De Nederlandse dichteres en schrijfster Anne Vegter werd geboren in Delfzijl op 31 december 1958. Zie ook alle tags voor Anne Vegter op dit blog.
In IJsland
Naar Psalm 116
Ik vond liefhebben altijd lastig:
Hoè zou ik liefhebben, zijnde opgevoed
In luisterrijk verpakte leugen?
Ik toostte op ontluistering, op de nacht
Die de zon verkrachtte, dronk
Op zegeningen van gebrek aan uitzicht,
Niets was mij liever. Mijn ritme
Was de teloorgang van het jaar.
Zolang de winter de herfst, de herfst
De zomer, de zomer etc.
Herkende ik de aanzet der lente:
Kortstondige leugen van leven.
Wie mij teder raakte, sloeg ik hard.
Ontvangen geeft, weet ik nu,
Geen recht op kwijting van schuld.
Mijn gang was niet naar iemand toe,
Maar van iemand weg;
Ik wilde op een rots staan.
In een hitsige wind, onder het dak
Van triljoenen muggen waar God –
Toegang werd ontzegd, was ik thuis.
Mijn land is een heidens pandemonium:
Schede van steen, feest van ontvelling,
Slechting van kunne, geslachten
Schaamteloos hoorde ik mij mompelen:
God, waarom hebt gij mij verlaten?
Dit, dat van u kwam –
Redeloos einde, begin –
IJsland der ziel, wees gestenigd:
Enkele reis naar zichzelf:
Maar onhoorbaar in de wind,
Onzichtbaar op het steen,
Onvindbaar in de nacht
Sprak alles tegen mij,
Ja, alles sprak tègen mij:
‘Het zij zo het zij’
En ik rustte in de armen van de wanhoop,
Ik sliep op de akkoorden van de wind,
Ik droomde de droom der dolers:
‘Het zij zo het zij’
En zo zij het –
Gelooft God!
De middelen
Wat helpt is een wonder,
een zintuig is ook een gunst
wat helpt is een tatoeage:
‘liefde is de som van gemis’
wat helpt is de zin van een peer
die openscheurt in de pluk
wat helpt is een dwars kind,
het verandert, het begint
wat helpt is de gift van een vriend,
hij likt zijn schitterende hand
wat helpt is een buigende koning,
hij lekt een traan op zijn land.
Anne Vegter (Delfzijl, 31 december 1958)
De Nederlandse dichter en schrijver Arjen Duinker werd geboren in Delft op 31 december 1956. Zie ook alle tags voor Arjen Duinker op dit blog.
Sailor’s home
De roep van de golven rood.
Een bloem glijdt door een glooiing
En geeft haar parfum aan een steilte
Die vrij in de lucht zwijgt.
De trots van de golven zwart.
De ogen roven het onverwachte
Dat de striemen op de huid
Met blaadjes kalmeert.
Snoepgoed
Mijn liefde voor apen
Heeft weinig to maken met een achternaam
Soorten zijn onbelangrijk
Details doen er niet toe
Leven en dood smaken als dropjes
Ik ben noch familieziek noch verzot op bomen
Ik geef de voorkeur aan kale kades
Die de verte laten zien.
Delft is het centrum van de wereld
Ga ik de hoek van de Choorstraat om
Kom ik die kapper tegen die zijn zaak met pokeren verloor
Ga je de hoek van de Peperstraat om
Kom je die uitvinder tegen die met een been in de sloot stond
Loop ik op de Oude Langendijk
Zie ik die fietsenmaker die zijn hond een verkeerd commando gaf
Loop je op Dertienhuizen
Zie je die tuinman die op de markt een tros bananen stal
Delft is het centrum van de wereld
En toevallig wonen wij daar.
Arjen Duinker (Delft, 31 december 1956)
De Amerikaans-Dominicaans schrijver Junot Díaz werd geboren in Santo Domingo op 31 december 1968. Zie ook alle tags voor Junot Diaz op dit blog.
Uit: The Brief Wondrous Life of Oscar Wao
“Mami, stop it, his sister cried, stop it!
She threw him to the floor. Dale un galletazo, she panted, then see if the little puta respects you.
If he’d been a different nigger he might have considered the galletazo. It wasn’t just that he didn’t have no kind of father to show him the masculine ropes, he simply lacked all aggressive and martial tendencies. (Unlike his sister, who fought boys and packs of morena girls who hated her thin nose and straightish hair.) Oscar had like a zero combat rating; even Olga and her toothpick arms could have stomped him silly. Aggression and intimidation out of the question. So he thought it over. Didn’t take him long to decide. After all, Maritza was beautiful and Olga was not; Olga sometimes smelled like pee and Maritza did not. Maritza was allowed over their house and Olga was not. (A puertorican over here? his mother scoffed. Jamás!) His logic as close to the yes/no math of insects as a nigger could get. He broke up with Olga the following day on the playground, Maritza at his side, and how Olga had cried! Shaking like a rag in her hand-me-downs and in the shoes that were four sizes too big! Snots pouring out her nose and everything!
In later years, after he and Olga had both turned into overweight freaks, Oscar could not resist feeling the occasional flash of guilt when he saw Olga loping across a street or staring blankly out near the New York bus stop, couldn’t stop himself from wondering how much his cold-as-balls breakup had contributed to her present fucked-upness. (Breaking up with her, he would remember, hadn’t felt like anything; even when she started crying, he hadn’t been moved. He’d said, No be a baby.) What had hurt, however, was when Maritza dumped him. Monday after he’d fed Olga to the dogs he arrived at the bus stop with his beloved Planet of the Apes lunch box only to discover beautiful Maritza holding hands with butt-ugly Nelson Pardo. Nelson Pardo who looked like Chaka from Land of the Lost! Nelson Pardo who was so stupid he thought the moon was a stain that God had forgotten to clean. (He’ll get to it soon, he assured his whole class.) Nelson Pardo who would become the neighborhood B&E expert before joining the Marines and losing eight toes in the First Gulf War. At first Oscar thought it a mistake; the sun was in his eyes, he’d not slept enough the night before. He stood next to them and admired his lunch box, how realistic and diabolical Dr. Zaius looked. But Maritza wouldn’t even smile at him! Pretended he wasn’t there.”
Junot Díaz (Santo Domingo, 31 december 1968)
De Duitse dichter schrijver Bastian Böttcher werd op 31 december 1974 in Bremen geboren. Zie ook alle tags voor Bastian Bötcher op dit blog.
Schnappschüsse
(zum Andenken an H. A.)
Nimm diesen Fotoapparat
Nimm diese Kamera
Schau wie der Spiegel sein Reflex-Spiel treibt
mit Brennweite, Blende und zweiunddreißig Gigabyte
Für die vorübergehende Schönheit, die anhaltende Zeit
sie passiert dir, sie passiert dich
im Vorbeigehen ein Blitzen, das bleibt
So erscheint sie dir und so erscheint sie allen
im Begriff zu strahlen, gleich ihr verfallen
Finde Motive, mach Fotos
Drücke den Auslöser
für die Fortfolge von hell aufbrennenden
keine Sekunde dauernden
jede Hundertstel beginnenden und endenden Momenten
Knips das
Sonne-steht-im-Gegenlichtadrette-
Silhouette-stichtaus-
Massen-in-der-Bahn-zur
Morgen-Frühschicht-hervor-Jetzt
Knips das
Matt-im-Schatten-schlafen-legen
satt-und-schlapp-die-Trägheit-pflegen
rasten-und-die-Lider-zufalln
lassen-unterm-Baum-Jetzt
Knips
Beim-Blick-aus-Flugzeugfensterglänzt-
der-Flügel-Fliegerschattenauf-
den-Wolken-und-nkreisrunder-
Regenbogen-drum-Jetzt
Fokussier die Fortfolge von hell aufbrennenden
keine Sekunde dauernden
jede Hundertstel beginnenden und endenden Momenten
Und so viel du auch knipst
es bleiben Pixel gebannt auf Chips
Und die vorübergehende Schönheit, die anhaltende Zeit
sie passiert dir, sie passiert dich
im Vorbeigehen ein Blitzen, das bleibt
So erscheint sie dir und so erscheint sie allen
im Begriff zu strahlen, gleich ihr verfallen
Bastian Böttcher (Bremen, 31 december 1974)
De Nederlandse schrijver, dichter, publicist, rechtsgeleerde Jacob Israël de Haan werd geboren in Smilde op 31 december 1881. Zie ook alle tags voor Jacob Israël de Haan op dit blog.
Zaterdagavond
Avond; aan de bleke blauwe lucht, zie
Hoe ’t bloeisel van de sterren stil ontspruit,
Ach: nu vieren vromen de Sabbath uit
Met wijn en wierook, licht en melodie.
Mijn Vader schenkt de wijn over de randen
Van zijn beker, teken van overvloed;
Hij ruikt de specerijen scherp en zoet,
En zegent het licht met geheven handen.
Dit is zijn bede: ‘Die ’t onheilig scheidt
Van ’t heilig hoede ons in zijn veiligheid,
Vermere ons als sterren in ’t nachtgetijde.’
Vader, Vader, hoe fel heb ik geleden
Sinds ik uw zegen schond en uwe beden
En ’t heilig niet van ’t heilloos onderscheidde.
De stille nacht
De nacht is stil. Zo wijd als mijn oog ziet
Hangt aan de lucht nu geen bloeiende schijn
Van een Stad. Oovral rust. De sterren zijn
Rondom de maan roerloos. Zij tinklen niet.
Dit is de vrede, die ik zocht. Nooit vond
Ik vrede in u. En nu haat ik u, Stad,
Teedre stad, wrede stad. Ik haat de schat
Van al uw lust, die harten drijft en wondt.
Oceaan, Oceaan, vóór ons duinhuis
Vallen uw golven uit met licht gedruis.
Zonder schuim, zonder wind, want het is zomer.
Ik, die de Stad ziek ontweek, hoor uw Zang
Eindloze Zee, de stille vóórnacht lang
En ‘k ben gelukkig. Mijn lied herleeft schoner.
Specerijen-bazar
Dromend gaan door de specerijenstraatjes.
De huisjes zijn van zoete geur doorstoofd.
Het wolkt uit dozen, balen, kast en laadjes
Ene bedwelming om mijn zalig hoofd.
Jacob Israël de Haan (31 december 1881 – 30 juni 1924)
De Vlaamse dichter, advocaat en rechter August van Cauwelaert werd geboren in Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek op 31 december 1885. Zie ook alle tags voor August van Cauwelaert op dit blog.
Van een jongetje
Hij sloeg zijne armen op en sloot
Zijne ogen op het licht der dagen.
Wie zal zijne arme moeder dragen
De droeve mare van zijn dood?
Zijn moederken was oud en stram
En moe van arbeid en van jaren;
Ze leerde ’t leed: in pijn te baren
Kroost dat de dood weer spade ontnam.
Dan zag ze ’t hoofd van ’t huisgezin
Een morgen van de drempel dragen.
Toen stapte een rei van donkre dagen,
Vertwijfling, schaamte en armoede in.
Maar op een nacht raasde angstgeluid,
En dwaas rumoer van volk dat rende;
Toen trad, naar ’t gruwbare onbekende,
Haar jongste kind haar woning uit.
Veel zorg en ziekte en zwart verdriet
Was al wat de oude geest nog heugde:
Hij was de laatste schaamle vreugde
Die ’t leven in haar handen liet.
Eén hoop doorlichtte nog haar rouw;
Nog sterkte één doel haar wankler schreden:
De wil, na wat ze had doorleden,
Dat ze eens haar jongen weerzien wou.
Ach, beter neeg ze ’t hoofd en sloot
Hare ogen op het licht der dagen;
Want wie zal de arme moeder dragen
De droeve mare van zijn dood.
August van Cauwelaert (31 december 1885 – 4 juli 1945)
De Duitse dichteres en schrijfster Paula Dehmel werd geboren op 31 december 1862 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Paula Dehmel op dit blog.
Das Königskind
Wer tanzt mit mir?
Wer spielt mit mir?
Ich bin so sehr allein.
Kam da der gelbe Sonnenstrahl:
Ich tanze Tippel – Huschemal,
Willst du meine Tänzerin sein?
Wer tanzt mit mir?
Wer spielt mit mir?
Der Sonnenstrahl ist zu fein;
Kam da der wilde Pustewind:
Heideih! ich spiele Wegefind,
Lauf doch! fang mich ein!
Wer tanzt mit mir?
Wer spielt mit mir?
Der Wind macht mein Krönchen entzwei.
Kam da unser brauner Junge an,
Macht ′nen Diener wie ′n Edelmann:
Prinzeß, ich bin so frei!
Widmung
Klänge wachsen auf den Wegen,
Im Gebüsch, im jungen Grün:
Alle meine Melodien
Möchte ich mit leisem Segen
Abends auf dein Kissen legen.
Wilde Blumen, seltne Früchte:
Was der reife Sommer bringt,
Möcht′ ich in dein Zimmer tragen;
Sollst mir keine Antwort sagen.
Still! – der Traum versinkt – verklingt.
Paula Dehmel (31 december 1862 – 9 juli 1918)
Cover
Zie voor nog meer schrijvers van de 31e december ook mijn vorige twee blogs van vandaag.