Ivo Victoria, John Heath-Stubbs

De Vlaamse schrijver Ivo Victoria (pseudoniem van Hans van Rompaey) werd op 7 juli 1971 geboren in Edegem (Antwerpen). Zie ook alle tags voor Ivo Victoria op dit blog.

Uit: Alles is OKÉ

“Niets in haar appartement werkt nog. De oven is kapot. Het koffi ezetapparaat valt niet te vertrouwen. De douche doet raar. Het warme water heeft kuren. De vriezer zette vorige week, uit zichzelf, de hele berging onder water. Om maar te zwijgen van de afstandsbediening van de televisie die werkelijk waar eens goed moet worden nagekeken door zo iemand die, ja hoe zal ze het zeggen, echt álles van televisies en dat soort dingen af weet. Niet door mij. Desalniettemin warm ik de lasagne op. Daarna dekken we de tafel. Terwijl ik de borden neerzet, hoor ik haar rommelen in de keuken. Ze praat tegen zichzelf.
Allez moeder, wat hebt ge nog? En dan die kou. Nondedjol!
Ze duwt met kracht het open raam dicht.
Allez, moeder!
Ik kom erbij staan. Op het formicatafeltje waaraan ze eet wanneer ze alleen is, leunt een ansichtkaart tegen een halfl ege fles witte wijn. Van die bergerac die eigenlijk wel lekker is in verhouding tot de prijs. Gisteren zag ze hem weer in de aanbieding bij de Shop & Go, de superette bij het tankstation aan de overkant van de steenweg, dus ja, dan kan ze die niet laten staan. Ze wijst naar de ansichtkaart – een foto van een zwart jongetje in de armen van zijn moeder.
Gij, gij zijt mijne vriend. Ah ja.
Moederke. Wat zijt ge aan het doen?
Langzaam draait ze om haar as, met samengeknepen ogen.
Ze zegt: Moeder. Wat hebt ge hier nog. Nee. Niet veel, hè kinneke. Nee. Da’s hier weer arremoei sta bij.
Moederke. Wat zoekt ge?
Een servet.
Een servet.
Ja. Waar heb ik die servetten nu liggen?
Zijt ge dat vergeten?
Manneke.
Ge vergeet veel.
Ja hè.
Stilte.”

 

Ivo Victoria (Edegem, 7 juli 1971)

 

De Engelse dichter John Heath-Stubbs werd geboren op 9 juli 1918 in Londen. Zie ook alle tags voor John Heath-Stubbs op dit blog.

 

Het onverwachte

De godin Fortuna zij geprezen (op haar rad
Ben ik de afgelopen jaren gehakt geweest)
Gisternacht, een hele nacht lang, lag het onverwachte
In mijn armen, in een tedere en rusteloze rust –
(Ik zag de irrelevantie van mijn vroegere angsten)
Lag er, en vertrok toen. Ik stond op en liep door de straten
Waar een pinksterwind fris blies, en merels
Onmiskenbaar zongen, en de mensen mooi waren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

John Heath-Stubbs (9 juli 1918 – 26 december 2006)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juli ook mijn blog van 7 juli 2021 en ook mijn blog van 7 juli 2020 en eveneens mijn blog van 7 juli 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Ivo Victoria, John Heath-Stubbs

De Vlaamse schrijver Ivo Victoria (pseudoniem van Hans van Rompaey) werd op 7 juli 1971 geboren in Edegem (Antwerpen). Zie ook alle tags voor Ivo Victoria op dit blog.

Uit: Dieven van vuur

“O ja’, zei hij. ‘Die koningin gaat keikapot.’
We keken omhoog, naar die sleuven in de buitenbetimmering, alsof het jazzplaten waren. Een vervelende kleine worm vrat zich een weg door de achterkant van mijn hoofd (waarvan ik me voorstel dat het de locatie van ons geweten is, ik weet ook niet waarom ik dat denk.) Het was niet meer dan een lichte, irritante kriebel – die zijn het ergst.
Nadat ik de verdelger had uitgelaten, liep ik de woonkamer in en ging voor de platenkast staan. Ik herkende een rijtje identieke platenruggen, de bovenste helft oranje, de onderste zwart. Blind trok ik een elpee uit het vak en ik liep naar de platenspeler. Een album van Archie Shepp: On This Night.
Ik lichtte het deksel van de pick-up. Het vinyl gleed soepel uit de hoes. En hoewel het schoon leek en glansde, liet ik de arm er even boven zweven terwijl ik een antistatisch borsteltje tegen de ronddraaiende plaat aan hield. Daarna draaide ik het volume van de stereo open en duwde de hendel naar beneden. Een droge klik. De naald zakte, raakte het vinyl, wipte weer op en koos een groef. Voor even genoot ik van de krakende ruis uit de speakers en de holle tik die weerklonk toen ik het deksel weer sloot. Daarna: een springerige, atonale pianoriedel, dwarrelend door de kamer. Een ijle vrouwenstem begon te zingen. Op de achtergrond rommelde een drummer. Even later viel de bassist in. Ze speelden alsof ze niks met elkaar te maken wilden hebben. Slechts heel af en toe kwamen ze samen in een simpele melodielijn, die ze enkele keren herhaalden, om meteen daarna te her- vallen in de chaos van het begin. Een plagerig spel dat minutenlang aanhield tot de muziek eindelijk in een herkenbaar blues- ritme viel en Archie Shepp zijn saxofoon aan de lippen zette. Ik sloot de ogen en dacht terug aan de eerste van die nachten, zoveel jaren geleden. Het was een snelle opeenvolging van messcherpe beelden. Een trailer van het verleden.
Hoe wij door de duisternis snijden. Bennie achter het stuur. Rokend. Korte giftige trekken, gulzig inhalerend terwijl hij met de toppen van zijn vingers op de versnellingspook trommelt. Onregelmatig. Nijdig. Hij heeft gedronken, maar hij zegt dat het gaat. Jelle zegt niks. Hij staart voor zich uit en ik, op de achterbank, kan dwars door zijn schedel heen de triomf zien die in zijn glimlach speelt, de voorpret om de verhalen die we straks in het café zullen vertellen.
Hoe wij het gebouw binnendringen, gedreven door onnadenkendheid, vrij van welk besef dan ook. Jelle, de gids. Zijn witte gympen dansen geruisloos een ladder op en ik volg, de idioot die niet weet waar we heen gaan, stram en stijf, bevangen door het soort koude dat alleen in lege, kale gebouwen hangt. Hoe we juichen om dingen waar wij niks van af weten. Jazzelpees. Een opgezette vis. Brieven. Vanaf het begin, de ontdekking, de drieste strooptochten die volgen, tot en met de angst en onrust die ons zullen overvallen.
Ik kon het allemaal zien. Die ochtend, de ochtend van de verdelger. Buiten droegen de wespen nietsvermoedend het gif hun nest in. Binnen nam de muziek van On This Night bezit van de kamer, gleed door de gang de keuken in, stak door naar de trappenhal, en verspreidde zich zo trede voor trede verder omhoog en omlaag totdat het hele huis leek te zingen.”

 

Ivo Victoria (Edegem, 7 juli 1971)

 

De Engelse dichter John Heath-Stubbs werd geboren op 9 juli 1918 in Londen. Zie ook alle tags voor John Heath-Stubbs op dit blog.

 

De gekko

‘k Weet niet hoeveel duizenden jaren van evolutie
Hebben de gekko nog niet geleerd
Dat je niet onderste boven omhoog kunt springen.

Blauw gespikkeld, roze gespikkeld, half-doorzichtig,
Kruipt hij, op zuignap-pootjes
Over de zoldering, Met
Zijn bizar uitpuilende ogen
Ziet hij een vlieg vlak onder hem schuifelen. Hij
springt
en
Klets!
Smakt op de grond.
Arm half verdoofd hagedisje!

Hoe werd dit dwaas-komische, dit onschuldige wezentje
Ooit tot symbool van het kwaad?

De Kopten zeggen:
‘Sint Sjenoeda heeft ons bevolen je te vernietigen!’
Waarna de stakker zich
Ineen hoort te rollen en dood te gaan,
Of, op z’n minst, diep-bedremmeld de aftocht te blazen.

En elk, Moslim of Christen, is het erover eens
Dat hij stiekem huizen insluipt, dat hij spuwt
In de zoutpot, tabernakel des levens,
Zo melaatsheid overbrengt,
In hetzelfde wit waartoe ook hij in het duister vervaagt.

Sjenoeda, onvermurwbaar heilige vader,
Die de woestijn uit komt stappen met zand in je baard,
Houd jij je dan met zulke
Beuzelarijen bezig?

Het is heel goed mogelijk. In jouw tijd,
In die van Pachomius, Marais Antonius,
Krioelde het in de dorre vlakten van draken.
Dit is een parodie, een draak in het heel klein.

Er is zoveel kwaad op de wereld
Dat alles er wel het symbool van kan zijn.

 

Vertaald door C. Buddingh’

 

John Heath-Stubbs (9 juli 1918 – 26 december 2006)
John Heath-Stubbs door Patrick Swift, 1961

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juli ook mijn blog van 7 juli 2021 en ook mijn blog van 7 juli 2020 en eveneens mijn blog van 7 juli 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Ivo Victoria, John Heath-Stubbs

De Vlaamse schrijver Ivo Victoria (pseudoniem van Hans van Rompaey) werd op 7 juli 1971 geboren in Edegem (Antwerpen). Zie ook alle tags voor Ivo Victoria op dit blog.

Uit: Safari lodge blues

“Op de website noemden ze het glamping. Louis Stevens en zijn gezin hadden gekozen voor de Safari Lodge Tent. Een ruime en van alle gemakken voorziene legertent. Koelkast, gasfornuis en echte bedden op een houten vloer die aan de voorzijde nog een meter of twee doorloopt en zo buiten een terras vormt. Een bungalow in feite, met tentzeil in plaats van muren. Louis Stevens had tegen zijn vrouw gezegd: een geslaagde commerciële exploitatie van de aanhoudende vrede die nu al tientallen jaren de westerse wereld teistert. Ze hadden er niet om gelachen. Ze wisten allebei dat hij een grapje maakte.
Tot vreugde van hun dochter Lisa oefent de tent een bijzondere aantrekkingskracht uit op de kinderen van de hun omringende tenten en caravans op Camping Le Vianon.
Bij het ontbijt staan de eersten al voor het terras. Ze kijken toe hoe Louis Stevens en zijn gezin croissants tot zich nemen. Soms stelt er eentje een vraag. Dan staat zijn vrouw zuchtend op en loopt de tent weer in ‘om koffie te zetten’. Dat koffie zetten duurt tot half elf, wanneer de muziek weerklinkt uit witte partytenten bij het zwembad en Lisa van tafel glijdt om er samen met de andere kinderen gillend naartoe te rennen. De animatie gaat van start. De rest van de dag lezen Louis Stevens en zijn vrouw boeken zonder op te kijken.

’s Avonds bakt Louis op de bijgeleverde grill saucisse de Toulouse of lamspootjes en bij het dessert complimenteren zijn vrouw en hij elkaar met hun succesvolle poging een vakantie te boeken die voldoet aan Lisa’s verlangen om met elk levend wezen in haar nabijheid contact te leggen – zonder er zelf de dupe van te worden. De camping is Lisa’s paradijs, de boeken zijn de burcht waarin Louis Stevens en zijn vrouw zich terugtrekken.
Ook vandaag is alles volgens het gebruikelijke procedé verlopen. Aan het eind van de middag keert Lisa terug van de animatie. Haar haren in lange natte strengen, haar gezicht een mengeling van zonnebrand en schmink. Ze gaat voor haar lezende ouders staan en kondigt aan dat ze vanavond meedoet aan Le Vianon Got Talent. Het is geen vrijblijvende mededeling. Dat maakt Louis Stevens op uit de manier waarop zijn dochter aan haar rechter oorlelletje trekt. Ze zal een dansje doen.
Louis Stevens meent dat zijn dochter muzikaal talent bezit. Ze kan aardig zingen en mag graag met haar billen schudden – iets wat Louis en zijn vrouw hoofdschuddend aanzien maar ook valt het hem telkens weer op hóé die billen schudden. Namelijk: in de maat. Ook nu weer, terwijl ze met trillende stem haar deelname bekendmaakt, beweegt ze haar voeten op en neer; haar teenslippers kletsen ritmisch op het hout.”

 

Ivo Victoria (Edegem, 7 juli 1971)

 

De Engelse dichter John Heath-Stubbs werd geboren op 9 juli 1918 in Londen. Zie ook alle tags voor John Heath-Stubbs op dit blog.

 

Inscriptie voor een geurende tuin voor blinden

Wandelaar, blijf even staan. Ook al zie je ze misschien niet,
De zonnige kinderen van de aarde, kruiden en bloemen, zijn hier:
Het zijn hun kleine essentiële zielen die je begroeten,
Vastgemaakt aan de ochtend- of avondlucht:
Terwijl van boven, uit de lucht en boomtakken,
Vogels hun liederen neerwerpen, een muzikale ontluiking.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

John Heath-Stubbs (9 juli 1918 – 26 december 2006)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juli ook mijn blog van 7 juli 2021 en ook mijn blog van 7 juli 2020 en eveneens mijn blog van 7 juli 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Ivo Victoria, Hans Arnfrid Astel

De Vlaamse schrijver Ivo Victoria (pseudoniem van Hans van Rompaey) werd op 7 juli 1971 geboren in Edegem (Antwerpen). Zie ook alle tags voor Ivo Victoria op dit blog.

Uit: Alles is oké

Ik heb lasagne meegebracht. Meestal arriveer ik rond het middaguur, zodat we samen kunnen lunchen, en ze in principe nog niet meer dan één glas gedronken heeft. Bij binnenkomst begin ik op haar verzoek met een korte rondgang door het appartement. Als een parodie op een derderangsdetective beweeg ik me door de flat. Til mijn voeten hoog op – mijn knieën raken bijna mijn neus. Hou met grote ogen mijn wijsvinger voor mijn lippen. Open hier en daar een kast, of til de hoek van een tapijt op en stel met een knipoog vast dat de inbrekers zich ook daar niet hebben verstopt.
Dan trekt ze haar mond scheef en zegt: manneke, ge kunt nooit weten.
(Ik ben geen detective, ik ben de inbreker.)
Haar appartement is een overzichtstentoonstelling van meubels en voorwerpen uit haar leven, en dat van ons gezin en mijn jeugd, die het huis waarin ik ben opgegroeid weer tot leven wekt; het huis dat ze na de dood van mijn vader heeft verkocht. De lage servieskast, waarvan de scherpe hoeken zich op de ooghoogte van een vierjarige bevinden en waarop de buste staat die mijn grootvader van haar liet maken in het eerste oorlogs jaar. Dezelfde korte haren, dezelfde lege blik. Een buffetkast met dubbele klapdeuren in donker, gelakt hout waarvan de linker een stel aperitiefglazen en flessen sherry, port of Pineau des Charentes bewaakt terwijl de rechterdeur een muur van kleine laden en opbergvakken verbergt die mysterieus en beloftevol ogen. Ooit zal deze kast een groot geheim prijsgeven; wie weet zal ik daar haar befaamde dagboeken terug vinden waarover ze aan de telefoon zo geheimzinnig kon fluisteren.
In de slaapkamer staat het ouderlijk bed, zoals ik dat altijd heb gekend, strak opgemaakt. Als twintigjarige heb ik er één keer dronken seks in gehad, met een getrouwde vrouw uit de buurt. De kamer die haar bureau en computer delen met de al even nutteloos geworden boekenkast is opgeruimd en stofvrij. Ook het stapelbed in de krappe logeerkamer, waar mijn vrouw en ik slapen wanneer we hier blijven overnachten, ziet er altijd onberispelijk uit.
Het rondje eindigt in de keuken. Aan de deur van de koelkast hangen krantenknipsels en recepten, en foto’s van mensen die ik niet ken maar van wie ik bij de eerste aanblik onmiddellijk kan zeggen of ze leven of dood zijn. Er is iets wat verandert in foto’s zodra de persoon die erop afgebeeld staat overlijdt. Het is mij al vaker opgevallen. De ene keer kijken ze blij verrast in de cameralens, alsof ze kunnen zien dat de toekomst nog diverse glorierijke gebeurtenissen voor hen in petto heeft waarop ze niet meer gerekend hadden, en bij een volgende bezoek is er iets onbegrijpelijks veranderd in hun ogen; hun blik is door een onzichtbare kracht gebroken en berustend staren ze voor zich uit in het besef dat ze een herinnering zijn geworden.

 

Ivo Victoria (Edegem, 7 juli 1971)

 

De Duitse dichter Hans Arnfrid Astel werd geboren in München op 9 juli 1933. Zie ook alle tags voor Hans Arnfrid Astel op dit blog.

 

Het kerkhof rond de veldsteenkerk
is opengelaten voor de levenden.
De oude bomen schenken hun schaduw
aan de jonge moeders met hun kinderwagen.
Ik zit op de bank, en onzichtbaar
zit naast me de Opgestane.
Hij leent me zijn naam voor de tijd
dat ik me hem nog kan herinneren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Hans Arnfrid Astel (9 juli 1933 – 12 maart 2018)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juli ook mijn blog van 7 juli 2020 en eveneens mijn blog van 7 juli 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Ivo Victoria, June Jordan

De Vlaamse schrijver Ivo Victoria (pseudoniem van Hans van Rompaey) werd op 7 juli 1971 geboren in Edegem (Antwerpen). Zie ook alle tags voor Ivo Victoria op dit blog.

Uit: Billie & Seb

“Hoewel ze zich niets van haar prille jeugd in Azië kon herinneren, had ze altijd het idee gehad dat ze in een onbreekbare cocon rondliep dat haar verhinderde echt tot de wereld te behoren. Ook Seb leek altijd elders te vertoeven. Sprak in korte, wankele zinnetjes, woorden die op handen en voeten naar buiten kwamen gekropen en hun ogen dichtknepen tegen het zonlicht. Behalve wanneer hij iets hoorde waaraan anderen een betekenis gaven die verschilde van de exacte waarde die de woorden zelf bezaten. Bijvoorbeeld. Wanneer iemand zei dat hij niet bij de pakken neer moest blijven zitten. Terwijl hij gewoon stond en er geen pak in de wijde omgeving te zien was. Op zulke momenten konden die stille wankele zinnetjes ontploffen als splinterbommen en schreeuwde hij zijn broze stembanden aan flarden in korte, explosieve uithalen waarna zijn woorden zich snel terug naar binnen haastten. Ook die woede herkende Billie. Maar samen waren ze onkwetsbaar. Iedereen vond er wat van: raar, lief, voor elkaar bestemd. Ze gingen met elkaar om alsof ze een geheim deelden. Vroeger, wanneer Seb alleen over de speelplaats slenterde, in zichzelf gekeerd, was hij vreemd en onheilspellend geweest, en zelfs zijn beste vrienden wisten niet wat ze moesten doen wanneer hij in zo’n bui verkeerde. Zodra Billie met hem mee liep, viel het iedereen op hoe zorgvuldig en traag hij de ene voet voor de andere zette, alsof hij over een strakgespannen kabel liep die boven een honderd meter diepe kloof gespannen was. Op die momenten had hij de ongenaakbare houding van iemand die iets ongelofelijks ten uitvoer bracht met een verbijsterende vanzelfsprekendheid terwijl er een glimlach op zijn lippen speelde als een kind, en het was voor iedereen zonneklaar dat het Billie was die iets in hem naar boven bracht wat hem in de werkelijkheid verankerde.
‘Is Seb gek?’ vroegen andere leerlingen.
‘Dat weet alleen Seb,’ zei Billie, en ze giechelde.
En zo, tijdens die hemelse dagen en weken, bevonden ze zich samen in een bel van zuivere lucht en ideeën en elke vorm van achterdocht kwam hun belachelijk voor. Het mooiste van die twee was dat ze nooit de kans hadden gekregen om aan elkaar te wennen – zo lang hebben ze elkaar niet gekend. Misschien daarom dat ze elkaar zo misten, omdat ze precies wisten hoe de ander was. Immers, het enige moment waarop de mensen elkaar echt konden kennen was het moment waarop ze elkaar voor het eerst zagen. Al de rest was gewenning, en zodra die was ingezet konden ze van alle duizenden mogelijkheden die het leven in zich droeg, slechts één iemand zijn en dat was wie de anderen dachten dat ze waren.”

 

Ivo Victoria (Edegem, 7 juli 1971)

 

De Afro-Amerikaanse schrijfster, dichteres en politiek activiste June Jordan werd geboren op 9 juli 1936 in New York. Zie ook alle tags voor June Jordan op dit blog.

 

Deze gedichten

Deze gedichten
het zijn dingen die ik doe
in het donker
reikend naar jou
wie je ook bent
en
ben je klaar?

Deze woorden
het zijn stenen in het water
die wegrollen

Deze graatmagere regels
het zijn wanhopige armen voor mijn verlangen en liefde.

Ik ben een vreemde
die de vreemden leert aanbidden
om mij heen

wie je ook bent
wie ik ook word.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

June Jordan (9 juli 1936 – 14 juni 2002)  

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juli ook mijn blog van 7 juli 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Ivo Victoria, Lion Feuchtwanger, Vladimir Majakovski, Clemens Haipl, Miroslav Krleza, János Székely

De Vlaamse schrijver Ivo Victoria (pseudoniem van Hans van Rompaey) werd op 7 juli 1971 geboren in Edegem (Antwerpen). Zie ook alle tags voor Ivo Victoria op dit blog.

Uit: Billie & Seb

“Het
ziekenhuis lag een heel eind uit de kust, waar de landtong op zijn
breedst was. De snelweg die vanuit het binnenland naar deze uithoek
voerde hield precies ter hoogte van de vijf donkere torens waaruit het
gebouw bestond op te bestaan en ging over in een magere asfaltbaan die
zich verder door het ijzingwekkend vlakke landschap sleepte en
uiteindelijk in Gaspel aankwam.

Vier
van de vijf torens stonden twee bij twee, als de punten van een
vierkant, en de vijfde stond daar pal voor, alsof hij de formatie
aanvoerde. Billie, een veertienjarig meisje van Aziatische oorsprong,
lag op de zevende verdieping van die vijfde toren, in een kamer aan de
westkant. Het licht schemerde rustgevend. Regelmatige curves in groen,
rood en blauw liepen over een monitor die naast haar bed op een roltafel
stond, tevens de uitvalbasis van een wirwar aan plastic slangetjes die
waren verbonden met een infuus of een zuurstofmasker, of zich anderszins
vertakten en haar lichaam binnendrongen. Haar huid, die in betere
tijden gloeiend bruin kon glanzen in de zon, leek van een vaalgele,
gestolde olie te zijn gemaakt. Haar neusvleugels trilden onmerkbaar,
haar oogleden waren roerloos.

‘Hoi,
ik ben Billie, een geest.’ Dat waren de eerste woorden die ze tegen Seb
had gezegd. Ze zag hem op een ochtend, op het schoolplein. Hij stond
alleen, en zijn ogen volgden iets in de lucht wat voor andere leerlingen
verborgen bleef. Een magere jongen die ziek oogde maar niet op een
zielige manier. Een zieke uit overtuiging. Een dikke bos zwart haar lag
wanordelijk over zijn hoofd gedrapeerd, alsof hij net uit bed kwam na
een lange, droomloze slaap, en zijn huid was van een intense bleekheid
die Billie deed vermoeden dat alle bloed en energie zich diep in hem
hadden teruggetrokken en daar vol vuur om zijn hart heen dansten en
klotsten omdat ze het nut er niet van inzagen zich op andere plekken in
zijn lichaam op te houden, laat staan zijn vel te kleuren.

De
wolken snelden voorbij, de zon ging uit en aan en deed zijn gezicht
oplichten en uitdoven en Billie liep naar hem toe en zei: ‘Hoi, ik ben
Billie, een geest. Wat ben jij?’

‘Ik ben Seb,’ zei Seb.
‘Maar wát ben je?’ vroeg ze.
‘Seb,’ had hij opnieuw gezegd. ‘Gewoon Seb.’
Daarna
hadden ze samen een paar volstrekt vanzelfsprekende weken doorgebracht.
Vaak trokken ze naar Billies huis, en spendeerden uren stuiterend op de
trampoline in de tuin. Of ze sprongen op de fiets en zwierven door de
wijde omgeving, zoals jongelingen in Gaspel van oudsher deden. Ze
banjerden door de eindeloze weiden, hingen rond bij de leegstaande
boerderij van Urbain of ze zwierven door de goud bloeiende
gaspeldoornvelden, tot aan de rotsen en de zee. Billie meende iets in
Seb te herkennen; als vierjarige was ze in Gaspel gearriveerd,
geadopteerd door mensen die jarenlang vruchteloos hadden geprobeerd
kinderen te krijgen.”

 

Ivo Victoria (Edegem, 7 juli 1971)
Cover

 

De Duitse schrijver Lion Feuchtwanger werd geboren in München op 7 juli 1884. Zie ook alle tags voor Lion Feuchtwanger op dit blog.

Uit: Die Jüdin von Toledo

„Manche
Juden aber blieben im moslemischen Spanien und bekannten sich zum
Islam. Sie wollten auf diese Art ihr Vermögen retten und später, unter
günstigeren Umständen, in die Fremde gehen und sich wieder zum alten
Glauben bekennen. Allein die Heimat war süß, das Leben in dem holden
Lande Andalüs war süß, sie zögerten die Ausreise hinaus. Und als nach
dem Tode des Kalifen Jussuf ein weniger strenger Fürst zur Herrschaft
kam, zögerten sie weiter. Und schließlich dachten sie nicht mehr an
Auswanderung. Zwar blieb allen Ungläubigen der Aufenthalt im Andalüs
verboten; aber es genügte als Glaubensbeweis, sich zuweilen in der
Moschee zu zeigen und fünfmal täglich das Bekenntnis zu sprechen: Allah
ist Gott und Mohammed sein Prophet. Heimlich konnten die früheren Juden
ihre Bräuche weiter üben, und es gab in dem judenfreien Andalüs
versteckte jüdische Bethäuser. Sie wußten indes, diese heimlichen Juden,
daß ihre Heimlichkeit vielen bekannt war und daß ihre Ketzerei, brach
ein neuer Krieg aus, ans Licht kommen mußte. Sie wußten, wenn ein neuer
Heiliger Krieg ausbrach, waren sie verloren. Und wenn sie, wie ihr
Gesetz es ihnen vorschrieb, alltäglich um die Erhaltung des Friedens
beteten, taten sie es nicht nur mit den Lippen.
Als Ibrahim sich auf
den Stufen der verfallenen Fontäne des innersten Hofes niederließ,
spürte er seine Müdigkeit. Er war nun eine volle Stunde lang in diesem
baufälligen Hause herumgegangen. Und er hatte doch wahrhaftig keine Zeit
zu verlieren. Volle zehn Tage war er jetzt in Toledo, die Räte des
Königs drängten mit Recht auf Bescheid, ob er nun die Generalpacht der
Steuern übernahm oder nicht. Der Kaufmann Ibrahim aus dem moslemischen
Königreich Sevilla hatte mehrmals mit christlichen Fürsten Spaniens
Geschäfte getätigt, aber ein so ungeheures Unternehmen hatte er noch
niemals angepackt. Es stand seit Jahren schlecht um die Finanzen des
Königreichs Kastilien, und seitdem gar König Alfonso – das war nun
fünfzehn Monate her – seinen leichtsinnigen Feldzug gegen Sevilla
verloren hatte, war seine Wirtschaft vollends verfahren. Don Alfonso
brauchte Geld, viel Geld, und sofort. Der Kaufmann Ibrahim von Sevilla
war reich.“

 

Lion Feuchtwanger (7 juli 1884 – 21 december 1958)
Cover

 

De Russische dichter Vladimir Majakovski werd op 7 juli 1893 in Baghdati, Imereti, Georgië, geboren. Zie ook alle tags voor alle tags voor Vladimir Majakovski op dit blog.

A Cloud In Trousers – Part I (Fragment)

I feel
my “I”
is much too small for me.
Stubbornly a body pushes out of me.

Hello!
Who’s speaking?
Mamma?
Mamma!
Your son is gloriously ill!
Mamma!
His heart is on fire.
Tell his sisters, Lyuda and Olya,
he has no nook to hide in.

Each word,
each joke,
which his scorching mouth spews,
jumps like a naked prostitute
from a burning brothel.

People sniff
the smell of burnt flesh!
A brigade of men drive up.
A glittering brigade.
In bright helmets.
But no jackboots here!
Tell the firemen
to climb lovingly when a heart’s on fire.
Leave it to me.
I’ll pump barrels of tears from my eyes.
I’ll brace myself against my ribs.
I’ll leap out! Out! Out!
They’ve collapsed.
You can’t leap out of a heart!

From the cracks of the lips
upon a smouldering face
a cinder of a kiss rises to leap.

Mamma!
I cannot sing.
In the heart’s chapel the choir loft catches fire!

The scorched figurines of words and numbers
scurry from the skull
like children from a flaming building.
Thus fear,
in its effort to grasp at the sky,
lifted high
the flaming arms of the Lusitania.

Into the calm of the apartment
where people quake,
a hundred-eye blaze bursts from the docks.
Moan
into the centuries,
if you can, a last scream: I’m on fire!

 

Vertaald door Max Hayward en George Reavy

 

Vladimir Majakovski (7 juli 1893 – 14 april 1930)

 

De Oostenrijkse schrijver, cabaretier, tekenaar en muziekproducent Clemens Haipl werd geboren op 7 juli 1969 in Wenen. Zie ook alle tags voor Clemens Haipl op dit blog.

Uit: Ich scheiss mich an (Ganz Normal)

„Ich habe einmal in Amerika gelebt. Das tun an sich viele Menschen, die meisten davon sind aber Amerikaner und erwähnen das deswegen nicht extra. Ich nicht, darum erwähne ich es schon. Jedenfalls war eines der ersten Gastgeschenke, die ich nach meiner Ankunft im schönen Ohio erhalten habe, ein Ansteckbutton mit der Aufschrift „Why be normal?“ Die Menschen werden schon gewusst haben, warum sie den ausgerechnet mir geschenkt haben, und ich habe ihn ein Jahr lang mit Stolz getragen. Er war bei mir, als sich an der Kreuzung ein paar Rednecks einbremsten und in meine Richtung „What’s wrong with you, faggot?“ riefen (in etwa: „Was ist los mit dir, Homosexueller?“). Sie taten das, weil ich – für amerikanische Midwest-Verhältnisse eher unüblich – schwarz gefärbte, in den Mund hängende Haare und ca. sieben, acht silberne Ohrringe trug. Und der Button war auch bei mir, als mich die Highschoolblonde entgeistert ansah, „You’re so different!“ stammelte und mir hernach ihre Zunge in den Hals steckte.
Will sagen: Normal sein hat Vorteile, nicht normal sein aber auch. Es ist letztlich auch völlig irrelevant und ich habe überhaupt keine Lust auf Diskussionen mit oder über Menschen, die von sich selber behaupten, dass sie „total verrückt“ seien oder – noch schlimmer – dass „alle ihre Freunde finden, dass sie völlig crazy seien und irgendwas mit Kabarett machen sollten“. Wenn Sie solche oder ähnliche Ansammlungen von Vokalen und Konsonanten vernehmen, greifen Sie getrost zur Flasche. Sie können jeden erdenklichen Trost gebrauchen und haben mein vollstes Verständnis.
„Ich bin echt nicht normal“, „Ihr müsstet einmal bei uns in der Firma vorbeischaun, das ist Comedy pur“, „Was soll ich machen, ich bin halt eine Lachwurze“ und Ähnliches gelten übrigens auch. Was für ein Desaster …“

 

Clemens Haipl (Wenen, 7 juli 1969)

 

De Kroatische schrijver Miroslav Krleza werd geboren op 7 juli 1893 in Zagreb. Zie ook alle tags voor Miroslav Krleza op dit blog.

Uit: On The Edge Of reason (Vertaald door Zora Depolo)

Our domestic, autochthonous, so to speak national and racial top-hatted man, homo cylindriacus, who, as a rule, is at the head of some man-established institution, thinks of himself, in the glamour of his civic dignity, as follows: On behalf of the seven thousand doctors of all sorts, I stand at the head of my own branch of learning as its most outstanding representative, the most worthy of respect. Every word I have uttered up to this day has been right and proper in my highly learned dissertations, printed by our honorable academy. I am the chairman of twenty-three societies. In fact, the fairy guarding the cradle of every newborn infant predicted that I should be a patron and lawyer, honorary chairman and president, initiator, ideologist, funeral orator and speaker at unveiling ceremonies, and eventually have a bronze statue of myself erected in one of our parks. In the shadow of my top hat I have enjoyed the dignity of one whose name appears in our *Who’s Who *followed by four full lines of the titles and subtitles of my civil-service functions. I am a man who, on principle, has lived my orderly and honorable life within my income, without debts, without moral, civic, or other stain, without political suspicion, as an irreproachable patriot, as open as a tradesman’s books, accessible for inspection at any time, polite, composed, clear, helpful, a model both to myself and to my fellow citizens, a model citizen and toiler, a good husband who has never slept with anybody except his own wife, whom he promptly, during the first night of a happy marriage, made the mother of a future learned doctor and future chairman or future wearer of a top hat, for the Lord commanded: Be born, learned doctors, and beget future learned doctors, for that is why the universe was created, i.e., that we, wearers of top hats, might multiply.

Human
intelligence today is but nervous restlessness, or rather neurasthenic
fussing amid the postdiluvian conditions of reality. We neurotic
individuals are surrounded by dullards, landlords, owners of soda-water
factories, honorable citizens and petit-bourgeois folk wearing bowlers
and felt hats as they attend one another’s funerals. Our top-hatted man
is a model patriot, a member of the central committee of such and such a
party, a city alderman, a town councilor, a factory owner, a benefactor
and public worker who gives expression to his clever ideas in his party
organ. His speech is allegorical. He protests publicly against motor
transportation, yet lacks the true citizen’s courage to revolt against
military parades. After the whole globe has been in flames, after
who-knows-how-many-dozen European cities have been devastated in the
thunderstorm that has shaken Europe like an old piece of torn newspaper,
and after the whole of Asia has been plunged into bloodshed, plaque,
fire, ruin, and catastrophe like a blasted stone-quarry, our *homo
cylindriacus *protests against the use of ‘‘motor transport.’’

 

Miroslav Krleza (7 juli 1893 – 29 december 1981)

 

De Hongaarse schrijver en draaiboekaureur János Székely werd geboren op 7 juli 1901 in Boedapest. Zie ook alle tags voor János Székely op dit blog.

Uit: Verlockung (Vertaald door Ita Szent-Iványi)

„Wir
kommen auf das flache Land, ein kleines Dorf, wie klein, sollte die
Hauptperson erst feststellen, als sie vierzehn Jahre später zum ersten
Mal diese Ansammlung meist ärmlicher Hütten verläßt. Geboren wurde
dieser Béla so um die 1912, man kann nicht gerade sagen, daß es ein
Wunschkind war, Anna, die Mutter, damals selbst noch kaum erwachsen, sah
den Vater des kommenden Knaben am Abend eines dieser schwülen
Sommertage, an dem ein großes Sommerfest stattfand, zum ersten, am
darauffolgenden, noch frühen Morgen zum letzten Mal… alle Versuche, sich
des werdenden Lebens zu entledigen fruchteten nichts, und letztlich kam
der Junge zur Welt und kurz darauf zu Tante Rozika, welche selbst ein
bemerkenswertes Schicksal hatte…
Sie nämlich verkaufte früher Liebe
gegen Geld und als sie merkte, daß sie in ein Alter kam, in dem sie für
das gleiche Geld mehr an Liebe verkaufen musste, schulte sie um auf
Hebamme, um mit diesem Wissen jedoch Engel zu machen. So waren die
Zeiten. Später nahm sie dann die Bankerte auf, an denen es nicht
mangelte, verköstigte sie nach der Höhe des Pflegegeldes, das ihr
unglücklichen Mütter, die sich in Budapest oder sonstwo als Amme, als
Dienstmädchen, als Magd verdingen mussten, schickten. Da Bélas Mutter
stets im Rückstand war, litt der Knabe genauso stets an Hunger. Aber
Hunger macht nicht nur erfinderisch, er macht auch Diebe: Béla blieb
nichts anderes übrig, als stehlen zu lernen wie ein Rabe. Das Problem
lag eher darin, daß es nicht viel zu stehlen gab. Als Sechsjähriger tat
sich ihm eine andere Art des Geldverdienens auf: er machte eine Karriere
als Miet-Schläger, soll heißen, er verprügelte im Auftrag Schwächerer
deren Feinde….
Um die Schulpflicht kümmert sich Tante Rozika wenig,
zumindest bei Béla . Nach einen sehr heftigen Streit mit dessen Mutter
musste sich der Junge sein Essen durch Arbeit selbst verdienen, für
solche Fisematenten wie Schule blieb keine Zeit – und überhaupt, wofür
sollte sie bei so einem gut sein?
Doch Belá war äußerst neidisch auf
die Kameraden, die von der Schule erzählten und als er lange Zeit später
hörte, daß eigentlich Schulpflicht bestünde, ging er selbst zum Lehrer
und bat untertänigst darum, in die Schule gehen zu dürfen, er würde das
Schulgeld auch gerne abarbeiten….
Der Lehrer, sowohl Trunkenbold und
Wüstling als auch ein genialer Pädagoge, redete ein ernstes Wort mit
Tante Rozika, fortan durfte Béla in die Schule. Nach der Schule
arbeitete er wie früher und nachts schlich er sich mit den Schulbüchern
auf den Abtritt, um im Schutz von Dunkelheit und Gestank zu lernen.
Ehrgeiz war ihm eigen und er wurde zum besten Schüler der kleinen
Schule.“

 

János Székely (7 juli 1901 – 16 december 1958) 


Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juli ook mijn vorige blog van vandaag.

Dolce far niente, E. E. Cummings, Ivo Victoria, Lion Feuchtwanger, Vladimir Majakovski, Clemens Haipl, Miroslav Krleza, János Székely

 

Dolce far niente

 

 
The Summer Garden door Alfred de Breanski, Jr., ca. 1912

 

This Is The Garden

this is the garden:colours come and go,
frail azures fluttering from night’s outer wing
strong silent greens silently lingering,
absolute lights like baths of golden snow.
This is the garden:pursed lips do blow
upon cool flutes within wide glooms,and sing
(of harps celestial to the quivering string)
invisible faces hauntingly and slow.

This is the garden. Time shall surely reap
and on Death’s blade lie many a flower curled,
in other lands where other songs be sung;
yet stand They here enraptured,as among
the slow deep trees perpetual of sleep
some silver-fingered fountain steals the world.

 

 
E. E. Cummings (14 oktober 1894 – 3 september 1962)
Cambridge, Massachusetts, de geboorteplaats van E. E. Cummings

 

De Vlaamse schrijver Ivo Victoria (pseudoniem van Hans van Rompaey) werd op 7 juli 1971 geboren in Edegem (Antwerpen). Zie ook alle tags voor Ivo Victoria op dit blog.

Uit: Dieven van vuur

“Ik herinner mij de dag dat de eerste wespen kwamen. Via de sleuven in de houten buitenbetimmering kropen ze in de spouw van de wand aan mijn rechterhand. Ik sta vaak op dat balkon, rokend, dwalend door mijn gedachten als een nieuwsgierige toerist, in deze periode van het jaar veelal mijmerend over vroeger.
Onze schaduwen nestelen zich in de plekken die wij achterlaten. Daarom raken we altijd zo in de war wanneer we er terugkeren, al is het maar in gedachten: omdat we de leegheid niet verwachten, het desolate, het verlatene van wat in onze herinnering bruisend en vol was, als de glazen champagne die wij toen nog niet konden betalen.
Ach, wat waren wij meer dan dwazen die naar een wilde jeugd verlangden, hun uiterlijk verwaarloosden in de hoop te worden bewonderd, en hun longen in brand zetten voor de lol? (Dat wij nog leven is een wonder, ook al ademen de meesten van ons met piepende geluiden en maken we beklagenswaardige lijstjes van wie bij ons in bed belandde, of wie we enkel zoenden of anderszins bijna hadden gehad.)
Wat rest er ons dan wel? Waar kunnen wij terug aan denken? Aan de dingen en gebeurtenissen die beslissend hadden kunnen zijn. Ze dansen, uitdagend, op de onbegrijpelijke noten die zonder overleg tegen die platenkast op springen; wespen, inderdaad, op zoek naar hun nest.
Het is geen dragende muur, dus nauwelijks meer dan wat hout, pleister en isolatiemateriaal. Wekenlang vlogen die wespen af en aan. De kolonie leek te groeien met iedere nieuwe sigaret. Toen ik het verdelgingsbedrijf belde, vertelden ze dat die wespen mijn muur van binnenuit zouden vernietigen met hun nest. Ik moest denken aan duizenden tot tienduizenden wespen die alles in die spouw zouden reduceren tot gruis en op een dag allemaal tegelijk uit die sleuven tevoorschijn zouden komen en uitvliegen.
Ik toonde de verdelger het balkon. Het hele idee is dat de wespen het mengsel aan hun lijf krijgen, mee het nest in nemen, en de koningin vergiftigen. De koningin sterft, het nest wordt verlaten. Ik vroeg die kerel of dat zeker werkte.”

 


Ivo Victoria (Edegem, 7 juli 1971)

 

De Duitse schrijver Lion Feuchtwanger werd geboren in München op 7 juli 1884. Zie ook alle tags voor Lion Feuchtwanger op dit blog.

Uit: Goya oder der arge Weg der Erkenntnis

„Im Spätsommer kehrten die Albas nach Madrid zurück. Cayetana blieb unsichtbar und schickte keine Botschaft. Mehrmals begegnete Francisco einem der Wagen des Hauses Alba. Er befahl sich, nicht hinzuschauen. Schaute hin. Zweimal war es der Herzog, zweimal ein Fremder, ein anderes Mal die alte Marquesa. Eine Karte wurde überbracht, welche den Hofmaler de Goya y Lucientes und Seriora Doüa Josefa einlud, einem Musikabend des Herzogs beizuwohnen; gespielt werden sollte eine Oper des Serior Don Josü Haydn »Die Welt auf dem Monde«. Eine Stunde lang war Francisco fest entschlossen abzulehnen, die nächste ebenso fest, hinzugehen. Josefa hielt es für selbstverständlich, daß man die Einladung annahm. Wiederum wie an jenem Abend, da Goyas unselige Verstrickung mit ihr begonnen hatte, war die Alba zunächst nicht sichtbar. Vorerst einmal mußte Francisco die ganze Oper des Seflor Haydn anhören. Da saß er neben Josefa, verzehrt von Ungeduld, Furcht und Hoffnung, gepeinigt von der Erinnerung an Stunden in Piedrahita, wo er bei ähnlichen Musikdarbietungen des Herzogs neben Cayetana gesessen hatte. Dabei war die Oper leicht und zierlich. Sie stellte dar, wie ein von der Passion für die Astronomie besessener reicher Herr, Bonafede, Vater zweier hübscher Töchter, von einem betrügerischen Scharlatan, Eccletico, in den Glauben versetzt wird, er lebe auf dem Monde; seine Erlebnisse auf diesem Gestirn veranlassen ihn, seine Töchter an Freier zu verheiraten, denen er sie auf Erden niemals gegeben hätte. Der italienische Text war von dem Herzog selber, noch mit Hilfe des nunmehr verschwundenen Abate, ins Spanische übertragen worden, die Inszenierung war gut, die Musik nicht so verstiegen, wie Goya befürchtet hatte, er hätte sich unter andern Umständen der anmutigen Darbietung erfreut. So aber, in seinem Innern, schimpfte und knurrte er. Endlich war die Oper zu Ende, der Mayordomo bat in den Hauptsaal. Wie damals empfing Doria Cayetana ihre Gäste auf altspanische Art, auf ihrer Estrade. Diesmal war der hohe Baldachin, unter dem sie saß, geschmückt mit einer bemalten Holzstatue der Jungfrau, geschaffen von Juan Martinez Montanüs. Mit gefalteten Händen, das Haupt verschämt geneigt, stand anmutig mit einem ganz kleinen, stolzen, spanischen Lächeln die Jungfrau auf dem Schemel eines Halbmonds, der getragen war von zierlichen Engelsköpfen. Der Anblick der Alba, wie sie lieblich unter dieser lieblichen Statue saß, hatte etwas Lasterhaftes und Berückendes. Sie war geschminkt dieses Mal und gepudert, sie trug ein Kostüm alten Versailler Schnittes, von schmalster Taille fiel weit der Rock. Gewollt puppenhaft und beinahe lächerlich hochmütig sah sie aus. Das weiße Gesicht, starr lächelnd, während die metallischen Augen unter den hohen Brauen bestürzend lebendig wirkten, schien doppelt sündhaft durch die holde und freche Gemeinsamkeit mit dem Antlitz der Jungfrau, welche lächelnd und mit züchtiger Genugtuung der Verkündigung lauscht. Francisco,“

 


Lion Feuchtwanger (7 juli 1884 – 21 december 1958)
Cover

 

De Russische dichter Vladimir Majakovski werd op 7 juli 1893 in Baghdati, Imereti, Georgië, geboren. Zie ook alle tags voor alle tags voor Vladimir Majakovski op dit blog.

 

A Cloud In Trousers – Part I (Fragment)

The doors suddenly banged ta-ra-bang,
as though the hotel¡¯s teeth
chattered.

You swept in abruptly
like ’take it or leave it!’
Mauling your suede gloves,
you declared:
‘D’ you know,
I’m getting married.’

All right, marry then.
So what,
I can take it.
As you see, I¡¯m calm!
Like the pulse
of a corpse.

Do you remember
how you used to talk?
¡°Jack London,
money,
love,
passion.¡±
But I saw one thing only:
you, a Gioconda,
had to be stolen!

And you were stolen.

In love, I shall gamble again,
the arch of my brows ablaze.
What of it!
Homeless tramps often find
shelter in a burnt-out house! 

You’re teasing me now?
‘You have fewer emeralds of madness
than a beggar has kopeks!’
But remember!
When they teased Vesuvius,
Pompeii perished!

Hey!
Gentlemen!
Amateurs
of sacrilege,
crime,
and carnage,
have you seen
the terror of terrors ¨C
my face
when
I
am absolutely calm? 

 

 
Vladimir Majakovski (7 juli 1893 – 14 april 1930)
Majakovski museum in Moskou

 

De Oostenrijkse schrijver, cabaretier, tekenaar en muziekproducent Clemens Haipl werd geboren op 7 juli 1969 in Wenen. Zie ook alle tags voor Clemens Haipl op dit blog.

Uit: Sind wir bald da?

„Na bitte: Einödhof, Pilger … klingt doch ganz passabel. Muss mir das mal in Ruhe ansehen.
Ich habe vergessen, dass ich heute zum Internisten muss. Ich habe erhöhten Blutdruck, und es ist nicht auszuschließen, dass ich einen verfrühten, völlig würdelosen Tod erleiden werde. Ich will das nicht, also Abgang zum Internisten. Seine Sprechstundenhilfe muss er von seinem Vater, der sicher auch Arzt war, übernommen haben. Als Erbstück oder eine Art Leibrente, was weiß ich. Freiwillig setzt man sich so einen Drachen nicht in die Ordination. Das möchte ich rundheraus ausschließen. Zumal der Arzt und seine Assistentinnen nett und hübsch sind und, soweit ich das beurteilen kann, auch kompetent. Aber die Sprechstundenhilfe … mein lieber Herr Gesangsverein.
An ihrem Tisch staut sich eine Schlange, die bis zur Eingangstür reicht, ich schätze zehn Personen. Eine illustre Mischung aus starken RaucherInnen und TrinkerInnen und ein wunderschönes älteres Ehepaar aus der Neigungsgruppe »Wir sehen aus wie die Klestils oder Waldheims«. Er in ordentlichem Anzug, hochroter Kopf und ganz offensichtlich schon an dem einen oder anderen Herzinfarkt vorbeigeschrammt. Sie im feinsten Trachtenkostüm, eine Frisur, für die sich ihr Coiffeur bestimmt große Mühe gegeben hat (vielleicht hat er sie aber auch nur ausgelacht), und sehr eifrig bemüht, den Eindruck zu vermitteln, dass die beiden, vor allem aber sie, nur durch eine Verkettung unglücklicher Zufälle oder eine üble Laune Gottes in dieser elenden Proletengegend gelandet sind. Vielleicht waren sie mit ihrem Mercedes Arbeiter schauen, wie früher die Familien in Gänserndorf im Safaripark. Sie wollten einfach einmal raus aus Hietzing und etwas anderes erleben. Also sind sie ins Auto gestiegen, um Hackler und Proleten in ihrem natürlichen Umfeld zu beobachten. Sie hat ein paar Leberkässemmeln gekauft, obwohl sie weiß, dass das Füttern verboten ist (zumal aus dem Auto), und justament hier, in dieser Ungegend, ist ihnen dann das Auto eingegangen. Er hat sich darob sehr erregt, und weil kein anderer verfügbar war, muss man eben jetzt mit dem Buschinternisten vorliebnehmen.
Der Ordinationsdrache scheint einen Anflug von Respekt vor der Trägerin der Edith-Klestil-Memorialfrisur zu haben, denn sie darf sich nicht nur schamlos an der Menschenschlange vorbeidrängeln, sie wird sogar einigermaßen menschenwürdig behandelt. Wahrscheinlich kennt man einander noch aus besseren Tagen, als der Herr Doktor noch ordinierte. Also der »richtige Doktor, Sie wissen schon, der Vater …”

 


Clemens Haipl (Wenen, 7 juli 1969)

 

De Kroatische schrijver Miroslav Krleza werd geboren op 7 juli 1893 in Zagreb. Zie ook alle tags voor Miroslav Krleza op dit blog.

Uit:The Banquet in Blitva (Vertaald door Edward Dennis Goy and Jasna Levinger)

“And consider this: Whether Barutanski, as a phenomenon, is to your personal liking or not, he is an organic phenomenon! His every act as a ruler is dictated by a deep, inborn awareness that he’s acting not in the twentieth but in the fifteenth century. That, generally, is exclusively political skill: to manage in space and in time and act with the means which suit the needs of a particular time in a particular space. Yes! Nature, as is well known, does nothing by leaps or bounds, my dear young friend, and it is an old and well-tried piece of wisdom: Naturae convenienter vivere! And what you are seeking in this ‘Open Letter’ of yours is, for our circumstances, rebus hic et nunc stantibus, here, today, in Blitva, a demand which is against nature! You’re looking for a leap, a salto mortale, from the fifteenth into the twentieth century! That is an intellectual supererogation, my dear friend; a state cannot be governed like that.”
“So, Professor: The world has to be ruled by the bludgeon and I have to be beaten to death by that bludgeon simply because I don’t think that the bludgeon should be ultima ratio?”
“Give me just one example in the history of civilizations that was not built on similar means of persuasion,” Burgwaldsen replied. “The pharaohs, Pericles, the Rome of the Caesars, Borgia, the papal see, the East India Company, the Transvaal? According to you, Blitva should be the one exception? Forgive me, but that’s naive!”
“Yes, my dear professor, I am naive, that much I admit. But do you know who it was who brought me up to be naive? In other words, who is responsible for my naïveté? You personally, you and your naive principles, which you naively preached from the rostrum and to which I naively listened through the course of several naive semesters, as you should well know! You taught us, together with the naive Cicero, that human communities should be ruled by that naive spirit of communality, that by the law of natural social instinct, people should be bound in naive organizations, according to the law of an instinct which Cicero naively called naturalis quaedam congregatio, and you yourself insisted that social groups should be naively similar to Cicero’s naive civitas and to that naive concept which Cicero naively called constitutio populis!”

 

 
Miroslav Krleza (7 juli 1893 – 29 december 1981)
Monument in Zagreb

 

De Hongaarse schrijver en draaiboekaureur János Székely werd geboren op 7 juli 1901 in Boedapest. Zie ook alle tags voor János Székely op dit blog.

Uit:Der arme Swoboda (Vertaald door Leon Scholsky)

„Um Schneiderrechnungen brauchte Swoboda sich ebenfalls keine Sorgen zu machen. Die Anzüge, die er zum ersten Mal trug, waren gewöhnlich bereits zehn oder fünfzehn Jahre früher bezahlt worden. Er bekam sie nicht etwa unentgeltlich. O nein! Dies nun doch nicht! So verschwenderisch war niemand in der Stadt. Swoboda arbeitete hart für seine Garderobe. Wenn ein großer Hausputz bevorstand, schickte man das Hausmädchen nach ihm. Mit der Zeit brachte er es im Teppichklopfen zur Meisterschaft und auch im Fußbodenschrubben und im Insektenvertilgen; er hatte sogar gelernt, selbständig die Vorhänge herunterzunehmen. Er spaltete das Anbrennholz in schön regelmäßige Scheite und nahm nach und nach dem Hausmädchen alle Arbeiten ab, die für es zu schwer waren.
Sein Lohn bestand aus den Mahlzeiten, aus alten Schuhen, fadenscheinigen Hemden, verwaschenen Unterhosen ? Manchmal sogar aus einem abgewetzten Anzug oder einem verschabten Überzieher. Die kostbare Garderobe mußten natürlich hart erarbeitet werden, denn es gab kein Kleidungsstück, egal wie alt und schäbig es war, das für die knickrigen Bürger nicht mehr wert gewesen wäre als ein Tagelohn für Swobodas Hilfe. Waren keine alten Kleider da, drückte ihm der Hausherr ein paar Heller in die Hand, wofür Swoboda sich mit einem herzlichen “Dankserr” bedankte. Er umklammerte die Münzen, als hänge sein Seelenheil davon ab, hätte es aber für unter seiner Würde gehalten, das Geld in Anwesenheit seines Kunden zu zählen. Auch die Bahnangestellten trugen ihm Besorgungen auf, und Anfang des Monats, solange ihr Gehalt es noch zuließ, gaben sie ihm ein kleines Trinkgeld. Swoboda stand jedermann zu Diensten und bedankte sich für die kleinste Belohnung mit einem breiten, freundlichen Grinsen.“

 


János Székely (7 juli 1901 – 16 december 1958) 
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juli ook mijn blog van 7 juli 2016 en ook mijn blog van 7 juli 2014 en ook mijn drie blogs van 7 juli 2013.

Jan H. de Groot, Ivo Victoria, Lion Feuchtwanger, Vladimir Majakovski, Clemens Haipl

 

Dolce far niente

 

dolce far niente
The Rainbow door George Inness, 1878

 

Onweer

‘k Lig op mijn buk
in ‘t gras en ruik
het loof van pieperblommen.
Ginds licht het door
het bos en ‘k hoor
een verre donder grommen.

De zon verlaat
de dag en gaat
in rode wolken onder.
In ‘t Zuiden richt
een bliksemschicht
zijn speer en zwelt de donder.

Nu nadert zacht
de zomernacht
met zwaar bevochte schreden.
Er rilt gerucht,
een windezucht
komt uit het bos gegleden.

Er wervelt wind
die drijft en dringt
de volle donderkoppen.
Een vette blik
en hardop tikt
de val der eerste droppen.

Dan aarz’lend sta
ik op en ga
door wind en regenvlagen.
En boven mij
barst het getij
van vreselijke slagen.

 

 
Jan H. de Groot (13 maart 1901 – 1 december 1990)
Stadsgezicht Alkmaar door Jaap Zomer, 2014. Jan H. de Groot werd geboren in Alkmaar

Lees verder “Jan H. de Groot, Ivo Victoria, Lion Feuchtwanger, Vladimir Majakovski, Clemens Haipl”

Ivo Victoria, Lion Feuchtwanger, Vladimir Majakovski, Clemens Haipl, Miroslav Krleza, Reinhard Baumgart, János Székely

De Vlaamse schrijver Ivo Victoria (pseudoniem van Hans van Rompaey) werd op 7 juli 1971 geboren in Edegem (Antwerpen). Zie ook alle tags voor Ivo Victoria op dit blog.

Uit: Gelukkig zijn we machteloos

“Er dansen vlekken voor mijn ogen. En er hangt een geluid in de lucht. Ongrijpbaar. als mist. Een hoge. Zingende toon. Het lijkt van buitenaf te komen. Dat kan allicht niet.
Het zijn mijn oren die tuiten. Dat is het. Mijn lichaam zindert. Geperforeerd met duizend naalden. Pijn, overal pijn.
Behoedzaarn draai ik mijn hoofd. Eerst naar links, en dan naar rechts. Naast mij zit de jan-van-gent. Roerloos.
Vlakbij. Waar kom t die vandaan? Hoe komt het dat hij zich op ooghoogte bevindt? Mijn billen zijn koud en vochtig, mijn broek en onderbroek doorweekt van het natte gras.Ik sta niet recht. Ik zit op de grond. Ik heb mijn handen naast mij neergezet. als pilaren. Mijn benen liggen voor mij.
Frappant. Ik zit als het ware tot heuphoogte in de grond begraven – zoals kinderen weleens doen met hun vader op het strand. En iemand heeft die benen voor mij neergelegd.
Dejan-van-gent mekkert. Hij klinkt niet zielig of triest, zoals daarstraks, maar eerder verbolgen.
Billie. Waar is Billie? Ik zie haar nergens. Ik ril, maar het is nog steeds warm. Nog warm er. zo lijkt het wel. Het miezert een beetje. De regen valt als zweet.
Wat is er gebeurd. waarom zit ik hier? Ik kan mij niks voor de geest halen. Helemaal niks. Ik trek mijn benen op, leg mijn handen op mijn knieën en buig voorover. Ik laat mijn hoofd rusten op mijn armen. Ik sluit de ogen.
Billie. Ik zie Billie weer staan. Ik zie hoe ze de storm uitdaagt als een toreador, lange haren als zwart zeewier in haar gezicht. Slanke arm en dansend in de regen. Hey, Ma-hatsuko! Dat is het. Dat roept ze: Hey. Mahatsuko. Het lijkt alsof ze het tegen mij roept. Het klinkt alsof ze een dier opjut. Ik weet niet wie of wat Mahatsuko is.”
En terwijl ik daarover nadenk. sta ik voorzichtig op. Ik maak en kele eenvoudige rek- en strekbewegingen. Het bloed begint weer door mijn lijf’ te stromen en langzaam trekt de pijn weg uit mijn botten. Ik betast mijn gezicht en mijn haren. die pluizig zijn. De zon breekt door.”

 

 
Ivo Victoria (Edegem, 7 juli 1971)

Lees verder “Ivo Victoria, Lion Feuchtwanger, Vladimir Majakovski, Clemens Haipl, Miroslav Krleza, Reinhard Baumgart, János Székely”

Robert Graves, Lion Feuchtwanger, Ivo Victoria, Vladimir Majakovski

 

Dolce far niente

 

 
Spelende kinderen op het strand door Albert Edelfelt, 1884

 

The Beach

Louder than gulls the little children scream
Whom fathers haul into the jovial foam;
But others fearlessly rush in, breast high,
Laughing the salty water from their mouthes–
Heroes of the nursery.

The horny boatman, who has seen whales
And flying fishes, who has sailed as far
As Demerara and the Ivory Coast,
Will warn them, when they crowd to hear his tales,
That every ocean smells of tar.

 

 
Robert Graves (24 juli 1895 – 7 december 1985)
Londen, waar Robert Graves werd geboren.

Lees verder “Robert Graves, Lion Feuchtwanger, Ivo Victoria, Vladimir Majakovski”