst, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Emily Dickinson op dit blog.

 

Hope Is The Thing With Feathers

‘Hope’ is the thing with feathers—
That perches in the soul—
And sings the tune without the words—
And never stops—at all—

And sweetest—in the Gale—is heard—
And sore must be the storm—
That could abash the little Bird
That kept so many warm—

I’ve heard it in the chillest land—
And on the strangest Sea—
Yet, never, in Extremity,
It asked a crumb—of Me.

 

“Faith” Is A Fine Invention

“Faith” is a fine invention
When Gentlemen can see—
But Microscopes are prudent
In an Emergency.

 

Love is anterior to life

Love is anterior to life,
Posterior to death,
Initial of creation, and
The exponent of breath.

 

 
Emily Dickinson (10 december 1830 – 15 mei 1886)
Portret door Jerry Breen, ca. 2006

Lees verder “Emily Dickinson, Karl Heinrich Waggerl, Reinhard Kaiser Mühlecker, Jorge Semprún, Gertrud Kolmar”

Emily Dickinson, Karl Heinrich Waggerl, Jorge Semprún, Gertrud Kolmar, Nelly Sachs, Cornelia Funke

De Amerikaanse dichteres Emily Dickinson werd geboren op 10 december 1830 in Amherst, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Emily Dickinson op dit blog.

Als ik niet meer in leven zal zijn

Als ik niet meer in leven zal zijn
En de roodborstjes komen, zul je dan schenken
Dat eene met ’t dasje van karmozijn
Een kruimel brood als aandenken?
 
En hoor je dan mijn dank woord niet.
Diep uit de donk’re groeve,
Weet, dat ik ’t tóch zal beproeven
Met mijn lippen van graniet.

 

Vertaald door Simon Vestdijk

 

Als Men Zijn leven opgeeft

Als Men Zijn leven opgeeft
Valt afscheid van de rest
Niet zwaar, zoals wanneer de Dag
Het hele Westen lost

De Top, het langste zichtbaar
Vervult Hem nog met spijt
Maar als de Jodium bij Staar
Is het voor korte tijd-

 

Vertaald door Peter Vestegen

 

Dood maakt iets veelbetekenend

Dood maakt iets veelbetekenend
Waar eerst geen oog voor was
Om aandacht doen zij smeken
Nu dat het is volbracht

Creaties om bij stil te staan
Verfijnd van wol of krijt
Hier zat ze aan te werken tot …
Steeds bezig als altijd

De vingerhoed te zwaar werd
Een steek niet afgehecht
Daar opgeborgen in het stof
En in de kast gelegd

Een boek dat van een vriend was
Waarin je her en der
Zijn streepjes vond met potlood
En nu was het zover

En lees ik, als ik lees, niet
Bang dat wat staat gegrift
En onvervangbaar, kostbaar
Door tranen wordt gewist.

 

Vertaald door Ans Bouter

 
Emily Dickinson (10 december 1830 – 15 mei 1886)
Cover van een biografie

Lees verder “Emily Dickinson, Karl Heinrich Waggerl, Jorge Semprún, Gertrud Kolmar, Nelly Sachs, Cornelia Funke”

Emily Dickinson, Karl Heinrich Waggerl, Jorge Semprún, Nelly Sachs, Gertrud Kolmar

De Amerikaanse dichteres Emily Dickinson werd geboren op 10 december 1830 in Amherst, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Emily Dickinson op dit blog.

The sun kept setting, setting still

The sun kept setting, setting still;
No hue of afternoon
Upon the village I perceived,—
From house to house ’t was noon.

The dusk kept dropping, dropping still;
No dew upon the grass,
But only on my forehead stopped,
And wandered in my face.

My feet kept drowsing, drowsing still,
My fingers were awake;
Yet why so little sound myself
Unto my seeming make?

How well I knew the light before!
I could not see it now.
’T is dying, I am doing; but
I ’m not afraid to know.

 

Sleep is supposed to be

Seep is supposed to be,
By souls of sanity,
The shutting of the eye.

Sleep is the station grand
Down which on either hand
The hosts of witness stand!

Morn is supposed to be,
By people of degree,
The breaking of the day.

Morning has not occurred!
That shall aurora be
East of eternity;

One with the banner gay,
One in the red array,—
That is the break of day.

 

Ik had ernaar verlangd

Ik had ernaar verlangd altijd
En toen het zover was
Had van wat werd tentoongespreid
De wijn wel wat aparts

Op tafels had ik het zien staan
Verlangend en verloren
Daarbinnen waar de weelde was
Die mij niet toebehoorde

In plaats van brood in overvloed
Waar kruim niets weg van heeft
Had de natuur mij steeds gevoed
Met wat er overbleef

Het deed me zeer, die rijkdom daar
Het was me alles vreemd
Een bosbes voelt zich zo op straat
Niet op zijn plaats, ontheemd

En ook bleek het verlangen weg
Verlangen was alleen
Bedoeld voor wie nog buiten was
En binnen dan verdween

 

Vertaald door Ans Bouter

 
Emily Dickinson (10 december 1830 – 15 mei 1886)
Standbeeld in Spartanburg, South Carolina

Lees verder “Emily Dickinson, Karl Heinrich Waggerl, Jorge Semprún, Nelly Sachs, Gertrud Kolmar”

Emily Dickinson, Jorge Semprún, Nelly Sachs, Gertrud Kolmar

De Amerikaanse dichteres Emily Dickinson werd geboren op 10 december 1830 in Amherst, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Emily Dickinson op dit blog.

I reason, Earth is short —

I reason, Earth is short —
And Anguish — absolute —
And many hurt,
But, what of that?
I reason, we could die —
The best Vitality
Cannot excel Decay,
But, what of that?

I reason, that in Heaven —
Somehow, it will be even —
Some new Equation, given —
But, what of that?

 

Pain has an element of blank

Pain has an element of blank;
It cannot recollect
When it began, or if there was
A time when it was not.

It has no future but itself,
Its infinite realms contain
Its past, enlightened to perceive
New periods of pain.

 

Some things that fly there be —

Some things that fly there be —
Birds — Hours — the Bumblebee —
Of these no Elegy.

Some things that stay there be —
Grief — Hills — Eternity —
Nor this behooveth me.

There are that resting, rise.
Can I expound the skies?
How still the Riddle lies!

Emily Dickinson (10 december 1830 – 15 mei 1886)

Op een t-shirt

Lees verder “Emily Dickinson, Jorge Semprún, Nelly Sachs, Gertrud Kolmar”

Emily Dickinson, Jorge Semprún, Nelly Sachs, Gertrud Kolmar

De Amerikaanse dichteres Emily Dickinson werd geboren op 10 december 1830 in Amherst, Massachusetts. Zie ook mijn blog van 10 december 2006 en ook mijn blog van 10 december 2007 en ook mijn blog van 10 december 2008 en ook mijn blog van 10 december 2009.

 

Het was haar laatste Zomer- 

Het was haar laatste Zomer-
Wij hadden geen idee-
Het was of zachter ijver Haar
Doorstroomde, dachten Wij

Een nieuwe levenskracht
Gevormd van binnenin-
Maar Dood bracht licht in korte duur
En spoed werd helder toen-

Was elk van ons zo blind geweest
Toen er niets was te zien
Dan Haar Carrara Richtingbord-
Voor onze Botheid sein-

Toen onze Drukke Liefste dof
Doffer dan wij daar lag-
Was zij zo druk met –eindigen-
Wij –zo op ons gemak-

 

Ik zie graag Doodsnood in een blik

Ik zie graag Doodsnood in een blik,
Omdat ik weet – ’t is echt –
Stuiptrekken simuleer je niet,
Je speelt, geen Doodsgevecht –

Het oog verglaast eens – dat is Dood –
Geen die de Kralen veinst
Die alledaagse Zielenangst
Dan op het voorhoofd rijgt.
Vertaald door Peter Vestegen

 

Op drift

Op drift! Een kleine boot op drift!
En de nacht valt snel!
Loodst niemand een kleine boot
Naar de haven, veilig en wel?

Naar zeelui zegden – gisteren nog –
In de schemering bruin als grog
Kon een kleine boot niet meer mee
En zonk en zonk in zee.

Naar engelen zegden- gisteren nog –
Bij dageraad jong en rood
Een kleine boot – overspoeld bijwijlen –
Rechtte zijn mast – hees de zeilen –
En won vaart – in triomf!

 

Vertaald door Lepus

 

‘Geheimen’ is een dagelijks woord

‘Geheimen’ is een dagelijks woord
Toch bestaat het niet –
Gedempt – verdoezelt het vermoedens –
Gemompeld – wordt het stil –
Gekerkerd in het Menselijk Hart
Liggen onbetwist geheimen –
Maar het Rooster is te hecht –
Niets met Tong of Oor –
Vertrekt – of kan er door –
Geheimen opgestapeld daar
Verschijnen slechts één keer – en stom –
Op hun weg naar het Graf –
Vertaald door Rosmarie Blaauboer

 

 

Emily Dickinson (10 december 1830 – 15 mei 1886)

 

 

Lees verder “Emily Dickinson, Jorge Semprún, Nelly Sachs, Gertrud Kolmar”

Emily Dickinson, Jorge Semprún, Nelly Sachs, Gertrud Kolmar, Jacquelyn Mitchard, Thomas Lux, Carolyn Kizer

De Amerikaanse dichteres Emily Dickinson werd geboren op 10 december 1830 in Amherst, Massachusetts. Zie ook mijn blog van 10 december 2006 en ook mijn blog van 10 december 2007.

 

THERE is another Loneliness 

THERE is another Loneliness
That many die without,
Not want or friend occasions it,
Or circumstances or lot.

But nature sometimes, sometimes thought,
And whoso it befall
Is richer than could be divulged
By mortal numeral.

 

A POOR torn heart, a tattered heart

A POOR torn heart, a tattered heart,
That sat it down to rest,
Nor noticed that the ebbing day
Flowed silver to the west,
Nor noticed night did soft descend
Nor constellation burn,
Intent upon the vision
Of latitudes unknown.

The angels, happening that way,
This dusty heart espied;
Tenderly took it up from toil
And carried it to God.
There,—sandals for the barefoot;
There,—gathered from the gales,
Do the blue havens by the hand
Lead the wandering sails.

 

I SHOULD not dare to leave my friend

I SHOULD not dare to leave my friend,
Because—because if he should die
While I was gone, and I—too late—
Should reach the heart that wanted me;

If I should disappoint the eyes
That hunted, hunted so, to see,
And could not bear to shut until
They “noticed” me—they noticed me;

If I should stab the patient faith
So sure I ’d come—so sure I ’d come,
It listening, listening, went to sleep
Telling my tardy name,—

My heart would wish it broke before,
Since breaking then, since breaking then,
Were useless as next morning’s sun,
Where midnight frosts had lain

 

Dickinson

Emily Dickinson (10 december 1830 – 15 mei 1886)

 

De Spaanse schrijver en politicus Jorge Semprún Maura werd geboren in Madrid op 10 december 1923. Na het uitbreken van de Spaanse burgeroorlog ging de familie Semprún in ballingschap, aanvankelijk in een dorp in de buurt van het Franse Lourdes en daarna in Den Haag, waar Semprúns vader ambassadeur van de Spaanse republiek werd. Na de overwinning van het Franco-regime in 1939 en de daaropvolgende sluiting van de Spaans-republikeinse diplomatieke vertegenwoordiging in Nederland verhuisde het gezin naar Parijs. Semprún volgde daar het Gymnasium Henri IV en ging vervolgens aan de Sorbonne filosofie studeren. Na de Slag om Frankrijk en de daaropvolgende bezetting van dat land door Nazi-Duitsland trad Semprún in 1941 toe tot de Francs-Tireurs et Partisans. Een jaar later werd hij lid van de Partido Comunista de España (PCE). In 1943 werd hij door de Gestapo gearresteerd. Hierdoor raakte hij stateloos: omdat hij voor zijn gevangenneming in ballingschap had geleefd, werd hij door het Franco-regime niet als Spaans staatsburger erkend. Na gefolterd en verhoord te zijn in de gevangenis van Auxerre werd hij gedeporteerd naar het concentratiekamp Buchenwald. Na de oorlog keerde Semprún naar Parijs terug en werd hij actief binnen de PCE. Tot 1952 werkte Semprún als vertaler bij de UNESCO. Na de democratisering van Spanje in 1978 keerde Semprún naar zijn vaderland terug en nam hij de Spaanse nationaliteit weer aan. Semprúns eerste boek, dat werd gepubliceerd in 1963, was Le Grand Voyage (De grote reis), waarin hij zijn verblijf in Buchenwald beschreef, aangevuld met fictieve elementen. Van 1988 tot 1991 was Semprún minister van cultuur van Spanje.

Uit: Der Tote mit meinem Namen (Le mort qu’il faut, vertaald door Eva Moldenhauer)

 

„- Wir haben den passenden Toten! schreit Kaminsky.

Er kommt mit großen Schritten herbei, wartet nicht, bis er mich erreicht hat, um die gute Nachricht auszuposaunen.

Ein Dezembersonntag: Wintersonne.

Die Bäume ringsum waren mit Reif bedeckt. Überall Schnee, anscheinend seit jeher. Jedenfalls hatte er den bläulichen Schimmer des Ewigen. Aber der Wind hatte sich gelegt. Seine üblichen Böen auf der Höhe des Ettersbergs, stürmisch, rauh, eisig, gelangten nur noch bis zu der Bodensenke, wo sich das Latrinengebäude des Kleinen Lagers erhob.

Flüchtig hätte man in der Sonne, in der Abwesenheit des todbringenden Windes vergessen, an etwas anderes denken können. Das hatte ich mir gesagt, als ich am vereinbarten Treffpunkt ankam, vor der Baracke der Gemeinschaftslatrinen. Man hätte sich sagen können, daß der Appell gerade zu Ende gegangen war und daß man, wie jeden Sonntag, ein paar Stunden Leben vor sich hatte: eine kostbare kleine Zeitspanne, die nicht den SS-Leuten gehören würde.

Man hätte in der Sonne die Augen schließen, sich ausdenken können, womit man diese verfügbare Zeit, dieses allwöchentliche Wunder ausfüllen würde.

Die Auswahl war nicht groß, es gab präzise Grenzen – wie man sich denken kann. Aber die gibt es wahrscheinlich immer und überall; jedenfalls für den gemeinen Sterblichen. Dennoch war eine, wenn auch eingeschränkte Wahl möglich: eine Ausnahme, ausschließlich den Sonntagnachmittagen vorbehalten, aber real. Man könnte zum Beispiel wählen, sich schlafen zu legen.

Übrigens rannten die meisten Deportierten gleich nach dem Ende des Sonntagsappells zu den Schlafräumen. Sich vergessen, sich verlieren, vielleicht träumen. Sie fielen wie ein Stein auf das Stroh der Bettstellen, schliefen sofort ein. Nach dem Appell, nach der Sonntagssuppe – immer Nudelsuppe; die dickste der Woche; immer willkommen schien das Bedürfnis nach dem erholsamen Nichts zu überwiegen.

Man konnte es aber auch über sich bringen, den Schlafmangel, die Lebensmüdigkeit zu überwinden, um Kumpel aufzusuchen, eine Gemeinsamkeit, manchmal sogar eine Gemeinschaft herzustellen, wenn nicht allein das Geburtsdorf oder der Maquis, die Widerstandsbewegung, ihr zugrunde lag; wenn sie zudem noch eine politische oder religiöse war, die nach Überschreitung, also nach Transzendenz trachtete.“

 

 

semprun

Jorge Semprún (Madrid, 10 december 1923)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Nelly Sachs werd op 10 december 1891 in Berlijn geboren. Zie ook alle tags voor Nelly Sachs op dit blog.

 

Kommt einer
von ferne
mit einer Sprache
die vielleicht die Laute
verschließt
mit dem Wiehern der Stute
oder
dem Piepen
junger Schwarzamseln
oder
auch wie eine knirschende Säge
die alle Nähe zerschneidet –

Kommt einer
von ferne
mit Bewegungen des Hundes
oder
vielleicht der Ratte
und es ist Winter
so kleide ihn warm
kann auch sein
er hat Feuer unter den Sohlen
(vielleicht ritt er
auf einem Meteor)
so schilt ihn nicht
falls dein Teppich durchlöchert schreit –

Ein Fremder hat immer
seine Heimat im Arm
wie eine Waise
für die er vielleicht nichts
als ein Grab sucht.

 

 

 

Und wenn diese meine Haut zerschlagen sein wird,
so werde ich ohne mein Fleisch Gott schauen
Hiob

 

O die Schornsteine
Auf den sinnreich erdachten Wohnungen des Todes,
Als Israels Leib zog aufgelöst in Rauch
Durch die Luft –
Als Essenkehrer ihn ein Stern empfing
Der schwarz wurde
Oder war es ein Sonnenstrahl?

O die Schornsteine!
Freiheitswege für Jeremias und Hiobs Staub –
Wer erdachte euch und baute Stein auf Stein
Den Weg für Flüchtlinge aus Rauch?

O die Wohnungen des Todes,
Einladend hergerichtet
Für den Wirt des Hauses, der sonst Gast war –
O ihr Finger,
Die Eingangsschwelle legend
Wie ein Messer zwischen Leben und Tod –

O ihr Schornsteine,
O ihr Finger,
Und Israels Leib im Rauch durch die Luft!

 

 

WOHIN o wohin

 

WOHIN o wohin
du Weltall der Sehnsucht
das in der Raupe schon dunkel verzaubert
die Flügel spannt,
mit den Flossen der Fische
immer den Anfang beschreibt
in Wassertiefen, die
ein einziges Herz
ausmessen kann mit dem Senkblei
der Trauer.
Wohin o wohin
du Weltall der Sehnsucht
mit der Träume verlorenen Erdreichen
und der gesprengten Blutbahn des Leibes;
während die Seele zusammengefaltet wartet
auf ihre Neugeburt
unter dem Eis der Todesmaske.

 

 

sachs1

Nelly Sachs (10 december 1891 – 12 mei 1970)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Gertrud Kolmar (pseudoniem van Gertrud Käthe Chodziesner) werd op 10 december 1894 in Berlijn geboren. Zie ook mijn blog van 10 december 2006.

 

Das Herz

 

Ich ging durch einen Wald,
Da wuchsen viele Herzen.
Sie waren rot in Schmerzen,
Sie waren stolz und grün und kalt.

Sie rieselten und hingen
Von dünnem Ast, Morellenast.
Ich wog die sonneneigne Last
Und ließ sie schüchtern klingeln.

Ich habe eins gepflückt,
Das dunkel schien vor Reife;
Es hat mit grüner Schleife
Und einer Blume mich geschmückt.

Ein Herz ist heißes Klopfen.
Ich ahnte zögernd, daß es bat.
Zuweilen, blutschwarz wie Granat,
Zersprang ein großer Tropfen.

Es lappte gräserwärts
Mit aufgerißnen Schalen.
Da schlug aus welken Qualen
Ein kleines, kleines blaues Herz.

 

Wunschlied

 

Du solltest zu mir kommen in der langen Nacht.

Sie hätt aus Silberseide dir ein Bett gemacht.

 

Drum solltest du bei mir schlafen die ganze lange Nacht;

Mein kleines dunkles Auge war ein tiefer, tiefer Schacht.

 

Mein Auge war ein Brunnen, im Grunde Geisterlicht,

Da schautest du unter der Wirklichkeit allen Glückes Gesicht.

 

Träume blieben in Stunden stehn und sahn dich an: Es ist wahr.

Sehnsucht würf den Flügelhut aus ihrem brennenden Haar.

 

Alles was süß ist und warm ist, leis deine Lider nur streift,

Hätt Nacht in roter
gespaltener Frucht für deine Lippen gereift.

 

Meine Locken wären feines braunes Gras und Kraut,

Aus den Halmen sprängen Blüten, wie du sie nie geschaut.

 

Blüten von so fremdem Duft, Blüten von so seltnem Schein

Schüteten mit unaufhörlich sachtem Rieseln ganz dich ein.

 

Aber meine Arme kröchen, listigen Schlangen gleich,

Durch den Blumenwald zu dir, schön und schwellend, bunt und weich.

 

In schillernde Schlingen verstrickt, in Blütenwehe verschneit –

Könntest du noch erwachen vor lauter Seligkeit?

 

 

Kolmarr

Gertrud Kolmar (10 december 1894 – (?) maart 1943)

 

De Amerikaanse schrijfster Jacquelyn Mitchard werd geboren in Chicago, Illinois, op 10 december 1951 als oudste van twee dochters. Nadat ze het diploma voor de BA van Engels aan het Rockford College had gehaald in 1973, studeerde zij creatief schrijven aan de University of Illinois at Urbana-Champaign. Vanaf 1984 werkte ze voor The Milwaukee Journal-Sentinel, waarvoor ze een column,  “The Rest of Us”, schreef.  In 1993 ging de man van Mitchard bij haar weg. Mitchard bleef met vijf kinderen achter en had minder dan 1 dollar op de bank. Zij begon haar eerste boeken te schrijven. Haar eerste, The deep end of the Ocean, werd meteen heel goed verkocht.

 

Uit: A Theory of Relativity

 

They died instantly.

Or close enough.

Gordon, of course, knew that “instantly,” in this context, didn’t mean what it seemed to suggest: Several minutes would have passed inside the car after the impact, while the final tick and swoosh of Ray’s and Georgia’s heart-sent blood swept a pointless circuit, while muscles contracted loyally at the behest of a last volley of neurological commands. But there would have been no awareness, or only a few twilight seconds — and no memory.

Most of the others in Tall Trees, the McKenna family and their friends, didn’t know as much about the biology involved or care to. Small town people, they were accustomed to having something to be grateful for, even death no more physically complex than a power failure. It seemed to many a source of comfort. And as the months unfurled, comfort of any sort was in short supply.

Even Gordon had to admit he was relieved. Couldn’t it have been worse, much, much worse?

It could have been. This, Gordon decided, in those few breathless, shocky moments as he prepared to leave his school classroom and drive to the scene of the accident at Lost Tribe Creek, would be his mantra. He would not yowl and quake at this abrupt conclusion to the year of living catastrophically. He would not let himself come unglued. Dread tapped at his gut, like an unwelcome salesman tapping insistently at the window — Your sister is dead; your sister really is dead! But Gordon breathed in and out, spoke to himself of focus.“

 

Mitchard

Jacquelyn Mitchard (Chicago, 10 december 1951)

 

 

De Amerikaanse dichter Thomas Lux werd geboren op 10 december 1946 in Northampton, Massachusetts. Als kind was hij al een boekenwurm die hele middagen in de bibliotheek doorbracht. Hij studeerde aan het Emerson College in Boston, waar hij in de periode1972-1975 ook poet in residence was. In 1975 verscheen zijn eerste bundel Memory’s Handgrenade. Lux ontving in 1995 de Kingsley Tufts Poetry Award, een prijs van $50,000, voor zijn bundel Split Horizons. Hij bekleedt tegenwoordig de Bourne chair in poetry aan het Georgia Institute of Technology.

 

 

The Road That Runs Beside The River

  

 follows the river as it bends

along the valley floor,

going the way it must.

Where water goes, so goes the road,

if there’s room (not in a ravine,

gorge), the river

on your right or left. Left is better: when you’re driving,

it’s over your elbow across

the road.

You see the current, which is

what the river is: the river

in the river, a thing sliding fast forward

inside a thing sliding not so fast forward.

Driving with, beside, the river’s flow is good.

Another pleasure, driving against it: it’s the same river

someone else will see

somewhere else downstream — same play,

new theater, different set.

Wide, shallow, fairly fast,

roundy-stone streambed, rocky-land river,

it turns there or here — the ground

telling it so — draining dull

mountains to the north,

migrating, feeding a few hard-fleshed fish

who live in it. One small sandbar splits

the river, then it loops left,

the road right, and the river’s silver

slips under the trees,

into the forest,

and over the sharp perpendicular

edge of the earth.

 

 

lux

Thomas Lux (Northampton, 10 december 1946)

 

De Amerikaanse dichteres Carolyn Ashley Kizer werd geboren op 10 december 1925 in Spokane, Washington. Zij kreeg haar opleiding aan de Lewis and Clark High School in Spokane en studeerde daarna aan de Columbia University en de the University of Washington. Na haar studie keerde zij terug naar Washington, trouwde, kreeg kinderen en scheidde weer van haar man. In 1954 volgde zij een creative writing workshop die gegeven werd door Theodore Roethke en deze spoorde haar aan om (weer) te gaan schrijven. In 1959 richtte zij het tijdschrift Poetry Northwest op, waarvan zij tot 1965 redacteur bleef. In 1966 werd zij de eerste directeur Literary Programs voor de pas opgerichte National Endowment for the Arts. In de jaren zeventig en tachtig was zij verbonden aan verschillende universiteiten, o.a als poet-in-residence en lector.

 

The Ungrateful Garden

Midas watched the golden crust
That formed over his steaming sores,
Hugged his agues, loved his lust,
But damned to hell the out-of-doors

Where blazing motes of sun impaled
The serrid roses, metal-bright.
“Those famous flowers,” Midas wailed,
“Have scorched my retina with light.”

This gift, he’d thought, would gild his joys,
Silt up the waters of his grief;
His lawns a wilderness of noise,
The heavy clang of leaf on leaf.

Within, the golden cup is good
To lift, to sip the yellow mead.
Outside, in summer’s rage, the rude
Gold thorn has made his fingers bleed.

“I strolled my halls in golden shift,
As ruddy as a lion s meat.
Then I rushed out to share my gift,
And golden stubble cut my feet.”

Dazzled with wounds, he limped away
To climb into his golden bed,
Roses, roses can betray.
“Nature is evil,” Midas said.

 

Kizer

Carolyn Kizer (Spokane, 10 december 1925)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e december ook mijn vorige blog van vandaag.

Emily Dickinson, Nelly Sachs, Gertrud Kolmar, Karl Heinrich Waggerl, Ara Baliozian, Eugène Sue

De Amerikaanse dichteres Emily Dickinson werd geboren op 10 december 1830 in Amherst, Massachusetts. Zie ook mijn blog van 10 december 2006.

 

Because I could not stop for Death

Because I could not stop for Death –
He kindly stopped for me –
The Carriage held but just Ourselves –
And Immortality.

We slowly drove – He knew no haste
And I had put away
My labor and my leisure too,
For His Civility –

We passed the School, where Children strove
At Recess – in the Ring –
We passed the Fields of Gazing Grain –
We passed the Setting Sun –

Or rather – He passed us –
The Dews drew quivering and chill –
For only Gossamer, my Gown –
My Tippet – only Tulle –

We paused before a House that seemed
A Swelling of the Ground –
The Roof was scarcely visible –
The Cornice – in the Ground –

Since then – ’tis Centuries – and yet
Feels shorter than the Day
I first surmised the Horses’ Heads
Were toward Eternity –

 

The Soul unto itself

The Soul unto itself
Is an imperial friend –
Or the most agonizing Spy –
An Enemy – could send –

Secure against its own –
No treason it can fear –
Itself – its Sovereign – of itself
The Soul should stand in Awe –

 

There’s a certain Slant of light

There’s a certain Slant of light,
Winter Afternoons –
That oppresses, like the Heft
Of Cathedral Tunes –

Heavenly Hurt, it gives us –
We can find no scar,
But internal difference,
Where the Meanings, are –

None may teach it – Any –
‘Tis the Seal Despair –
An imperial affliction
Sent us of the air –

When it comes, the Landscape listens –
Shadows – hold their breath –
When it goes, ’tis like the Distance
On the look of Death

 

Dickinson

Emily Dickinson (10 december 1830 – 15 mei 1886)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Nelly Sachs werd op 10 december 1891 in Berlijn geboren. Zie ook alle tags voor Nelly Sachs op dit blog.

 

 

Einer war

Einer war
Der blies den Schofar –
Warf nach hinten das Haupt,
Wie die Rehe tun, wie die Hirsche
Bevor sie trinken an der Quelle.
Bläst:
Tekia
Ausfährt der Tod im Seufzer –
Schewarim
Das Samenkorn fällt –
Terua
Die Luft erzählt von einem Licht!
Die Erde kreist und die Gestirne kreisen
Im Schofar,
Den Einer bläst –
Und um den Schofar brennt der Tempel –
Und Einer bläst –
Und um den Schofar stürzt der Tempel –
Und Einer bläst –
Und um den Schofar ruht die Asche –
Und Einer bläst –

 

Immer

Immer
dort wo Kinder sterben
werden die leisesten Dinge heimatlos.
Der Schmerzensmantel der Abendröte
darin die dunkle Seele der Amsel
die Nacht heranklagt –
kleine Winde über zitternde Gräser hinwehend
die Trümmer des Lichtes verlöschend
und Sterben säend –

Immer
dort wo Kinder sterben
verbrennen die Feuergesichter
der Nacht, einsam in ihrem Geheimnis –
Und wer weiß von den Wegweisern
die der Tod ausschickt:
Geruch des Lebensbaumes,
Hahnenschrei der den Tag verkürzt
Zauberuhr vom Grauen des Herbstes
in die Kinderstuben hinein verwunschen –
Spülen der Wasser an die Ufer des Dunkels
rauschender, ziehender Schlaf der Zeit –

Immer
dort wo Kinder sterben
verhängen sich die Spiegel der Puppenhäuser
mit einem Hauch,
sehen nicht mehr den Tanz der Fingerliliputaner
in Kinderblutatlas gekleidet;
Tanz der stille steht
wie eine im Fernglas
mondentrückte Welt.

Immer
dort wo Kinder sterben
werden Stein und Stern
und so viele Träume heimatlos.

 

Sachs

Nelly Sachs (10 december 1891 – 12 mei 1970)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 10 december 2006.

De Duitse dichteres en schrijfster Gertrud Kolmar (pseudoniem van Gertrud Käthe Chodziesner) werd op 10 december 1894 in Berlijn geboren.

De Oostenrijkse schrijver Karl Heinrich Waggerl werd geboren op 10 december 1897 in Bad Gastein.

De Armeense schrijver Ara Baliozian werd geboren op 10 december 1936 in Athene.

De Franse schrijver Eugène Sue werd geboren op 10 december 1804 in Parijs.

Emily Dickinson, Nelly Sachs, Gertrud Kolmar, Karl Heinrich Waggerl, Ara Baliozian, Eugène Sue

De Amerikaanse dichteres Emily Dickinson werd geboren op 10 december 1830 in een welgestelde familie in het Amerikaanse Amherst, Massachusetts. Dickinson bleef ongehuwd en zou het grootste gedeelte van haar leven binnen de muren van het familiehuis doorbrengen. Jarenlang is aangenomen dat deze keuze voortvloeide uit xenofobie, maar uit recent onderzoek van haar correspondentie blijkt dat dit kluizenaarschap uit vrije wil was gekozen, zodat ze dichter bij haar eigen kern kon komen. Ofschoon ze zichzelf afsloot van de wereld, bleef ze toch op de hoogte van de literaire ontwikkelingen door het lezen van John Ruskin, John Keats en Thomas Browne. Door velen is het opgemerkt dat haar wijze van schrijven opvallend veel overeenkomsten vertoont met het werk van de Amerikaanse dichter Walt Whitman (1819-1892), wiens werk gekenmerkt wordt door het gebruik van ‘Amerikaans Engels’ en vrij vers. Ondanks de uitzonderlijke originaliteit van Dickinsons werk werden er tijdens haar leven slechts zeven van de bijna achtienhonderd gedichten gepubliceerd. Algemene erkenning van haar werk vond pas plaats in de twintigste eeuw. In Nederland geldt Simon Vestdijk als haar “ontdekker”: zijn essaydebuut in Forum,  begin 1933, betreft een verdediging en behandeling van Dickinsons poëzie.

 

A Thunderstorm

The wind begun to rock the grass
With threatening tunes and low, –
He flung a menace at the earth,
A menace at the sky.

The leaves unhooked themselves from trees
And started all abroad;
The dust did scoop itself like hands
And throw away the road.

The wagons quickened on the streets,
The thunder hurried slow;
The lightning showed a yellow beak,
And then a livid claw.

The birds put up the bars to nests,
The cattle fled to barns;
There came one drop of giant rain,
And then, as if the hands

That held the dams had parted hold,
The waters wrecked the sky,
But overlooked my father’s house,
Just quartering a tree.

 

Summer Shower

A drop fell on the apple tree,
Another on the roof;
A half a dozen kissed the eaves,
And made the gables laugh.

A few went out to help the brook,
That went to help the sea.
Myself conjectured, Were they pearls,
What necklaces could be!

The dust replaced in hoisted roads,
The birds jocoser sung;
The sunshine threw his hat away,
The orchards spangles hung.

The breezes brought dejected lutes,
And bathed them in the glee;
The East put out a single flag,
And signed the fete away.

 

 

DICKINSON

Emily Dickinson (10 december 1830 – 15 mei 1886)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Nelly Sachs werd op 10 december 1891 erd als Leonie Sachs op 10 december 1891 in Berlijn geboren uit joodse ouders. In haar jeugd schreef ze hoofdzakelijk romantische poëzie, en in 1921 bracht ze een verhalenbundel uit. Ze werd hoofdzakelijk als dichteres bekend, wier werk één grote evocatie van dood en vervolgingsangst is. Door toedoen van het antisemitisme in de jaren 1930, kreeg ze publicatieverbod opgelegd; dit zorgde voor een ommezwaai in haar stijl, die tegelijk hypergevoelig en ietwat retorisch werd. Sachs kreeg aan het begin van de Tweede Wereldoorlog de kans te ontsnappen aan een potentiële dood dankzij bemiddeling van de Zweedse schrijfster Selma Lagerlöf. In 1940 vluchtte ze naar Zweden, en schreef tussen 1940 en 1944 een verzameling gedichten die hoofdzakelijk over ballingschap en de Holocaust handelen; deze collectie werd onder de titel In den Wohnungen des Todes gepubliceerd. In 1966 werd Nelly Sachs, tezamen met de Israëlische schrijver Agnon, de Nobelprijs voor de literatuur toegekend, bij wijze van erkenning van haar bijdrage aan de naoorlogse joodse literatuur. Zij bleef in Zweden wonen en overleed er in 1970.

Vielleicht aber braucht Gott die Sehnsucht

Vielleicht aber braucht Gott die Sehnsucht, wo sollte sonst
sie auch bleiben,
Sie, die mit Küssen und Tränen und Seufzern füllt die
geheimnisvollen Räume der Luft –
Vielleicht ist sie das unsichtbare Erdreich, daraus die glühenden
Wurzeln der Sterne treiben –
Und die Strahlenstimme über die Felder der Trennung, die zum
Wiedersehn ruft?
O mein Geliebter, vielleicht hat unsere Liebe in den Himmel
der Sehnsucht schon Welten geboren –
Wie unser Atemzug, ein – und aus, baut eine Wiege für Leben
und Tod?
Sandkörner wir beide, dunkel vor Abschied, und in das goldene
Geheimnis der Geburten verloren,
Und vielleicht schon von kommenden Sternen, Monden und
Sonnen umloht.

 

Immer dort wo Kinder sterben

Immer
dort wo Kinder sterben
werden die leisesten Dinge heimatlos.
Der Schmerzensmantel der Abendröte
darin die dunkle Seele der Amsel
die Nacht heranklagt –
kleine Winde über zitternde Gräser hinwehend
die Trümmer ihres Lichtes verlöschend
und Sterben säend –

Immer
dort wo Kinder sterben
verbrennen die Feuergesichter
der Nacht, einsam in ihrem Geheimnis –
Und wer weiß von den Wegweisern
die der Tod ausschickt:
Geruch des Lebensbaumes,
Hahnenschrei der den Tag verkürzt
Zauberuhr vom Grauen des Herbstes
in die Kinderstuben hinein verwunschen –
Spülen der Wasser an die Ufer des Dunkels
rauschender, ziehender Schlaf der Zeit –

Immer
dort wo Kinder sterben
verhängen sich die Spiegel der Puppenhäuser
mit einem Hauch,
sehen nicht mehr den Tanz der Fingerliliputaner
in Kinderblutatlas gekleidet;
Tanz der stille steht
wie eine im Fernglas
mondentrückte Welt.

Immer
dort wo Kinder sterben
werden Stein und Stern
und so viele Träume heimatlos.

 

NELLYS_SACHS

Nelly Sachs (10 december 1891 – 12 mei 1970)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Gertrud Kolmar (pseudoniem van Gertrud Käthe Chodziesner) werd op 10 december 1894 in Berlijn geboren. Zij was de dochter van de joodse advocaat Ludwig Chodziesner en zijn vrouw Elise (Schoenflies). In 1917 verscheen haar eerste dichtbundel onder haar pseudoniem. Aan het eind van de jaren 1920 verschenen afzonderlijke gedichten in literaire tijdschriften en bloemlezingen. Haar derde bundel “Die Frau und die Tiere”, die in augustus 1938 was verschenen  werd tijdens de Reichspogromnacht van 9 november 1938 vernietigd. Haar familie werd gedongen hun huis te verkopen en te verhuizen naar een zogenaamd „jodenhuis“in Berlijn- Schöneberg. Gertrud Kolmar werd op 27 februari 1943 gearresteerd en op 3 maart getransporteerd naar Auschwitz. Datum en omstandigheden van haar dood zijn niet bekend. Hoewel Kolmaar tijdens haar leven niet veel gepubliceerd had, geldt zij teg
enwoordig toch als een van de belangrijke Duitse dichteressen van de 20e eeuw.

 

Die Sinnende

Wenn ich tot bin, wird mein Name schweben
Eine kleine Weile ob der Welt.
Wenn ich tot bin, mag es mich noch geben
Irgendwo an Zäunen hinterm Feld.
Doch ich werde bald verlorengehn,
Wie das Wasser fließt aus narbigem Krug,
Wie geheim verwirkte Gabe der Feen
Und ein Wölkchen Rauch am rasenden Zug.

Wenn ich tot bin, sinken Herz und Lende,
Weicht, was mich gehalten und bewegt,
Und allein die offnen, stillen Hände
Sind, ein Fremdes, neben mich gelegt.
Und um meine Stirn wirds sein
Wie vor Tag, wenn ein Höhlenmund Sterne fängt
Und aus des Lichtgewölbs Schattenstein
Graues Tuch die riesigen Falten hängt.

Wenn ich sterbe, will ich einmal rasten,
Mein Gesicht nach innen drehn
Und es schließen wie den Bilderkasten,
Wenn das Kind zuviel gesehn,
Und dann schlafen gut und dicht,
Da ich zittrig noch hingestellt,
Was ich war: ein wächsernes Licht
Für das Wachen zur zweiten Welt.

 

kolmar

Gertrud Kolmar (10 december 1894 – (?) maart 1943)

 

De Oostenrijkse schrijver Karl Heinrich Waggerl werd geboren op 10 december 1897 in Bad Gastein.Hij bezocht het lerarenseminarie in Salzburg en diende als officier in WO I, waarin hij Italiaans krijgsgevangene werd. Na zijn vrijlating in 1920 werd hij leraar in Wagrain, maar moest het werk al in 1923 om gezondheidsredenen opgeven. Zijn eerste roman Brot verscheen in 1930. In zijn verhalen en romans beschrijft Waggerl – steeds meer idealiserend – het landelijke leven. Sinds 1938 was hij lid van de NSDAP en vanaf 1940 burgemeester van Wagrain, waar hij 50 jaar lang woonde. Na WO II bleef met zijn idylliserende korte verhalen waarderen. Hermann Hesse schreef over hem: “Die eigentlich dichterischen Bücher in unserer Literatur werden immer seltener, aber die von Waggerl gehören zu ihnen.”  Vooral in de kersttijd las hij tot aan zijn dood vaak voor uit zijn verhalen en legenden. Er werden ook plaatopnamen van gemaakt. In Wagrain staat een Waggerl-Museum.

Uit: Advent in Österreich

Advent, sagt man, sei die stillste Zeit im Jahr. Aber in meinem Bubenalter war er keineswegs die stillste Zeit.

Zu Anfang Dezember, in den unheimlichen Tagen, während Sankt Nikolaus mit dem Klaubauf unterwegs war, wurde ich in den Wald geschickt, um den Christbaum zu holen. Mit Axt und Säge zog ich aus, von der Mutter bis zum Hals in Wolle gewickelt und mit einem geweihten Pfennig versehen, damit mich ein heiliger Nothelfer finden konnte, wenn ich mich etwa verirrte. Ein Wunder von einem Baum stand mir vor Augen, mannshoch und sehr dicht beastet, denn er sollte nachher auch etwas tragen können. Stundenlang kroch ich im Unterholz herum, aber ein Baum im Wald sieht sich ganz anders an als einer in der Stube. Wenn ich meine Beute endlich daheim in die Waschküche schleppte, hatte sich das schlanke pfeilgerade Stämmchen doch wieder in ein krummes und kümmerliches Gewächs verwandelt, auch der Vater betrachtete ihn mit Sorge. Er mußte seine ganze Zimmermannskunst aufwenden, um das Ärgste zurechtzubiegen, ehe die Mutter kam.

Ach, die Mutter! In diesen Wochen lief sie mit hochroten Wangen herum, wie mit Sprengpulver geladen, und die Luft in der Küche war sozusagen geschwängert mit Ohrfeigen. Dabei roch die Mutter so unbeschreiblich gut, überhaupt ist ja der Advent die Zeit der köstlichen Gerüche. Es duftet nach Wachs, nach angesengtem Reisig, nach Weihrauch und Bratäpfel. Ich sage ja nichts gegen Lavendel und Rosenwasser, aber Vanille riecht doch viel besser, oder Zimt und Mandeln.

Mich ereilten dann die qualvollen Stunden des Teigrührens. Vier Vaterunser das Fett, drei die Eier, ein ganzer Rosenkranz für Zucker und Mehl. Die Mutter hatte die Gewohnheit, alles Zeitliche in ihrer Kochkunst in Vaterunser zu bemessen, aber die mußten laut und sorgfältig gebetet werden, damit ich keine Gelegenheit fände, den Finger in den Teig zu tauchen. Wenn ich nur erst den Bubenstrümpfen entwachsen wäre, schwor ich mir damals, dann wollt ich eine ganze Schüssel voll Kuchenteig aufessen, und die Köchin sollte beim Ofen stehen und mir zusehen müssen! Aber leider, das ist einer von den Träumen geblieben, die sich nie erfüllt haben. 

Am Abend nach dem Essen wurde der Christbaumschmuck erzeugt. Auch das war ein unheilschwangeres Geschäft. Damals konnte man noch ein Buch echten Blatt
goldes für ein paar Kreuzer beim Krämer kaufen. Aber nun galt es, Nüsse in Leimwasser zu tauchen und ein hauchdünnes Goldhäutchen herumblasen. Das schwierige dabei war, daß man vorher nirgendwo Luft von sich geben durfte. Wir saßen alle in der Runde und liefen blaurot an vor Atemnot, und dann geschah es doch, daß einer niesen musste. Im gleichen Augenblick segelte eine Wolke von glänzenden Schmetterlingen durch die Stube. Einerlei, wer den Zauber verschuldet hatte, das Kopfstück bekam ich, obwohl es nur bewirkte, dass sich der goldene Unsegen von neuem in die Lüfte hob. Ich wurde dann in die Schlafkammer verbannt und mußte Silberpapier um Lebkuchen wickeln – ungezählte Lebkuchen, versteht sich.

Und wir Heutigen?

Leben wir nicht auch in einer Weltzeit des Advents? Scheint uns nicht alles von der Finsternis bedroht zu werden, das karge Glück unseres Daseins? Wir warten bang auf den Engel mit der Botschaft des Friedens und überhören so leicht, daß diese Botschaft nur denen gilt, die guten Willens sind. Es ist keine Hilfe und keine Zuflucht bei der Weisheit der Weisen und bei der Macht der Mächtigen. Denn der Herr kam nicht zur Welt, damit die Menschen weise, sondern damit sie gütiger würden. Und darum sind es allein die Kräfte des Herzens, die uns vielleicht noch werden retten können.”

 

Wagerl

Karl Heinrich Waggerl (10 december 1897 – 4 november 1973)

 

De Armeense schrijver Ara Baliozian werd geboren op 10 december 1936 in Athene. Hij bezocht het Mechitaristencollege Murat-Raphael in Venetie. Daar studeerde hij ook economie en politicologie aan de Ca’ Foscari universiteit. Tegenwoordig woont en werkt hij in Ontario, Canada. Zijn werk wordt zowel in het Engels als in het Armeens gepubliceerd. Hij is tevens vertaler uit het Armeens, Het Frans en het Italiaans.

 

Werk o.a.: Voices of Fear (1989), Intimate Talk (1992), Undiplomatic Observations (1995), Pages From My Diary (1996)

 

Uit: Let’s talk Turkey

“The Armenians were punished because they sided with the enemy,” a gentle Turkish reader reminds me. By “punished” he probably means deported and not massacred. Which is it? Since both of my grandmothers survived and both my grandfathers perished, I must conclude some were deported, others “terminated.” As for siding with the enemy, this may indeed be true of Armenians on the Russo-Turkish border, but definitely not of Armenians on the mainland, except for the very few agitators and revolutionaries who may have acted in the name of the people but who represented no one but themselves, very much like the Talaat, Jemal, Enver troika. The overwhelming majority of Armenians in the ghetto of refugees where I grew up were both illiterate and devoid of political awareness. To accuse them of harboring secret territorial ambitions and betraying the Empire is not just wrong but absurd. I don’t remember my father saying anything remotely kind about our political parties or remotely unkind about Turks. I write these lines not as an Armenian but as a human being, and my intention is not to assert moral superiority but to understand why two people who lived side by side for six centuries prefer to believe their political leaders and to ignore the testimony of witnesses who value honesty and objectivity above prejudice and nationalist propaganda.
*
How can any tribe, nation, or race assert moral superiority and believe in it? Even worse: How can it also believe that in doing so it will not arouse the contempt and hatred of all men? The ancient Greeks knew better. They believed that pride or arrogance (hubris) is punished by the gods (Nemesis). And yet, in their eyes, all non-Greeks were barbarians. What happened next we know. They were defeated and colonized by Macedonians, Romans, and last but far from least, Turks. And unbelievable as this may see, even after centuries of enslavement, even in their present bastardized condition, they continue to cling to the notion that they are the real Chosen People. Figure that one out if you can.

 

Baliozian

Ara Baliozian (Athene, 10 december 1936)

 

De Franse schrijver Eugène Sue werd geboren op 10 december 1804 in Parijs. Deze nu nauwelijks nog bekende schrijver was in de jaren 1840 in van de meest gelezen en invloedrijkste schrijvers van Frankrijk. Hij is de literatuurgeschiedenis in gegaan als de grondlegger van de vervolgroman in kranten en als auteur van misschien wel de succesvolste krantenroman ooit: Les mystères de Paris. In 1841 bekeerde hij zich als het ware van een onpolitieke dandy tot een geengageerde socialist, die zich voor de problemen met de industrialisering van het snel groeiende Parijse proletariaat begon te interesseren en die dit interesse literair probeerde te verwerken. Op slag beroemd werd hij in 1843 met het genoemde Mystères de Paris, die van juli tot oktober bijna dagelijks in de eerder conservatieve krant Le Journal des Débats verschenen en die tot een lieteraire en sociale gebeurtenis van de eerste rang uitgroeiden. Op dit succes volgde Le Juif errant dat van juni 1844 tot oktober 1845 verscheen in het meer linkse blad Le Constitutionnel, en waarin hij zijn sociaal en politiek engagement nog versterkte en wel in de zijn van een radikaal anti-clericalisme. Ook deze roman werd in heel Parijs gelezen en bediscussieerd. Gezien de tendens ervan belandde hij al snel op de Index.

 

Uit: Les mystères de Paris

 

« Le lecteur, prévenu de l’excursion que nous lui proposons d’entreprendre parmi les naturels de cette race infernale qui peuple les prisons, les bagnes, et dont le sang rougit les échafauds… le lecteur voudra peut-être bien nous suivre. Sans doute cette investigation sera nouvelle pour lui; hâtons-nous de l’avertir d’abord que, s’il pose d’abord le pied sur le dernier échelon de l’échelle sociale, à mesure que le récit marchera, l’atmosphère s’épurera de plus en plus.

Le 13 décembre 1838, par une soirée pluvieuse et froide, un homme d’une taille athlétique, vêtu d’une mauvaise blouse, traversa le pont au Change et s’enfonça dans la Cité, dédale de rues obscures, étroites, tortueuses, qui s’étend depuis le Palais de Justice jusqu’à Notre-Dame.

Le quartier du Palais de Justice, très-circonscrit, très-surveillé, sert pourtant d’asile ou de rendez-vous aux malfaiteurs de Paris. N’est-il pas étrange, ou plutôt fatal, qu’une irrésistible attraction fasse toujours graviter ces criminels autour du formidable tribunal qui les condamne à la prison, au bagne, à l’échafaud!

Cette nuit-là, donc, le vent s’engouffrait violemment dans les espèces de ruelles de ce lugubre quartier; la lueur blafarde, vacillante, des réverbères agités par la bise, se reflétait dans le ruisseau d’eau noirâtre qui coulait au milieu des pavés fangeux.

Les maisons, couleur de boue, étaient percées de quelques rares fenêtres aux châssis vermoulus et presque sans carreaux. De noires, d’infectes allées conduisaient à des escaliers plus noirs, plus infects encore, et si perpendiculaires, que l’on pouvait à peine les gravir à l’aide d’une corde à puits fixée aux murailles humides par des crampons de fer. »

 

 

Sue

Eugène Sue (10 december 1804 – 3 augustus 1859)