Hélène Gelèns, Erich Fried

De Nederlandse dichteres Hélène Gelèns werd geboren in Bergschenhoek op 6 mei 1967. Zie ook alle tags voor Hélène Gelèns op dit blog.

 

opstartmodes

gisteren zouden we bloot zijn en beginnen
truien jurkjes t-shirts vlogen door de lucht
sommigen vingen zoveel mogelijk slipjes
een enkeling gaf zich werkelijk bloot
de meesten keken op sokken toe hoe
een van ons zelfs haar oude huid afstootte
tot het doorschijnend en half in vorm
oprimpelde er zachtglanzend rozerood vel
tevoorschijn kwam en iedereen wegkeek
zullen we haar vandaag nog terugzien?
zal iemand haar nog herkennen?
vandaag spelen we de eeuwige beginner

 

hoe los blad

vandaag hier en daar een windvlaag die wild wordt
van losvast blad, het is een windvlaag die alles losmaakt
en weer loslaat, behalve haar woesjwaai met blaadjes

morgen kans op een windvlaag met vlinders in de buik
ze fladderen rond blaadjes die hun boom loslieten
wees alert: de blaadjes springen op vlinderen mee

hang ik een zwerfblad terug aan een tak?
waai het mijn wargeestige hand uit!

zing ik een zwerfblad terug de boom in?
waai mijn woordenpraal dood op mijn tong!

ja! daar springt mijn hand op, vlindert mijn tong

 

knielen in de klei, 1932

knielen brengt je op ooghoogte met een hond
tegenover een mens ben je niet langer gelijk
misschien kan het je niks schelen, je knielt niet alleen
en met de ogen gesloten
              kijk je naar niemand op
je raakt bevrijd van akker laagland moerasland
richt je tot de hemel de sterren het al
de wereld verdwijnt:
                onrecht beklijft niet, onrust dooft uit
er komt een tijd die niet van afwezigheid wil weten
ieder mens is aansprakelijk onpartijdigheid is schijn
een hond wacht af met de staart tussen de poten

 

Hélène Gelèns (Bergschenhoek, 6 mei 1967)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver, essayist en vertaler Erich Fried werd geboren op 6 mei 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Erich Fried op dit blog.

 

Inscriptie

Zeg me
waarin
graveer ik
je naam?
In de hemel?

Die is te hoog
in de wolken?
Die zijn te vluchtig
In de boom
die geveld en verbrand wordt?

In het water
dat alles wegspoelt?
In de aarde
die men vertrapt
en waarin alleen
de doden liggen?

Zeg me
waarin
graveer ik
je naam?

In mij
en in mij
en steeds dieper
in mij.

 

Vertaald door Germain Droogenbroodt

 

Erich Fried (6 mei 1921 – 22 november 1988)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e mei ook mijn blog van 6 mei 2020 en eveneens mijn blog van 6 mei 2019 en ook mijn blog van 6 mei 2018 deel 3 en eveneens deel 4.

Hélène Gelèns, Roni Margulies

De Nederlandse dichteres Hélène Gelèns werd geboren in Bergschenhoek op 6 mei 1967. Zie ook alle tags voor Hélène Gelèns op dit blog.

 

eerst olifantshuid kweken

ik wil beproeven naakt te zijn maar wacht
moeials zwaaien met spandoeken: vel is kwetsbaar!
vel moet geleidelijk wennen aan blootstelling!
een halfuur blootstelling bij startkracht loom
leidt bij ongehard vel al tot onherstelbare schade!
ik neem heus veltype en startkracht in acht
maar spandoekers versperren mij de weg
roepen: bedek de blootgestelde delen!
voorkom overmatige blootstelling!
ik kies woorden met hoge beschermfactor
spuug ze in alle richtingen (dat werkt
vooral als je erg bibbert of sterk zweet
ik zweet licht) niet langer wachten nu
hup! mijn lijf maakt wel hulpstoffen aan

 

opstartmodes

gisteren zouden we bloot zijn en beginnen
truien jurkjes t-shirts vlogen door de lucht
sommigen vingen zoveel mogelijk slipjes
een enkeling gaf zich werkelijk bloot
de meesten keken op sokken toe hoe
een van ons zelfs haar oude huid afstootte
tot het doorschijnend en half in vorm
oprimpelde er zachtglanzend rozerood vel
tevoorschijn kwam en iedereen wegkeek
zullen we haar vandaag nog terugzien?
zal iemand haar nog herkennen?
vandaag spelen we de eeuwige beginner

 

niet beginnen bij het hoofd

niet beginnen bij het hoofd
niet bij de voet
niet bij de hand
niet bij de pink
van de linkerhand van meneer herbert

beginnen bij vingertoppen
niet bij de
niet bij mijn – besmeurd met inkt
beginnen bij toevallige: die virginale
vingertoppen van een aangestaarde
wier ogen en tong haar verraden:
niet bijdehand niet bij de pinken

bij vingertoppen die glijden zoals
ze zouden glijden en prikken
zoals ze zouden en kittelen
ze trekken een krullende lijn in de lucht
haar blik kleft erachter erboven eronder
beginnen bij haar zin
in vingertoppen tintelt gemis

over naar mijn vingertoppen
ze tintelen
tot ik tast

 

Hélène Gelèns (Bergschenhoek, 6 mei 1967)

 

De Turkse schrijver, dichter, vertaler en journalist Roni Margulies werd geboren op 5 mei 1955 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Roni Margulies op dit blog.

 

OUD

Ik had een trui,
blauw. Turqoise. Hemelsblauw.
Het was mijn lievelingstrui, die ik het meest droeg.
We hebben zoveel samen gezien en meegemaakt,
van verre werd ik aan zijn kleur herkend.

Hij was een cadeau van Elsa.
Hij werd oud.

Zijn ellebogen sleten, zijn mouwen lubberden.
Hij hing als een zak om me heen, werd onhoudbaar.
Zijn rafels vielen niet meer te repareren.
Ten slotte stuurde mijn moeder hem op een dag
samen met andere oude spullen naar het bejaardentehuis.

Die dag had ik trouwens
Elsa al in geen jaren meer gezien.

In de straten van Istanbul zwerft nu
een oude man met een blauwe trui.
Hij gaat winkels in, kijkt uit over zee.
Soms lijkt het alsof ik hem werkelijk zie.
Dat bewijst dat Elsa ooit van mij hield.

 

Vertaald door Sytske Sötemann

 

Roni Margulies (Istanbul, 5 mei 1955)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e mei ook mijn blog van 6 mei 2020 en eveneens mijn blog van 6 mei 2019 en ook mijn blog van 6 mei 2018 deel 3 en eveneens deel 4.

Hélène Gelèns, Erich Fried

De Nederlandse dichteres Hélène Gelèns werd geboren in Bergschenhoek op 6 mei 1967. Zie ook alle tags voor Hélène Gelèns op dit blog.

 

Pechblende

bohemen begin 16e eeuw, een stil diep uitgesleten dal in het ertsgebergte de beer leeft er, de wolf, een enkele woudboer, we hebben er niets te zoeken zeker niet in een herfststorm

razend was de wind, het knarste het zwiepte het boog
machteloos het woud, het kermde het kiepte het brak
bladstil is het nu, het glinstert – wat glinstert? de zon breekt door

overal druisen de stroompjes holderdebolder de berg af
her en der ligt een gevloerde boom, daar glinstert het
tussen de boomwortels: zilver! het ligt er voor het oprapen
geen woudbewoner die haast maakt, het zilver wacht wel
stroompjes zullen opdrogen modder zal inklinken, geen haast

bohemen tweede kwartaal 16e eeuw, een diep uitgesleten dal in het ertsgebergte hebben we er niets te zoeken?

elders begint het rond te zingen: zilver! zilver!
zilver in een afgelegen dal in het ertsgebergte
we hebben er iets te zoeken! het begint rond te schreeuwen
we halen de berg leeg! mijnbouw! we worden rijk!
bouw huizen! we stichten een dorp, een vrij dorp!
we noemen het sankt joachimsthal
een rijk dorp, alle dagen glinstert het zilver
maar hoe maakt het zilver ons rijk?
munten! we munten het zilver als joachimsthaler
we noemen hem taler, daler, daalder, dollar
we zetten sankt joachimsthal op de kaart

niet alle dagen glinstert het zilver, soms hebben we pech
stuiten we op zwartgrijs gesteente met vaalbruine strepen
waardeloos spul, iemand noemt het pechblende haha

berlijn laatste kwartaal 18e eeuw

muizenkeutels geraspte mummie gedroogde biet
al eeuwen genezen ze ons maar wij staan niet stil
chemische verbindingen, daar knapt men van op!
en je vindt ze overal, in water in steen in de lucht
apotheker klaproth pakt er zelfs pechblende bij
en jawel hij vindt iets: een raar soort halfmetaal
noemt het uranium naar de pas ontdekte planeet uranus
een wondermiddel? wie weet, maar zeker een kleurstof
groen en geel, dat heeft potentie!

 

Hélène Gelèns (Bergschenhoek, 6 mei 1967)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver, essayist en vertaler Erich Fried werd geboren op 6 mei 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Erich Fried op dit blog.

 

De grote leugens

De grote leugens
hebben helemaal geen
korte benen

hun benen
lijken kort
omdat hun armen
zo lang zijn

de armen
van de grote leugens
reiken zo ver
dat ze de waarheid
benen kunnen geven
of gebeenten.

 

Vertaald door Germain Droogenbroodt

 

Erich Fried (6 mei 1921 – 22 november 1988)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e mei ook mijn blog van 6 mei 2020 en eveneens mijn blog van 6 mei 2019 en ook mijn blog van 6 mei 2018 deel 3 en eveneens deel 4.

K. P. Kaváfis, Monika Rinck

De Griekse dichter Konstantínos Petros Kaváfis werd geboren te Alexandrië (Egypte) op 29 april 1863. Zie ook alle tags voor Konstantínos Petros Kaváfis op dit blog.

 

Agelaos

Op het congres van Naupaktos zei Agelaos
verstandige dingen: Grieken moeten niet meer
met Grieken oorlog voeren. Dichtbij woedt
een strijd die ons bedreigt. Of Carthago
danwel Rome zegeviert, men zal zich
nadien tegen ons keren. Koning
Philippos, beschouw toch alle Grieken als uw onderdaan.
Wenst u oorlog, bereidt u zich dan voor
op de confrontatie met de overwinnaar in Italia.
De tijd is voorbij om elkaar te bevechten.
Koning Philippos, redt Griekenland.

In de vreselijke, rampzalige dagen
van Kynoskephalae, Magnesia, Pydna
zouden vele Grieken zich de wijze woorden,
die nergens op uitliepen, herinneren.

 

Vertaald door Hans Warren en Mario Molegraaf

 

Alexandrijnse koningen

Ze verzamelden zich, de Alexandriërs,
om Cleopatra’s kinderen te zien,
Caesarion en zijn broertjes
Alexander en Ptolemaeus, bij hun eerste
publieke optreden, in het Gymnasium,
waar ze tot koningen werden gekroond
temidden van de luisterrijke gelederen der soldaten.

Alexander werd koning geheten
van Armenië, Medië en de Parthen.
Ptolemaeus werd koning geheten
van Cilicië, Syrië en Phoenicië.
Caesarion stond verder naar voren,
gekleed in rozenkleurige zijde,
met op zijn borst een krans van hyacinten,
om zijn middel een dubbele rij saffieren en amethisten,
de riempjes van zijn sandalen wit, bestikt met lilaroze parels.
Híj werd geheten meer dan zijn broers,
híj werd geheten: Koning der Koningen.

 

Vertaald door Hans Boland

 

Toen de wachter het licht zag

’s Winters en ’s zomers zat hij uit te kijken
op het dak van de Atriden, de wachter. Nu heeft hij
goed nieuws. Ver weg zag hij een vuur ontvlammen.
En hij is blij; ook aan zijn inspanning komt een eind.
Het is zwaar om dag en nacht
in de warmte en in de kou, in de verte
over de Arachneon te turen naar vuur. Nu
is het verlangde teken verschenen. Als het geluk
komt geeft het minder vreugde
dan verwacht. Toch is duidelijk
dit gewonnen: we zijn verlost van hoop
en verwachting. Er staat de Atriden veel
te wachten. Men hoeft niet wijs te zijn
om dat te voorzien, nu hij het licht zag,
de wachter. Daarom: geen overdrijving.
Goed is het licht, ook zij die komen zijn goed,
hun woorden en hun daden, ook die zijn goed.
En laten we wensen dat alles in orde komt. Maar
Argos kan het zonder Atriden stellen.

Huizen zijn niet eeuwig.
Velen zullen natuurlijk van alles te zeggen hebben.
Wij moeten luisteren. Maar we zullen ons niet
voor de gek laten houden door Onmisbaar, Uniek, Groot.
Een andere onmisbare, unieke en grote
zal altijd meteen gevonden worden.

 

Vertaald door Marjoleine de Vos

 

K. P. Kaváfis (29 april 1863 – 29 april 1923)

 

De Duitse dichteres en essayiste Monika Rinck werd geboren op 29 april 1969 in Zweibrücken. Zie ook alle tags voor Monika Rinck op dit blog.

 

Berg

Horen jullie dat, zo honen honingprotocollen: Wat zal ik denken? Niets.
Je zult niet denken. Je komt er niet doorheen. Er staat een berg voor.
De berg bestaat uit vele bergen, enkele bestaan uit slijk,
sommige uit schroot, andere weer uit triolen, uit molm of kurk.
Je komt er niet doorheen. Ze groeien je, pruikenbok, over het voorhoofd,
over de ogen. Ze hebben samenhang. Je moet nu niets denken.
Maar moet ik niet denken, dat ik mij vandaag zal, omdat ik mij
morgen kan? Nee, verheug je, je zult en moet nu niets denken.
Maar stel je voor: Wat je niet denkt is duizendmaal erger
dan al het gedachte. Het komt altijd terug. Zoals een berg terugkeert,
die ik met schoepen, baggermolens en brandy, met 200-decibelsymfonieën
van Haydn, met zeer lange hortende delen, met perslucht,
koevoet en een heerschaar van zware gereedschappen voor altijd wegdroeg.
De berg zegt: Spoedig zal alles effen en vlak zijn. En komt terug.

 

Vertaald door Hélène Gelèns en Miek Zwamborn

 

Monika Rinck (Zweibrücken, 29 april 1969)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e april ook mijn blog van 29 april 2020 en eveneens mijn blog van 29 april 2019.

Hélène Gelèns, Erich Fried

De Nederlandse dichteres Hélène Gelèns werd geboren in Bergschenhoek op 6 mei 1967. Zie ook alle tags voor Hélène Gelèns op dit blog.

 

Halt maken

wat als niet een ander je de pas afsnijdt
als je jezelf resoluut blokkeert
elke buiteling elke zijsprong elke zet stuit
hoe je dan niet steigert hoogstens hort en stoot
hoe je zoekt naar een halt in jouw voetspoor
hoe je tot stilstand komt

of je besluit dat het niet gaat om het niet

bereiken van een of andere bestemming

maar om gestremd zijn: de halt om de halt
of je ruim ademt en je thuis waant
of je los kunt laten wat beweegt
heeft de neiging in beweging te blijven
of je toch wegrent

 

In ongeremd rennen

volg je het pad tot je het pad tevoorschijn rent
ren je de zon tevoorschijn en een duinvallei
het mulle zand het helmgras het geruis van de zee
ren je de zee tevoorschijn een steeds onmetelijker zee

 

De afzet voor het zweven

neem uit ongeremd rennen één stap
uit de stap de afzet voor het zweven
bevries in dat moment – een en al ren
wen! almaar deze stap almaar deze
afzet deze knerp van het grind almaar dit
ver naar achter gestrekte been almaar
deze loeiende druk op je grote teen
deze miezelregen op je wang
die rijpe dauwbramen
die flard parfum
wen

of de knerp van het grind langzaam uitdooft
(ik denk van niet) of de knerp in één stuk door
ongebroken scherp klinkt (ik denk van wel)
of dit fragment van de knerp nog knerpt
of je dit geluid kunt negeren

of je een aaaa kunt herkennen als aaaa
(ik denk van wel) of daar een fiets piept
of een mees of piepen je longen
(waaruit blijkt dat) of je alle geluiden los
of als onontwarbare brij hoort

of die flard parfum je de adem beneemt
of aanhoudend dezelfde geur je nog verrast
of je de tandpasta proeft en blijft proeven
of continu dezelfde smaak nog fris is
of de wind je langzaamaan omverduwt
of de miezer gaatjes in je wang slaat
of je went aan dat openhangende
mondje die slappe tong die in je schoen
gezakte sok die pluk haar in je oor
(ik denk van wel) of je eraan went
dat het zweven maar niet begint

 

Hélène Gelèns (Bergschenhoek, 6 mei 1967)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver, essayist en vertaler Erich Fried werd geboren op 6 mei 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Erich Fried op dit blog.

 

Maar misschien

Mijn grote woorden
zullen me niet tegen de dood beschermen
en mijn kleine woorden
zullen me niet tegen de dood beschermen
in het geheel geen woord
en ook niet de stilte tussen
de grote en kleine woorden
zullen me tegen de dood beschermen

Maar misschien
zullen sommige
van deze woorden
en misschien
vooral de kleinere
of zelfs alleen maar de stilte
tussen de woorden
sommigen tegen de dood beschermen
als ik dood ben

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Erich Fried (6 mei 1921 – 22 november 1988)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e mei ook mijn blog van 6 mei 2020 en eveneens mijn blog van 6 mei 2019 en ook mijn blog van 6 mei 2018 deel 3 en eveneens deel 4.

Hélène Gelèns, Erich Fried

De Nederlandse dichteres Hélène Gelèns werd geboren in Bergschenhoek op 6 mei 1967. Zie ook alle tags voor Hélène Gelèns op dit blog.

 

Halt

II
halt? op de rem en geen stap meer verzetten?

zo halt hield ik een maal – het recept:
buiten na veel bier op een nuchtere maag
mijn stad ineens vreemd stil wit en leeg
het wit te hoog te betoverend om te fietsen
in de verte de verlichte ramen van mijn huis

ik zag mijn licht en bevroor – midden op de brug
mijn fiets aan mijn prikkelhand mijn schoenen doorweekt
de volle lengte van de gracht tussen mij en mijn licht
een bitterkoud halt maar dat gaf niet: ik was thuis

je kunt wel stoppen met alles en je thuis wanen maar waartoe
wat rem je zo tevoorschijn? de mens die je bent maar nooit zag
neruda’s eeuwige onpeilbare ader? rem je niets weg
blijf je mens als je niet beweegt niets in beweging zet

 

niet wij rennen

I
we denken aan doelloos aan ongeremd rennen
we rennen en rennen vertragen het beeld
zet af zweef en land

elke pas rolt van de hak
naar de bal van de voet naar de grote teen
elke afzet vol kracht elke pas wordt een sprong
zet af zweef en land zet af en zweef

we zweven en zweven in ongeremd rennen
we luchtklieven meer dan we grond raken
zet af zweef en land zet af en zweef land zet af

we denken ons doelloos ons ongeremd rennend
we lopen ons leeg het lijf tot een pijl
moeiteloos rennen we niets doet nog pijn

niet wij rennen
het pad rent

 

Hélène Gelèns (Bergschenhoek, 6 mei 1967)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver, essayist en vertaler Erich Fried werd geboren op 6 mei 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Erich Fried op dit blog.

 

Zonneklaar

Het kan niet zo zijn
dat de Amerikanen
zonder noodzaak
Vietnamese kinderen verbranden

Het kan niet zo zijn
dat de Amerikanen
maarschalk Ky steunen
als dat echt een schurk is

Ze steunen hem echt
dus zo erg kan het niet zijn
en wat hij zegt
kan niet zo fout zijn

Hij zegt het echt
zijn rolmodel is Adolf Hitler
dus zo erg kan het niet zijn
als je Hitler als rolmodel gebruikt

Maar ook Hitler heeft kinderen verbrand
en niet in Vietnam maar dichterbij
Dus waarom maakt men zich druk
wanneer de Amerikanen dat doen

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Erich Fried (6 mei 1921 – 22 november 1988)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e mei ook mijn blog van 6 mei 2019 en ook mijn blog van 6 mei 2018 deel 3 en eveneens deel 4.

Toon Tellegen, Willem Kloos, Hélène Gelèns

 

Dolce far niente

 


Schlafender Mann door Adolph Menzel, 1855

 

Slaap

Er is slaap in overvloed,
tot in de benauwdste ogenblikken toe,
maar niet genoeg voor iedereen

een enkeling blijft wakker,
ziet de hemel rood worden,
elke ochtend opnieuw

hij wacht tot er honger komt
en er komt honger, dor en stoffig
en van heel ver weg,
maar niet genoeg voor iedereen

hij is de eerste nu,
hij begint haastig te lijden,
grijpt zijn pen en beschrijft zijn honger met genadeloze
onbeholpenheid

de zon komt op
en tussen potvissen roggebrood hemelsblauw
slapen de laatsten,
spreken hun laatste dromen aan.

 


Toon Tellegen (Brielle, 18 november 1941)
De Zusterhof in Brielle

 

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Kloos werd geboren in Amsterdam op 6 mei 1859. Zie ook alle tags voor Willem Kloos op dit blog.

 

Ga niet voorbij, maar blijf bij mij

Ga niet voorbij, maar blijf bij mij, en voel,
Wat Ik voel in het diepst van dit mijn wezen
Dat niets dan Gij mij nog iets liefs kan wezen
En alles òm u – zonder u – zoo koel,

Zo leeg, zo vreemd dat ik mij-zelf niet voel,
Wen ver van u – en ‘k wens om weg te wezen,
Weg van mij-zelf, in ’t land des doods, doods vrezen
Vergetend om de vrees voor ’t donker koel

En doods gewoel des levens, dat in kringen
Rond-draait geduriglijk, en Ik draai mee,
Ach, ik, een klein arm ding in duizend dingen,
Met u geslingerd in één-zelfde dringen,
Wijl onze klare stemmen kalm als twee
Koralen uit het duister hoog-op zingen.

 

Geglimlach

De mensen doen, maar weten niet waaróm
Zij doen, en zitte’ in hun eentjes te wegen,
Hoe zij het meeste van het leven kregen,
’t Leven dat langs hen gaat en ziet niet om, —

Hopen en haken of er niet wat kom,
Voelen hun hartjes van blijdschap bewegen,
Stil in hun lekkere bedjes gelegen.. .
Maar áls ’t wat geeft, dan houden zij zich dom:

Dan kijken ze uit een paar onschuldige oogjes,
Willen niet, maar willen wel, en zijn bleutjes…
’t Leven zegt: „zo! ..” en neemt het weer weerom.

0, geef elkaar zo even maar wat droogjes
Oogjes en schuintjes en vriendlijke peutjes,
0, mensjes lief, wat zijn wij allen dom!

 

Mijn stemming is als van een stilstaand water

Mijn stemming is als van een stilstaand water
Vlak uitgemeten in een wijde kom.
Wat anders daalde en rees in luid geklater,
Is thans als een mooi avondweder stom.

O, ik gevoel zo innig, dat ik kom
Door droef geschrei en helderblij geschater
Op tot mijns levens hoogtepunt en ‘k som
Mijn smart van altijd op, mijn heil van later.

Ik ben een mens, die veel heeft liefgehad,
Die veel bemind was en die altijd wist,
Dat minnen zalig maakt en liefde deugd is.

Maar nu ik sta op ’t kruispunt van mijn pad,
Weet ik zo klaar, dat ‘k zeer mij heb vergist
En dat der Muze wil mijn eenge vreugd is.

 

 
Willem Kloos (6 mei 1859 – 31 maart 1938)
Portret door Willem Witsen, 1893

 

De Nederlandse dichteres Hélène Gelèns werd geboren in Bergschenhoek op 6 mei 1967. Zie ook alle tags voor Hélène Gelèns op dit blog.

 

Mij nieuw

eind juli. in de boemel terug van de prinsentuin
naar amsterdam almaar dichter de mist almaar kouder

mijn mannen de deur uit en nieuwe laat ik aangeroerd staan
kans na kans voorbij zonder spijt maar nu trekt de kou bij mij in

de ik die ik ben denkt de ik die ik was ver van zich af
zonder spijt maar nu ik zo traag reis mis ik het minzieke

dan lees ik bij dichter W geen hoop geen zin geen bedvriendin
hoe weet ik niet maar zijn veertig en geen bed werkt over wrikt
mij open: de mist is maar mist de kou staat weer buiten
de helende kracht van poëzie? dit is mij nieuw

zomer en mannen laat ik staan – geen moed geen moed
en ook al geen moed – het voelt goed voor vandaag
maar veel langer? ach veertig ik weet hoe dat gaat
morgen of volgende maand vonk! ik weer

 

Halt

I
halt houden? hoe vaak al niet?
gister nog letterlijk halt: teruggepiept
naar een grutto op een niet brommen bord
vandaag nog in kwart tempo: geslingerfietst
door de tunnel die tinkelt reutelt plonkt
zo vaak halt! op een rechte weg naar huis een zijweg inslaan
want daar heuvelt het kronkelt het zindert het zomers
de dag beginnen met vrijen blijven vrijen eindeloos
vrijen terwijl je weet je moet weg aan het werk iemand wacht
zo vaak al
je legt je adem in wat zwiepzwaait wat vonkt wat klinkt
er is altijd een plek voor je hand om te rusten
maar je steigert als iemand klaagt
houd nou toch eindelijk eens halt

 

 
Hélène Gelèns (Bergschenhoek, 6 mei 1967)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e mei ook mijn blog van 6 mei 2018 deel 3 en eveneens deel 4.

Willem Kloos, Hélène Gelèns, Sasja Janssen, Ariel Dorfman, Erich Fried, Yasushi Inoue, Harry Martinson, Christian Morgenstern, Carl Ludwig Börne

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Kloos werd geboren in Amsterdam op 6 mei 1859. Zie ook alle tags voor Willem Kloos op dit blog.

 

Verzen

XIII
O, dat ik haten moet en niet vergeten!
O, dat ik minnen moet en niet vergaan!
Ach! Liefde-in-Haat moet ik mijzelven heeten,
Want geen kan de andere in mijn hart verslaan.

In droef begeeren heb ik neêrgezeten,
In dreigend gillen ben ‘k weêr opgestaan.
Wee! dat ik nooit dát bitt’re brok kon eten,
Van stil te zijn en héél ver weg te gaan.

Eén hoop slechts, één, één enkel zoet vermeenen,
Eén weten, maar ik kán het niet gelooven…..

Ach, dit: dat rusten onder groene steenen
Een eeuwig rusten is, in één verdooven,

En dat de dooden niet in donker weenen
Om ’t zoete leven met hun lief daarboven.

 

XIV
Want Ik, die Ik ben, haat u om uw slechtheid,
Maar houd u dierbaar om mijn eigen pracht:
Gij zijt de toets-steen van mijn eigene echtheid,
De steen waarop ik trap, om mijne kracht

Te laten zien aan ’t volk, èn mijn oprechtheid,
Waarmede ik alles, wat ik voelde en dacht,
Verloochende om de Waarheid en Gerechtheid,
Die niet gedoogt, dat één mensch de’ and’ren slacht.

Gij deert mij niet, want wat gij deedt is zonde,
Gij weet mij niet, want hooger is mijn Ziel…

Gij zijt het Beest dier oude, schrikb’re Oorkonde
Uit Gods Boek-zelf, dat van den Hemel viel…

En alle Goeden hebben eene wonde,
Nu-dat Mijn Licht op úw gestalte viel.

 

XV
Gij zijt niet slecht geweest: gij waart slechts zwak,
Om niet in Mij te g’looven, die u liefde.
Gij waart een kind, dat àl zijn speelgoed brak,
Wanneer het langer niet zijn speelgoed b’liefde.

O, kind… Ik wàs geen kind! Ik ben ’t, die kliefde
Dit mijn schoon hoofd, zoo sterk eens, tháns zoo wrak,
Omdat Ik niet met mijne groote Liefde
Alleen wil zijn, bij al dat volk, zoo mak.

Gij woudt mijn dood, en ik, ik wilde uw leven:
’t Is goed; ik ben gevallen in mijn pracht…
Maar om Mijzelven, nimmermeer door U.

Thans is het úwe beurt van kracht. Welnu:
Tracht éven sterk, als ik nu stérf, te léven
In de eenzaamheid van ’t leven, dat u wacht.

 

 
Willem Kloos (6 mei 1859 – 31 maart 1938)
Lodewijk van Deyssel (l.) en Willem Kloos feliciteren elkaar met hun eredoctoraat in de letteren en wijsbegeerte, 1935.

 

De Nederlandse dichteres Hélène Gelèns werd geboren in Bergschenhoek op 6 mei 1967. Zie ook alle tags voor Hélène Gelèns op dit blog.

 

Iets anders

schreef ik mijn gedichten maar niet zo traag
ik zou vertellen hoe een man zegt:
er hangt een rare mevrouw aan mijn kont
ik noem geen namen – ik zou vertellen
hoe de rare vrouw de man in de nek bijt
zich knauwend in hem een weg baant
hoe hij de rare in gezelschap vraagt
zoek je ruzie? en zo haar mond weer lokt

ik zou op tijd vertellen hoe warm
onze ogen stemmen – hoe graag
de nek de mond
ik zou op tijd vertellen hoeveel
liefde in het knauwen – hoe fijn
door jou gelokt
ik zou je op tijd vertellen
dat ik ruzie zoek en het echt meen

maar ik schrijf mijn gedichten traag
en vertel iets anders dan ik je zou vertellen

 

Uit zicht

er rent een man in de tuin
hij vangt kinderen
maar haar niet

er rent een man
op haar feest
een man die wel vaker rent

dit maal vlucht niet zij
vluchten speelkameraadjes
door het dolle heen

het is feest
dit maal vlucht zij
niet weg van het feest

 

 
Hélène Gelèns (Bergschenhoek, 6 mei 1967)

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Sasja Janssen werd geboren op 6 mei 1968 in Venlo. Zie ook alle tags voor Sasja Janssen op dit blog. Zie ook alle tags voor Sasja Janssen op dit blog.

 

Ballade van de alfahulp 1

Ik trek de gordijnen dicht als een lijkzak, de tengere
sigarettenhulzen van het bed, snijbloemgroen de deken
die makkelijk vuurt, het moet meteen.

Het moet, de traagheid, mijn kinderhand tussen haar
benen en ik lach met haar mee, want voor mij is het erger.
Ik ben ingehuurd, niet ik ga over twee dagen dood.

In de middag pakt ze me terug wanneer de hulzen
uit me blijven vloeien en ik de man doe van wie de dochters
uit de oceaan komen omdat hij crepeert.

Weer dat gelamenteer om hun moeder die het bed
met anderen houdt, de zusjes getrouwd met vreemdelingen,
ik schuil in de hal met de stofzuiger.

En de donkere huilt op het hete balkon, terwijl de lichte
de deur opent voor de keisnijder, die mij het eerst bevrijdt.

 

Ballade van de alfahulp 3

Een met wanen ver in West, een schooljuffrouw op hoge
poten in de Clauskindereweg, maak met haar niet die grap
een stewardess aan de Sloterplas met twee jongen nog
een haperend hoofd, een toetje als je het ons vraagt.

In de eerste keuken van die dag schuur ik het gele vet
van de tegels, wat geheid het hele zomerrantsoen van twee
uur kost, maar de vrouw stoot me steeds aan zodat ik tussen
haar lamellen gluur, ik zie mijn fiets alleen staan.

Binnen schemeren de rode lachjes op elke stoel en
vensterbank, sommige poppen ongekleed, hun romp van stro
een distel in een porseleinen babyhoofd, geen enkele
hulp wil vast bij haar, wij hopen op jou.

Ik schrobde tot honderd wanneer ze in een achterkamer
verdwijnt en zie hoe ze op een los laken wijdbeens slaapt met
links en rechts een poppenlijk en al op de fiets krijg ik berouw
dat ze waken moet zonder mij en wil ik mijn toetje kwijt.

 

 
Sasja Janssen (Venlo, 6 mei 1968)

 

De Chileens-Amerikaanse toneelschrijver, essayist, dichter, novellist, cartoonist Ariel Dorfman werd op 6 mei 1942 in Buenos Aires geboren. Zie ook alle tags voor Ariel Dorfman op dit blog.

Uit: Feeding on Dreams: Confessions of an Unrepentant Exile

“And then had come the arrest of General Pinochet in London in 1998, and his year and a half of captivity, and all of a sudden my public persona was more valuable than ever, on the BBC and Charlie Rose and Chilean TV. You see, I said to my wife, ya ves, if I were an American citizen, how could I possibly write publicly to Pinochet and tell him that this was the best thing that could have happened to him, that he has been afforded an implausible chance to repent. It is only feasible to write words like those as a Chilean, that’s why I could write to an unknown Iraqi dissident in the Washington Post and say that I understood why he wanted to be rid of the tyrant Saddam but not at the price of an intervention from abroad, explain that I would have rejected such a solution for my Chile in the days of our dictatorship, even if it had meant that friends were to die. I felt that my role as a public intellectual depended on keeping my distance from any official association with a United States misruled by George W. Bush, that Chile was more relevant than ever, the glass darkly through which I saw torture and the erosion of civil rights and ‘extraordinary rendition’, again the outrageous familiarity. I had grown accustomed to the idea that the United States, with all its blemishes and shortcomings, was a haven against persecution, at least for someone like me, and now it was threatening to turn into a police state, foreigners were being rounded up, permanent residency was no guarantee against abuses and Guantánamo, my Lord, and Dick Cheney, no longer a congressman receiving my copy of Widows in 1983, was churning out real widows all across the oil homelands of the planet twenty years later.
Angélica would hand me clippings, as if I couldn’t read, as if I didn’t know: Listen to this provision of the Patriot Act, no, Ariel, I want you to listen. And also: You want to be effective? Then break out of the snug cocoon, say we when you speak to Americans, include yourself in that we.
And she was worrying, my wife, Escúchame, Ariel, if they expel you, I’m not leaving, this time I’m not following you, you want to never see your granddaughters again? Angélica would not give up. It was absurd, there was no chance of anything of the sort happening to me, not with my contacts, not with my profile, not with — it can’t happen here? Wait, wait, hadn’t I written, just last year, that it can happen anywhere, make people afraid enough and they’ll let the government do anything in their name?”

 

 
Ariel Dorfman (Buenos Aires, 6 mei 1942)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver, essayist en vertaler Erich Fried werd geboren op 6 mei 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Erich Fried op dit blog.

 

Reden

Zu den Menschen
vom Frieden sprechen
und dabei an dich denken
Von der Zukunft sprechen
und dabei an dich denken
Vom Recht auf Leben sprechen
und dabei an dich denken
Von der Angst um Mitmenschen
und dabei an dich denken –
ist das Heuchelei
oder ist das endlich die Wahrheit?

 

Einleuchtend

Es kann nicht sein
daß die Amerikaner
ohne Notwendigkeit
vietnamesische Kinder verbrennen

Es kann nicht sein
daß die Amerikaner
Marschall Ky unterstützen
wenn er wirklich ein Schurke ist

Sie unterstützen ihn wirklich
er kann also nicht so schlimm sein
und was er sagt
kann nicht so unrichtig sein

Er sagt wirklich
sein Vorbild ist Adolf Hitler
also kann es gar nicht so schlecht sein
wenn man Hitler zum Vorbild nimmt

Doch auch Hitler hat Kinder verbrannt
und nicht in Vietnam sondern näher
Warum also regt man sich auf
wenn die Amerikaner das tun

 

Einer Singt

Einer singt
aus Angst
gegen Angst

Einer singt
aus Not
gegen Not

Einer singt
aus der Zeit
gegen die Zeit
Einer singt
aus dem Staub
gegen den Staub

Einer singt
von den Namen
die Namen namenlos machen

 


Erich Fried (6 mei 1921 – 22 november 1988)

 

De Japanse schrijver Yasushi Inoue werd geboren op 6 mei 1907 in Asahikawa. Zie ook alle tags voor Yasushi Inoue op dit blog.

Uit: Het jachtgeweer (Vertaald door Jacques Westerhoven)

“Mijn vriend stuurde me de aflevering waarin dit gedicht stond opgenomen toe, en terwijl ik het doorbladerde besefte ik voor het eerst hoe kortzichtig ik was geweest. ‘Het jachtgeweer’ was weliswaar een toepasselijke titel voor mijn gedicht, maar in dit blad hoorde het niet thuis. In een tijdschrift waarin kwistig werd gestrooid met termen als ‘de weg van de jager’, ‘sportsmanship’, en ‘gezonde hobby’ stak het zo schril tegen zijn omgeving af dat de bladzijde waarop mijn gedicht stond afgedrukt de indruk maakte van een geïsoleerde enclave – een onafhankelijke, volledig op zichzelf aangewezen speciale zone. Natuurlijk beschrijft dit gedicht het wezenlijke karakter van een jachtgeweer zoals ik dat met mijn dichterlijke intuïtie had aangevoeld – dat was in elk geval mijn bedoeling geweest – en ik zag geen enkele reden om me te verontschuldigen. Ik was trots op dit werk. Als ik het in een ander blad had gepubliceerd, was er geen enkel probleem geweest, maar in het orgaan van de Japanse Jagersvereniging, die zich tot doel stelt de jacht te propageren als een oergezond tijdverdrijf, kwamen mijn opvattingen over het jachtgeweer over als ietwat onorthodox, bedenkelijk zelfs. Het was nu te laat om er nog iets aan te doen, maar als ik eraan dacht hoe raar de vriend die mij om deze bijdrage had verzocht moest hebben opgekeken toen hij mijn manuscript voor het eerst onder ogen kreeg en hoe lang hij had geaarzeld voor hij met zijn karakteristieke edelmoedigheid besloot om het toch maar op te nemen, ging mijn hart naar hem uit. Ik verwachtte half een verontwaardigd schrijven van een van de leden van de Jagersvereniging, maar ik bleek meonnodig zorgen te hebben gemaakt: ik kreeg zelfs geen briefkaart. Gelukkig of niet, mijn gedicht werd door jagers in het hele land genegeerd. Of misschien is het beter te zeggen dat ze het helemaal niet lazen. Er verstreken twee maanden, en ik was deze hele geschiedenis alweer zo goed als vergeten, toen ik een brief ontving van een volslagen onbekende, Jo¯suke Misugi genaamd.
Ik heb ooit gelezen dat een geschiedschrijver de karakters gebeiteld op een van de rotswanden op de Taishan-berg beschreef als ‘de witte gloed van de zon na een woeste herfststorm’. Het klinkt enigszins overdreven, maar de karakters op de grote envelop van wit Japans papier die ik in mijn hand hield maakten precies die indruk op me. De inscriptie op die rotswand is nu helemaal afgesleten en er bestaan zelfs geen rubbings van, dus ik kan me natuurlijk niet voorstellen hoe verfijnd of krachtig die karakters waren, maar hoewel Jo¯suke Misugi’s vloeiende, cursieve handschrift bijna te groot leek voor de envelop en op het eerste gezicht een zelfverzekerde indruk maakte,voelde ik hoe langer ik ernaar keek van elk karakter een zekere leegheid opstijgen die me opeens deed denken aan wat die oude historicus over het opschrift op de Taishan had gezegd.”

 

 
Yasushi Inoue (6 mei 1907 – 29 januari 1991)

 

De Zweedse dichter en schrijver Harry Martinson werd geboren op 6 mei 1904 in Jämshög in het zuidoosten van Zweden. Zie ook alle tags voor Harry Martinson op dit blog.

 

Aniara

3
A swerve to clear the Hondo asteroid
(herewith proclaimed discovered) took us off our course.
We came too wide of Mars, slipped from its orbit
and, to avoid the field of Jupiter,
we settled on the curve of I.C.E.-twelve
within the Magdalena Field’s external ring;
but, meeting with great swarms of leonids,
we headed farther off to Yko-nine.
In the Field of Sari-sixteen we gave up attempts
to turn around.
As we held our curve, a ring of rocks
echographically gave back a torus-image
whose empty center we sought eagerly.
We found it too, but at such dizzying angles
that the passage to it led to breakdown
of the Saba Unit, which was hit hard by space-stones
and great swarms of space-pebbles.
When the ring had moved off and space had cleared,
turning back was possible no longer.
We lay with nose-cone pointed at the Lyre
nor could any change in course be thought of
We lay in dead space, but to our good fortune
the gravitation-works were still in service,
and heating elements as well as lighting
were not disabled.
Of other apparatus some was damaged
and other parts less damaged could be mended.
Our ill-fate now is irretrievable.
But the mima will hold (we hope) until the end.

 

Vertaald door Stephen Klass en Leif Sjöberg

 

 
Harry Martinson (6 mei 1904 – 11 februari 1978)
Cover

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Christian Morgenstern werd geboren in München op 6 mei 1871. Zie ook alle tags voor Christian Morgenstern op dit blog.

 

Vice versa

Ein Hase sitzt auf einer Wiese,
des Glaubens, niemand sähe diese.
Doch im Besitze eines Zeißes,
betrachtet voll gehaltnen Fleißes
vom vis-à-vis gelegnen Berg
ein Mensch den kleinen Löffelzwerg.
Ihn aber blickt hinwiederum
ein Gott von fern an, mild und stumm.

 

Stilles Reifen

 Alles fügt sich und erfüllt sich,
mußt es nur erwarten können
und dem Werden deines Glückes
Jahr und Felder reichlich gönnen.
Bis du eines Tages jenen reifen Duft der Körner spürest
und dich aufmachst und die Ernte in die tiefen Speicher führest.

 

Segelfahrt

Nun sänftigt sich die Seele wieder
und atmet mit dem blauen Tag,
und durch die auferstandnen Glieder
pocht frischen Blut erstarkter Schlag.

Wir sitzen plaudernd Seit an Seite
und fühlen unser Herz vereint;
gewaltig strebt das Boot ins Weite,
und wir, wir ahnen, was es meint.

 

 
Christian Morgenstern (6 mei 1871 – 31 maart 1914)

 

De Duitse schrijver, journalist en criticus Carl Ludwig Börne werd in Frankfurt geboren als Juda Löb Baruch op 6 mei 1786. Zie ook alle tags voor Carl Ludwig Börne op dit blog.

Uit: Briefe aus Paris

“Paris, den 17. September 1830
Dann sehe ich in das Zimmer einer Demoiselle; in eine Schneiderswohnung; in einen Roulettesaal und in eine lange Galerie von Cabinets inodores. Wie schön, freundlich und glänzend ist alles nach der Gartenseite des Palais Royal: nach hinten aber, wie betrübt und schmutzig alles! Ich werde mich eilen, aus diesen Kulissen zu kommen, und mich nach einer andern Wohnung umsehen.
Sie können es sich denken, daß ich nicht lange zu Hause geblieben, sondern gleich forteilte, die alten Spielplätze meiner Phantasie aufzusuchen und die neuen Schlachtfelder, die ihr Wort gehalten. Aber ich fand es anders, als ich erwartete. Ich dachte, in Paris müsse es aussehen wie am Strande des Meeres nach einem Sturm, alles von Trümmern bedeckt sein, und das Volk müsse noch tosen und schäumen. Doch war die gewohnte Ordnung überall und von der Verheerung nichts mehr zu sehen. Auf einigen Strecken der Boulevards fehlen die Bäume, und in wenigen Straßen wird noch am Pflaster gearbeitet. Ich hätte die Stiefeln ausziehen mögen; wahrlich, nur barfuß sollte man dieses heilige Pflaster betreten. Die vielen dreifarbigen Fahnen, die man aufgesteckt sieht, erschienen mir nicht als Zeichen des fortdauernden Krieges, sondern als Friedenspaniere. Die Fahne in der stolzen Hand Ludwigs XIV. auf dem Place des Victoires machte mich laut auflachen. Wir haben die Reiterstatue vor acht Jahren zusammen aufrichten sehen. Wer hätte das damals gedacht? Träume von Eisen und Marmor – – und doch nur Träume! – Noch schwebt jener Tag mir vor, noch höre ich den Polizeijubel, höre alle die Lieder mit ihren Melodien, welche bezahlte Bänkelsänger auf dem Platze sangen. Das eine Lied fing an: Vive le roi, le roi, le roi, que chante le monde à la ronde – jetzt müßte es heißen statt que chante, que chasse le monde à la ronde.”

 

 
Ludwig Börne (6 mei 1786 – 12 februari 1837)
Borstbeeld op Père-Lachaise, Parijs

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Willem Kloos, Hélène Gelèns, Sasja Janssen, Ariel Dorfman, Erich Fried, Yasushi Inoue, Harry Martinson, Christian Morgenstern, Carl Ludwig Börne

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Kloos werd geboren in Amsterdam op 6 mei 1859. Zie ook alle tags voor Willem Kloos op dit blog.

 

Alle Zeven

Met zeven nagelen lag Ik geklonken
Op dit zwart rad van marteling, mijn Leven, –
Want zeven Hárten zijn mij ópgeblonken,
In pracht van Jeugd en Vreugde’s innigst beven.

In zeven dromen was ik zwaar verdronken,
Dromen van deemoed en van liefde-geven,
Die alle zeven weer in ’t Niet-zijn zonken:
Daarom gegroet, mystiek getal van Zeven!

Hártstochten gaan en komen op de maat
Van mijner diepre Ziel geheimvol deinen,
En heel mijn liefde was een morgendroom.

Maar, boven al de Schijn des Tijds uit, staat
Gij in uw koelte, al-enig-vaste-en-reine,
O, Cijfer, waar ‘k op tuur, in vreemde schroom.

 

Verzen

XI.
Diep uit de nooit-doordringbare gewelven
Van Uwe Ziel klonk eens het vorstlijk woord,
’t Woord van Uw Liefde, en dieper in Mij-zelven
Klonk ’t en weerklonk door verre gang en poort.

Wij waren Eén Mysterie, maar het zwelgen
Van Tijd en Wereld heeft úw vlam versmoord,
En daarom sterf ik, maar het niet-te-delgen,
Nu, mijn Mysterie brandt ondoofbaar voort.

Ik was de God-op-aard, de Nooit-gekende,
Die zelf zijn Zelf niet zag, dan ééns op ’t laatst,
Toen opstond en de kroon op ’t hoofd zich drukte:

Gij zijt het Aardsche Kind, dat dorst te schenden
Wat Kind niet weet, en op het hoofd zich plaatst,
Wat voegelijker zijnen Vader smukte.

 

XII.
Ik wás uw Vader, ja, vol mededoogen,
Een vader, als geen ander kind ooit had:
Ik leerde u spreken, voelen, zien met oogen,
Loopen met voeten op uw wereldsch pad.

O Kind, mijn oogen hingen aan úwe oogen,
Enkel te weten, of gij iets niet hadt….
En daarom hebt gij mij zoo wreed bedrogen,
Wee, om wat weelde en weidschen vreugden-schat.

Ja, heel mijn leven was één melodie
Van koninklijke goedheid, en ik zie
Dees klare ziel zoo vrij van zonde en schulden.

En ‘k ga thans heen uit dit heel slechte leven,
Wijl al die goedheid om mijn hoofd blijft zweven,
Heilge, in zijn eigen glorie-licht gehulde.

 

 
Willem Kloos (6 mei 1859 – 31 maart 1938)
Hier met Pam (Willem), het oudste zoontje van Willem Witsen

Lees verder “Willem Kloos, Hélène Gelèns, Sasja Janssen, Ariel Dorfman, Erich Fried, Yasushi Inoue, Harry Martinson, Christian Morgenstern, Carl Ludwig Börne”

Willem Kloos, Hélène Gelèns, Sasja Janssen, Ariel Dorfman, Erich Fried, Yasushi Inoue, Harry Martinson, Christian Morgenstern

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Kloos werd geboren in Amsterdam op 6 mei 1859. Zie ook alle tags voor Willem Kloos op dit blog.

 

O het tranen-vergieten is geen zonde

O het tranen-vergieten is geen zonde,
Gepleegd aan ’s werelds mooi somber voortglijden
Zacht door de eindeloze gang der tijden…
O wie nog tranen, tranen vergieten konde…

Hij zou de wrede, wrede wonde op wonde,
Die dorsten mensjes in het hart te snijden
Hem, die wilde allen in zich zelf verblijden,
Helen door tranen. Tranen Zijn Geen Zonde.

Want wat zijn tranen, tranen als een teerheid,
Hoog-heerlijk in zich zelf gebrokene emotie
Als ’t mannen-lijf niet langer kan hoog-trots zijn?

O Laat ons allen vallen in devotie,
Als Iets, wat grandiooslijk week ter-nêer leit,
Een mens nooit kàn maar wou toch wel een Rots zijn.

 

Shelley’s sterven

Voorover, in het boot-ruim, lang-uit lag
Shelley en las. De wilde golven sloegen
Luider en luider langs de zijden, droegen
Hoog-op het broze vaartuig, met geklag

Van schril zoevend gieren door want en stag,
Die knerpten. Hoorde-i niet, hoe de andren joegen
Hierheen en daarheen, zuchtten, riepen, kloegen?
Hij las maar, las, totdat hij niets meer zag …

Toen stond hij op, verwonderd: neevlen drongen
Overal aan, en plots … een donker blok
Komt dreigend door die misten opgesprongen …
Hij wankelt door de donderende schok …

“Is dat de Dood? ontvang me …” en willig glijdend
Valt hij de diepte in, zwijgend, de armen breidend.

 

Evoë

Ik ga mijn leven in orgieën door
Van vol muziek en vreugden onuitspreeklijk,
Daar ‘k ál smart in losbándigheid verloor,
Want dít lijf en mijn trots zijn onverbreeklijk;

Wijl achter me aan een óp-zich-drommend koor,
Heel ’t schone lijf bewegend wild en weeklijk,
Luid-feestende optocht, danst en ik dans voor –
O, mijn los-voetigheid is zéér aansteeklijk.

Hoor, hoor naar mij, gij allen die daar gaat
Met koud gelaat en stappen zo bedachtig:

Brand op in gloed het leven dat u slaat,
U zelf óp-slaánd in vlammen hoog en prachtig.

Droom wég in weelde: ijdel is alle daad –
Over ons allen koom het Niet-zijn machtig.

 

 
Willem Kloos (6 mei 1859 – 31 maart 1938)

Lees verder “Willem Kloos, Hélène Gelèns, Sasja Janssen, Ariel Dorfman, Erich Fried, Yasushi Inoue, Harry Martinson, Christian Morgenstern”