Pascal Mercier, Anna Achmatova

De Zwitserse schrijver en filosoof Pascal Mercier (eig. Peter Bieri) werd geboren op 23 juni 1944 in Bern. Zie ook alle tags voor Pascal Mercier op dit blog.

Uit: Het gewicht van de woorden (Vertaald door Els Snick)

“Welcome home, Sir; zei de beambte bij de paspoortcontrole op de luchthaven van Londen. Simon Leyland keek hem aan op de manier waarop je naar iemand kijkt die juist iets belangrijks heeft gezegd, iets wat je raakt. Hij nam zijn pas in ontvangst. “thank you,’ zei hij, ‘thank you very much’. Langzaam liep hij door de gang naar de roltrap die naar de bagageafgifte beneden leidde. Af en toe ging hij aan de kant, stond even stil en bekeek alles alsof het de eerste keer was dat hij dit allemaal zag. Op de trap bladerde hij vervolgens door zijn paspoort en bekeek zijn foto. Hij had hem voor het laatst bekeken in zijn werkkamer in Triëst. Daar was het nog de foto geweest van een man die geen toekomst meer had. Nu zag hij een man die weer een toekomst voor zich had. Hij kon het nog steeds niet helemaal geloven. Hij liet zijn blik lang op de foto rusten en struikelde onderaan de trap toen de trede waarop hij had gestaan wegschoof onder de grond. Terwijl hij op zijn koffer wachtte, dacht hij erover na hoe hij zijn paspoort in Triëst in de lade had gelegd bij de andere documenten, die door zijn kinderen gevonden zouden worden. Zonder te weten waarom hij dat deed, had hij zijn pas met zijn vlakke hand stevig op de papieren gedrukt. Het gebaar had iets definitiefs gehad, een druk die iets bezegelde, en terwijl hij de beweging maakte, was hij er zelf van geschrokken. Dat was in september geweest, op een snikhete dag met sirocco. Nu was het november, en het vliegtuig was geland in een fijne mist. Leyland stapte op de trap af die naar de metro liep en bleef bovenaan staan. Hij keek naar het grote, lichtende logo van de metro, de brede rode cirkel met dwars erdoorheen de blauwe balk waarop in witte letters underground stond. Hij was een jaar of vier geweest toen hij dit voor het eerst had gezien. Zijn moeder en hij waren met de trein van Oxford naar Londen gegaan, ze waren in Paddington Station uitgestapt en hadden daar de metro genomen. De Londenaars spraken van de tube en waren er trots op de oudste metro van de wereld te bezitten, had zijn moeder verteld. Betoverd had hij in het donkere gat van de tunnel gekeken, met die roetzwarte, dikke bundel kabels die langs de muren liepen. Ver in het donker verschenen plotseling vaalgele lichten die steeds groter en helderder werden, begeleid door een mysterieus en onheilspellend gerommel dat steeds harder klonk.”

 


Pascal Mercier (Bern, 23 juni 1944)

 

De Russische dichteres Anna Achmatova werd geboren in Bolshoi Fontan bij Odessa, 23 juni 1889. Zie ook alle tags voor Anna Achmatova op dit blog.

 

Juli 1914

Er hangt haarrook. Er smeult allerwegen
Droge turf, al een maand, in het moer.
Heden hebben de vogels gezwegen
En geen esp die een blad meer verroert.

Zo werd zon tot een blijk van Gods toorn,
Sinds de Paas dorde weide en veld.
Op één been kwam een man aangezworven
Die, alleen op het erf, heeft gemeld:

‘Een getij van verschrikkingen nadert.
Dra verdringen de graven de grond.
Weest bedacht op pest, honger, verraders
en verduistering van ster, maan en zon.

Doch de vijand zal niet zich vermaken
Met de deling van ons grondgebied:
Moeder Gods dekt wit met een wade
Ons onmetelijk leed en verdriet.’

2

Jeneverbesgeur vliegt van ginder
Uit de bosbranden zoetig hierheen.
De soldatenvrouw kermt bij haar kinders,
Heel het dorp schalt van weduwgeween.

Niet om niet zijn gebeden gestegen,
Want de grond heeft naar regen gesnakt!
Warm rood vocht heeft de akkers doorzegen
En de oogst ligt te velde geknakt.

Leeg de hemel, de lage, de lage
En de stem van een biddende zacht:
‘Heilig lichaam dat wond wordt geslagen,
Ze verdobblen Uw purperen dracht.’

 

Vertaald door Marko Fondse en Jan Robert Braat

 


Anna Achmatova ( 23 juni 1889 – 5 maart 1966)
Portret door Alexander Osmerkin, 1939-40

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e juni ook mijn blog van 22 juni 2020 en eveneens mijn blog van 22 juni 2019 en ook mijn blog van 22 juni 2018 en ook mijn blog van 22 juni 2014 deel 1.

Fronleichnam (Gertraud von Bullion), Jaap Robben, Anna Achmatova

 

Bij Sacramentsdag

 


De sacramentsprocessie door Jean Mayné, 1878

 

Fronleichnam

Der Herr geht vorüber – die Menge drängt dicht,
Doch sein Blick ruht auf Dir, weißt Du, was er spricht?
„Mein Kind, deine Pein, ich kenne sie wohl,
Der Liebe und Sehnsucht ist’s Herz Dir so voll.
Blick deshalb nicht trübe hinein in die Welt,
Die verlangende Seele ist’s, die mir gefällt!
Was ist’s mit den Satten, die immer nur ruhn,
Statt dass sie Werke der Liebe tun?
 

Das Leben ist Kampf, durch Täler zur Höh‘!
Zage nicht Seele, Dein Streiten ich seh‘.
Und bist Du ermattet im harten Strauß,
Sieh, liebend breit ich die Arme schon aus,
Wartend mit mütterlich-sehnsüchtigem Schmerz,
Dich, o mein Kind, zu nehmen ans Herz. –

Achte nicht Deiner Schwachheit und Schuld,
Hör‘ Deine Bitten, Deine Klagen voll Huld,
Fühl‘ Deiner Sehnsucht wild brennende Glut,
Wie Du es meinst – ich versteh Dich so gut.
Lass mich nicht warten, vertrau und komm,
Ich halt‘ Dir bereit meiner Liebe Wonn‘!“ –

Der Herr geht vorüber! – Wie himmlisches Licht
es plötzlich ins Dunkel der Seele mir bricht.
Mich fesselt das Brot! – – Ich sink‘ in die Knie!
„Mein Jesus, mein König, zu Dir hin ich flieh.
Mein Schifflein kämpfet in Sturm und in Not!
Gebiete den Wellen! Sei Du mein Pilot! –

Befehle im Schifflein, wie’s Dir dünket recht,
Du sollst sein Herr sein, und ich sei dein Knecht,
Nein – Knecht nicht – denn Liebe vereint mich Dir,
Gabst selbst den Titel des Kindes mir.
Drum hab‘ ich Dich lieb, wie arm ich auch bin,
Nimm, Jesus, mein König, nimm ganz mich hin!“

Der Herr ging vorüber. – Die Wogen sind glatt,
Weil Jesus Stille geboten hat.
Zwei Augen spiegeln Frieden und Ruh,
Und ringsum die Glocken jubeln dazu:
„Der Herr ging vorüber.“

 


Gertraud von Bullion (11 september 1891 -11 juni 1930)  
De Stiftskirche in Würzburg, de geboorteplaats van Gertraud von Bullion

 

De Nederlandse dichter, schrijver en theatermaker Jaap Robben werd geboren in Oosterhout op 22 juni 1984. Zie ook alle tags voor Jaap Robben op dit blog.

Uit: Birk

“In mijn tong jeukten mieren, mijn voeten waren zwaar. Ik stond in mijn zwembroek en met de handdoek om mijn schouders bij de achterdeur. Mama was de keuken binnengekomen, maar had me nog niet aangekeken. ‘Daar ben je’, zei ze alleen en ze tilde het deksel van de pan. Met een pollepel schepte ze eerst mijn soepkom vol, daarna de hare. Haar wijsvinger roerde in mijn soep. ‘Je kunt het al prima eten.’Ik ging op mijn stoel zitten en staarde naar de lome damp van mijn soep. `Laat maar niet te veel voor papa over, had hij hier maar op tijd moeten zijn.’ Lepelend liep ze terug naar haar naaimachine in de zitkamer. ‘Ik moet nog even iets afmaken.’ Mijn handen lagen stil op tafel. Van binnen trilden ze. Boven het raam klonk het gekras van meeuwen die hun snavel aan de dakgoot scherpten. Ik wist dat ik moest eten van mijn soep, maar meer dan het vastpakken van de lepel lukte me niet. Toen ik een slok water uit mijn glas nam, leek ik te stikken. Ik kokhalsde. Een beetje van wat naar boven kwam, verdween in mijn groentesoep. Wat ernaast terechtkwam, veegde ik vlug weg met mijn hand. Mama zag het niet. Ze zat voorovergebogen op haar stoel en keek geconcentreerd naar de naald van haar ratelende naaimachine en onderbrak dat geratel alleen om te zien of ze nog wel recht ging. Even later kwam mama naar de keuken voor het flesje Maggi uit het kruidenrek. Ze duwde haar heupen tegen het aanrecht en boog zich naar het raam. ‘Hij blijft weer eens lang weg. ‘Mijn hart wilde weg uit mijn borst, ik stak de lege lepel in mijn mond. ‘Word later nooit zoals je vader’, zei ze glimlachend. ‘Met zo’n vent kun je toch geen afspraken maken.’ Voor ik kon antwoorden, begon het gehengst van de naaimachine weer.
Hoe harder ik beet op de mieren in mijn tong, hoe erger ze krioelden. De schemer maakte een spiegel van het raam. Ik kon mezelf aankijken, maar durfde niet. Mama trapte met haar voet de klep van de pedaalemmer open en liet een paar sliertjes stofvallen. ‘Eet je niks?’ Ik haalde schokkerig mijn schouders op. ‘Kun je niet meer praten? ‘Ik heb genoeg, zei ik. ‘Dat was niet veel dan.’
‘Straks nier als een klein kind gaan zeuren dar je war anders moet hebben.’ Ze nam mijn kommetje, kieperde de soep terug in de pan en zette hem samen met dat van haar op het aanrecht. De pan en de soepkom voor mijn vader bleven staan.”

 


Jaap Robben (Oosterhout, 22 juni 1984)

 

De Russische dichteres Anna Achmatova werd geboren in Bolshoi Fontan bij Odessa, 23 juni 1889. Zie ook alle tags voor Anna Achmatova op dit blog.

 

Scheppen

Meest gaat het zo: een onbenoembaar smachten
En in mijn oor een klok die door blijft slaan;
Het ver gerol van donder wordt al zachter.
Ik meen gevangen stemmen te verstaan
Die ik niet ken, maar ‘k hoor hun kermend janken.
’t Is of een toverkring zich nauwer sluit.
Maar uit die baaierd van geruis en klanken
Zwelt één onstuitbaar, alles slaand geluid.
De stilte daaromheen is zo volslagen
Dat hoorbaar wordt hoe gras groeit in het bos
En hoe een pelgrimstas wordt voortgedragen.
Als ’t zover is komen de woorden los,
Signaalgebel van vederlichte rijmen, –
Dan, gaandeweg, krijg ik op alles vat
En zomaar voorgezegde woorden rijen
Tot vers zich aan op het sneeuwwitte blad.

 

Vertaald door Marko Fondse en Jan Robert Braat

 


Anna Achmatova ( 23 juni 1889 – 5 maart 1966)
Portret door Alexander Osmerkin, 1939-40

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e juni ook mijn blog van 22 juni 2020 en eveneens mijn blog van 22 juni 2019 en ook mijn blog van 22 juni 2018 en ook mijn blog van 22 juni 2014 deel 1.