Robert Lowell, Jacques Chessex, Ryūnosuke Akutagawa, Sabina Lorenz, Richard Wilbur, Ralph Ellison

De Amerikaanse dichter Robert Traill Spence Lowell werd geboren op 1 maart 1917 in Boston. Zie ook alle tags voor Robert Lowell op dit blog.

 

Homecoming

What was is … since 1930;
the boys in my old gang
are senior partners. They start up
bald like baby birds
to embrace retirement.

At the altar of surrender,
I met you
in the hour of credulity.
How your misfortune came out clearly
to us at twenty.

At the gingerbread casino,
how innocent the nights we made it
on our Vesuvio martinis
with no vermouth but vodka
to sweeten the dry gin–

the lash across my face
that night we adored . . .
soon every night and all,
when your sweet, amorous
repetition changed.

 

“To Speak of Woe That Is in Marriage”

“The hot night makes us keep our bedroom windows open.
Our magnolia blossoms.Life begins to happen.
My hopped up husband drops his home disputes,
and hits the streets to cruise for prostitutes,
free-lancing out along the razor’s edge.
This screwball might kill his wife, then take the pledge.
Oh the monotonous meanness of his lust. . .
It’s the injustice . . . he is so unjust–
whiskey-blind, swaggering home at five.
My only thought is how to keep alive.
What makes him tick?Each night now I tie
ten dollars and his car key to my thigh. . . .
Gored by the climacteric of his want,
he stalls above me like an elephant.”

 

 
Robert Lowell (1 maart 1917 – 12 September 1977)

Lees verder “Robert Lowell, Jacques Chessex, Ryūnosuke Akutagawa, Sabina Lorenz, Richard Wilbur, Ralph Ellison”

Robert Lowell, Jacques Chessex, Ryūnosuke Akutagawa, Sabina Lorenz, Richard Wilbur Ralph Ellison

De Amerikaanse dichter Robert Traill Spence Lowell werd geboren op 1 maart 1917 in Boston. Zie ook alle tags voor Robert Lowell op dit blog.

The Ruins Of Time

(Quevedo, Mire los muros de la partia mia and
Buscas en Roma a Roma, (!)O peregrino!)

I

I saw the musty shingles of my house,
raw wood and fixed once, now a wash of moss
eroded by the ruin of age
furning all fair and green things into waste.
I climbed the pasture. I saw the dim sun drink
the ice just thawing from the boldered fallow,
woods crowd the foothills, sieze last summer’s field,
and higher up, the sickly cattle bellow.
I went into my house. I saw how dust
and ravel had devoured its furnishing;
even my cane was withered and more bent,
even my sword was coffined up in rust—
there was no hilt left for the hand to try.
Everything ached, and told me I must die

II

You search in Rome for Rome? O Traveller!
in Rome itself, there is no room for Rome,
the Aventine is its own mound and tomb,
only a corpse recieves the worshipper.
And where the Capitol once crowned the forum,
are medals ruined by the hands of time;
they show how more was lost by chance and time
the Hannibal or Ceasar could consume.
The Tiber flows still, but its waste laments
a city that has fallen in its grave—
each wave’s a woman beating at her breast.
O Rome! Form all you palms, dominion, bronze
and beauty, what was firm has fled. What once
was fugitive maintains its permenance.

 
Robert Lowell (1 maart 1917 – 12 September 1977)
Cover

Lees verder “Robert Lowell, Jacques Chessex, Ryūnosuke Akutagawa, Sabina Lorenz, Richard Wilbur Ralph Ellison”

Jan Eijkelboom, Franzobel, Jim Crace, Franz Hohler, Jacques Chessex

De Nederlandse dichter, vertaler en journalist Jan Eijkelboom werd op 1 maart 1926 in Ridderkerk geboren. Zie ookalle tags voor Jan Eijkelboom op dit blog.

Non omnis moriar*

Soms, als een distel door dik asfalt,
barst er een regel poëzie
de taal van mensen in.

Zo werd de Dapperstraat een plek
van hoge adel en duurt de Mei
al meer dan honderd jaar.

Zo wijs ik soms mijn kleine zoon
des avonds op een fonkelend verschijnsel
en roep: O Venus, felle star.

Hij corrigeert mij wel, maar geeft
het later toch misschien weer door.
Het lijkt zo’n magere troost,

te bedenken dat lang na je dood
een jonge vrouw een woord van jou
nog op de tong kan nemen.

Het is ook wel een weelderig genoegen,
niet geheel dood te hoeven.

* niet geheel zal ik sterven

 

O

O, dat ik ooit nog eens
een vers met o beginnen mocht,
dat het dan ongezocht een ode
werd waarin zeg maar een dode
dichteres tot leven kwam
ofwel een warm lief lijf
tot marmer werd waardoor
voor wie daarvoor gevoelig is
een adem ging als was het
leven nu voorgoed betrapt.

Maar nee, wat bij mij ingaat
moet bezinken,
verdicht zich tot een sprake-
loos substraat
dat roerig wordt en uit wil breken
en soms vermomd de mond verlaat.

O, klonk het nog eens ongehinderd.

Jan Eijkelboom (1 maart 1926 – 28 februari 2008)

Lees verder “Jan Eijkelboom, Franzobel, Jim Crace, Franz Hohler, Jacques Chessex”

Jan Eijkelboom, Franzobel, Jim Crace, Franz Hohler, Jacques Chessex, Lytton Strachey

De Nederlandse dichter, vertaler en journalist Jan Eijkelboom werd op 1 maart 1926 in Ridderkerk geboren. Zie ook mijn blog van 1 maart 2008 en ook mijn blog van 28 februari 2008 en ook mijn blog van 1 maart 2009. en ook mijn blog van 1 maart 2010.

Schilderij, Duits, 19de eeuw

Dit is de liefde:
stilstand van de tijd.
De jongeling die met het meisje
in suizend onbewegen
de steile rots afspringt.

Tussen Teutoonse sparren heeft,
onhoorbaar tandenknarsend
boven een stalen baard,
de man te paard
– rivaal of vader –
het zwaard vergeefs ontbloot.
Zie ook de tanden van de honden
die doodstil grommen aan de rand.

Tanden en zwaard bereiken nooit het paar.
Het paar haalt nooit de grond.
Het blijft ontheven in een val
die op een dans gelijkt,
zo losjes houden zij elkander
bij de hand en bij
de smalle leest.

Dit is de tijd die blijft,
omdat er niets beweegt.

 

Slikkerveer

Hier hoorde mijn moeder in negentien vijf
het drinkwater aan komen ruisen
door de net aangelegde buizen.

Hier zag ik tegen de ochtendzon
mijn grootvader thuiskomen van de Noord
die hij heen-en-terug was overgezwommen
om zijn zestigste verjaardag te vieren.

Hier hoorde ik als jongen
een uiteenvallende briket ritselen
in het fornuis en dacht:
het klinkt als zilverpapier
dat terug tracht te komen
uit zijn verfrommeling.

Ik borg dat op voor later –
voor nu.

 

Voor wat hoort wat

Voor wat hoort wat
Een kind vraagt nooit
waarom, waartoe het toch
op aarde werd geworpen.

Daarom en niet omdat
het hulpeloos zou zijn
verzorgen wij het trouw,

vereren het als god.
Tot het de dood ontdekt
en een der onzen wordt.

 

Jan Eijkelboom (1 maart 1926 – 28 februari 2008)

 

 

Lees verder “Jan Eijkelboom, Franzobel, Jim Crace, Franz Hohler, Jacques Chessex, Lytton Strachey”

Jan Eijkelboom, Franzobel, Jim Crace, Franz Hohler, Jacques Chessex, Lytton Strachey, Ryūnosuke Akutagawa

De Nederlandse dichter, vertaler en journalist Jan Eijkelboom werd op 1 maart 1926 in Ridderkerk geboren. Zie ook mijn blog van 1 maart 2008 en ook mijn blog van 28 februari 2008 en ook mijn blog van 1 maart 2009. 

 

Sluitertijd

 

Zie de afbladderende dichter.

Heb ik het goed? Kijkt hij

vanuit die plooien, de gelaagdheid

van aanzicht en overjas

nog steeds de lens tegemoet?

 

Zal ik hem vertellen hoe het

eindtraject moet worden afgelegd?

Ach, je gelooft je ogen niet

en wat hij zegt of prevelt

gaat ook al op de prent verloren –

 

De plek heeft hij zelf uitgekozen.

Een dichtgemetseld godshuis.

Maar in verweerde steen en brokkelige

kalk schuilt een betekenis

die nog verwoord wil zijn

wie weet nog uitgelegd.

 

 

Dreamtime

 

Er is geen begin en het einde is zoek.

 

Moge het sterven sereen zijn

toch zet het zich voort

in het bloedbad van een geboorte,

de geboorte van iemand anders dan,

dat valt niet te ontkennen.

 

Maar in het leven is ons gegeven

te doen alsof er geen dood was,

niet met de kop in het zand

maar juist op de uitkijk

naar weer een ander land,

een te bevaren kust.

 

En onderweg vermaan je nog een kind

dat zegt dat het zich dood verveelt:

ga in gods naam wat doen.

En het kind roept: maar ik bèn er toch?

 

Liefst zijn ook wij ons van geen kwaad bewust.

 

 

Lege kerk 1

 

Het hoog karkas, de nutteloze ruimte,

preekstoel en orgel afgedekt, een leegte

die het licht naar binnen zuigt.

 

De jongen die daar zat op bikkelharde,

nu weggehaalde banken, verzon eens

hoe je slingerend van lichtkroon

 

naar lichtkroon als Tarzan kon ontkomen

aan ’t herderlijke dwangbevel

dat onder hem de kudde deed verstarren.

 

Wat bleef is een afwezigheid

die heel die ruimte vult en reikt

tot aan het tongewelf, het schedeldak

 

van wie hier staat en ongeschonden

straks weer het heiligdom verlaat.

jan_eijkelboom.jpg

 

De Oostenrijkse schrijver, dichter en schilder Franzobel werd geboren op 1 maart 1967 in Vöcklabruck. Zie ook mijn blog van 1 maart 2007 en ook mijn blog van 28 februari 2008 en ook mijn blog van 1 maart 2009. 

 

Deutschland marschiert

 

Es dampfte das Entgegenkommen, Mensch

mit Wandervereinen, Pokalen gesteinigt,

als man noch schlechte Kragenknöpfe hatte,

mit Schmerzen ging, um die Zehen Watte,

da man noch nichts von Pediküre geahnt,

Blasen, als ob das Erdreich jählings zerrisse

und Schritte linkshin zur Fläche

ekligen Leichnams Schwarzfinsternis,

Gesichter, todmüde, fertig die Nacht,

die halbvollen aus unendlichen Rücken

kommenden Blasen, die stinken im Schritt

und faulend noch schreien:

Deutschland marschiert.

 

 

Autoscooter/Loveparade: Sehne

 

Wie Sehnen, Sucht und See
Schnecken tief im Gras wie
Füße hat es nie gegeben,
keine Sonne, Flüstern nicht,
Milchgefühl, mit Abstand,
Blümchenmuster wie wir sind
unnahbar, Zuseher und/oder was
hat uns gestülpt. Heraus.  

franznobel.jpg

Franzobel (Vöcklabruck, 1 maart 1967)

 

 

De Engelse schrijver Jim Crace werd geboren op 1 maart 1946 in St. Albans, Hertfordshire. Zie ook mijn blog van 1 maart 2009. 

 

Uit: The Pesthouse

 

„Everybody died at night. Most were sleeping at the time, the lucky ones who were too tired or drunk or deaf or wrapped too tightly in their spreads to hear the hillside, destabilized by rain, collapse and slip beneath the waters of the lake. So these sleepers (six or seven hundred, at a guess; no-one ever came to count or claim the dead) breathed their last in passive company, unwarned and unexpectedly, without experiencing the fear. Their final moments, dormant in America.

But there are always some awake in the small times of the morning, the love-makers, for instance, the night workers, the ones with stone hard beds or aching backs, the ones with nagging consciences or bladders, the sick. And animals, of course.

The first of that community to die were the horses and the mules, which the travelers had picketed and blanketed against the cold out in the tetherings, between the houses and the lake, and beyond the human safety of stockades. They must have heard the landslide – they were so close and unprotected – though it was not especially bulky, not bulky enough, probably, to cause much damage on its own. In the time that it would take to draw a breath and yawn, there was a muted stony splash accompanied by a barometric pop, a lesser set of sounds than thunder, but low and devious, nevertheless, and worrying – for how could anyone not know by now how mischievous the world could be? The older horses, connoisseurs of one-night stands when everything was devious and worrying, were too weary after yet another day of heading dawnways, shifting carts, freight and passengers, to do much more than tic their ears and flare their nostrils. Even when, a moment later, the displaced waters of the lake produced a sloshing set of boisterous waves where there had not been any waves before, the full-growns would not even raise their heads. But the younger horses and the ever-childish mules tugged against their ropes, and one or two even broke free but hadn’t the foresight to seek high ground in the brief time that remained.“

jim-crace.jpg

Jim Crace (St. Albans, 1 maart 1946)

 

De Zwitserse schrijver, cabaretier en liedjesmaker Franz Hohler werd geboren op 1 maart 1943 in Biel. Zie ook mijn blog van 1 maart 2009. 

 

Uit: Die Steinflut

 

„Als die siebenjährige Katharina Disch mit ihrem vierjährigen Bruder Kaspar am Freitag, dem 9. September 1881 das Haus ihrer Großmutter betrat, wußte sie nicht, daß sie erst wieder bei ihrer Hochzeit von hier weggehen würde.

Ihr Vater hatte sie für ein paar Tage weggeschickt, weil die Geburt eines Kindes bevorstand, und ohne

Widerspruch hatte Katharina das Bündelchen mit den beiden Nachtgewändern und etwas Leibwäsche, das ihre älteste Schwester Anna bereitgemacht hatte, genommen, hatte noch ihre Holzpuppe Lisi so hineingesteckt, daß sie mit dem Kopf herausschaute, und war dann mit Kaspar

an der Hand aufgebrochen. Sie war froh, daß sie nicht daheim bleiben mußte.

Wie verändert war ihr die Mutter beim Abschied vorgekommen!

Sie lag im Schlafzimmer im oberen Stock, ihre Haare, die sie sonst immer aufgesteckt hatte, waren

offen über das Kissen ausgebreitet und hingen sogar über den Bettrand hinunter, sie war bleich und schwitzte, von Zeit zu Zeit preßte sie die Lippen zusammen, kniff die Augen zu und drückte mit beiden Händen auf die Bettdecke, unter der sich ihr Bauch wölbte. Katharina wollte ihr nur schnell von der Türschwelle aus auf Wiedersehn sagen, aber die Mutter winkte sie zu sich heran, strich ihr mit ihrer Hand, die ganz kalt war, über die Haare und sagte leise, sie solle die Großmutter grüßen, und sobald ihr neues Geschwisterehen da sei, werde sie jemanden schicken. Dann drehte sie sich tief einatmend

zur Seite, griff in die Schublade des Nachttischchens, holte einige gedörrte Zwetschgen heraus und gab sie ihrer Tochter mit, »für unterwegs, für dich und Kaspar«,

fügte sie hinzu und versuchte zu lächeln. Katharina steckte sie schnell in die Tasche ihrer Schürze, blieb stumm stehen und suchte immer noch mit den Augen die Mutter, die sie kannte und die derjenigen, die dalag, so wenig glich. »Muesch ke Angscht ha«, flüsterte ihr die Frau aus dem Bett zu, legte sich wieder auf den Rücken und schloß ihre Augen.“

franz_hohler.jpg

Franz Hohler (Biel, 1 maart 1943)

 

 

De Franstalige, Zwitserse schrijver Jacques Chessex werd geboren op 1 maart 1934 in Payerne. Zie ook mijn blog van 1 maart 2009. 

 

Uit: Le vampire de Ropraz

 

Ropraz, dans le Haut-Jorat vaudois, 1903. C’est un pays de loups et d’abandon au début du vingtième siècle, mal desservi par les transports publics à deux heures de Lausanne, perché sur une haute côte au-dessus de la route de Berne bordée d’opaques forêts de sapins. Habitations souvent disséminées dans des déserts cernés d’arbres sombres, villages étroits aux maisons basses. Les idées ne circulent pas, la tradition pèse, l’hygiène moderne est inconnue. Avarice, cruauté, superstition, on n’est pas loin de la frontière de Fribourg où foisonne la sorcellerie. On se pend beaucoup, dans les fermes du Haut-Jorat. A la grange. Aux poutres faîtières. On garde une arme chargée à l’écurie ou à la cave. Sous prétexte de chasse ou de braconne on choie poudre, chevrotine, gros pièges à dents de fer, lames affûtées à la meule à faux. La peur qui rôde. A la nuit on dit les prières de conjuration ou d’exorcisme. On est durement protestants mais on se signe à l’apparition des monstres que dessine le brouillard. Avec la neige, le loup revient. Il n’y a pas si longtemps qu’on a tué le dernier, en 1881, sa dépouille empaillée s’empoussière à douze kilomètres dans une vitrine du musée du Vieux-Moudon. Et l’horrible ours venu du Jura. Il a éventré des génisses il n’y a pas quarante ans dans les gorges de la Mérine. Les vieux s’en souviennent, ils ne rient pas à Ropraz ni à Ussières. Au temps de Voltaire, qui a habité le château d’en bas, au hameau d’Ussières, les brigands attendaient sur la route principale, celle de Berne, des Allemagnes, plus tard les soldats revenus des guerres de la Grande Armée rançonnaient les honnêtes gens. On fait très attention quand on engage un trimardeur pour la moisson ou la pomme de terre. C’est l’étranger, le fouineur, le voleur. Anneau à l’oreille, sournois, le laguiole glissé dans la botte.“

 

Chessex.jpg

Jacques Chessex (1 maart 1934 – 9 oktober 2009)

 

 

De Britse schrijver Giles Lytton Strachey werd geboren op 1 maart 1880 in Londen. Zie ook mijn blog van 1 maart 2007 en ook mijn blog van 28 februari 2008 en ook mijn blog van 1 maart 2009.

 

Uit: Lytton Strachey (Biografie door R. A. Scott-James)

 

MANNING was now thirty-eight, and it was clear that  he was the rising man in the Church of England.’  Eminent Victorians, from which these words are  quoted, appeared in 1918, when Lytton Strachey himself  was thirty-eight and was recognized as a rising man — perhaps  the rising man — in the world of letters. Frank Swinnerton  has said that he and another publisher’s reader, Geoffrey  Whitworth, ‘were as excited before publication as the world  was after it’. Augustine Birrell responded as wit to wit; the  Liberal leader, Asquith, in his Romanes Lecture spoke of  ‘Mr. Strachey’s subtle and suggestive art’. In the fourth  year of war this provocative book vied with the war itself  as a topic of conversation. It delighted and it scandalized.
By some it was admired for its subtle portraiture, its deft  handling of the theme, its irony, its flexible prose. Others  were thrilled by this cool attack, this scathing flanking movement, against old idols of the market-place already slightly  discredited by the Edwardians and now sufficiently demoded
to invite hue and cry. Later, Strachey was to write a more  important and equally entertaining book, Queen Victoria,  but it was Eminent Victorians which made his name and fixed  his reputation; and by that more than anything else he has  been judged and often misjudged.

He was acclaimed as a new writer, but he was not a new  writer. He had been almost continuously contributing articles  to weeklies, monthlies, or quarterlies for over fourteen years,  and a piece of masterly critical writing, Landmarks in French  Literature, had appeared in book form in 1912 — but hardly  anybody at that time read it. He is perhaps generally thought  of as a man of letters belonging essentially to the decade that  followed the Great War — that period of disillusion and  clever flippancy, ingenious experiment and delicate fantasy,  unsentimental, anti-romantic, playfully frank, and gracefully uninsistent upon anything too serious.“

 

Lytton_Strachey.jpg

Lytton Strachey (1 maart 1880 – 21 januari 1932)

Buste van Stephen Tomlin

 

 

 

De Japanse dichter en schrijver Ryūnosuke Akutagawa werd geboren op 1 maart 1892 in Tokio. Zie ook mijn blog van 1 maart 2009.

 

Uit: Rashomon

 

“I’m taking this hair… I’m taking this woman’s hair to… Well, I thought I’d make a wig.”

The servant was disappointed that the old woman’s answer was so unexpectedly dull. Along with the disappointment, those old feelings of hatred and contempt came flooding back to him. And somehow, he must have conveyed these feelings to the old woman. With the hairs she had stolen from the corpse still clutched in one hand, she mumbled in a raspy, toadish voice:

“I see. Well, perhaps it is immoral to pull out the hairs of the dead. But these corpses up here—all of them—they were just the sort of people who wouldn’t have minded. In fact, this woman whose hair I was just pulling out a moment ago—she used to cut snakes into 5-inch pieces, dry them, and go sell them at the camp of the crown prince’s palace guard, saying it was dried fish. If she hadn’t died in the plague, she would probably still be going there now. And yet, the guards said this woman’s dried fish tasted good, and they always bought it to go with their rice. I don’t think what she did was immoral. If she hadn’t done it, she would have starved to death, so, she just did what she had to. And this woman, who understood so well these things we have to do, would probably forgive me for what I’m doing to her too.”

 

Akutagawa.jpg 

Ryūnosuke Akutagawa (2 maart 1892 – 24 juli 1927)

 

 

De Duitse schrijfster en dichteres Sabina Lorenz werd geboren op 1 maart 1967 in München. Zij is mede-uitgeefster van het literatuurtijdschrift “außer.dem”. Zij publiceerde korte prozateksten en gedichten in bloemlezingen en tijdschriften. In 2007 verscheen haar dichtbundel Die Fremde ist ein Ort. 

 

Und nun

 

Wie sich auf der Durchreise Gänse
unter Touristen mischten, ich saß, du sprangst
an den Gleisen entlang, still verwachsen
mit Heckenrosen, Hornkraut im Schienenbett.
Vergessen, dass du keine Steppschuhe trugst
und auf einmal dieser Angstflügel, die Gänse
kehren wieder und ihr Schrei:
Eil! Eil! Wann
geht der Zug. Verlorene Federn
vom letzten Jahr. Du hobst sie auf, grinstest
in die Augen der Touristenkameras, breit, und
strichst und strichst diese zerzausten
Dinger. Versuch. Ein Spiel.
Du saßt
ich sprang.
War ja nichts zu sehen als Licht.

image001.jpg

Sabina Lorenz (München, 1 maart 1967)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e maart en de 29e februari ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

 

Jan Eijkelboom, Franzobel, Jim Crace, Franz Hohler, Jacques Chessex, Lytton Strachey, Ryūnosuke Akutagawa, Saul Williams

De Nederlandse dichter, vertaler en journalist Jan Eijkelboom werd op 1 maart 1926 in Ridderkerk geboren. Zie ook mijn blog van 1 maart 2008 en ook mijn blog van 28 februari 2008.

 

Zondagochtend, Wielwijk

 

De nevel hield de geuren bij de grond.
Uit open kerkdeur kwam een walm
van wierook. Geheim sloop
rond het ziekenhuis de ether.
Bij het bejaardenhuis hing
een belofte in de lucht
van zevenhonderd karbonaden.
Jongere geuren waren niet voorradig.
Het park lag uitgebloeid.
De Opels der gelovigen waren
gestald. De roekelozer wagens
van ’t volk dat straks
ter voetbal trekken zou
stonden nog roerloos in de kou.
De vogels wachtten op de zon.
Tot dan: kyrie eleison.

 

 

Woordjes leren

 

Jongens, heb je verdriet,

sprak toen de leraar Grieks,

 

dan moet je woordjes leren, woordjes

leren. Hij knikte energiek

 

zodat er as viel op zijn vest,

maar dat was toch al vies.

 

Wij lachten half vertederd,

half meewarig, want tragiek

 

daar wist je alles van en hij,

heel oud, haast vijftig, niets.

 

En dat het overging als je maar

woordjes leerde, dat was iets

 

zo absurds, zo dolkomieks

dat het in omloop kwam als een

 

gevleugeld woord. Het klapwiekt

nu verdrietig om mij heen

 

omdat ik later woordjes leerde

waarmee je ’t monster kunt bezweren

 

en ik hem niet meer zeggen kan

hoe ik soms naar die stem verlang,

naar dat onhandige advies

 

JAN_EYKELBOOM

Jan Eijkelboom (1 maart 1926 – 28 februari 2008)

 

De Oostenrijkse schrijver, dichter en schilder Franzobel werd geboren op 1 maart 1967 in Vöcklabruck. Zie ook mijn blog van 1 maart 2007  en ook mijn blog van 28 februari 2008.

Uit: Frau Hornaus im Hochstand

“-Waren Sie schon einmal vom Leben durchgeglüht?
-Wissen Sie, daß Jesus extra für Sie gestorben ist? Sie. Extra Sie hat er erlöst. Sie persönlich. Für Ihre Sünden hat er Leid ertragen. Für Ihren Platz im Paradies? Sie wurden persönlich auserwählt. Haben Sie kurz Zeit?
Und der Vater, noch vom Schlaf verwirrt, noch nicht ganz bei sich, bat zwei debil grinsende Persönchen herein. Aurelia und Zita paßten gut zu ihren Namen. In pfeffer- und salzfarbene Mäntel gehüllt, dicke Brillen im beflaumten Gesicht, dünne Lippen, abstehendes Ohrenpergament, dezent mit Gold behängt. Wanderschuhe. Nach Lavendel und chemischer Kleiderreinigung rochen sie. Abgelagertes, fast verkarstetes Leben in gebückten Gestalten.
-Meinetwegen setzen Sie sich halt. Der verknitterte Vater holte sich ein Bier, die beiden Damen lehnten ab.
-In der Bibel steht auf alles eine Antwort, sie nimmt uns das Gefühl des Ausgeliefertseins, nicht, wortwörtlich steht da alles drin. Wir sind Produkt des Schöpfungsakts. Auch Sie. Und bloß weil der Mensch gesündigt hat, hat Gott ihn vertrieben. In der Bibel stehts. Lesen Sie darin?
-Nein, brummte der Vater, ärgerlich, daß er so überrumpelt worden war, auch wollte er nicht sehen, was der Mensch verbrochen hatte. Erbsünde? Bibelrotz? Das war doch alles bloß ein Mist.
-Der Mensch hatte die Entscheidung, und der erste vollkommene Mensch, Adam, hat sich für die Lüge entschieden, für das Nichtgehorchen. Deshalb hat Gott ihn aus dem Paradies vertreiben müssen, weil er nicht geliebt hat, nicht gehorcht. Für die Sünde hat er sich entschieden, dieser Adam. Wir aber, wir dürfen keine Unzucht treiben. Gott weiß alles, was wir denken und tun. Seinen eigenen Sohn hat er geopfert, hat ihn extra ans Kreuz genagelt wegen uns. Nicht. Damit er uns von unseren Sünden befreit. Nicht.
-Was für Sünden denn?”

franzobel

Franzobel (Vöcklabruck, 1 maart 1967)

 

 

De Engelse schrijver Jim Crace werd geboren op 1 maart 1946 in Forty Hill, Hertfordshire. Na zijn studie Engelse literatuur aan de University of London werkte hij vanaf 1968 voor de Voluntary Services Overseas in Soedan. Twee jaar later keerde hij terug en begon voor de BBC te werken. Van 1976 tot 1987 was hij freelance journalist voor o.a. The Daily Telegraph. In 1974 publiceerde hij zijn eerste fictie, Annie, California Plates, in The New Review. Daarna volgden talrijke short stories en hoorspelen.

 

Uit: The Devil’s Larder

 

„Someone has taken off — and lost — the label on the can. There are two glassy lines of glue with just a trace of stripped paper where the label was attached. The can’s batch number — RG2JD 19547 — is embossed on one of the ends. Top or bottom end? No one can tell what’s up or down. The metal isn’t very old.

They do not like to throw it out. It might be salmon — not cheap. Or tuna steaks. Or rings of syruped pineapple. Too good to waste. Guava halves. Lychees. Leek soup. Skinned Italian plum tomatoes. Of course, they ought to open up the can and have a look, and eat the contents there and then. Or plan a meal around it. It must be something that they like, or used to like. It’s in their larder. It had a label once. They chose it in the shop.

They shake the can up against their ears. They sniff at it. They compare it with the other cans inside the larder to find a match in size and shape. But still they cannot tell if it is beans or fruit or fish. They are like children with unopened birthday gifts. Will they be disappointed when they open up the can? Will it be what they want? Sometimes their humour is macabre: the contents are beyond description — baby flesh, sliced fingers, dog waste, worms, the venom of a hundred mambas — and that is why there is no label.“

 

crace

Jim Crace (Forty Hill, 1 maart 1946)

 

De Zwitserse schrijver, cabaretier en liedjesmaker Franz Hohler werd geboren op 1 maart 1943 in Biel. Hij studeerde germanistiek en romanustiek in Zürich. Nog tijdens zijn studie voerde hij in 1965 zijn eerste soloprogramma pizzicato op. Het succes moedigde hem aan zijn studie op te geven en zich aan de kunst te wijden. Behalve cabaret schrijft hij romans, verhalen, toneelstukken, jeugdboeken en werk voor film en televisie.

 

Uit: Es klopft

 

„Seit einer Stunde lag er im Bett und konnte nicht einschla-fen.Auf dem Rücken nicht, auf dem Bauch nicht, auf der lin-ken Seite nicht, und auf der rechten auch nicht. Das war ihm schon lange nicht mehr passiert.Er war neunundfünfzig,und gewöhnlich war er am Abend so müde, dass er, nachdem er im Bett noch ein paar Zeilen in einem Buch gelesen hatte,die Nachttischlampe löschte, der Frau an seiner Seite einen Gute-Nacht-Wunsch zumurmelte und nach wenigen Atem-zügen einschlief.Erst wenn ihn seine Blase um zwei oder drei Uhr weckte, konnte es vorkommen, dass er den Schlaf nicht gleich wieder fand, dann stand er auf, nahm das Buch in die Hand und schlich sich leise aus dem gemeinsamen Schlafzim-mer in seinen Arbeitsraum, bettete sich dort auf seine Couch und las so lange, bis ihm die Augen zufielen.Er dachte an den morgigen Tag, es war ein Montag, das hieß, dass ihn eine volle Praxis erwartete. Um halb elf waren sie beide zu Bett gegangen, nun zeigten die Leuchtziffern seiner Uhr schon fast Mitternacht, und er sah seine Ruhe-zeit dahinschrumpfen, denn morgens um sechs würde mit-leidlos der Wecker klingeln. Aufstehen und ins Arbeitszim-mer wechseln, mit dem Buch in der Hand? Er fürchtete,dadurch seine Frau zu wecken, und er fürchtete ihre Frage,ob er nicht schlafen könne. Warum, würde sie dann fragen,warum kannst du nicht schlafen? Dann müsste er zu einer Notlüge greifen. Manchmal, wenn ihm ein Behandlungsfehler unterlaufen war oder wenn sich eine folgenschwere Komplikation eingestellt hatte, was zum Glück selten vor-kam, stand der Patient nachts plötzlich vor ihm mit seinem ganzen Unglück und wollte ihn nicht in den Schlaf entlasse
n.Für solche Fälle hatte er ein Schächtelchen Rohypnol in sei-ner Hausapotheke, aber er hasste es, wenn er sich betäuben musste,und zudem war er mit der Dosierung nie ganz sicher.“

 

Hohler

Franz Hohler (Biel, 1 maart 1943)

 

De Franstalige, Zwitserse schrijver Jacques Chessex werd geboren op 1 maart 1934 in Payerne.  Hij studeerde geesteswetenschappen in Lausanne en werd daar toen leraar Frans aan het gymnasium. Voor zijn roman L’ogre kreeg hij in 1973 als eerste niet Fransman de Prix Goncourt.

 

Uit: L’économie du ciel (2003)

 

“Quand j’ai commencé à comprendre que la cause de la mort de mon père n’était pas celle que j’avais crue pendant une trentaine d’années, la fondant, l’expliquant, souvent écrivant sur elle, j’ai repoussé cette nouvelle version comme une faute contre sa mémoire.

Cela s’est fait silencieusement. D’abord j’ai revu certains lieux. Un chemin dégagé peu à peu de la ouate de la mémoire, où mon père apparaissait un matin que je revenais de l’école sur la route que je prenais deux fois par jour pour rentrer à la maison, chemin d’où il sortait ce jour-là, chapeauté de brun, à vrai dire le chapeau bas sur l’œil et le col du manteau relevé.

Chemin qu’à ma connaissance il n’empruntait que depuis qu’il donnait des leçons à Vlasta, la jeune fille tchèque recueillie par les services de l’assistance publique aux réfugiés de guerre et placée chez la vieille femme qui habitait la dernière maison tout en haut de la pente, un immeuble de trois étages qui donnait sur une cour bétonnée devant les champs vides. A une ou deux reprises j’avais vu la maison sans volets, les fenêtres sans rideaux, cube sale, déjà rongé, dans la campagne déserte. Et il n’y a pas de chemin après le cube. Il y a les champs, au loin des collines, aucune maison, aucun hameau en vue, rien que la terre grise des champs, les prairies basses, les bosses au loin des collines sur quoi souvent passe le cri des corneilles, ou le vent de cet automne où je vois surgir mon père à une heure qui n’est pas la sienne. Une heure où il est toujours à son bureau à diriger son école et le collège et le reste. Car il ne donne ses leçons à Vlasta qu’à la fin de l’après-midi, deux ou trois fois par semaine, et de toute façon à cette heure-là, dix ou onze heures du matin, Vlasta est dans sa classe au collège avec les autres élèves du cours.”

 

jacques-chessex

Jacques Chessex (Payerne, 1 maart 1934)

 

De Britse schrijver Giles Lytton Strachey werd geboren op 1 maart 1880 in Londen. Zie ook mijn blog van 1 maart 2007 en ook mijn blog van 28 februari 2008.

 

Uit: The Letters of Lytton Strachey

 

To Leonard Woolf, February 19, 1909

“The day before yesterday I proposed to Virginia. As I did it, I saw that it would be death if she accepted me, and I managed, of course, to get out of it before the end of the conversation. The worst of it was that as the conversations went on, it became more and more obvious that the whole thing was impossible. The lack of understanding was so terrific! And how can a virgin be expected to understand? You see she is her name. If I were either greater or less I could have done it and I could either have dominated and soared and at last made her completely mine, or I could have been contented to go without everything that makes life imp
ortant. Voilà! It was, as you may imagine, an amazing conversation. Her sense was absolute, and at times her supremacy was so great that I quavered.

I think there’s no doubt whatever that you ought to marry her. You would be great enough, and you’d have too the immense advantage of physical desire. I was in terror lest she should kiss me. If you came and proposed she’d accept. She really really would. ”

 

Strachey_Bussy

Lytton Strachey (1 maart 1880 – 21 januari 1932)
Geschilderd door Simon Bussy, 1904

 

De Japanse dichter en schrijver Ryūnosuke Akutagawa werd geboren op 1 maart 1892 in Tokio. Naar hem is de bekendste Japanse literatuurprijs genoemd. Omdat zijn moeder na zijn geboorte geestelijk ziek werd werd Akutagawa door zijn oom geadopteerd. Zijn eerste teksten publiceerde hij al tussen 1912 en 1916 toen hij aan de keizelijke universiteit Engelse literatuur studeerde. Na een baan als leraar begon hij voor de krant Ōsaka Mainichi te schrijven. Vanaf 1919 ging zijn gezondheid achteruit. Tegelijkertijd werd hij in zijn werk steeds realistischer en maatschappijkritischer. In 1927 pleegde hij zelfmoord door gif in te nemen.

 

Uit: Rashomon

 

„This was not only lust, as you might think. At that time if I’d had no other desire than lust, I’d surely not have minded knocking her down and running away. Then I wouldn’t have stained my sword with his blood. But the moment I gazed at her face in the dark grove, I decided not to leave there without killing him.

But I didn’t like to resort to unfair means to kill him. I untied him and told him to cross swords with me. (The rope that was found at the root of the cedar is the rope I dropped at the time.) Furious with anger, he drew his thick sword. And quick as thought, he sprang at me ferociously, without speaking a word. I needn’t tell you how our fight turned out. The twenty-third stroke… please remember this. I’m impressed with this fact still. Nobody under the sun has ever clashed swords with me twenty strokes. (A cheerful smile.)

When he fell, I turned toward her, lowering my blood-stained sword. But to my great astonishment she was gone.“

 

Akutagawa_Ryunosuke_photo

Ryūnosuke Akutagawa (2 maart 1892 – 24 juli 1927)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver, acteur, rapper en musicus Saul Stacey Williams werd geboren in Newburgh, New York op 29 februari 1972. Zie ook mijn blog van 29 februari 2008.

Uit: Dead Emcee Scrolls: The Lost Teachings of Hip-Hop

 „There is no music more powerful than hip-hop. No other music so purely demands an instant affirmative on such a global scale. When the beat drops, people nod their heads, “yes,” in the same way that they would in conversation with a loved one, a parent, professor, or minister. Instantaneously, the same mechanical gesture that occurs in moments of dialogue as a sign of agreement which subsequently, releases increased oxygen to the brain and, thus, broadens one’s ability to understand, becomes the symbolic and actual gesture that connects you to the beat. No other musical form has created such a raw and visceral connection to the heart while still incorporating various measures from other musical forms that then appeal to other aspects of the emotional core of an individual. Music speaks directly to the subconscious. The consciously simplified b
eat of the hip-hop drum speaks directly to the heart. The indigenous drumming of continental Africa is known to be primarily dense and quite often up-tempo. The drumming of the indigenous Americas, on the other hand, in its most common representation is primarily sparse and down-tempo. What happens when you put a mixer and cross-fader between those two cultural realities? What kind of rhythms and polyrhythms might you come up with? Perhaps one complex yet basic enough to synchronize the hearts of an entire generation.“

 

saul_williams

Saul Williams (Newburgh, 29 februari 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e maart en de 29e februari ook mijn vorige blog van vandaag.