Ehre der Arbeit (Ferdinand Freiligrath), Aleksander Wat

 

Bij 1 mei

 


The History of Labour door Maureen Scott, 1975

 

 

Ehre der Arbeit

Ehre der Arbeit
Wer den wucht’gen Hammer schwingt;
Wer im Felde mäht die Ähren;
Wer ins Mark der Erde dringt,
Weib und Kinder zu ernähren;
Wer stroman den Nachen zieht;
Wer bei Woll’ und Werg und Flachse
Hinterm Webestuhl sich müht,
Daß sein blonder Junge wachse: –

Jedem Ehre, jedem Preis!
Ehre jeder Hand voll Schwielen!
Ehre jedem Tropfen Schweiß,
Der in Hütten fällt und Mühlen!
Ehre jeder nassen Stirn
Hinterm Pfluge! – Doch auch dessen,
Der mit Schädel und mit Hirn
Hungernd pflügt, sei nicht vergessen!

 


Ferdinand Freiligrath (17 juni 1810 – 18 maart 1876)
Het centrum van Detmold, de geboorteplaats van Ferdinand Freiligrath

 

De Poolse schrijver en dichter Alexander Wat werd geboren op 1 mei 1900 in Warschau. Zie ook alle tags voor Aleksander Wat op dit blog.

 

Voor het zelfportret van Dürer in Weimar
(in twee variaties)

1

Je lichaam kleurt groen van schrik,
wanneer je ’s nachts wakker wordt. Om het angst waardig tegemoet
te treden,
ga je naakt voor de spiegel staan, met de kaars in de hand.
Elke vezel van je lichaam
bezwijmt van afgrijzen,
siddert van angst.
Wat vreselijk om ’s nachts je spiegelbeeld tegen te komen,
wanneer het je ’s nachts wekt: ‘Kom,’ roept het, ‘kom, ventje.’
En vervolgens zonder poespas: ‘En nu terug!’
Als een korporaal tegen een recruut, die van het slagveld weg dacht te
komen.
Vruchteloos.
De kachels zijn al opgestookt. De rookt stijgt hemelwaarts.
‘Terug,’
beveelt de korporaal. En jij weet: terug nergens heen.
Naar het niets.
Dat een kluwening van doodschrik is
waarvan het haar de oerarchaïsche Medusa te berge rijst.

 

Vertaald door Gerard Rasch

 


Aleksander Wat (1 mei 1900 – 29 juli 1967)

 

Zie voor de schrijvers van de 1e mei ook mijn blog van 1 mei 2021 en ook mijn blog van 1 mei 2020 en eveneens mijn blog van 1 mei 2019 en ook mijn blog van 1 mei 2016 deel 1 en deel 2 en eveneens deel 3.

Herman Brusselmans, Tadeusz Różewicz

De Vlaamse schrijver Herman Brusselmans werd geboren in Hamme op 9 oktober 1957. Zie ook alle tags voor Herman Brusselmans op dit blog.

Uit: Het huwelijk van Jan en Sofie

“Jan Deutekwam was op weg van z’n flat in de Grauwpoort naar z’n atelier in de Tolhuislaan. Hij werkte als naaier. Hij naaide alles wat los en vast zat, en had daar een goede naam mee verworven. Vele mensen brachten hun kapotte kledij bij hem, en dan verstelde hij die. Hij was betreffende het naaien een autodidact. Hij had universitaire studies gedaan en beschikte over een master in de psychologie, maar na z’n afstuderen had de roep van het naaien luider geklonken dan welke roep ook. Geef jan naald en draad, en je zal uren geen last hebben van hem. Jan was een meter zesentachtig groot voor tweeëntachtig kilo, was slank, had kort haar, groene ogen, smalle schouders, en een ferme kaaklijn. Hij had liever blauwe of bruine ogen dan groene gehad. Hij vond die groene ogen redelijk verwijfd. Hij had kleurlenzen geprobeerd, maar die deden pijn aan z’n irissen. Af en toe zette hij een zonnebril op, om de kleur van z’n ogen te maskeren. Op een keer had hij aan z’n beste vriend, Teun Binnestein, gevraagd: ‘Teun, vind jij groene ogen niet vrouwelijk?’ Teun had nagedacht, en op den duur gezegd: ‘Niet echt, neen. Wat ik wel vrouwelijk vind is je bord aflikken na het eten.’ Daar was Jan het mee eens. Hij had z’n vader ‘ns z’n bord zien aflikken na het verorberen van een door z’n moeder bereide mislukte moussaka, en had gedacht: vader, je bent precies een mokkel. Z’n vader, André Deutekwam, had krulhaar, ook dat nog. De vrouwen met krulhaar, die zijn toch niet te tellen? Als feminist vond Jan dat vrouwen vaker de neiging zouden moeten hebben om hun haar te ontkrullen. En om minder vaak hun bord af te likken. En om niet te zeggen: ‘ik ben een echte vrouw, want ik heb groene ogen.’ Jan bereikte z’n atelier, dat zich bevond op de tweede verdieping van een vroeger schoolgebouw. In die school hadden vooral Turkse kindertjes gezeten. Een van hen had de school op een keer in brand willen steken, twee van hen hadden alle ruiten ingegooid met bakstenen, en drie van hen hadden de leraar geschiedenis, een albino met een witte wijnvlek in z’n gezicht, in elkaar gemept, nadat hij had gedoceerd dat de Turken in de Middeleeuwen wereldveroveraars waren geweest die moordend en verkrachtend door Europa waarden. Maar de school was niet gesloten vanwege de acties van sommige Turkse kindertjes, ze was wel gesloten omdat er asbest in het bouwsel bleek te zitten. Een makelaar had de school van de stad overgekocht, het asbest verwijderd, de hele boel opgeknapt, en de vrijgekomen ruimtes verhuurd, vooral aan kleine en eenmansbedrijfjes. Van deze laatste was The House Of Naai het bedrijfje van Jan.”

 

Herman Brusselmans (Hamme, 9 oktober 1957)

 

De Poolse dichter en schrijver Tadeusz Różewicz werd geboren in Radomsko op 9 oktober 1921. Zie ook mijn blog van 9 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Tadeusz Różewicz op dit blog.

 

WARMTE

Je kunt je handen
net zo goed warmen
aan een pot hete koffie

als het in de wereld
toch al zo koud is
de mensen toch al zo koud
voor zich uit staren
zelfs je eigen kinderen

’s morgens wakker wordend
spreken ze met stemmen
van blik en van roest
sissen en zoemen ze

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

Tadeusz Różewicz (9 oktober 1921 – 24 april 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e oktober ook  mijn blog van 9 oktober 2018 en ook mijn blog van 9 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 9 oktober 2016 deel 2.

Hermann Hesse, Wislawa Szymborska

De Zwitserse (Duitstalige) dichter en schrijver Hermann Hesse werd geboren op 2 juli 1877 in Calw. Zie ook alle tags voor Hermann Hesse op dit blog.

Uit: Die Morgenlandfahrt

„Da es mir beschieden war, etwas Großes mitzuerleben, da ich das Glück gehabt habe, dem »Bunde« anzugehören und einer der Teilnehmer jener einzigartigen Reise sein zu dürfen, deren Wunder damals wie ein Meteor aufstrahlte und die nachher so wunderlich rasch in Vergessenheit, ja in Verruf geriet, habe ich mich entschlossen, den Versuch einer kurzen Beschreibung dieser unerhörten Reise zu wagen: einer Reise, wie sie seit den Tagen Hüons und des Rasenden Roland von Menschen nicht mehr gewagt worden war bis in unsre merkwürdige Zeit: die trübe, verzweifelte und doch so fruchtbare Zeit nach dem großen Kriege. Ober die Schwierigkeiten meines Versuches glaube ich mich keiner Täuschung hinzugeben; sie sind sehr groß, und sie sind nicht nur subjektiver Natur, obwohl schon diese beträchtlich genug wären. Denn nicht nur besitze ich heute aus der Zeit der Reise keinerlei Erinnerungsstücke mehr, keine Andenken, keine Dokumente, keine Tagebücher — nein, es ist mir in den seither verflossenen schweren Jahren des Mißgeschicks, der Krankheit und tiefen Heimsuchung auch ein großer Teil der Erinnerungen verlorengegangen; infolge von Schicksalsschlägen und immer neuen Entmutigungen ist sowohl mein Gedächtnis selbst wie auch mein Vertrauen in dies früher so treue Gedächtnis beschämend schwach geworden. Aber von diesen rein persönlichen Nöten abgesehen, sind mir zum Teil auch durch mein einstiges Bundesgelübde die Hände gebunden; denn dies Gelübde erlaubt mir zwar die schrankenlose Mitteilung meiner persönlichen Erlebnisse, verbietet aber jede Enthüllung über das Bundesgeheimnis selbst Und wenn auch seit Jahr und Tag der Bund keine sichtbare Existenz mehr zu haben scheint und ich keines seiner Mitglieder wiedergesehen habe, so würde doch keine Verlockung und keine Bedrohung der Welt mich dazu bringen können, das Gelübde zu brechen. Im Gegenteil: würde ich heut oder morgen vor ein Kriegsgericht und vor die Wahl gestellt, mich töten zu lassen oder das Geheimnis des Bundes zu verraten, o mit welch glühender Freude würde ich mein Bundesgelübde durch den Tod besiegeln! Es sei hier nebenbei bemerkt: Seit dem Reisetagebuch des Grafen Keyserling sind mehrmals Bücher erschienen, deren Autoren teils unbewußt, teils aber auch mit Absicht den Anschein erweckten, als seien sie Bundesbrüder und hätten an der Morgenlandreise teilgenommen. Sogar die abenteuerlichen Reiseberichte von Ossendowski gerieten gelegentlich in diesen ehrenden Verdacht. Aber sie alle haben mit dem Bunde und mit unsrer Morgenlandfahrt nicht das mindeste zu tun, oder doch im besten Falle nicht mehr, als die Prediger kleiner pietistischer Sekten mit dem Heiland, den Aposteln und dem Heiligen Geiste zu tun haben, auf deren spezielle Gunst und Mitgliedschaft sie sich berufen.“

 

Hermann Hesse (2 juli 1877 – 9 augustus 1962)
Hesse-standbeeld van Kurt Tassotti op de Nikolausbrücke in Calw

 

De Poolse dichteres Wisława Szymborska werd geboren op 2 juli 1923 in Bnin. Zie ook alle tags voor Wislawa Szymborska op dit blog.

 

Aan de wijn

Hij kijkt en voegt me schoonheid toe,
en ik neem deze aan als de mijne.
Ik ben zo gelukkig, slik de ster.

Ik laat toe dat hij mij verzint
naar het beeld dat in zijn ogen
wordt weerspiegeld. Ik dans en dans,
vleugels heb ik in overvloed.

De tafel is tafel, de wijn wijn,
in een glas dat een glas is en
staand op de tafel blijft staan.
Alleen ik ben hier verzonnen,
ongelooflijk hoe verzonnen,
verzonnen tot in vlees en bloed.

Ik vertel hem alles wat ik wil:
over de miertjes die van liefde
sterven onder een pluisjesster.
Ik zweer dat witte rozen zingen,
als je ze met wijn besprenkelt.

Ik lach en buig het hoofd opzij,
voorzichtig alsof ik iets nieuws
heb bedacht. Ik dans en ik dans,
in een verbaasde huid, omhelzing
die me schept.
Eva uit een rib, Venus uit schuim,
Minerva uit Jupiters hoofd –
zij waren werkdijker dan ik.

Wanneer hij even niet meer kijkt,
zoek ik de spiegel aan de wand.
En zie daar alleen de spijker
waaraan geen schilderij meer hangt.

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

Wislawa Szymborska (2 juli 1923 – 1 februari 2012)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e juli ook mijn blog van 2 juli 2019 en ook mijn blog van 2 juli 2017 deel 2.

Natalka Bilotserkivets, Anne Sexton

De Oekraïense dichteres en vertaalster Natalka Bilotserkivets werd geboren op 8 november 1954 in het dorp Kuyanivka in de buurt van Soemy. Zie ook alle tags voor Natalka Bilotserkivets op dit blog.

 

We’ll Not Die in Paris

I will die in Paris on Thursday evening.

                                        — Cesar Vallejo

You forget the lines smells colors and sounds
sight weakens       hearing fades       simple pleasures pass
you lift your face and hands toward your soul
but to high and unreachable summits it soars

what remains is only the depot       the last stop
the gray foam of goodbyes lathers and swells
already it washes over my naked palms
its awful sweet warmth seeps into my mouth
love alone remains though better off gone

in a provincial bed I cried till exhausted
through the window       a scraggly rose-colored lilac spied
the train moved on       spent lovers stared
at the dirty shelf heaving beneath your flesh
outside a depot’s spring passed       grew quiet

we’ll not die in Paris       I know now for sure
but in a sweat and tear-stained provincial bed
no one will serve us our cognac       I know
we won’t be saved by kisses
under the Pont Mirabeau murky circles won’t fade

too bitter we cried       abused nature
we loved too fiercely
                        our lovers shamed
too many poems we wrote
                        disregarding poets
they’ll not let us die in Paris
and the alluring water
                        under the Pont Mirabeau
will be encircled with barricades

 

The Letter

You go out for bread and milk in the morning.
Returning, you see the mailwoman—
she’s walking away from your house.
As usual, you imagine her two schoolchildren.
It seems you and she are the same age.

Two dozen blue mailboxes.
Yours, number 20, is at the bottom on the right.
A key on the delicate ring.
Newspapers, bills, letters.

You sit with the white envelope for an hour and a half,
studying stamps, cancellation marks.
And you can neither cut nor tear
nor dissect the letters of the return address.

Hide it deep inside your writing desk
like wilted flower petals in a volume of verse,
like a handful of ashes.

If you could take and burn this body, if you could leave
only the spirit, only the X-rays on a spinal image,
only the young vertebrae under an invisible surface,
under someone’s hands,

stroking from neck to thigh.

 

We zullen niet sterven in Parijs

Donderdagavond zal ik sterven in Parijs
— Cesar Vallejo

De lijnen luchten kleuren klanken worden uitgewist
gezicht verslapt gehoor verzwakt – gewone vreugden doven
je strekt je armen je gezicht uit naar je ziel
maar ze vliegt hoog onbereikbaar over

het enige wat rest: het station met het laatste perron
het grauwe afscheidsschuim wervelt en zwelt
nu spoelt het mijn weerloze handen al weg
dringt met zijn weezoete warmte mijn mond in
de liefde is gebleven – was ze er maar niet geweest

in een provinciebed had ik tot uitputtens gehuild
walgelijk keek de blozende vlier door het raam
de trein reed zacht en een verliefd stel keek lui toe
hoe onder jouw lichaam de vuile ligplank hijgde
de banale lente stiller en stiller op het station

we sterven niet in Parijs dat weet ik nu zeker
maar in een provinciebed nat van tranen zweet
niemand zal jou je cognac serveren ik weet
door niemand gekust worden wij niet getroost
geen kringen van donker onder Pont Mirabeau

te bitter hebben we gehuild – de natuur geschoffeerd
te hevig de liefde bedreven
– de minnaars beschaamd
te vurig geschreven – en de dichters beledigd
die ons nooit in Parijs laten sterven – rond het water
onder Pont Mirabeau hun dichte ring van bewakers.

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

Natalka Bilotserkivets (Kuyanivka, 8 november 1954)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Anne Sexton werd geboren op 9 november 1928 in Newton, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Anne Sexton op dit blog.

 

De furie van zonsondergangen

Iets
kouds hangt in de lucht,
een sfeer van ijs
en slijm.
De hele dag heb ik
mijn tijd van leven opgebouwd en nu
daalt de zon en laat
er niets van heel.
De horizon bloedt
en zuigt op zijn duim.
De kleine rode duim
gaat onder.
En ik verwonder me
over deze tijd van leven met mezelf,
deze droom die ik uitleef.
Ik kan de lucht opeten
als een appel
maar liever
vraag ik de eerste ster:
wat doe ik hier?
wat moet ik in dit huis?
wie zit erachter?
nou?

 

Vertaald door Anneke Brassinga

 

Anne Sexton (9 november 1928 – 4 oktober 1974)
Portret door John Springfield, 2017

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e november ook mijn blog van 8 november 2018 en eveneens mijn blog van 8 november 2015 deel 2.

Menno Wigman, Tadeusz Różewicz

De Nederlandse dichter en vertaler Menno Wigman werd geboren in Beverwijk op 10 oktober 1966. Zie ook alle tags voor Menno Wigman op dit blog.

 

En dorpen waren er, vernielingen

aan auto’s, straten waar elk huis genummerd was,
gekneusde autospiegels, ingetikte ruiten,
avondbussen, discoriemen, kettinghonden,

er waren leuzen, tags, urinevlaggen,
we hadden stiften en gebitten, stiften
hadden ons maak kapot wat jou kapot maakt

en je gezicht een knipmes ik moet hier weg
o speakers dansvloer kermisweek
de winkelpanden kropen door de zondag heen

de winkelpanden en de middenstand koop bij mij
dood en we wilden dansen, hadden spieren,
er was hoop, dus sloopten wij.

 

Slotsom

De hemel, het schaamdeel, het graf: niet nu,
nu even niet. Mij gaat het om de straat,
hoe elke stap je tot een prooi verlaagt:

de schoensmid hoopt dat je een zool verliest,
de ober rekent op een lege maag,
de kroegbaas bidt dat je van dorst vergaat

en elke winkelier wil dat je mak
en ondoordacht een apparaat aanschaft
dat het exact binnen vier jaar begeeft.

En als jíj het begeeft: reken maar niet
dat het gecijfer dan verstomt: –
geen mens gaat gratis in de grond. Niets nieuws,

ik weet het, en de jaaromzet gaat voor.
(Het lichaam, heet het, is een tempel Gods.)
Je sterft alsof een fruitkast geld uitkotst.

 

Het lijden van de jonge W.
Richtig, an den erinnere ich mich – Peter Schütt

Ik zag hem zitten in een bar
in Wetzlar, tegenover een
goedkope supermarkt, hij droeg
een gele broek en ook iets blauws,
zijn ogen staan me niet meer bij.
Later liep hij naar een taxi,
zei iets over een verloren zaak
en siste toen dat hij een trein
moest halen. Hij verdween naar
Amsterdam en staarde dertien dagen
door een venster van hennep,
drank en cocavlokken deden de rest.
Nee, er kwam geen afscheidsbrief
uit zijn verlamde handen
en ook het schot op blz. 14.3
bleef uit. Tegenwoordig ga je
niet meer aan een mond kapot,
sterft niemand voor een bruid.
Alleen wanneer het donker komt,
de afgrond van dat harde dons.

 

Menno Wigman (10 oktober 1966 – 1 februari 2018)

 

De Poolse dichter en schrijver Tadeusz Różewicz werd geboren in Radomsko op 9 oktober 1921. Zie ook alle tags voor Tadeusz Różewicz op dit blog.

 

Der tod ist ein meister aus deutschland’

ter nagedachtenis aan Paul Celan

Wat heeft een dichter te zoeken in een ijdele tijd?

de goden zijn weggegaan uit de wereld
de dichters hebben ze achtergelaten
maar de bron heeft
de monden leeggedronken
ons het spreken ontnomen

we zijn op reis en wonen
onderweg
nu eens hier dan weer daar

Anzel de wandelende
jood was lang op reis
van de Boekowina naar Parijs
onderweg verzamelde hij kruiden
bij de woorden Heidekraut
Erika Arnika
de woorden legde hij te slapen
hij stopte ze in het donker

in der Hütte
ontmoette Celan
Martin Heidegger

hij kwam
op een open plek
stond daar onder de sterren
kwam uit de nacht
Der Tod ist ein Meister
aus Deutschland

hij stond in het licht
met een handvol gras bloemen

maar het water van de Seine stroomde
onder de stenen bruggen
de Onbekende Schone
wachtte met een onzegbare glimlach

Een dodenmasker

terwijl hij rijpte
in de open schoot viel
van de rivier
de dood de vergetelheid

in de wereld
waaruit de goden waren weggegaan
had de levende poëzie hem aangeraakt
en ook hij ging weg

wat
heeft de dichter de filosoof gevraagd
welke steen
der wijzen
ligt op de weg
naar de boshut

der Tod
is ein Meister
aus Deutschland

In de tijd die aanbrak
na de ijdele tijd

na het heengaan van de goden
gaan de dichters heen

Ik weet dat ik helemaal sterf

en daaruit put
ik een schrale troost

die de kracht geeft
buiten de poëzie te bestaan

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

Tadeusz Różewicz (9 oktober 1921 – 24 april 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e oktober ook mijn blog van 10 oktober 2021 en ook mijn blog van 10 oktober 2018 en ook mijn blog van 10 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 10 oktober 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Herman Brusselmans, Tadeusz Różewicz

De Vlaamse schrijver Herman Brusselmans werd geboren in Hamme op 9 oktober 1957. Zie ook alle tags voor Herman Brusselmans op dit blog.

Uit: De terugkeer van Bonanza

“GUGGENHEIMER ZAT IN de bar van het Sofitel in Gent bij iemand die misschien directeur ging worden van een nieuw commercieel televisiestation. “We zouden jou wel vast in dienst willen nemen als onafhankelijk producent,” zei de man. “Nee, bedankt,” zei Guggenheimer, “ik denk trouwens dat ik ermee stop en ga rentenieren.” “Op jouw leeftijd? Ben jij zo rijk dan?” “Nee. Maar ik denk dat ik het niet lang meer trek. Dat zit in de familie. Bij ons sterven ze allemaal jong. Mijn vader. Mijn moeder. Mijn grootouders. Htin grootouders. Mijn neef Frangois. Mijn broer. Of nee, die leeft nog. Die is pas negenentwintig moet je rekenen, dus die heeft nog wel een paar jaar om jong te sterven. Wil je nog wat drinken? Liefst iets snels, ik heb over een kwartier een andere afspraak, zeg maar over een uur. Nog een vodka?” “Ja, graag.” Guggenheimer bestelde twee vodka”s met ijs. “Ik zeg het,” zei hij, “ik denk dat ik maar “ns ga kappen met dat producen.” Hij slurpte van z”n glas. “Vodka drinken is een paar jaar uit geweest, maar nu is het weer in, wist jij dat? Dat heeft een Italiaanse kelner me eens verteld, in “91 of “92, daar wil ik af zijn. In Rome was dat. Een kutstad overigens. Hoe gaat dat nieuwe station heten waar jij directeur van wordt?” “Het is nog niet zeker dat ik het word,” zei de man. “Daar moet je je niks van aantrekken,” vond Guggenheimer. Wie zijn de tegenkandidaten?” Wan Dam van DST en De Kudt van ovr.” Wan Dam en De Kudt, wel wel. Wie had dat kunnen voorspellen. Hoe heet jij eigenlijk? Kan je geloven dat ik dat vergeten ben.” “Bauwens. Theo Bauwens. Ik dacht dat je dat wel wist. We kennen elkaar al jaren.” “Natuurlijk kennen we elkaar al jaren, heb ik dat ooit tegengesproken? Bauwens zeg je. Ben je een broer van die tandarts Bauwens? Ik had vroeger een tandarts Bauwens, die heeft op een keer bijna heel m”n onderkaak achter m”n oren getrokken. Is dat je broer?” “Nee. Ik heb alleen twee zussen.” “Bof jij even. Met broers schiet je geen moer op. Kijk naar de mijne, die wil voor niks deugen. Dat is een kunstenaar, ik lieg niet. Een godverdomde beeldhouwer. Die vangt soms anderhalf miljoen voor een beeld. Tegenwoordig is hij bezig aan een buste van prinses Astrid en al haar kinderen. Alle vijf in één buste, je moet het maar doen. Anderhalf miljoen, meneertje. Wat zijn wij waard?”
“Heeft prinses Astrid vier kinderen?” “Dat moet je aan mijn broer vragen. Die komt bij dat mokkel aan huis. Ik verzeker je, het is niet alle beeldhouwers gegeven om bij prinses Astrid over de vloer te komen.” “Ik heb nog nooit van hem gehoord.” “Hij werkt in alle anonimiteit. Dat zou ik ook doen als ik een beeldhouwer was. Wie wil er iets weten over beeldhouwers? Geen hond.”

 

Herman Brusselmans (Hamme, 9 oktober 1957)

 

De Poolse dichter en schrijver Tadeusz Różewicz werd geboren in Radomsko op 9 oktober 1921. Zie ook mijn blog van 9 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Tadeusz Różewicz op dit blog.

 

zonder

de grootste gebeurtenis
in het leven van de mens
is de geboorte en dood
van God

vader Onze Vader
waarom hebt u
als een slechte vader
midden in de nacht

zonder teken zonder spoor
zonder woorden

waarom hebt U mij
waarom heb ik U
verlaten

leven zonder god is mogelijk
leven zonder god is onmogelijk

maar als kind heb ik me gevoed
met U
Uw lichaam gegeten
bloed gedronken

misschien verliet U me
toen ik mijn armen wilde
openen
om het leven te omhelzen

onnadenkend
breidde ik mijn armen uit
en liet U gaan

of misschien vluchtte U
omdat U mijn lachen
niet kon aanhoren

U lacht nooit

of misschien strafte U mij
klein en onwetend
voor mijn koppigheid
hoogmoed
omdat ik een nieuwe mens
een nieuwe taal
probeerde te scheppen

geruisloos verliet U me
zonder vleugelslag zonder bliksems
als een veldmuis
als water door zand opgezogen
druk bezig verstrooid
merkte ik noch Uw vlucht
noch Uw afwezigheid
in mijn leven op

leven zonder god is mogelijk
leven zonder god is onmogelijk

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

Tadeusz Różewicz (9 oktober 1921 – 24 april 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e oktober ook  mijn blog van 9 oktober 2018 en ook mijn blog van 9 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 9 oktober 2016 deel 2.

The Song of the Wage-slave (Robert W. Service), Aleksander Wat

 

Bij 1 mei        

 

Onder het juk (het kreupelhout verbranden) door de Finse schilder Eero Järnefelt, 1893

 

The Song of the Wage-slave

When the long, long day is over, and the Big Boss gives me my pay,
I hope that it won’t be hell-fire, as some of the parsons say.
And I hope that it won’t be heaven, with some of the parsons I’ve met —
All I want is just quiet, just to rest and forget.
Look at my face, toil-furrowed; look at my calloused hands;
Master, I’ve done Thy bidding, wrought in Thy many lands —
Wrought for the little masters, big-bellied they be, and rich;
I’ve done their desire for a daily hire, and I die like a dog in a ditch.
I have used the strength Thou hast given, Thou knowest I did not shirk;
Threescore years of labor — Thine be the long day’s work.
And now, Big Master, I’m broken and bent and twisted and scarred,
But I’ve held my job, and Thou knowest, and Thou wilt not judge me hard.
Thou knowest my sins are many, and often I’ve played the fool —
Whiskey and cards and women, they made me the devil’s tool.
I was just like a child with money; I flung it away with a curse,
Feasting a fawning parasite, or glutting a harlot’s purse;
Then back to the woods repentant, back to the mill or the mine,
I, the worker of workers, everything in my line.
Everything hard but headwork (I’d no more brains than a kid),
A brute with brute strength to labor, doing as I was bid;
Living in camps with men-folk, a lonely and loveless life;
Never knew kiss of sweetheart, never caress of wife.
A brute with brute strength to labor, and they were so far above —
Yet I’d gladly have gone to the gallows for one little look of Love.
I, with the strength of two men, savage and shy and wild —
Yet how I’d ha’ treasured a woman, and the sweet, warm kiss of a child!
Well, ’tis Thy world, and Thou knowest. I blaspheme and my ways be rude;
But I’ve lived my life as I found it, and I’ve done my best to be good;
I, the primitive toiler, half naked and grimed to the eyes,
Sweating it deep in their ditches, swining it stark in their styes;
Hurling down forests before me, spanning tumultuous streams;
Down in the ditch building o’er me palaces fairer than dreams;
Boring the rock to the ore-bed, driving the road through the fen,
Resolute, dumb, uncomplaining, a man in a world of men.
Master, I’ve filled my contract, wrought in Thy many lands;
Not by my sins wilt Thou judge me, but by the work of my hands.
Master, I’ve done Thy bidding, and the light is low in the west,
And the long, long shift is over … Master, I’ve earned it — Rest.

 

Robert W. Service (16 januari 1874 – 11 september 1958)
Harris Museum, kunstgalerie en bibliotheek in Preston, Lancashire, de geboorteplaats van Robert W. Service

 

De Poolse schrijver en dichter Alexander Wat werd geboren op 1 mei 1900 in Warschau. Zie ook alle tags voor Aleksander Wat op dit blog.

 

Japans boogschieten

1

De hand zegt de pees:
Gehoorzaam mij.
De pees antwoordt de hand:
Tref zeker, jij.
Tegen de pijl zegt de pees:
Vlieg nu weg, pijl.
De pijl antwoordt de pees:
Maak dat ik ijl.
De pijl zegt de schijf:
licht mij bij.
De schijf antwoordt de pijl:
houd van mij.

2

De schijf zegt pijl pees hand oog:
Tat swam Asi
Wat in de heilige taal betekent:
Ik ben Jou.

3

(Noot van een christen:
Moeder Maria,
waak over de schijf, de boog, de pijl
en de schutter.)

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

Aleksander Wat (1 mei 1900 – 29 juli 1967)
Cover biografie

 

Zie voor de schrijvers van de 1e mei ook mijn blog van 1 mei 2021 en ook mijn blog van 1 mei 2020 en eveneens mijn blog van 1 mei 2019 en ook mijn blog van 1 mei 2016 deel 1 en deel 2 en eveneens deel 3.

Menno Wigman, Tadeusz Różewicz

De Nederlandse dichter en vertaler Menno Wigman werd geboren in Beverwijk op 10 oktober 1966. Zie ook alle tags voor Menno Wigman op dit blog.

 

Tot de bodem

Een kroeg bezoeken en naar glazen grijpen,
je geest, een luchtballon, van zandzakken bevrijden,
steeds hoger stijgen en blijmoedig verder hijsen,
de hoogste tijd, een nieuwe kroeg, je geld, je jas,
zo dweil je door de koude voorjaarsnacht en pist,
je bent een man of niet, schuimkringen in de gracht.

Ik las dat de politie bij elk waterlijk
(het gaat om meer dan vijftig doden in drie jaar)
sinds kort meteen naar open gulpen kijkt.
Hoe drank een vloek over de grachten verft.
Hoe water ’s nachts naar mensen grijpt.

Een flits van speelgoed, stranden, tuinen en tv.
Naar kades klauwen, in je kreten stikken, rond
die luchtbel, rond je hoofd, een engel die niet komt,
o de gestorven zomers in je mond.

 

Oropax

Zolang die beesten van hierboven in hun scheve
liefde blijven wonen, grendel ik mijn oren af.
Wat een valse oorlog druipt er uit hun bek!
Maar ook wanneer ze soms – zoals dat gaat –
alsnog in bed… Ik kan het niet meer horen.

En terwijl ik met mijn Oropax het hele pand
tot zwijgen dwing, schraap ik wat restjes
liefde bij elkaar en vraag me af hoe goed
ik at toen ik nog honger had. Ach,

laat hem barsten, breek haar botten,
maar bespaar me dat toneel. Al was het maar
omdat ik dagelijks het noodweer moet vergeten

dat tussen deze muren heeft gewoed.
Ik denk dat ik alleen weet hoe het moet.

 

Ergens was het zomer

Duizend geuren en geluiden geleden,
lang voor ik als een keizer
uit mijn moeder werd gesneden en druipend
aan het licht werd uitgeleverd,
hoorde ik een stem mijn komst bespreken.

Dat ik blond zou zijn en Mark zou heten,
Birthe, Lies of Bart, niets stond
nog vast. Maar buiten hing een rode zon
te bloeden, er droop een geur van
bang geluk uit de seringen en de avondkrant

zag wit van Vietnam. – Ik weet van niks.
Ik heers en zeil en schop
in mijn volmaakt gevoerde envelop.
Nooit val ik samen met een naam.
Nooit spoel ik panisch in het daglicht aan.

 

Menno Wigman (10 oktober 1966 – 1 februari 2018)

 

De Poolse dichter en schrijver Tadeusz Różewicz werd geboren in Radomsko op 9 oktober 1921. Zie ook alle tags voor Tadeusz Różewicz op dit blog.

 

je leeft dus toch te lang als je gedichten schrijft

een dorre kracht overschaduwt
de gebieden van de taal

in een hoek liggen
op een krant tot moes gekookte gedichten
linguistische
didactische
patriottische
religieuze en andere

wat is de Weg terug
naar het dichterschap
na het verlaten van de wereld
na het heengaan
een hopeloze
reis

je leeft dus toch
te lang als je gedichten schrijft

verloren tussen de kletsers,
in het nachtelijk duister, kunnen we
de schijn van licht,
die hun gepraat vergezelt, slechts haten.

de woorden vallen onderweg
en de lange mars
naar de dood van de dichter
filosoof priester en nar
duurt voort
een marteling van taal
rad in de leegte
boeken slaan we open
op toevallige plaatsen
al kletsend hebben we de waardigheid
en ernst van de dieren verloren

verstoren de harmonie
tussen ding en woord
dat is de nieuwe liefde
die het hart niet ontroert
noch de zon noch de sterren
dat is de nieuwe poëzie
woorden zijn veranderd in woorden
en ‘de mogelijkheden van de mens’
zijn onbegrensd

het voorhoofd bedekt
met doodszweet
keren we terug naar ons vernielde huis
zoeken leven in de graven

boven ons
staat aan een vuile hemel
de zon
als een grote gele luis

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

Tadeusz Różewicz (9 oktober 1921 – 24 april 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e oktober ook mijn blog van 10 oktober 2021 en ook mijn blog van 10 oktober 2018 en ook mijn blog van 10 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 10 oktober 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Herman Brusselmans, Tadeusz Różewicz

De Vlaamse schrijver Herman Brusselmans werd geboren in Hamme op 9 oktober 1957. Zie ook alle tags voor Herman Brusselmans op dit blog.

Uit: Problemen die er geen zijn (De laatste ondergang)

“Irma liep van het station naar huis. Noch in haar tas noch in haar jaszakken vond ze haar sleutels. Er kon niemand de deur voor haar opendoen: haar man woonde met z’n nieuwe vriendin in een ander dorp, haar zoon Sören was verkast naar Oostenrijk, en haar dochter Cindy was de dag ervoor overleden. Irma bedacht dat de sleutels tijdens haar gang van het station naar huis uit haar tas of jaszak moesten gevallen zijn. Ze voelde nogmaals, en vond een gat in de linker jaszak. Ik steek m’n
sleutels toch altijd in de rechterjaszak? dacht ze. Ze voelde een derde keer, en ook in de rechterjaszak zat een gat.
Misschien heb ik ze uitzonderlijk, voor één keer, toch in de linker jaszak gestoken, dacht ze. Hoe dan ook was ze haar sleutels kwijt. Was het de moeite om speurend, met de ogen naar de grond, de weg van het huis naar het station af te leggen? Misschien wel. Ze keek voor alle zekerheid nog maar ’ns in haar tas, maar nee, geen sleutels.
Ze begon aan de tocht van haar huis naar het station, inderdaad met haar ogen naar beneden gericht. Af en toe keek ze voor zich uit, om te vermijden dat ze ergens tegenaan zou lopen. Toch liep ze ergens tegenaan, een ijzeren paal waarop vanboven het verkeersbord alleen parkeren voor gehandicapten was bevestigd. De klap kwam harder aan dan de grootste pessimist voor mogelijk had gehouden. Irma sloeg achterover, met een bloedende wond in haar voorhoofd. Ze wilde werktuigelijk meteen recht klauteren, maar dat mislukte. Bovendien zag ze alles dubbel, ook het gezicht dat boven haar verscheen. ‘Wat deed je toch?’ vroeg een vrouwenstem.
‘M’n dochter Cindy is dood,’ zei Irma, en ze voelde dat ze begon te huilen.
‘En daarom liep je tegen die paal?’ vroeg de vrouw, die hoogblond was.
‘Nee, omdat ik m’n sleutels kwijt was,’ zei Irma, waar- na ze snikkend het bewustzijn verloor. De hoogblonde vrouw belde de ambulancedienst. Er waren nog meer mensen rond Irma’s tafereel komen staan. ‘Hoe is het gebeurd?’ vroeg een man die een minipoedel aan de lijn had.
‘Ze keek naar beneden,’ zei de hoogblonde vrouw, ‘en botste tegen deze paal omdat ze haar sleutels kwijt is.
Haar dochter Cindy is dood.’
‘Mijn dochter heet ook Cindy,’ zei een dikke vrouw.”

 

Herman Brusselmans (Hamme, 9 oktober 1957)

 

De Poolse dichter en schrijver Tadeusz Różewicz werd geboren in Radomsko op 9 oktober 1921. Zie ook mijn blog van 9 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Tadeusz Różewicz op dit blog.

 

nu

vroeger
waakte ik
elk ogenblik
kon de poëzie me overvallen
ik rende tot ik buiten adem was
het beeld achterna dat zich bewoog

nu
laat ik de gedichten lopen
weg van mij
verpieteren vergeten
versterven

geen stap
nader tot hun verwerkelijking

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

Tadeusz Różewicz (9 oktober 1921 – 24 april 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e oktober ook  mijn blog van 9 oktober 2018 en ook mijn blog van 9 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 9 oktober 2016 deel 2.

Herman Brusselmans, Tadeusz Różewicz

De Vlaamse schrijver Herman Brusselmans werd geboren in Hamme op 9 oktober 1957. Zie ook alle tags voor Herman Brusselmans op dit blog.

Uit: Maanlicht van een andere planeet

“Louis Tinner was weduwnaar en kinderloos. Z’n vrouw en z’n zoon waren verongelukt met de auto. Z’n vrouw was bezig z’n zoon te leren rijden. Hij was geen goede leerling. Hij miste een bocht en reed rechtdoor tegen de muur van een pastorij. De pastoor hoorde de klap, kwam naar buiten gelopen, struikelde, en stootte z’n hoofd hard tegen een plavuis. Hij overleefde, maar de vrouw en de jongen in de auto niet. Van de vrouw was de nek gebro-ken, van de jongen ook. Twee gebroken nekken, dacht Tinner wel eens, wie had het kunnen denken? Hij woon-de nu alleen in de ruime flat boven een restaurant in de Burgstraat. Hij was al een aantal jaar een zestiger. Hij vond z’n leeftijd prima, in die zin dat hij er zich niks van aantrok hoe oud hij was. Als iemand hem ernaar vroeg, zei hij: ‘Ik ben zesenvijftig, zoals de broer van Jezus toen hij stiert’ Er werd dan gezegd: ‘Jezus had toch geen broer?’, en dan zei Tinnen `Je hebt gelijk, Jezus had geen broer.’ Het kon hem nooit schelen wie gelijk had, hij of iemand anders. Op een dag stond hij bij het graf waarin zowel z’n vrouw als z’n zoon begraven lag. Noch z’n vrouw noch z’n zoon had ooit uitsluitsel gegeven omtrent begraving of crematie, en Tinner had hen dan maar ter aarde laten bestellen. Hij hield niet van crematie, het was een parodie op de menselijke brandbaarheid. Hij stond bij dat graf, en keek naar de fotootjes die aan de zerk beves-tigd waren. Z’n vrouw was aantrekkelijk geweest, en z’n zoon had op haar geleken. Hij had veel succes bij de meis-jes gehad. Soms belde zo’n meisje aan de deur, en als Tin-ner opendeed, vroeg ze naar z’n zoon. Dan zei Tinnen `Hij is niet thuis, hij is een dode kanarie gaan kopen.’ Het meisje ging altijd meteen weer weg. Wat moest ze an-ders? Tinner nodigde haar niet uit om naar binnen te ko-men. Hij wist niet wat hij met een meisje in z’n huis moest aanvangen. Hij kon haar de kop inslaan, dat wel. Maar dat zorgt voor veel gedoe. Op den duur zou er nog politie bij te pas komen ook. Tinner stond bij het graf, keek naar de fotootjes, en mompelde: ‘Ik heb vanochtend een boter-ham met oude kaas gegeten, het is maar dat jullie het we-ten. Excuus dat ik geen bloemen heb meegebracht, de bloemenhandelaar is met vakantie. Hij is gaan windsurfen op de Povlakte. Een kogel tussen z’n ogen zou nog te goed voor hein zijn. Zo, hier liggen jullie dan. Ik was hier vorige week ook al, en toen dacht ik ineens: wat sta ik hier in godsnaam te doen? Ik had buikpijn op de koop toe. In zo’n geval ga je algauw weer weg. Maar nu ben ik er weer. En weer ga ik weg. Tot de volgende keer.’ Hij verliet het kerkhof. Die buikpijn, daar was iets mee.”

 

Herman Brusselmans (Hamme, 9 oktober 1957)

 

De Poolse dichter en schrijver Tadeusz Różewicz werd geboren in Radomsko op 9 oktober 1921. Zie ook mijn blog van 9 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Tadeusz Różewicz op dit blog.

 

poëzie neemt niet altijd
de vorm aan
van een gedicht

na vijftig jaar
schrijven

kan poëzie zich
aan de dichter
openbaren
in de gedaante van een boom
een wegvliegende
vogel
licht

ze voegt zich
naar de mond
nestelt zich in het zwijgen

of leeft verstoken van vorm en inhoud
in de dichter

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

Tadeusz Różewicz (9 oktober 1921 – 24 april 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e oktober ook  mijn blog van 9 oktober 2018 en ook mijn blog van 9 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 9 oktober 2016 deel 2.