Jacqueline Zirkzee, Thomas Frahm

De Nederlandse schrijfster Jacqueline Zirkzee werd geboren in Leiden op 30 juni 1960. Zie ook alle tags voor Jacqueline Zirkzee op dit blog.

Uit: De eerste priesteres roman

“Inanna keek uit over het lui voorbijglijdende Serpent, haar armen om haar knieën geslagen. Vloeibaar, verblindend licht vonkte vanaf het donkere water van de rivier. De rimpelingen tegen de oever voerden drijfhout en dode planten mee, dat zich deinend verzamelde tussen het hoge riet. Verderop was een flauwe bocht waar de golvende stroming grillige kringen maakte, die zich openden en weer kronkelend in zichzelf sloten. Dat was de plaats waar alle ouders hun kinderen voor waarschuwden, een plek waar ze aan hun voeten zouden worden meegesleurd de diepte in, om nooit meer teruggevonden te worden. Opzij van haar ritselde iets. Inanna rechtte haar rug en greep de korte speer naast zich, al wist ze dat het hooguit een vogel kon zijn. Toen ze haar hoofd opzij draaide, keek het bleke, felle oog van een reiger haar aan. De staart van een vis bengelde krachtig zwiepend uit zijn snavel. De vogel spreidde zijn vleugels en steeg met een loom klapwieken op. De lucht om haar heen was gevuld met geluid. De zoemende bijen tussen het bloeiende pluimgras en de druk kwakende kikkers in het riet werden begeleid door een achtergrondkoor van krekels en sprinkhanen. De vogels in de bomen en aan de waterkant lieten hoge noten horen, gekwetter en geschreeuw. Boven alles uit klonk het ruisen van de rivier. De waterkant was hier te steil voor de krokodillen. Ver weg, aan de overzijde van de weidse watervlakte, lag er een te zonnebaden in de modder, bewegingloos en ongevaarlijk als een aangespoelde boomstam. Inanna liet zich bevangen door de warmte en haar wang zakte op haar knieën.
Ze dacht dat ze droomde toen ze de stemmen hoorde. Iemand riep haar naam. Even was ze gelukkig, zwevend tussen slapen en waken. Ze zou een boodschap te horen krijgen, iets meemaken wat ze thuis kon vertellen, iets wat zou bewijzen dat ze een echte ziener was. Het was Eridu’s stem, brabbelend en snikkend, onverstaanbaar in zijn paniek Mas stond achter Inanna’s tweelingbroer bij de onheilsplek in de bocht. De grote jongen had Eridu’s magere bovenarmen omklemd en hield hem boven het water. Inanna’s benen waren onvast en prikten van het lange stilzitten. Ze struikelde naar hen toe, bleef toen halverwege staan uit angst dat ze alle drie in het water zouden vallen.”

 

Jacqueline Zirkzee (Leiden, 30 juni 1960)

 

De Duitse dichter, schrijver, uitgever en vertaler Thomas Frahm werd geboren op 29 juni 1961 in Homberg. Zie ook alle tags voor Thomas Frahm op dit blog.

 

Autobiografie

Het boek dat mijn leven tot nu toe voor mij schreef,
zullen kinderen jullie navertellen die ik bij het
spelen bij mij liet zijn, zoals ze waren. Elk
held van een ogenblik, van een verhaal,
waarin het zich verwondert en rent en babbelt,
om te spelen de straat opgaat,
vecht, kattenkwaad uithaalt,
soms aardig is, soms gemeen…

Mijn leven was in goede handen, harten, voeten,
die allemaal niets van elkaar wisten.

De moeders die mij aardig vonden
maar als ‘relatie’ een serieuzer iemand nodig hadden,
schudden ontroerd maar berispend hun hoofd.

Of het zal verschijnen, mijn boek?
Waarom? Ontmoet slechts de kinderen:
vraag hen ernaar.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Thomas Frahm (Homberg, 29 juni 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e mei ook mijn blog van 30 juni 2023 en ook mijn blog van 30 juni 2020 en eveneens mijn blog van 30 juni 2019 en ook mijn blog van 10 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Czeslaw Milosz, Juli Zeh, Yaseen Anwer, José Emilio Pacheco, Assia Djebar, Jacqueline Zirkzee, Hendrik Jan Schimmel, Georges Duhamel, Thomas Lovell Beddoes

De Poolse dichter, schrijver en Nobelprijswinnaar Czesław Miłosz werd geboren in Šeteniai op 30 juni 1911. Zie ook alle tags voor Czeslaw Milosz op dit blog.

 

Account

The history of my stupidity would fill many volumes.

Some would be devoted to acting against consciousness,
Like the flight of a moth which, had it known,
Would have tended nevertheless toward the candle’s flame.

Others would deal with ways to silence anxiety,
The little whisper which, though it is a warning, is ignored.

I would deal separately with satisfaction and pride,
The time when I was among their adherents
Who strut victoriously, unsuspecting.

But all of them would have one subject, desire,
If only my own—but no, not at all; alas,
I was driven because I wanted to be like others.
I was afraid of what was wild and indecent in me.

The history of my stupidity will not be written.
For one thing, it’s late. And the truth is laborious.

 

Vertaald door Czeslaw Milosz en Robert Pinsky

 

Late Ripeness

Not soon, as late as the approach of my ninetieth year,
I felt a door opening in me and I entered
the clarity of early morning.

One after another my former lives were departing,
like ships, together with their sorrow.

And the countries, cities, gardens, the bays of seas
assigned to my brush came closer,
ready now to be described better than they were before.

I was not separated from people,
grief and pity joined us.
We forget—I kept saying—that we are all children of the King.

For where we come from there is no division
into Yes and No, into is, was, and will be.

We were miserable, we used no more than a hundredth part
of the gift we received for our long journey.

Moments from yesterday and from centuries ago—
a sword blow, the painting of eyelashes before a mirror
of polished metal, a lethal musket shot, a caravel
staving its hull against a reef—they dwell in us,
waiting for a fulfillment.

I knew, always, that I would be a worker in the vineyard,
as are all men and women living at the same time,
whether they are aware of it or not.

 

Vertaald door Robert Hass en Czeslaw Milosz

 

 
Czeslaw Milosz (30 juni 1911 – 14 augustus 2004)
Cover

 

De Duitse schrijfster Juli Zeh werd geboren in Bonn op 30 juni 1974. Zie ook alle tags voor Juli Zeh op dit blog.

Uit: Corpus Delicti

„Unter dem besonders lang gezogenen Flachdach des Amtsgerichts geht Justitia ihren Routinegeschäften nach. Die Luft im Raum 20/09, in dem die Güteverhandlungen zu den Buchstaben F bis H stattfinden, ist auf exakt 19,5 Grad klimatisiert, weil der Mensch bei dieser Temperatur am besten denken kann. Sophie kommt niemals ohne ihre Strickjacke zur Arbeit, die sie bei Strafgerichtsverhandlungen sogar unter der Robe trägt. Rechts von ihr liegt ein Aktenstapel, den sie bereits erledigt hat; linker Hand verbleibt ein kleinerer Haufen, den es noch zu bearbeiten gilt. Ihr blondes Haar hat die Richterin zu einem hochsitzenden Pferdeschwanz gebunden, mit dem sie immer noch aussieht wie jene eifrige Studentin in den Hörsälen der juristischen Fakultät, die sie einmal gewesen ist. Sie kaut auf dem Bleistift, während sie auf die Projektionswand schaut. Als sie den Augen des öffentlichen Interessenvertreters begegnet, nimmt sie den Stift aus dem Mund. Sie hat mit Bell zusammen studiert, und er konnte schon vor acht Jahren in der Mensa nervtötende Vorträge über Rachenrauminfektionen halten, die durch den oralen Kontakt mit verkeimten Fremdkörpern verursacht werden. Als ob es in irgendeinem öffentlichen Raum im Land Keime gäbe!
Bell sitzt ihr in einiger Entfernung gegenüber und nimmt mit seinen Unterlagen einen Großteil der Tischplatte ein, während sich der Vertreter des privaten Interesses an die kurze Seite des gemeinsamen Pults zurückgezogen hat. Um die allgemeine Übereinstimmung zu unterstreichen, teilen sich das öffentliche und das private Interesse einen Tisch, was für beide Unterhändler ziemlich unbequem, aber nichtsdestoweniger eine schöne Rechtstradition ist. Wenn Bell den rechten Zeigefinger hebt, wechselt die Projektion an der Wand. Momentan zeigt sie das Bild eines jungen Mannes. »Bagatelldelikt«, sagt Sophie. »Oder gibt’s Vorbelastungen? Vorstrafen?«
»Keine«, beeilt sich der Vertreter des privaten Interesses zu versichern. Rosentreter ist ein netter Junge. Wenn er in Verlegenheit gerät, fährt er sich mit einer Hand in die Frisur und versucht anschließend, die ausgerissenen Haare möglichst unauffällig zu Boden schweben zu lassen.
»Also einmaliges Überschreiten der Blutwerte im Bereich Koffein«, sagt Sophie. »Schriftliche Verwarnung, und das war’s. Einverstanden?«

 


Juli Zeh (Bonn, 30 juni 1974)

 

De Indiase dichter Yaseen Anwer werd geboren op 30 juni 1989 in Patna. Zie ook alle tags voor Yaseen Anwer op dit blog.

 

Poor boy

Poor boy
Rolling,
Crawling,
Searching..
For a piece of bread
Crying,
Struggling,
Fighting…
With hunger.
Somehow,
Somewhat,
Somewhere…
I feel even I am responsible
How?
Why?
Where?
I don’t know.

 

 
Yaseen Anwer (Patna, 30 juni 1989)

 

De Mexicaanse schrijver, dichter, essayist en vertaler José Emilio Pacheco werd geboren in Mexico City op 30 juni 1939. Zie ook alle tags voor José Emilio Pacheco op dit blog.

 

The Octopus

Dark god of the deep,
fern, toadstool, hyacinth,
among stones unseen,
there in the abyss,
where at dawn, against the sun’s fire,
night falls to the sea floor and the octopus sips
a dark ink with the suckers of its tentacles.

What nocturnal beauty its splendor if sailing
in the salty half-light of the mother waters,
to it sweet and crystalline.
Yet on the beach overrun by plastic trash
this fleshy jewel of viscous vertigo
looks like a monster. And they’re
/ clubbing / the defenseless castaway to death.

Someone’s hurled a harpoon and the octopus breathes in death
through the wound, a second suffocation.
No blood flows from its lips: night gushes
and the sea mourns and the earth fades away
so very slowly while the octopus dies.

 

Crickets

(A Defense and Illustration of Poetry)

I retake an allusion by crickets:
their murmur is hopeless,
the chattering of their elytra
is of no use whatsoever.
Yet if not for the cryptic signal
they broadcast to one another
(for crickets) night would
not be night.

 

Vertaald door Katherine M. Hedeen

 

 
José Emilio Pacheco (30 juni 1939 – 26 januari 2014)
Bij een signeersessie in Madrid in 2010

 

De Algerijnse schrijfster Assia Djebar (eig.Fatima-Zohra Imalayen) werd geboren op 30 juni 1936 in Cherchell, een kleine kustplaats in de buurt van AlgiersZie ook alle tags voor Assia Djebar op dit blog.

Uit: La soif

« J’étais une enfant gâtée — pas seulement par mon père, mais aussi par la chance ; je l’avais toujours su. Il me suffisait d’avoir un désir secret, même vague, pour qu’aussitôt les circonstances vinssent à mon secours.
Ce fut donc sans surprise que je tombai, ce jour-là, sur Hassein. Je revenais du bain, pieds nus, les cheveux mouillés, quand une voiture freina près de moi. Joyeusement, je souris à Hassein; je le retrouvais toujours avec plaisir. Quelques minutes après, nous étions attablés à la terrasse d’un café, devant la mer.
(…)

“Nos voisins, je les avais souvent entendus ces derniers temps quand, selon mon habitude, j’allais m’étendre à l’ombre trop rare des quelques arbres vite brûlés par l’été. Tout près des roseaux, j’avais mon coin préféré : sous un vieux citronnier qui, autrefois, m’avait prêté ses branches noueuses pour mes balançoires d’enfant, et dont il ne restait plus maintenant qu’un tronc coupé, raide comme une jambe d’infirme. Enroulée autour de l’arbre, je somnolais là, pendant des heures, soupirant après un peu de souffle frais. J’avais la gorge sèche, je me sentais bien, si bien dans cette torpeur ! J’en gémissais de plaisir. Souvent des rires, des éclats de voix, derrière la haie, m’avaient fait sursauter ; jusque-là, je n’y avais pas prêté attention, bien que la voix d’homme claire me plût. Mais, la veille, je m’étais étonnée d’entendre l’homme s’exclamer en arabe, un arabe guttural, comme le parlent les gens du Sud. Ma surprise était légitime ; sur cette plage à la mode, fréquentée en majorité par des familles de colons et quelquefois de fonctionnaires, tous, en tout cas, européens, nous étions les seuls estivants musulmans. D’ailleurs, mon teint de blonde et mon allure émancipée trompaient la plupart; et ceux qui me connaissaient n’oubliaient pas de rappeler ma mère française, morte, il est vrai, à ma naissance, mais mon père m’avait élevée, comme ils disaient, « à l’européenne ». J’avais beau les ignorer, j’étais une des leurs. Je le savais, et mon beau-frère aussi, lui qui jetait un regard oblique sur mes pantalons, qui devinait dans le noir le feu rouge de mes cigarettes.”

 


Assia Djebar (30 juni 1936 – 6 februari 2015)

 

De Nederlandse schrijfster Jacqueline Zirkzee werd geboren in Leiden op 30 juni 1960. Zie ook alle tags voor Jacqueline Zirkzee op dit blog.

Uit: Reimer

“De meester-chirurgijn was niet bijzonder geliefd, maar hun ontzag voor zijn kunde grensde aan het bijgelovige. Het deed er niet toe dat de chirurgijn een azijnpisser was die nauwelijks een woord zei terwijl zijn assistent het gezicht van een engel had: iedereen kende het spectaculaire verhaal van Klaas Kluns, die met de chirurgijn had gevaren toen deze nog ondermeester was. Tot tweemaal toe had hij zijn leven gered. Het spreekwoord zei dat er drie soorten chirurgijns waren: meesters die genazen met gebeden, meesters die genazen met vloeken en meesters die genazen met het slagersmes. Op dit schip hadden ze een exemplaar van de zeldzame vierde soort aan boord: een meester die zijn patiënten daadwerkelijk uit de klauwen van de dood wist te ontfutselen.
De leerling wachtte die avond vergeefs op patiënten bij de grote mast. De manschappen zouden wachten tot de meester weer bij kennis was gekomen en zelf hun kwalen en kwetsuren kon behandelen. Dat wil zeggen, áls hij nog bijkwam, wat in de ogen van de bemanning een godswonder zou mogen heten nu hij aan de twijfelachtige zorgen van zijn leerling was overgeleverd.
In de stapelkooien benedendeks zouden ’s avonds laat de tongen loskomen. De vreemde gebeurtenis zou van alle mogelijke kanten worden belicht en besproken. Niemand zou het antwoord kunnen geven op de vraag die hen allen bezighield: hoe had de chirurgijn overboord kunnen vallen? Een van de mannen zou na verloop van tijd opmerken dat dit wellicht niet de juiste vraag was. Moest die niet luiden: waarom was de chirurgijn overboord gesprongen? Waarna een ander zou opperen dat hij ook geduwd kon zijn. Maar door wie? En waarom? Al deze vragen zouden onbeantwoord blijven, want er was niemand die had gezien wat er was gebeurd in de seconden voordat hij te water raakte.”

 


Jacqueline Zirkzee (Leiden, 30 juni 1960)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Hendrik Jan Schimmel werd geboren in ’s-Graveland op 30 juni 1823. Zie ook alle tags voor Hendrik Jan Schimmel op dit blog.

 

Kent gij ’t land zo rijk gezegend

Kent gij ’t land zo rijk gezegend,
Kent gij ’t weergevonden Eden?
Mensen zonder vijgenblâren
Wandlen daar naar de oudste zeden.

Vroeger was ’t een warlig Babel
Door het onding: Revolutie,
Ieder school er, ieder huisde er
In ’t gebouw der Constitutie!

Ieder mat en ieder paste,
Ieder woog en ieder stutte,
Schudde zelfs d’Aartsvader wakker,
Als hij op zijn vouwstoel dutte;

Dorst hem in zijn soep beknibblen,
Zich het bitse woord vermeten:
‘Gij zit stil, terwijl wij werken,
En wie zit moet niet veel eten.’

Maar de Aartsvader ‘bij Gods gratie’
Sloeg zijn knuppel toen aan stukken,
En begon van desperatie
Haar en baard zich uit te plukken.

O gij krom, verdraaid geslachte,
Die wilt werken, die wilt delven,
Die wilt wroeten, die wilt bouwen,
Niet voor mij, maar voor u zelven!

Broedsels van de revolutie,
Waar ‘k van ijze, grijze en gruwe!
Al het uwe is wel het mijne,
Maar het mijne is niet het uwe.

Ik wil soep, zo veel ik luste!
Hoor uws vaders resolutie:
Hij wil dutten, gij zult werken,
En hij sloopt uw Constitutie.

Sinds die ure was er ruste;
Slechts één stem werd meer vernomen,
En die stem verkondde in ’t ronde:
‘’t Eden is teruggekomen.’

Maar in ’t hart der meeste kindren
Klonk het heimlijk: ‘Och eilacie!
Strafloos is het beurzensnijden
En de meineed “bij Gods gratie!”

 

 
Hendrik Jan Schimmel (30 juni 1823 – 14 november 1906)

 

De Franse dichter, romanschrijver en essayist Georges Duhamel werd geboren op 30 juni 1884 in Parijs. Zie ook alle tags voor Georges Duhamel op dit blog.

Uit: Le jardin des bêtes sauvages

« Connais-tu Severini ? Non. Tant pis et même tant mieux. C’était un ami de ma mère. Nous sommes fâchés maintenant. Un homme de génie, Laurent. Un chimiste. Il a découvert deux ou trois corps qu’on ne connaissait pas avant lui. Il a chambardé toutes les industries, inventé des engrais, des procédés pour conserver la viande, pour fabriquer le pain, et même pour soigner le cancer. Enfin, des merveilles ! Un bienfaiteur de l’humanité, quoi ! Eh bien, Laurent, figure-toi que Severini martyrisait ses gosses. Il a divorcé trois fois. Il débauche toutes ses bonnes. Il a quatre ou cinq enfants naturels. Il est avare. Enfin, odieux. Ma mère le déteste. D’ailleurs on s’est fâché.
(…)

Je t’ouvre la porte du temple et tu es encore assez godiche pour demander ce que la musique veut dire ! Et que veut-elle dire, monsieur le nigaud ? Des bêtises, peut-être ? « L’instant où nous naissons est un pas vers la mort. » On m’a fait apprendre tout ça dans vos écoles. Ou des choses fameuses pour jeunes personnes sentimentales… « L’homme est un dieu tombé qui se souvient des cieux. » Pas possible ! Mais, Laurent, Laurent, quand elle te donne, ta mère, tes petits pois ou du pain blanc, est-ce pour te dire que l’homme est un dieu tombé ? Non, Laurent, non, c’est pour te nourrir pour faire la chair de ton corps et de ton âme.
(…)

Toi, Laurent, tu es ce qu’on appelle un garçon sentimental. Je n’y vois pas d’inconvénient. C’est ta qualité comme ça. Mais je te répète qu’à ton âge, j’avais tout vu, tout compris. Tu fais du latin, du grec. Tu dis que ça développe la faculté d’analyse. C’est possible, c’est bien possible. N’empêche que tu n’est pas observateur. Mme Hemmer ! Tu ne savais pas Mme Hemmer ? Une histoire qui crevait les yeux. Ca prouve que tu n’est pas observateur. Tu veux devenir un savant. Ce n’est pas plus bête qu’autre chose. N’empêche que tu devrais commencer par comprendre ce qui se passe autour de toi.”

 

 
Georges Duhamel (30 juni 1884 – 13 april 1966)
Paris, place de Clichy door Mosè Bianchi, 1884

 

De Engelse dichter Thomas Lovell Beddoes werd geboren op 30 juni 1803 in Clifton. Zie ook alle tags voor Thomas Lovell Beddoes op dit blog.

 

Song On The Water

As mad sexton’s bell, tolling
For earth’s loveliest daughter
Night’s dumbness breaks rolling
Ghostily:
So our boat breaks the water
Witchingly.

As her look the dream troubles
Of her tearful-eyed lover,
So our sails in the bubbles
Ghostily
Are mirrored, and hover
Moonily.

 

Song From The Ship

To sea, to sea! The calm is o’er;
The wanton water leaps in sport,
And rattles down the pebbly shore;
The dolphin wheels, the sea-cows snort,
And unseen Mermaids’ pearly song
Comes bubbling up, the weeds among.
Fling broad the sail, dip deep the oar:
To sea, to sea! the calm is o’er.

To sea, to sea! our wide-winged bark
Shall billowy cleave its sunny way,
And with its shadow, fleet and dark,
Break the caved Tritons’ azure day,
Like mighty eagle soaring light
O’er antelopes on Alpine height.
The anchor heaves, the ship swings free,
The sails swell full. To sea, to sea!

 

 
Thomas Lovell Beddoes (30 juni 1803 – 26 januari 1849)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e juni ook mijn blog van 30 juni 2014 en eveneens mijn blog van 30 juni 2013 deel 1 en eveneens deel 2.

Czeslaw Milosz, Juli Zeh, Yaseen Anwer, José Emilio Pacheco, Assia Djebar, Jacqueline Zirkzee, Hendrik Jan Schimmel, Georges Duhamel, Thomas Lovell Beddoes

De Poolse dichter, schrijver en Nobelprijswinnaar Czesław Miłosz werd geboren in Šeteniai op 30 juni 1911. Zie ook alle tags voor Czeslaw Milosz op dit blog.

 

Campo dei Fiori

Op Campo dei Fiori in Rome
manden met olijven, citroenen,
stenen die bespat zijn met wijn,
en met restjes van bloemen.
Door kooplui op tafels gestort
het roze fruit van de zee,
donkere trossen van druiven
vallend op het perzikdons.
Hier, juist op dit plein, werd ooit
Giordano Bruno verbrand.
De beul stak de brandstapel aan,
door het nieuwsgierige plebs omringd.
Maar de vlam was amper gedoofd,
of de taveernen zaten al vol.
Op de hoofden van de kooplui
manden met olijven, citroenen.
Ik dacht aan Campo dei Fiori
bij de zweefmolen in Warszawa,
op een zachte voorjaarsavond,
terwijl vrolijke muziek weerklonk.
De melodie overstemde
de salvo’s in het getto vlakbij,
en in de zachte voorjaarslucht
stegen de paren steeds hoger.
Uit brandende huizen joeg
de wind zwarte vliegers naar ons
en zij die zweefden en draaiden
vingen de flarden op in de lucht.
Die wind van brandende huizen
woei de meisjesjurken omhoog.
En de mensen lachten erom,
die mooie zondag in Warszawa.
Voor de een kan de moraal zijn
dat het volk van Warszawa en Rome
slechts handelt en vrijt, zich vermaakt,
en brandstapels, martelaars mijdt.
Een ander concludeert wellicht
dat al wat menselijk is vergaat,
en de vergetelheid begint
nog voor de vlammen zijn gedoofd.
Ik moest toen echter denken
aan de eenzaamheid van stervenden,
aan Giordano die de treden
van het schavot beklom
en in de taal van de mensen
geen woorden kon vinden, niet één,
om afscheid te nemen van hen,
afscheid van die mensheid die bleef.
Zij zaten weer aan de wijn
en verkochten hun zeesterren,
droegen in het vrolijk rumoer
manden met olijven, citroenen.
En hij was al heel ver van hen,
er leken eeuwen verstreken,
al hadden ze maar even gewacht
terwijl hij wegvloog in vlammen.
Ook deze eenzaam stervenden,
door de wereld al vergeten,
begrijpen onze taal niet meer,
als stamt ze van een oude ster.
— Tot alles een legende is
en op een nieuwe Campo dei Fiori
na jaren een dichters woord
het oproer laat ontbranden.

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

 
Czeslaw Milosz (30 juni 1911 – 14 augustus 2004)

Lees verder “Czeslaw Milosz, Juli Zeh, Yaseen Anwer, José Emilio Pacheco, Assia Djebar, Jacqueline Zirkzee, Hendrik Jan Schimmel, Georges Duhamel, Thomas Lovell Beddoes”

Czeslaw Milosz, Yaseen Anwer, José Emilio Pacheco, Juli Zeh, Assia Djebar, Jacqueline Zirkzee, Hendrik Jan Schimmel

De Poolse dichter, schrijver en Nobelprijswinnaar Czesław Miłosz werd geboren in Šeteniai op 30 juni 1911. Zie ook alle tags voor Czeslaw Milosz op dit blog.

 

Avond

Voor maansopgang is er een moment van lage wolken,
volmaakt onbeweeglijk op de lijn van de zee:
abrikoosachtig doorschijnend met een scherpe krans van as
verdonkert, dooft en koelt het af tot grijzig vermiljoen.

Wie ziet dit? Hij die niet meer weet of hij bestaat.
Hij zet stappen op het strand, hij wil niet vergeten.
Vergeefs! Hij is even onherroepelijk als de wolken.
Longen, lever, seks, dat ben ik niet, is niet van mij.

Maskers, pruiken, cothurnen, kom hier bij mij!
Maak een ander van me, zet mij op een hel toneel,
zodat ik een ogenblik geloven kan dat ik besta!
O hymne, o poëem, o melopee,

zing met mijn mond, verstom je, dan ben ik verloren!
En zo zinkt hij langzaam diep de nacht in,
Oceanus. Niet langer hier gehouden
door zonsopgang of het opgaan van de maan.

 

Op mijn achtentachtigste verjaardag

Een stad wemelend van overdekte passages,
smalle pleintjes en arcaden,
terrasgewijs afdalend naar de baai.

En ik, starend naar het jonge schoon,
lichamelijk en onbestendig,
naar zijn dansende bewegen tussen oude stenen.

De kleuren van de jurken naar de zomermode,
het getik van schoentjes op de eeuwenoude tegels
verheugen mij door het ritueel van de terugkeer.

Het bezoeken van kathedralen en vestingtorens
heb ik lang geleden achter me gelaten,
Ik ben als hij die ziet, maar zelf niet voorbijgaat,
ondanks grijs haar en ouderdomskwalen een luchtgeest.

Gered, want de eeuwige en goddelijke verwondering zijn met hem.

Vertaald door Gerard Rasch

 

Au politicien

Qui es-tu l’homme — assassin ou héros
Toi, que la nuit a élevé pour l’action.
Entre tes mains le sort du vieillard et de l’enfant
Et ton visage dissimulé
Tel un golem face au monde

Réduiras-tu en cendres la ville ou la patrie ?
Attends ! Tremble dans ton coeur ! Ne t’en lave pas les mains !
Ne cède pas le verdict à l’histoire non accomplie !
À toi le glaive et à toi la balance.
Par dessus le soucis des hommes, l’espoir et la colère
Tu sauves ou tu perds
La république.

Tu es bon et parfois parmi les tiens
Tu caresses la tête claire des enfants
Mais si un million de familles te maudissent ?
Gare à toi ! Que restera-t-il de tes bonnes journées ?
Que restera-t-il de tes discours vigoureux ?
L’obscurité arrive.

Dans ta main humaine, o combien humaine,
Des villes bruyantes, et des champs, des mines et des navires.
Regarde. T a ligne de vie passera par ici.
Trois fois béni
Trois fois maudit
Souverain du bien
Ou souverain du mal.

 

Vertaald door Vladimir Krysinski

 

 
Czeslaw Milosz (30 juni 1911 – 14 augustus 2004)

Lees verder “Czeslaw Milosz, Yaseen Anwer, José Emilio Pacheco, Juli Zeh, Assia Djebar, Jacqueline Zirkzee, Hendrik Jan Schimmel”

Czeslaw Milosz, Yaseen Anwer, Juli Zeh, José Emilio Pacheco, Jacqueline Zirkzee, Assia Djebar

De Poolse dichter, schrijver en Nobelprijswinnaar Czesław Miłosz werd geboren in Šeteniai op 30 juni 1911. Zie ook alle tags voor Czeslaw Milosz op dit blog.

 

De zaal

De weg bracht mij rechtstreeks naar het heiligdom
van Notre Dame, hoewel daar geen gotiek was.
De deur in de poort gesloten. Ik koos die opzij uit,
niet van het hoofdgebouw, maar van de linkervleugel,
van helgroen koper, onderaan afbrokkelend.
Ik duwde. En toen openbaarde zich een zaal,
verbazingwekkend uitgestrekt, in een warm licht.
Grote standbeelden van vrouwen-godinnen, zittend
in gedrapeerde gewaden, verleenden de ruimte een ritme.
Mij omvatte een kleur als het binnenste van een paarsbruine bloem,
van reusachtige afmetingen. Ik liep, bevrijd
van zorgen, van gewetenswroeging, angsten.
Ik wist dat ik daar was, hoewel ik er pas heenga.
Ik werd rustig wakker, denkend dat die droom
het antwoord gaf op mijn vaak gestelde vraag:
hoe zit dat met het overschrijden van de laatste drempel?

 

Deelnemer

Wat is goed? Knoflook. Schapenbout van het spit.
Wijn drinken met uitzicht op de wiegende boten in de baai.
De sterrenhemel in augustus. Uitrusten op een bergtop.
Wat is goed? Zwembad en sauna na een reis van vele mijlen.
Vrijen en slapen in omhelzing terwijl de voeten elkaar raken.
Heldere mist in de vroegte omdat een zonnige dag aanbreekt.
In alles wat wij levenden delen ben ik ondergedompeld.
In mijn lichaam in plaats van anderen deze aarde ervarend,
zwervend, onder de onzekere contouren van kantoortorens? antikerken?
door dalen van altijd mooie, hoewel vergiftigde rivieren.

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

And Yet The Books

And yet the books will be there on the shelves, separate beings,
That appeared once, still wet
As shining chestnuts under a tree in autumn,
And, touched, coddled, began to live
In spite of fires on the horizon, castles blown up,
Tribes on the march, planets in motion.
“We are, ” they said, even as their pages
Were being torn out, or a buzzing flame
Licked away their letters. So much more durable
Than we are, whose frail warmth
Cools down with memory, disperses, perishes.
I imagine the earth when I am no more:
Nothing happens, no loss, it’s still a strange pageant,
Women’s dresses, dewy lilacs, a song in the valley.
Yet the books will be there on the shelves, well born,
Derived from people, but also from radiance, heights.

 

Czeslaw Milosz (30 juni 1911 – 14 augustus 2004)

Lees verder “Czeslaw Milosz, Yaseen Anwer, Juli Zeh, José Emilio Pacheco, Jacqueline Zirkzee, Assia Djebar”

Czeslaw Milosz, Juli Zeh, José Emilio Pacheco, Jacqueline Zirkzee, Assia Djebar

De Poolse dichter, schrijver en Nobelprijswinnaar Czesław Miłosz werd geboren in Šeteniai op 30 juni 1911. Zie ook alle tags voor Czeslaw Milosz op dit blog.

 

Wolken

Wolken, meine schrecklichen Wolken,
wie schlägt das Herz voller Leid und Trauer,
Wolken, ihr weißen und schweigsamen Wolken,
die ich am Morgen durch Tränen schaue
und weiß, daß Hochmut in mir und Begierden,
die Grausamkeit und das Korn der Verachtung
zum toten Schlaf mir das Lager flechten,
und meiner Lüge herrlichste Farben
die Wahrheit verbergen. Dann senk ich die Augen
und spüre Gewitter, die mich durchschauern,
brennende, trockene. Wie seid ihr schrecklich,
Wolken, Wächter der Welt! Laßt mich schlafen,
mag die barmherzige Nacht mich verschlingen.

 

Das

Lauf Mein freudiger Lauf durch dunkle und herbstliche Parks, Über
Wege mit raschelnden Blättern und Tannennadeln, Wenn sich die
Wiesen unter den Eichen leeren, Und bläuliche Fernseh-Augen in
Fenstern verlöschen. Solch Leichtfüßigkeit hab ich nie wirklich
besessen, Höchstens als Junge, achtjährig, zeitig am Morgen, Über
die Erde fliegend, trunken von Licht, Gab es kein Halten im luftigen
Lauf. Doch feindlich begrüßen mich Wachsein und Wirklichkeit. Ich
schleppe mich langsam, asthmatisch, gestützt auf den Stock. Nur die
Nacht nimmt mich mit auf lange Reisen, Wo die Welt wie zuvor
wieder neu und schön. Am Bach Das Rauschen kristallklaren
Wassers zwischen den Steinen im Hochwald, tief in der Schlucht.
Am Ufer das Leuchten der Farne im Sonnenlicht, unfaßbar die
Formenvielfalt der Blätter: wie Lanzen, wie Schwerter, wie Herzen,
wie Schaufeln, wie Zungen, wie Federn, gekerbt und gezähnt,
gezackt und gesägt – wer nennt es beim Namen? Und dann erst die
Blüten! Weißliche Rispen, tiefblaue Kelche, hellgelbe Sterne,
Röschen und Dolden. Ich sitze, betrachte das Treiben der Hummeln,
den Flug der Libellen, den plötzlichen Start eines Fliegenschnäppers
und den eiligen, blauschwarzen Käfer im Dickicht der Halme. Und
mir ist, als hört’ ich die Worte des Demiurgen: »Entweder Felsen,
stumm, wie am ersten Tage der Schöpfung, oder das Leben, bedingt
durch den Tod, und damit die Schönheit, die dich berauscht.«

 

Vertaald door Doreen Daume

 

Bij het ochtendgloren

Uiteenstuivende paarden
van een voorbije eeuw.
Een reusachtige dageraad
breidt zich uit over de wereld.
Mijn fakkel verbleekt, de hemel wordt helder.
Ik sta bij een rotshol, daaronder bruist de rivier.
In de eerste glorie boven de bergen een tipje van de maan.

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

Czeslaw Milosz (30 juni 1911 – 14 augustus 2004)

Lees verder “Czeslaw Milosz, Juli Zeh, José Emilio Pacheco, Jacqueline Zirkzee, Assia Djebar”

Czeslaw Milosz, Juli Zeh, José Emilio Pacheco, Jacqueline Zirkzee, Assia Djebar, Mongo Beti, Georges Duhamel, John Gay

De Poolse dichter, schrijver en Nobelprijswinnaar Czesław Miłosz werd geboren in Šeteniai op 30 juni 1911. Zie ook alle tags voor Czeslaw Milosz op dit blog.

 

Mijnheid

‘Mijn ouders, mijn man, mijn zuster.’
Ik ontbijt in een cafetaria, luister aandachtig.
Vrouwenstemmen ritselen en vinden hun vervulling
in het ritueel dat we zo nodig hebben.
Tersluiks beschouw ik hun beweeglijke monden.
En ik geniet ervan hier op aarde de zijn,
nog een ogenblik, samen, hier op aarde,
om onze kleine mijnheid te celebreren.

 

De zin

‘Eenmaal dood zal ik de voering van de wereld zien.
De achterkant, voorbij de vogel, berg, zonsondergang,
de ware betekenis, die om ontcijfering roept.
Wat onverenigbaar was, wordt nu verenigd.
Wat buiten ons begrip viel, zal begrepen worden.’

‘Maar als de wereld nu geen voering heeft?
Als de lijster op de tak geen enkel teken is,
alleen een lijster op een tak, als de dagen en de nachten
elkaar opvolgen en zich niet bekommeren om een zin
en er op aarde niets is buiten deze aarde?’

‘Al zou het zelfs zo zijn, dan nog blijft het woord
dat, eenmaal gewekt door vergankelijke lippen,
zal rennen, rennen als een onvermoeibare koerier,
over interstellaire velden, wentelende melkwegen
en protesteren, roepen, schreeuwen.’

 

Tafel [2]

In deze auberge aan de wankele pracht van de zee
beweeg ik me als in een aquarium, bewust van mijn vergaan,
temidden van ons, zo sterfelijk dat we nauwelijks leven.
Hoewel we ook rouwen, verheugt mij deze gemeenschap
van blikken, gebaren, aanrakingen, van nu en eeuwen her.
Ik dacht dat ik de stilzetting van de tijd zou afsmeken,
maar ik leer me verzoenen, zoals anderen voor mij.
En ik voel alleen aan de dingen die hier blijven:
de messen met hoornen heft, de tinnen schotels,
het blauwe porselein, sterk hoewel breekbaar,
en, als een wachter-rots tussen
troebele golven,
glimmend gepolijst, deze zware
tafel van hout.

 

Vertaald doorGerard Rasch

 

czeslaw_milosz
Czeslaw Milosz (30 juni 1911 – 14 augustus 2004)

 

De Duitse schrijfster Juli Zeh werd geboren in Bonn op 30 juni 1974. Zie ook alle tags voor Juli Zeh op dit blog.

Uit: Spieltrieb

Nichts wies auf einen Donnerstag hin. Fern von den geregelten Abläufen der Städte, fern von Schulalltag, Morgenzeitung und Abendnachrichten verloren die Namen der Wochentage mit solcher Geschwindigkeit an Bedeutung, dass man sich fragte, ob sie ihre Bezeichnungen jemals zu Recht getragen hätten. Die Zeit sprang aus ihrem Korsett, dehnte und streckte sich nach Belieben und ließ die Annahme, man sei erst anderthalb Tage zuvor in Dahlem angereist, als dummdreisten Trick des Erinnerungsvermögens erscheinen. An gefühlter Zeit waren seit der Ankunft zwei Wochen vergangen, und Ada fing bereits an, ihr gewöhnliches Leben für unglaubwürdig zu halten. Mit etwas mehr Erfahrung hätte sie im prompten Plausibilitätsverlust der eigenen Herkunft ein zeitgemäßes Talent zum Vagabundieren erkannt. So aber hielt sie den Effekt für eine Folge des ungewohnten Alleinseins unter Menschen, das sich gegenüber dem üblichen Alleinsein ohne Menschen durch spürbar höheren Kräfteverbrauch auszeichnete.
Gegen zehn am Abend beendete Smutek die Vorbereitungen zu einer fiktiven Stadtführung durch Wien. In den verschiedenen Räumen des Hauses bereiteten Schülergruppen die Darstellung von Sehenswürdigkeiten und, Oxymoron hin oder her, von wichtigen historischen Ereignissen vor, bemalten Tapeten, probten dramatische Szenen, klebten Photos und Postkarten an die Wände. Ada hatte darum gebeten, wegen mangelnder Teamfähigkeit ein Stück Musil auswendig lernen und vortragen zu dürfen. Als Smutek die Schüler mit fröhlicher Stimme und geräumigen Handbewegungen entließ, drehte sich in ihr noch immer ein Geschwader nicht zu Ende gedachter Gedanken, so dass die Aussicht, den restlichen Abend zwischen menschlichen Kapseln unbekannten Inhalts zu verbringen, unerträglich erschien. Ungesehen gelangte sie in die Eingangshalle, schnürte die Laufschuhe zu und floh ins Freie.

 

Juli_Zeh
Juli Zeh (Bonn, 30 juni 1974)

 

 

De Nederlandse schrijfster Jacqueline Zirkzee werd geboren in Leiden op 30 juni 1960. Zie ook alle tags voor Jacqueline Zirkzee op dit blog.

 Uit: De waterkar

Ik ben een reiziger uit noodzaak, niet uit liefde. Overal ter wereld kom ik mensen tegen die mij benijden om mijn werk, dat me letterlijk overal brengt, en die verbaasd zijn dat ik hun enthousiasme niet deel. Meestal probeer ik mijn gevoelens te verbergen, want je wordt zo gauw voor blasé aangezien. Met name verre bestemmingen vertegenwoordigen voor mij voornamelijk een onaangename confrontatie met armoede, vervuiling en verspilling. Het gelukkigst ben ik wanneer mijn werkgevers mij vragen om enkele weken in Europa of de Verenigde Staten door te brengen,
maar helaas gebeurt dat niet zo vaak.
Ik ben adviseur voor een internationale investeringsmaatschappij en het is mijn opdracht om organisaties en projecten in het buitenland te bezoeken die mogelijk interessant zouden kunnen zijn voor onze maatschappij. Zo’n dertig procent van onze belangen zit in het bedrijfsleven van de zogeheten emerging markets, de opkomende economieën; wat we vroeger derdewereldlanden noemden. Dit klinkt nobeler dan het is, want uiteraard investeren wij uitsluitend in financieel gezonde en veelbelovende ondernemingen. Naar aanleiding van mijn analyse ter plaatse wordt besloten of mijn werkgever geld in een bepaald bedrijf gaat steken.
Wanneer ik op reis moet is het voornamelijk naar de meest achterlijke gebieden die zich op deze aardkloot bevinden. De aldaar aanwezige mogelijkheden om te investeren dienen zeer grondig onderzocht te worden en dat laat de directie bij voorkeur aan mij over. Vanwege mijn kritisch inzicht, zoals men beweert. Het is waar dat mijn maatstaven hoog zijn, en dat is precies de reden waarom ik au fond een afkeer van mijn werk heb. Vrijwel nergens in die regionen vind je immers een betrouwbare zakelijke onderneming, gebaseerd op voldoende kapitaal en met een hoge productiviteit. Een afspraak punctueel nakomen blijkt vaak al een hele opgave. Mijn rapporten vallen in de meeste gevallen dan ook negatief uit, en dat spijt mijzelf soms meer dan de maatschappij, lijkt het wel.”

 

Zirkzee
Jacqueline Zirkzee (Leiden, 30 juni 1960)

 

De Algerijnse schrijfster Assia Djebar (eig.Fatima-Zohra Imalayen) werd geboren op 30 juni 1936 in Cherchell, een kleine kustplaats in de buurt van AlgiersZie ook alle tags voor Assia Djebar op dit blog.

Uit: Fern von Medina (Vertaald doorHans Thill)

»Die Weigerung, mit der sie, die geliebte Tochter Mohammeds, den Nachfolgern entgegentritt, wird sie lange in sich lebendig halten, als einen Splitter, den sie mit sich trägt. Es geht um ihre Rechte als Tochter, um ihr Erbteil. Nein, hier geht es nicht um einen Garten, nicht um einige Güter in Medina und Umgebung, sondern um ein Symbol von weit höherer Bedeutung; so versteht es Fatima.>Nein<, sagt Fatima anklagend, >ihr habt die Absicht, mir meine Rechte als Tochter zu nehmen!< Sie könnte noch weiter gehen, könnte sagen: >Mohammed ist kaum tot, da habt ihr die Stirn, sogleich seine eigene Tochter zu enterben, die einzige lebende Tochter des Propheten!< Die entrechtete Fatima steht an der Spitze einer endlosen Prozession von Mädchen …Mit ihren Forderungen tritt Fatima vor Abu Bekr. DasZimmer ist voll mit Gefährten, sie bleibt aufrechtstehen; keinen dieser Männer würdigt sie eines Blickes.«

 

Assia_Djebar
Assia Djebar (Cherchell, 30 juni 1936)

 

De Mexicaanse schrijver, dichter, essayist en vertaler José Emilio Pacheco werd geboren in Mexico City op 30 juni 1939. Zie ook alle tags voor José Emilio Pacheco op dit blog.

Uit: Self-consuming second-person fiction: Jose Emilio Pacheco’s “Tarde de Agosto” (door Kimberly A. Nance)

“Pacheco’s “Tarde de agosto” (from the collection of stories El viento distante [The Distant Wind]) juxtaposes two commonplace versions of male initiation in a fresh and ironic take on both: “boy embarrasses himself in front of first love” and “war makes men of boys.” Told in the Spanish second-person familiar tu by a narrator who is never explicitly identified, the action takes place in a single afternoon during the narratee-protagonist’s adolescence. Sleeping, waking, or immersed in his Bazooka novels, the quiet boy dreams of glorious wars and of the only person who pays him any attention: Julia, his twenty-year-old cousin. On the afternoon in question he is sent along with Julia and her boyfriend, Pedro, to a park where the usual posted prohibition against disturbing the animals or picking the flowers sparks fantasies of desperate forays into enemy territory. Transported to “Tobruk, Narvik, Dunkerke, Las Ardenas, Iwo Yima, Midway, Monte Cassino, El Alamein, Varsovia” (23), the boy becomes a combat hero, capable of any action. When Julia mentions she would like to take one of the squirrels home as a pet and Pedro refuses because “habia cien, mil, cien mil guardabosques para guardar el bosque y las ardillas” (24) (“there were a hundred, a thousand, a hundred thousand rangers on patrol to protect the park and the squirrels”) (69),(1) the boy has his orders. A moment later he is cornered in a tree and both the branch and his soldierly courage begin to give way. Ten interminable minutes pass before he can descend, pale and tearful and bereft of his illusions of valor. Julia reproaches Pedro for laughing at him, and no one speaks during the tense ride home. Although the boy consigns the Bazooka collection to the flames of the boiler, the memory of the afternoon is indelible.“

 

jemilio_pacheco1
José Emilio Pacheco (Mexico City, 30 juni 1939)

 

De Kameroense schrijver Mongo Beti (eig. Alexandre Biyidi) werd geboren op 30 juni 1932 in Mbalmayo, een klein dorp ten zuiden van Yaoundé. Zie ook alle tags voor Mongo Betiop dit blog.

Uit: L’ironie et l’humour dans Le pauvre christ de Bomba de Mongo Beti (door Fernando Lambert)

„On ne peut parler du Pauvre Christ de Bomba de Mongo Beti, sans penser à l’Aventure ambiguëde Cheikh Hamidou Kane.

Ces deux romans nous plongentchacun dans un univers religieux caractéristique. Mais, alors que l’Islam possède de solides racines dans l’Afrique de l’Ouest, le Christianisme apparaît tout à fait étranger au Cameroun. Ses représentants sont considérés par Beti comme les agents les plus efficaces de l’entreprise coloniale. Cela suffit sans doute à expliquer pourquoi l’Église catholique est placée au centre du roman, le Pauvre Christ de Bomba, de sorte qu’elle constitue une des structures essentielles, sinon la principale, de l’univers romanesque de Beti. Elle est présente aussi dès la première oeuvre, Ville cruelle3, où elle met son pouvoir moral au service de l’administration coloniale.

Son influence demeure implicite dans Mission terminée4. Par contre, dans le quatrième roman, le Roi miraculé5, elle revient au premier rang : elle entre en conflit avec les valeurs fondamentales de la société traditionnelle, en particulier la polygamie.

Au-delà de la thèse anti-cléricale et anti-chrétienne que beaucoup de critiques y ont d’abord vue, le Pauvre Christ de Bomba illustre bien la manière dont Beti tire sa matière romanesque du monde missionnaire camerounais qu’il connaît bien. Ce roman, qui représente très dignement la littérature de

contestation en Afrique, permet de mettre en lumière ce qui se révèle être l’originalité de Beti. L’auteur est visiblement hanté par le monde colonial en général, et d’une façon spéciale par le monde missionnaire.“

 

Beti
Mongo Beti (30 juni 1932 – 8 oktober 2001)

 

De Franse dichter, romanschrijver en essayist Georges Duhamel werd geboren op 30 juni 1884 in Parijs. Zie ook alle tags voor Georges Duhamelop dit blog.

 

La devinette

Oh ! Papa ! Toi qui sais tout
Toi qui lis dans tous les livres
Et même dans le journal,
Où les lettres sont si fines,
Oh, Papa ! Devine ! Devine !
Ses yeux sont deux billes de verre,
Ses oreilles, feuilles de chou,
Il a mis la peau de son père
Avec son nez en caoutchouc
Il fait peur aux petits enfants
Qu’est-ce que c’est ?
C’est l’éléphant !
Il dit tout ce qu’on lui fait dire
Il est vert. Il parle du nez.
Il nous demande avec colère
Si nous avons bien déjeuné
Oh ! Père, tu le reconnais ?
C’est un père, le perroquet !

 

Duhamel
Georges Duhamel (30 juni 1884 – 13 april 1966)

 

De Engelse dichter en dramaturg John Gray werd op 30 juni 1685 geboren in Barnstaple, Devon. Zie ook alle tags voor John Gray op dit blog.

 

IF THE HEART OF A MAN

IF the heart of a man is deprest with cares,
The mist is dispell’d when a woman appears;
Like the notes of a fiddle, she sweetly, sweetly
Raises the spirits, and charms our ears.
Roses and lillies her cheeks disclose,
But her ripe lips are more sweet than those.
Press her,
Caress her,
With blisses,
Her kisses
Dissolve us in pleasure, and soft repose.

 

gayjohn
John Gay (30 juni 1685 – 4 december 1732)

 

Zie voor de vier bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 30 juni 2007en ook mijn blog van 30 juni 2008 en ook mijn blog van 30 juni 2009.

Czeslaw Milosz, Juli Zeh, José Emilio Pacheco, Jacqueline Zirkzee, Assia Djebar, Mongo Beti, Georges Duhamel, Thomas Lovell Beddoes, John Gay

De Poolse dichter, schrijver en Nobelprijswinnaar Czesław Miłosz werd geboren in Šeteniai op 30 juni 1911. Zie ook mijn blog van 30 juni 2006 en ook mijn blog van 30 juni 2007 en ook mijn blog van 30 juni 2008.

Uit: Hündchen am Wegesrand (Vertaald door Doreen Daume)

 

“Um mein Land kennenzulernen, hatte ich mich in einem Zweispännerauf den Weg gemacht. Ich hatte einen großen Vorrat an getrocknetem Futter dabei und einen hinten am Wagen angebundenen, klappernden Eimer, der dazu diente, die Pferde zu tränken. Auf dieser Reise lernte ich die verschiedensten Gegenden kennen, manche waren hügelig, andere waldig, wieder andere ähnlich der Pußta. Dort ballte sich der Rauch über den Dächern der Gehöfte zusammen, so daß es aussah, als würden diese brennen. Das kam daher, weil diese Gebäude keinen Rauchfang hatten. Ich fuhr auch durch Felder und Seenlandschaften. Wie herrlich war es doch, sich auf diese Art vorwärts zu bewegen, die Zügel schleifen zu lassen, zu warten, bis hinter den Bäumen langsam ein Dorf oder ein Park erschien und darin das Weiß eines Gutshofs. Und immer sprang uns sofort ein kleiner bellender Hund entgegen, eifrig und pflichtbewußt. Das war am Anfang des Jahrhunderts, an dessen Ende wir uns nun befinden. Ich erinnere mich nicht nur an die Menschen, die dort lebten, sondern auch an die Generationen von Hunden, die ihnen bei ihren täglichen Geschäften Gesellschaft leisteten, und einmal, ich weiß nicht woher, sicher war es in einem Traum, den ich gegen Morgen hatte, kam mir diese drollige und fast zärtliche Bezeichnung für sie in den Sinn: “Hündchen am Wegesrand”. Ohne Kontrolle. Er konnte seine Gedanken nicht kontrollieren. Sie irrten herum, wo sie wollten, und wenn er ihnen nach ging, wurde ihm übel. Denn es waren keine guten Gedanken, sie brachten es an den Tag, daß er in seinem tiefsten Innern grausam war. Das mußte er sich eingestehen. Er dachte, daß die Welt ein einziges Jammertal sei und daß die Menschen nichts anderes verdienten als ihren eigenen Untergang. Gleichzeitig hatte er den Verdacht, daß die Grausamkeit seiner Phantasie und sein Schaffensimpuls irgendwie zueinander gehörten.Vorübergehend und nur zum Schein Morgens aufstehen und zur Arbeit gehen, mit den Menschen durch Gefühle der Liebe, der Freundschaft oder der Feindschaft verbunden sein – und sich die ganze Zeit darüber im klaren sein, daß all dies nur vorübergehend und zum Schein ist. Unerschütterlich und greifbar warin ihm eigentlich nur die Hoffnung, diese war so stark, daß ihn das Leben selbst bereits ungeduldig machte.”

 

czeslaw_milosz

Czeslaw Milosz (30 juni 1911 – 14 augustus 2004)

 

 

De Duitse schrijfster Juli Zeh werd geboren in Bonn op 30 juni 1974. Haar eerste boek was Adler und Engel dat in 2002 werd onderscheiden met de Deutsche Bücherpreis voor het beste debuut. Haar reis door Bosnië en Herzegovina in 2001 was de basis voor haar boek Die Stille ist ein Geräusch. Juli Zeh studeerde rechten in Passau, Krakau, New York en Leipzig. Zeh schrijft ook korte verhalen, theaterstukken en jeugdboeken.

 

Uit: Adler und Engel

“Ich habe den Eindruck, dass diese Nacht ein paar Grad kühler ist als die Nächte zuvor. Das wäre, in Übereinstimmung mit meinen Berechnungen, sogar logisch. Es muss Ende August sein, also wird die Hitze nachlassen, falls die Erde nicht doch feststeckt au
f ihrer Umlaufbahn, und es wird regnen, irgendwann, vielleicht schon bald.

Mir kommt der Verdacht, dass Clara im Schuppen überhaupt nur auf den Regen wartet, wie eine dieser Wüstenpflanzen, die während der Trockenphasen braun, flach und eingeschrumpft für Monate in einem Winkel liegen können und dabei sogar tot sind im biologischen Sinn. Sobald sie aber Wasser bekommen, erblühen sie innerhalb von Minuten, wachsen zur zehnfachen Größe an, werden grün und nahezu schön. Ich habe dieses Phänomen klar vor Augen, mir fällt sogar der Name der Pflanze ein: Rose von Jericho. Gleichzeitig sehe ich Clara vor mir, wie sie bei den ersten fallenden Tropfen auf Knien und Ellenbogen ins Freie kriechen und solange im Regen liegen bleiben wird, bis sie kräftig genug ist, um sich zu erheben und alleine zu gehen, und dann wird sie diesen Hof verlassen, soviel steht fest. Das würde erklären, warum sie da drin liegt wie ausgeknipst. Tot im biologischen Sinn. Ich werde den Wetterbericht hören müssen. Ich werde einen Gartenschlauch kaufen, ihn am Hahn neben dem Tor anschließen und Wasser auf das Dach des Schuppens und gegen die Fensterscheiben trommeln lassen, um auszuprobieren, ob Clara reagiert, ob sie nach einer Weile kriechend auf der Schwelle erscheint. Lisa von Jericho. »

 

Juli_Zeh

Juli Zeh (Bonn, 30 juni 1974)

 

De Mexicaanse schrijver, dichter, essayist en vertaler José Emilio Pacheco werd geboren in Mexico City op 30 juni 1939. Zie ook mijn blog van 30 juni 2007 en ook mijn blog van 30 juni 2008.

 

Hoogverraad

 

Ik houd niet van mijn land.

Zijn bovenaardse praal

is ongrijpbaar.

Maar (nu komt er een gemeenplaats)

ik gaf mijn leven

voor tien van zijn landstreken,

voor zekere personen,

havens, dennenbossen,

forten,

een rommelige stad,

grauw, monsterlijk,

voor enkele figuren uit zijn geschiedenis,

bergen en drie of vier rivieren.

 

 

Vertaler onbekend

 

 

 

Varken tegenover God

 

Ik ben zeven jaar. Door het raam op de boerderij

zie ik hoe een man een kruis slaat

en tot het slachten van een varken overgaat.

Ik wil het schouwspel niet zien.

Bijna menselijk, het voorafgaande

gegil waar ik naar luister.

(Bijna menselijk, zeggen de zoölogen,

zijn de organen van het varken, dat slim is,

meer nog dan honden of paarden.)

Schepselen Gods, zo noemt mijn grootmoeder hen.

Broeder varken, zou de Heilige Franciscus hebben gezegd.

En nu het mes erin en gedruppel van bloed.

En ik ben nog klein maar vraag me al af:

Schiep God de varkens om te worden gevreten?

Wie geeft hij gehoor: het smekende varken

of hem die een kruis slaat voor bij het keelt?

Als God bestaat, waarom dan lijdt dit varken?

Het vlees pruttelt in de olie.

Straks zal ik schrokken als een varken.

Maar ik zal geen kruis slaan aan tafel.

 

Vertaald door Barber van de Pol

 

 

jose_emilio_pacheco

José Emilio Pacheco (Mexico City, 30 juni 1939)

 

 

De Nederlandse schrijfster Jacqueline Zirkzee werd geboren in Leiden op 30 juni 1960. Na haar debuutroman Mykene (2001), een historische roman over de Trojaanse Oorlog, schreef ze een romantische bewerking van de legende van Tristan en Isolde: Het Boek van Tristan en Isolde (2004). Ze was co-auteur van de briefroman Iris & Valentine. In 2008 verscheen Het Heksenhuis, een historische roman gebaseerd op de heksenvervolgingen in Bamberg. Zirkzee groeide op in Oegstgeest en studeerde sociale en economische geschiedenis aan de Universiteit Leiden.

 

Uit: Mykene

 

“Ik, Klytemnestra, koningin van Mykene, dochter van de dappere Tindareos, befaamd om mijn schoonheid en schranderheid, heerseres over een uitgestrekt rijk; ik vernietigde de vijanden van ons machtige land en bood de berooide slachtoffers van wrede invallers een toevlucht. Ik aanbad de Drie Godinnen en zag erop toe dat zij kregen wat hun toekwam, en méér; ik hield mij aan de ongeschreven wetten.

Ik heb mijn rijk staande gehouden terwijl overal om ons heen de paleizen ten onder gingen in vuur en geweld. De mensen kunnen vrijelijk over de wegen lopen. In de burcht van Mykene staan de poorten open. De muren en kantelen dromen in de zon; de waterputten zij
n toegankelijk voor alle reizigers.

Ik overwon degenen die met wapens de grenzen van Mykene overschreden en vernietigde hen, maar smekelingen die in vrede kwamen liet ik slechts een rechtvaardige belasting betalen, jaar na jaar, in kleding en graan, voor de magazijnen.”

 

zirkzee

Jacqueline Zirkzee (Leiden, 30 juni 1960)

 

De Algerijnse schrijfster Assia Djebar (eig. Fatima-Zohra Imalayen) werd geboren op 30 juni 1936 in Cherchell, een kleine kustplaats in de buurt van Algiers. Assia Djebar is historica, geografe, schrijfster en cineaste. Ze is directeur van het Centrum voor Franse en Francofone Studies aan de Universiteit van Louisiana (V.S.). Djebar is internationaal de bekendste schrijfster uit de Maghreb. Romans van haar zijn in veertien talen vertaald. Zij is een voorvechtster voor de rechten van de (moslim)vrouw, schrijft vaak over het verschil tussen een vrouw die Westers is opgevoed en de traditioneel opgevoede vrouwen en de geschiedenis van Algerije. Hoewel de schrijfster in het begin in het Frans schreef, is ze ook een studie klassiek Arabisch begonnen om haar ouderlijke taal beter te beheersen en om ook in die taal te schrijven. Ze ontving o.a. in 1997 de Yourcenar Prijs en in 2000 de Friedenspreis des Deutschen Buchhandels.

 Uit:  Weisses Algerien (Vertaald door Hans Thill)

 

»Aus der Tiefe des Friedhofs schlagen in Wellen die Hymnen nach vorn, branden bis zum Grab, überkreuzen, vermischen sich dort: in der Berbersprache, in arabischem Dialekt, auf französisch. Nach einem Moment der Schwebe bricht dann der Gesang der Internationale hervor. Noch ein wenig unsicher steigt die Strophe empor, es ist das erste Mal auf einem muslimischen Friedhof. Von der anderen Seite kommen patriotische Lieder. Die Offiziellen sind starr vor Angst, als ob die Menge gleich losgelassen würde … gegen sie. Als die Chöre und Lieder zum ersten Mal aussetzen, versucht der Imam, mit seiner Rede zu beginnen … in klassischem Arabisch. Das Publikum heult auf. Die Gesänge der Berber steigen von allen Seiten auf, diesmal um die Rede zu übertönen. Aus der Tiefe schrauben sich die ersten you-you-Rufe der traditionellen Frauen empor, durchschneiden den Lärm. Die immer noch schrägen Sonnenstrahlen verleihen der Szene eine Aureole.«

 

Assia Djebar (Cherchell, 30 juni 1936)

Assia Djebar (Cherchell, 30 juni 1936)

 

De Kameroense schrijver Mongo Beti (eig. Alexandre Biyidi) werd geboren op 30 juni 1932 in Mbalmayo, een klein dorp ten zuiden van Yaoundé. Zie ook mijn blog van 30 juni 2007 en ook mijn blog van 30 juni 2008.

Uit: Le Rebelle I

 

Abstraction devrait être faite, au moins provisoirement, du contenu de l’enseignement de tel professeur : faisons simplement remarquer, en passant, que des notions telles que la bonne orthographe, la correction de la langue, etc… s’agissant d’étudiants africains qui, on ne répétera jamais assez cette lapalissade, ne sont pas des Français (et dont le français ne fut jamais la langue maternelle, n’en déplaise à M. Senghor, et cela d’ailleurs en partie par la faute de l’implacable censure des gouvernements des potentats francophiles), demanderaient pour le moins à être renouvelées et précisées par un libre débat, entre responsables français et responsables africains compétents – de préférence aux béni-oui-oui cooptés pour venir faire de la figuration dans ce genre d’instances.“

 

Mongo_Beti

Mongo Beti (30 juni 1932 – 8 oktober 2001)

 

 

De Franse romanschrijver en essayist Georges Duhamel werd geboren op 30 juni 1884 in Parijs. Zie ook mijn blog van 30 juni 2007 en ook mijn blog van 30 juni 2008.

 

Uit: Le cinéma

 

“Jamais invention ne rencontra un intérêt plus général et plus ardent. Le cinéma est encore dans son enfance, mais le monde entier lui a fait confiance. Le cinéma a, dès son début, enflammé les imaginations, rassemblé des capitaux énormes, gagné la collaboration des savants et des foules, fait naître, employé, usé des talents innombrables, variés. Il consomme une grande quantité d’efforts, de courage et d’invention. Tout cela pour un résultat minime. Je donne tous les films du monde pour une pièce de théâtre, pour un tableau de peinture, pour un symphonie ! Toutes les œuvres qui ont tenu quelque place dans ma vie, toutes les œuvres d’art dont la connaissance a fait de moi un homme, représentaient d’abord une conquête. J’ai dû les aborder de haute lutte après une fervente passion. Par contre, l’œuvre cinématographique ne soumet notre esprit et notre cœur à nulle épreuve. Elle
nous dit tout de suite ce qu’elle sait. Par nature, elle est mouvement, mais elle nous laisse immobiles, comme paralytiques. Beethoven, Molière, Vinci, j’en appelle trois, il y en a cent, voilà vraiment l’art ! Le cinéma m’a parfois diverti, parfois même ému, jamais il ne m’a demandé de me surpasser. Le cinéma n’est pas un art ! »

 

georges_duhamel

Georges Duhamel (30 juni 1884 – 13 april 1966)
Houtgravure door Constant Le Breton.

 

 

De Engelse dichter Thomas Lovell Beddoes werd geboren op 30 juni 1803 in Clifton. Zie ook mijn blog van 30 juni 2007 en ook mijn blog van 30 juni 2008.

 

 

Another 

 

Tis a moon-tinted primrose, with a well

Of trembling dew; in its soft atmosphere,

A tiny whirlwind of sweet smells, doth swell

A lady bird; and when no sound is near

That elfin hermit fans the fairy bell

With glazen wings, (mirrors on which appear

Atoms of colours that flizz by unseen

And struts about his darling flower with pride.

But, if some buzzing gnat with pettish spleen

Come whining by, the insect ‘gins to hide

And folds its flimsy drapery between

His speckled buckler and soft silken side.

So poets fly the critics snappish heat,

And sheath their minds in scorn and self-conceit.

 

beddoes

Thomas Lovell Beddoes (20 juni 1803 – 26 januari 1849)

 

 

De Engelse dichter en dramaturg John Gay werd op 30 juni 1685 geboren in Barnstaple, Devon. Zie ook mijn blog van 30 juni 2007 en ook mijn blog van 30 juni 2008.

 

AN ELEGY ON A LAP-DOG

 

SHOCK’S fate I mourn; poor Shock is now no more,

Ye Muses mourn, ye chamber-maids deplore.

Unhappy Shock! yet more unhappy fair,

Doom’d to survive thy joy and only care!

Thy wretched fingers now no more shall deck,

And tie the fav’rite ribbon round his neck;

No more thy hand shall smooth his glossy hair,

And comb the wavings of his pendent ear.

Yet cease thy flowing grief, forsaken maid;

All mortal pleasures in a moment fade:

Our surest hope is in an hour destroy’d,

And love, best gift of heav’n, not long enjoy’d.

 

Methinks I see her frantic with despair,

Her streaming eyes, wrung hands, and flowing hair

Her Mechlen pinners rent the floor bestrow,

And her torn fan gives real signs of woe.

Hence Superstition, that tormenting guest,

That haunts with fancied fears the coward breast;

No dread events upon his fate attend,

Stream eyes no more, no more thy tresses rend.

Tho’ certain omens oft forewarn a state,

And dying lions show the monarch’s fate;

Why should such fears bid Celia’s sorrow rise?

For when a lap-dog falls no lover dies.

 

Cease, Celia, cease; restrain thy flowing tears,

Some warmer passion will dispel thy cares.

In man you’ll find a more substantial bliss,

More grateful toying, and a sweeter kiss.

 

He’s dead. Oh lay him gently in the ground!

And may his tomb be by this verse renown’d.

Here Shock, the pride of all his kind, is laid;

Who fawn’d like man, but ne’er like man betray’d.

 

 

gay
John Gay (30 juni 1685 – 4 december 1732)
Portret door William Aikman