Cees Nooteboom, Jill McDonough

De Nederlandse dichter en schrijver Cees Nooteboom werd geboren in Den Haag op 31 juli 1933. Zie ook alle tags voor Cees Nooteboom op dit blog.

Uit: Paradijs verloren

“Op de titelpagina staat een lange opdracht geschreven. Ze leest die nogal snel, en terwijl ze het boek op de lege plaats naast zich legt kijkt ze alweer naar buiten. De motoren worden gestart, het vliegtuigje begint te schudden, ik zie haar borsten in het nauwe T-shirt zachtjes meetrillen en vind dat opwindend. Ze heeft haar linkerbeen omhoog, licht valt op haar haar, kastanje met een soort gouden schijn erin. Ze heeft het boek omgekeerd neergelegd, geen sprake van dat ik de titel kan lezen. Het is een dun boek, daar houd ik van. Van Calvino moeten boeken kort zijn, daar heeft hij zichzelf meestal aan gehouden. We rennen over het beton. Vooral bij kleinere vliegtuigen is er altijd een wellustig ogenblik als je opstijgt, als er meteen al een beetje thermiek aan te pas komt, en de machine van onderen een extra duwtje lijkt te krijgen, zoiets als een streling, datzelfde gevoel dat je vroeger als kind had bij het schommelen.
Op de heuvels ligt nog sneeuw. Dat maakt het landschap heel grafisch, kale bomen geëtst op een wit vel, soms heb je niet meer nodig om iets duidelijk te maken. Zij kijkt er niet lang naar. Ze heeft het boek weer tevoorschijn gehaald en leest de opdracht nu nog een keer, maar even ongeduldig. Ik probeer daar iets bij te verzinnen — dat is tenslotte mijn beroep — maar kom daar niet ver mee. Een man die iets goed te maken had? Met boeken moet je daarmee oppassen. Geef het verkeerde boek of de verkeerde schrijver en je bent in de gevarenzone. Ze bladert erin, kijkt af en toe wat langer naar een bladzij. Voor zo een klein boek zijn er heel wat hoofdstukken. Dat betekent elke keer een nieuw begin, en daar moet je een goede reden voor hebben. Wie het begin of het eind van een boek verknalt heeft er niet veel van begrepen, en dat geldt eigenlijk ook voor hoofdstukken. En wie die schrijver ook is, hij neemt behoorlijke risico’s. Nu heeft ze het boek weer naast zich gelegd, deze keer met de titel naar boven, maar door het licht dat ze boven zich heeft aangedaan glanst het plastic van de omslag zo dat ik de woorden nog steeds niet kan lezen, ik zou moeten opstaan om beter te zien. Cruising altitude, altijd van die woorden gehouden. Ik verwacht dan skiërs, we vliegen tenslotte boven wolken met wonderlijke glooiende hellingen, dat heeft me nog nooit verveeld. Op die hoogte heeft de wereld alleen maar lege bladzijden, je kunt je gang gaan. Maar zij kijkt niet naar buiten, zij heeft het inflightmagazine gepakt en bekijkt het van achteren naar voren. Door Sao Paulo is ze heen gevlogen, ze is wat langer bij een groot groen park blijven hangen, en staart nu naar de schilderijen van aboriginals, af en toe brengt ze zelfs het blad wat dichter bij haar ogen, en den keer zie ik hoe ze met haar lange vingers een vreemde slangenfiguur op een van die schilderijen natrekt. Dan doet ze het blad dicht en valt onmiddellijk in slaap. Sommige mensen kunnen dat, ingehouden slapen.”

 

Cees Nooteboom (Den Haag, 31 juli 1933)

 

Onafhankelijk van geboortedata

 De Amerikaanse dichteres Jill McDonough werd geboren in Hartford, Connecticut in 1972 en groeide op in North Carolina. Zie ook alle tags voor Jill McDonough op dit blog.

 

Wat kinderen niet weten

Ik bezoek een middelbare school en de middelbare scholieren
vragen of ik nog steeds gedichten schrijf voor Josey. Ik herinnerde

me niet dat kinderen niet weten dat de volwassenen om hen
heen verliefd zijn. Hun slordige directeur

in zijn rommelige kantoor. Vermoeide cafetariadames
met haarnetjes, die naar aardappelpuree ruiken. Al die

coaches en obers, alle dokters en oudtantes.
Mensen die achter de drive-thru vensters werken! Ze lachen, ze geven je

papieren bekertjes gevuld met popcornijs. Ze hebben de hele nacht
in bed gelegen met iemand waar ze geen genoeg van kunnen krijgen,

waar ze onophoudelijk aan moeten denken. Ze maken wat mentale lijstjes.
Genoeg te doen boven om een hele dubbele dienst mee door te komen.

Je bibliothecaresse schrijft een liefdesbrief. Ze lacht, slaat hem op
op haar laptop, zucht. En nu raakt ze haar lippen aan.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jill McDonough (Hartford, Connecticut, 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e juli ook mijn blog van 31 juli 2018 en ook mijn blog van 31 juli 2017 en ook mijn blog van 31 juli 2016 deel 1 en eveneens deel 2.

Cees Nooteboom, Jill McDonough

De Nederlandse dichter en schrijver Cees Nooteboom werd geboren in Den Haag op 31 juli 1933. Zie ook alle tags voor Cees Nooteboom op dit blog.

Uit: Paradijs verloren

“Dash-8 300. De hemel weet dat ik in allerlei vliegtuigen gevlogen heb, maar een Dash was er nooit bij. Het is een kleine, compacte machine maar hij lijkt groter omdat er weinig passagiers zijn. De plaats naast mij is leeg. Er is kennelijk niet veel belangstelling om van Friedrichshafen naar Berlijn Tempelhof te vliegen. Als een klein, verdwaald groepje zijn we van het minimale hoofdgebouw naar het vliegtuigje gelopen, dat mag hier nog. Nu wachten we. De zon schijnt, er is nogal wat wind. De piloot zit al voorin, hij draait aan het een en ander, ik hoor de copiloot praten met de verkeerstoren. Iedereen die vaak vliegt kent die lege ogenblikken. De motoren zijn nog niet gestart. Sommige mensen lezen al, anderen kijken naar buiten, maar daar is niet veel te zien. Ik heb het blad van de kleine vliegtuigmaatschappij tevoorschijn gehaald maar heb nog geen zin om echt te lezen. De gebruikelijke propaganda voor de eigen maatschappij, daarna wat gegevens over de weinige plaatsen die ze aandoen, Bern, Wenen, Zürich, en dan wat gekochte artikelen, iets over Australië en de aboriginals, rotstekeningen, beschilderde stukken boombast in vrolijke kleuren, alles wat de laatste tijd nogal in de mode is. Dan nog een stuk over Sáo Paulo, een horizon vol wolkenkrabbers, paleizen van rijke mensen en natuurlijk de eeuwige o zo pittoreske achterbuurten, slums, favelas, hoe noem je die dingen. Daken van golfijzer, wrakke houten constructies, mensen die eruitzien of ze het leuk vinden om daar te wonen. Allemaal al gezien, ik moet er niet te lang naar kijken of ik krijg het gevoel dat ik honderd jaar oud ben. Misschien ben ik ook wel honderd jaar oud, je hoeft alleen maar je werkelijke jaren met een geheime formule te vermenigvuldigen, een tovergetal waarin alle reizen van je leven en het onbetamelijke déjà vu dat daarbij hoort verwerkt zijn, en je bent er al. Doorgaans heb ik niet veel last van dergelijke gedachten, al was het maar omdat ik ze een beetje minderwaardig vind, maar gisterenavond in Lindau waren het drie Obstler te veel, en op mijn leeftijd wreekt zich dat. De stewardess kijkt door het deurtje naar buiten, zo te zien moet er nog iemand komen, en nu ze binnenkomt is die iemand een vrouw, zo een van wie je hoopt dat ze naast je komt zitten. Zo oud ben ik dus kennelijk ook weer niet. Naast me gaat niet door, ze heeft een plaats aan het raam, een rij voor me, links van het gangpad. Eigenlijk beter dan naast me, want nu kan ik haar goed bekijken. Ze heeft lange benen in een broek van kakikleurige stof, een mannelijk attribuut dat haar vrouwelijker maakt. Sterke grote handen, waarmee ze nu een boek uitpakt uit karmozijnkleurig pakpapier dat zorgvuldig met cellotape is dichtgeplakt. Daar hebben die grote handen geen geduld voor, als de tape niet meteen meegeeft wordt het pakje opengescheurd. Ik ben een voyeur. Een van de grootste genoegens van het reizen is om onbekenden gade te slaan die niet weten dat je naar ze kijkt. Ze slaat het boek zo snel open dat ik de titel niet kan zien. Ik wil altijd weten wat mensen lezen, maar meestal zijn mensen vrouwen, want mannen lezen niet meer. En vrouwen, heb ik geleerd, of dat nu in de trein, op een bank in een park of op een strand is, houden hun boeken vaak zo dat je de titel niet kunt lezen. Let er maar eens op. En zelfs al brand ik van nieuwsgierigheid, ik durf het bijna nooit te vragen.”

 

Cees Nooteboom (Den Haag, 31 juli 1933)

 

Onafhankelijk van geboortedata

 

De Amerikaanse dichteres Jill McDonough werd geboren in Hartford, Connecticut in 1972 en groeide op in North Carolina. Zie ook alle tags voor Jill McDonough op dit blog.

 

Golden Gate Hank

Ik word wakker met kiespijn, denk dat ik moet schrijven
over kiespijn, maakt het op de een of andere manier de moeite waard.
Het heeft alles: intimiteit, verval, hoe het lichaam
bezig is, dag en nacht, je lastig valt. Een van de honderden
van de lijken van springers, die uit de baai werden gehaald, had een briefje
in zijn zak waarop stond Geen enkele reden behalve
ik heb kiespijn. Josey’s grootvader
schoot zichzelf neer nadat zijn vijfde sinusoperatie was mislukt.
Josey zegt Lege Neus Syndroom en ik raak in de war…
hoe kunnen holtes worden uitgehold? Maar dan ga ik naar
legeneussyndroom.org, pak vol afschuw
mijn arme neus beet, dankbaar voor alles wat ik als vanzelfsprekend beschouw, niet kan zien.

Golden Gate Hank haat zijn bijnaam.
Als je Serenity Hank wilde heten,
Zegt Ken tegen hem had je niet van die verdomde brug
moeten springen. Degenen die leven
zeggen allemaal dat ze in vier seconden van gedachten zijn veranderd
voordat ze neerkwamen, probeerden met de voeten eerst te landen en erin slaagden.
Ken zegt: vertel het niet aan mensen, ik denk elke dag
hoe ik geen zelfmoord zou plegen, dan krijgen ze het verkeerde idee.
Ik denk elke dag aan hoe ik mezelf zou redden, Josey
redden: de slechterik neersteken, met de voeten vooruit vallen, de Grote Witte
op zijn oogbol slaan, voor dood spelen in het door kogels geteisterde massagraf.

Vanaf de achterbank van de Suburban, hoorde ik
mijn moeder tegen mijn vader zeggen Rijden over een hoge brug
maakt altijd dat ik wil springen. Je zou kunnen leven:
Een zeventienjarige jongen landde op zijn voeten en zwom naar de kust
en ging hulp halen, zei dat hij verging van de rugpijn.
Een andere man besefte dat hij leefde en onder water was, voelde iets
zijn gebroken benen borstelen. Geweldig, nu word ik opgegeten door een haai
dacht hij. Het gebeurt. Maar dit was een zeehond, die rondom zwom,
blijkbaar het enige dat me in leven hield,
en je kunt me niet vertellen dat dat God niet was, want dat is wel
wat ik geloof, en dat is wat ik zal geloven tot de dag dat ik sterf.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jill McDonough (Hartford, Connecticut, 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e juli ook mijn blog van 31 juli 2018 en ook mijn blog van 31 juli 2017 en ook mijn blog van 31 juli 2016 deel 1 en eveneens deel 2.

Cees Nooteboom, Jill McDonough

De Nederlandse dichter en schrijver Cees Nooteboom werd geboren in Den Haag op 31 juli 1933. Zie ook alle tags voor Cees Nooteboom op dit blog.

Uit: Japan

“De volgende ochtend verdwaal ik toch nog drie keer op het station van Osaka. Er gaan allerlei treinen naar Kyoto, maar ik heb niet begrepen welke soort trein ik moet hebben. Angstig `Kyoto’ roepend word ik in een golf een kogeltrein binnengezogen. Uit de luidsprekers spreken kalmerende stemmen die mij juist opwinden omdat ik ze niet kan verstaan, terwijl er beneden nog borden naar Kyoto stonden kan ik hier op het perron plotseling niets meer lezen, maar de trein is al weg, sardine tussen de sardines word ik met driehonderd (zeggen ze) kilometer per uur het landschap in geworpen — ik had me deze pelgrimage heel anders voorgesteld. En het laatste wat ik wil gebeurt: twee puisterige achttienjarige Amerikaanse Jehova’s getuigen troosten me en zeggen dat alles went, en dat ik écht de goeie trein heb en dat als je er een paar maanden bent alles vanzelf gaat, maar ik heb geen paar maanden, ik ben een Zweed en voor het eerst in Athene, ik wil daar schoorvoetend, in een reverente stemming aankomen, de halve wereld ben ik overgevlogen voor dit moment, bedeesd als een noviet wil ik aarzelend, schoorvoetend, het echte Japan (Nippon, zei Couperus nog) binnentreden, en bitter herinner ik me het prachtige begin van Kawabata’s roman Beauty and Sadness waarin de hoofdpersoon, Oki Toshio, helemaal alleen op de laatste dag van het jaar naar Kyoto reist: ‘nog een lange tijd stroomden de laatste kille stralen door een boogvormige opening in de zwarte wolken voor ze verdwenen…’ maar ik zie geen landschap en geen wolken, ik voel alleen maar snelheid en de druk van menselijke zielen op de mijne, dein mee in de zachte protestloze massa, sluit mijn poriën, mijn ogen, mijn oren af en jaag in de afgegrendelde terreinen van mijn hersens op visioenen van de tempelstad die ik zo dadelijk zal betreden, maar ook dat is niet waar, want dezelfde menigte die me nu omringt blijft bij me en om me, stroomt met mij uit op het grote stationsplein en gaat over in andere, daar al golvende menigtes tussen bussen, taxi’s, trams, over de tempelloze trottoirs langs de warenhuizen zonder verleden, de souvenirs zonder ziel en de ansichtkaarten die het zicht beloven dat ik niet zie.
De reisgids zegt het zelf nog een keer onverbiddelijk: ‘Kyoto kann man genau so wenig in ein paar Tagen “kennenlernen” wie Rom oder Florenz’ — maar met mijn hoofd zo leeg als een botaniseertrommel begin ik simpelweg bij de tempel die het dichtst bij het station ligt, de Higashi-Hoganji-tempel. Ik drentel over het wijde tempelterrein, onderga mijn eigen verdwerging tussen de hoge houten vormen, mijn eigen vreemdelingschap tussen de eerbiedige anderen, lees de geschiedenis van de tempel die ik later weer zal vergeten, luister naar het zachte sloffen van kousenvoeten over de gelige rieten matten, zie de oude bouwzeilen van vrouwenhaar, zie het houtsnijwerk in het plafond, de hoge, gepolijste zuilen uit één stuk, de kleuren rood, goud en zwart, ruik de geur van wierook, kijk naar de knielzittende mensen voor een priester met fladderende mouwen, ik onderga de wijding van de van de wereld afgezonderde, niet met wereld gevulde ruimte en blijf tegelijkertijd buiten en binnen.”

 

Cees Nooteboom (Den Haag, 31 juli 1933)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Jill McDonough werd geboren in Hartford, Connecticut in 1972 en groeide op in North Carolina. Zie ook alle tags voor Jill McDonough op dit blog.

 

Beste gaybashers

Die nacht dat we in elkaar werden geslagen, vertelden we Rusty hoe
ze kwamen aanrijden, QUEER schreeuwden, een hotdog gooiden, weg renden.

Rusty: Is dat nou gaybashing? Of
noemen ze jullie gewoon queer? Goed punt.

Josey had medelijden met de dwazen: wie koopt een perfect pakje worstjes
en rijdt door San Francisco om ze naar homo’s te smijten?

En wie gaat er nou snel vandoor? Mis je het hele punt, het plezier van het bashen?
Beste bashers, jullie hadden de hotdog mijn nek moeten zien raken,

de sjaal die Josey van antieke zijden kimono’s naaide: zo gay. Jullie
misten het lachen om ons, wij in de war, jullie rauwe hotdog op de grond.

Josey en Rusty en Bob maken grappen over de gaybashers, en ik
was mijn sjaal in de gootsteen. Ik gebruik Woolite. We maken ons zorgen

over verzekeringen, rentetarieven. Geen hotdogs die door F-150’s worden gegooid,
homofobe freaks. Na het bashen gebruikten we de geldautomaat

in de seksshop naast Annie’s Social Club, glimlachten naar de aardige
eigenaar, zijn stuurstangsnor. Astrud Gilberto zong tall and tan

and young and lovely, the girl from Ipanema… en de dildo’s
straalden van de muren, honderd vrolijke kleuren. In San Francisco

regent het hotdogs, jammer. Pinguïns ter grootte van een kont, pik na pik in
azuurblauw acryl, butterscotch glas, ieders huidskleur, chroom.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jill McDonough (Hartford, Connecticut, 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e juli ook mijn blog van 31 juli 2018 en ook mijn blog van 31 juli 2017 en ook mijn blog van 31 juli 2016 deel 1 en eveneens deel 2.

Cees Nooteboom, Jill McDonough

De Nederlandse dichter en schrijver Cees Nooteboom werd geboren in Den Haag op 31 juli 1933. Zie ook alle tags voor Cees Nooteboom op dit blog.

Uit: Roads to Santiago (Vertaald door Ina Rilke)

Something like that. Marks of power and heritage trying to tell me a story in a language I can no longer understand. The arms are surmounted by a hat with twenty tassels, held up by two minute angels whose defiance of the force of gravity does not appear to exact much effort. Cardinal or archbishop? I can’t remember. I stand there and look, and what I hear is what the early settlers in the twelfth century heard. I am inclined — accustomed as I am to so much more noise than they ever knew — to call that lack of noise “nothing”, but after lingering a while I begin to distinguish all those nuances of nothing which together make up the silence, all those early, non-existent noises, the hum of distant insects, the slow wingbeat of a pair of doves, the wind in the poplars.
I pull once more on the bell and hear unhurried footsteps. Leather on stone. A monk opens the door. He tears a ticket off a pristine booklet and indicates the monastery with a vague wave: go ahead and take a look. He doesn’t come with me, he doesn’t speak. I wander around. The late Romanesque facade of the abbey church is decorated with a row of frail columns lacking a base. Not touching the ground, supporting nothing, they simply frame the semi-circular arch through which I enter. The coolness of the garden contrasts with the heat of the landscape, the coolness of the church contrasts with that of the garden, it is almost chilly where I am now. The thick walls of a church prevent the outside air, the ordinary air, from having its way. Suddenly I am standing before an arbitrary structure made of stone; its mere presence alters the quality of what little air has managed to come in. This is no longer the air wafting in poplars and clover, the air that is moved this way and that in the breeze. This is church air, as invisible as the air outside, but different. Church-shaped air, permeating the space between the columns and, deathly still, like an absent element, rising up to fill the pointed vaulting constructed of rough-hewn blocks of stone. There is no one in the church. Enormous columns rise directly from the paved floor, the position of the sun casts a strange, static pool of light through the oculus somewhere on the right of the church. It’s a little ghostly. I hear my own footsteps. This space distorts not only the air, but also the sound of each step I take — they become the steps of someone walking in a church. Even if one subtracts from these sensations all that one does not in fact believe in oneself, then there’s still the imponderable factor that other people do believe, and especially have believed, in this space.
The notions one might entertain about architectural purism, which invariably arise when someone tries to put an office block up next to a seventeenth-century canal house, do not function in this sort of space. The exterior of the building is Romanesque, the cross-vaults are Gothic, the tomb of Don Lupo Marco is a masterpiece of Renaissance art, the sacristy door is particularly exuberant baroque, but still the eye does not balk. All those mad, baroque angels set against the rough, irregular thirteenth-century stonework, fan out and up like rampant ivy, to form the entrance to the purest Cistercian chapterhouse: low, clear and still.”

 

Cees Nooteboom (Den Haag, 31 juli 1933)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Jill McDonough werd geboren in Hartford, Connecticut in 1972 en groeide op in North Carolina. Zie ook alle tags voor Jill McDonough op dit blog.

 

Drie uur ‘s morgens

Onze taxichauffeur vertelt ons waarom Somalië beter is
dan hier omdat we in de islam moordenaars executeren.
Dus minder moorden. Maar is er geen burgeroorlog
daar nu? Zijn er niet veel moorden?
Ja, maar over het algemeen is het beter. Niet
nu, maar meestal. Hij vertelt ons hoe
slim het systeem is, hoe moeilijk het is om een vals getuigenis
af te leggen. Wij knikken. We leren veel.
Ik zeg – zodra we dicht bij huis zijn – zeg ik: Hoe zit het
met ons? Twee vrouwen, met elkaar getrouwd.
Wees niet beledigd, zegt hij ernstig. maar een man
met een man, een vrouw met een vrouw: dat zou
een openbare executie worden. Wij knikken. Even een stilte langs
de Southeast Corridor. Dan zeg ik: ja,
ik hou van mijn land. Dit maakt hem aan het lachen; we lachen allemaal.
We zijn niet beledigd, zegt Josey. Wij houden van u. Soms
heb ik het gevoel dat we missioneren, het Woord van Homo verspreiden.
De taxi trilt van het lachen, de arme man,
opgelucht dat we niet boos zijn omdat hij ons eigenlijk dood wil hebben.
Wij tweeën kalmeren hem, willen dat hij zich op zijn gemak voelt,
willen dat hij lacht. Wij houden van ons land,
wij vertellen het hem. En Josey geeft hem een fooi. Ze geeft hem een grote fooi.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jill McDonough (Hartford, Connecticut, 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e juli ook mijn blog van 31 juli 2020 en eveneens mijn blog van 31 juli 2018 en ook mijn blog van 31 juli 2017 en ook mijn blog van 31 juli 2016 deel 1 en eveneens deel 2.

Cees Nooteboom, Jill McDonough

De Nederlandse dichter en schrijver Cees Nooteboom werd geboren in Den Haag op 31 juli 1933. Zie ook alle tags voor Cees Nooteboom op dit blog.

Uit: Roads to Santiago (Vertaald door Ina Rilke)

“Berlanga, Gormaz, Penaranda, Penafiel, they all take on the colour of the dry soil as they lie there, sprawled and menacing on the low ripple of hills. Like dismantled, empty shells, the vast carcasses of extinct beasts–that is how they rule over the bare land and the low, unprepossessing villages in which churches and convents preserve the remembrance of former glory. In their sculpted calligraphy they evoke the memory of vanished Arab rulers. Time really did melt in this place, and then solidified for ever. The traveller sees the map growing emptier as he proceeds. There is nothing to tell, he feels lost in a well of centuries, set upon by ruins. The hot wind rolls with him over the plain, and he will encounter few beings on his way: Soria is the most deserted province of Spain, the population is still trickling away, there is no livelihood to be had there.
I seek refuge from the heat in the monastery of Veruela. It’s like slamming the door on the plain behind you and stepping into a different, cooler, world. Oak trees and cypresses, the gentle lapping of water, rustling leaves, shade. There is no one to be seen, no cars belonging to other visitors, nothing. In Italy one often has the feeling that all the treasures are out on display, the eye is inebriated by what it sees, the great cornucopia is drained of its contents, there is no end to it. In Spain, and especially in these parts, one has to make an effort. Distances have to be covered, conquests made. The Spanish character has something monastic about it, even in their great monarchs there is a touch of the anchorite: both Philip and Charles built monasteries for themselves and spent much time in seclusion, turning their backs to the world they were required to govern. Anyone who has travelled widely through Spain is accustomed to such surprise encounters, and indeed anticipates them: in the middle of nowhere an enclave, an oasis, a walled, fortresslike, introverted spot, where silence and the absence of others wreak havoc in the souls of men. That is how it is here. I have walked under all the quarterings of Ferdinand of Aragon’s coat of arms and the simpler, mitred arms of the archbishop of Zaragoza and of the abbot of the monastery. I am standing in the courtyard and have tugged the bell, but there is no response. I go back to the coats of arms and stare up at them, but they have lost their meaning. I can see, but am blind to what I see. There must have been a time when people “read” these symbols the way I read a traffic sign. I know that those quarterings indicate lineage, that they speak of couplings in remote Spanish castles which yielded knights and ladies, all of whom, rowing down the long rivers of their blood, are fused in this Ferdinand.”

 

Cees Nooteboom (Den Haag, 31 juli 1933)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Jill McDonough werd geboren in Hartford, Connecticut in 1972 en groeide op in North Carolina. Zie ook alle tags voor Jill McDonough op dit blog.

 

Nog steeds vallend

Mijn vriend probeert te stoppen met roken, en ik zeg: Ach, wees niet zo hard voor jezelf, ziek
van het doen alsof we niet dood gaan. We gaan dood en vallen nog steeds

voor onzin over bessen, een glas rode wijn. Het had erger kunnen zijn. We zijn niet suïcidaal,
geef de duivels een klap, Swazi. Dus we slaan nog steeds de sportschool over, eten nog steeds friet, vallen nog steeds

in slaap met de tv aan. Wat dan ook. We zijn dagelijks dichter bij het sterven, maar
het lijkt langzaam te gebeuren. De avond, poedersneeuw, de koude nacht, vallen nog steeds,

lacht hij, een lang touw van rook, zijn warme adem stijgt op. Goed. We hangen allemaal
onszelf op, maar het is een lang touw, Jill. Zie je? We zijn allemaal nog steeds in orde, we vallen nog steeds.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jill McDonough (Hartford, Connecticut, 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e juli ook mijn blog van 31 juli 2018 en ook mijn blog van 31 juli 2017 en ook mijn blog van 31 juli 2016 deel 1 en eveneens deel 2.

Leaving the Hospital (Anya Silver) Gerrit Krol, Jill McDonough, Dolce far niente, Romenu

 

Dolce far niente

 

Die Hl. Elisabeth betreut die Kranken door Adam Elsheimer, ca. 1598

 

Leaving the Hospital

As the doors glide shut behind me,
the world flares back into being—
I exist again, recover myself,
sunlight undimmed by dark panes,
the heat on my arms the earth’s breath.
The wind tongues me to my feet
like a doe licking clean her newborn fawn.
At my back, days measured by vital signs,
my mouth opened and arm extended,
the nighttime cries of a man withered
child-size by cancer, and the bells
of emptied IVs tolling through hallways.
Before me, life—mysterious, ordinary—
holding off pain with its muscular wings.
As I step to the curb, an orange moth
dives into the basket of roses
that lately stood on my sickroom table,
and the petals yield to its persistent
nudge, opening manifold and golden.

 

Anya Silver (22 december 1968 – 6 augustus 2018)
Dining Under the Stars, in State Street,  Media (PA), de geboorteplaats van Anya Silver

 

De Nederlandse dichter en schrijver Gerrit Krol werd geboren op 1 augustus 1943 in Groningen. Zie ook mijn blog van 1 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Gerrit Krol op dit blog.

Uit: Laatst met een vrouw

“Gisteravond
kreeg ik op al deze vragen een glimp van een antwoord. We waren met ons
zessen. Goeie vrienden, etentje en we hadden praat voor tien. Een ronde
tafel. Dan komt iedereen aan zijn trekken. Je hoeft geen woord te
missen. Met nog een draaibare serveerschijf in het midden, met sauzen en
schaaltjes. Dan kan iedereen overal bij. Er was eten en drinken genoeg.
Maar vooral de woorden die over en weer schieten zijn van belang. Om
half acht schoven we aan tafel. En toen men opstond om naar huis te
gaan, dacht ik dat het twee uur was of daaromtrent en het was half vijf.
Zo’n
twintig lege flessen stonden er op de vloer en elk van die flessen was
door mij ontkurkt. Maar niets van een kater, omdat over een zo lange
tijd twintig flessen wijn met mate kunnen worden leeggedronken. Precies
in die mate dat een mens vrolijk is en zijn woorden bij de hand heeft.
‘God,
wat hebben we gelachen’ was later op de dag de niet erg serieuze
samenvatting van de avond. Maar kijk, serieus hoef je nou juist ook niet
te wezen, in de verantwoording van zo’n avond. Waar we het allemaal
niet over gehad hadden, Joost mocht het weten. Niet dat we niet bij
zinnen waren geweest, maar je bent het vergeten omdat het een dag later
er in het geheel niet toe doet.
Je hebt geen plannen, je mag elkaar,
je past bij elkaar, je vertelt elkaar nieuwe dingen, je moet om elkaar
lachen en dat doen dieren niet. Die leven wel almaar in het heden, maar
lachen doen ze niet. Wij lachen – daar waar de spijt van gisteren en de
zorgen voor morgen even heel ver van ons zijn.
We hadden in het heden
geleefd en gepraat, in het Hier en Nu. En daar blijft per definitie
niets van over. Zo ziet, dacht ik, alweer denkende, het Hic et Nunc
eruit. Een wit gat.”

 

Gerrit Krol (1 augustus 1934 – 24 november 2013)
Groningen


Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Jill McDonough werd geboren in Hartford, Connecticut in 1972 en groeide op in North Carolina.

Accident, Mass. Ave.

I stopped at a red light on Mass. Ave.
in Boston, a couple blocks away
from the bridge, and a woman in a beat-up
old Buick backed into me. Like, cranked her wheel,
rammed right into my side. I drove a Chevy
pickup truck. It being Boston, I got out
of the car yelling, swearing at this woman,
a little woman, whose first language was not English.
But she lived and drove in Boston, too, so she knew,
we both knew, that the thing to do
is get out of the car, slam the door
as hard as you fucking can and yell things like What the fuck
were you thinking? You fucking blind? What the fuck
is going on? Jesus Christ! So we swore
at each other with perfect posture, unnaturally angled
chins. I threw my arms around, sudden
jerking motions with my whole arms, the backs
of my hands toward where she had hit my truck.

But she hadn’t hit my truck. She hit
the tire; no damage done. Her car
was fine, too. We saw this while
we were yelling, and then we were stuck.
The next line in our little drama should have been
Look at this fucking dent! I’m not paying for this
shit. I’m calling the cops, lady. Maybe we’d throw in a
You’re in big trouble, sister, or I just hope for your sake
there’s nothing wrong with my fucking suspension, that
sort of thing. But there was no fucking dent. There
was nothing else for us to do. So I
stopped yelling, and she looked at the tire she’d
backed into, her little eyebrows pursed
and worried. She was clearly in the wrong, I was enormous,
and I’d been acting as if I’d like to hit her. So I said

Well, there’s nothing wrong with my car, nothing wrong
with your car . . . are you OK? She nodded, and started
to cry, so I put my arms around her and I held her, middle
of the street, Mass. Ave., Boston, a couple blocks from the bridge.
I hugged her, and I said We were scared, weren’t we?
and she nodded and we laughed.

 

Jill McDonough (Hartford, Connecticut, 1972)


Zie voor nog meer schrijvers van de 1e augustus ook mijn blog van 1 augustus 2017 en ook mijn blog van 1 augustus 2011 deel 3.

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 1 augustus 2017.

De Amerikaanse dichter en advocaat Francis Scott Key werd geboren op de plantage Terra Rubra bij Frederick (Maryland) op 1 augustus 1779.

Dolce far niente, Jill McDonough, Jan Eijkelboom, Wystan Hugh Auden

 

Dolce far niente – Canal Parade, Amsterdam

 

 
Gay Pride and Diversity door Neil McBride, z.j.

 

Dear Gaybashers

The night we got bashed we told Rusty how
they drove up, yelled QUEER, threw a hot dog, sped off.

Rusty: Now, is that gaybashing? Or
are they just calling you queer? Good point.

Josey pitied the fools: who buys a perfectly good pack of wieners
and drives around San Francisco chucking them at gays?

And who speeds off? Missing the point, the pleasure of the bash?
Dear bashers, you should have seen the hot dog hit my neck,

the scarf Josey sewed from antique silk kimonos: so gay. You
missed laughing at us, us confused, your raw hot dog on the ground.

Josey and Rusty and Bob make fun of the gaybashers, and I
wash my scarf in the sink. I use Woolite. We worry

about insurance, interest rates. Not hot dogs thrown from F-150s,
homophobic freaks. After the bashing, we used the ATM

in the sex shop next to Annie’s Social Club, smiled at the kind
owner, his handlebar mustache. Astrud Gilberto sang tall and tan

and young and lovely, the girl from Ipanema… and the dildos
gleamed from the walls, a hundred cheerful colors. In San Francisco

it rains hot dogs, pity-the-fool. Ass-sized penguins, cock after cock in
azure acrylic, butterscotch glass, anyone’s flesh-tone, chrome.

 


Jill McDonough (Hartford, Connecticut, 1972)

 

 

 
Couples door Raphael Perez, z.j.

 

Voorkeur

Liefde:
de kortste eeuwigheid.
Laat het maar vriendschap zijn,
dan heeft het alle tijd.

 

 
Jan Eijkelboom (1 maart 1926 – 28 februari 2008)

 

 

 
Orpheus door Richard Taddei, z.j.

 

Lullaby

Lay your sleeping head, my love,
Human on my faithless arm;
Time and fevers burn away
Individual beauty from
Thoughtful children, and the grave
Proves the child ephemeral:
But in my arms till break of day
Let the living creature lie,
Mortal, guilty, but to me
The entirely beautiful.

Soul and body have no bounds:
To lovers as they lie upon
Her tolerant enchanted slope
In their ordinary swoon,
Grave the vision Venus sends
Of supernatural sympathy,
Universal love and hope;
While an abstract insight wakes
Among the glaciers and the rocks
The hermit’s carnal ecstasy.

Certainty, fidelity
On the stroke of midnight pass
Like vibrations of a bell,
And fashionable madmen raise
Their pedantic boring cry:
Every farthing of the cost,
All the dreaded cards foretell,
Shall be paid, but from this night
Not a whisper, not a thought,
Not a kiss nor look be lost.

Beauty, midnight, vision dies:
Let the winds of dawn that blow
Softly round your dreaming head
Such a day of welcome show
Eye and knocking heart may bless,
Find the mortal world enough;
Noons of dryness find you fed
By the involuntary powers,
Nights of insult let you pass
Watched by every human love.

 

 
Wystan Hugh Auden (21 februari 1907 – 29 september 1973)

 

Zie voor de schrijvers van de 4e augustus ook mijn blog van 4 augustus 2017 en ook mijn blog van 4 augustus 2013 en mijn blog van 4 augustus 2011 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3 en mijn blog over Robert Beck.

Jill McDonough

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Jill McDonough werd geboren in Hartford, Connecticut in 1972 en groeide op in North Carolina. Ze behaalde haar Bachelor of Arts in het Engels aan Stamford University en een MA in creatief schrijven aan Boston University. Ze is getrouwd met barman en muzikant Josey Packard. Ze heeft over haar huwelijk geschreven in een essay getiteld “A Natural History of my Marriage”. Jill McDonough publiceerde o.a. de bundels “Habeas Corpus” (2008), “Where You Live” (2012), “Reaper” (2017), “Here All Night” en meerdere chapbooks, waaronder “Oh, James!” (2012). Zij ontving beurzen van de National Endowment for the Arts, het Fine Arts Work Centre, de New York Public Library, de Library of Congress, de Lannan Foundation en Stanford’s Wallace Stegner-programma. Ook gaf zij 13 jaar lang les aan gedetineerde studenten via het gevangenisonderwijs van de Boston University. Haar werk is verschenen in Poetry, Slate, the Nation, Threepenny Review en Best American Poetry. Ze leidt het MFA-programma op UMass-Boston en 24PearlStreet, het Fine Arts Work Centre online.

 

Three a.m.

Our cabdriver tells us how Somalia is better
than here because in Islam we execute murderers.
So, fewer murders. But isn’t there civil war
there now? Aren’t there a lot of murders?
Yes, but in general it’s better. Not
now, but most of the time. He tells us about how
smart the system is, how it’s hard to bear
false witness. We nod. We’re learning a lot.
I say—once we are close to the house—I say, What
about us? Two women, married to each other.
Don’t be offended, he says, gravely. But a man
with a man, a woman with a woman: it would be
a public execution. We nod. A little silence along
the Southeast Corridor. Then I say, Yeah,
I love my country. This makes him laugh; we all laugh.
We aren’t offended, says Josey. We love you. Sometimes
I feel like we’re proselytizing, spreading the Word of Gay.
The cab is shaking with laughter, the poor man
relieved we’re not mad he sort of wants us dead.
The two of us soothing him, wanting him comfortable,
wanting him to laugh. We love our country,
we tell him. And Josey tips him. She tips him well.

 

Twelve-Hour Shifts

A drone pilot works a twelve-hour shift, then goes home
to real life.  Showers, eats supper, plays video games.
Twelve hours later he comes back, high-fives, takes over the
drone

from other pilots, who watch Homeland, do dishes, hope they
don’t
dream in all screens, bad kills, all slo-mo freeze-frame.
A drone pilot works a twelve-hour shift, then goes home.

A small room, a pilot’s chair, the mic and headphones
crowd his mind, take him somewhere else.  Another day
another dollar: hover and shift, twelve hours over strangers’
homes.

Stop by the store, its Muzak, pick up the Cheerios,
get to the gym if you’re lucky.  Get back to your babies, play
Barbies, play blocks. Twelve hours later, come back.  Take over
the drone.

Smell of burned coffee in the lounge, the shifting kill zone.
Last-minute abort mission, and the major who forgets your
name.
A drone pilot works a twelve-hour shift, then goes home.

It’s done in our names, but we don’t have to know.  Our own
lives, shifts, hours, bounced off screens all day.
A drone pilot works a twelve-hour shift, then goes home;
fresh from twelve hours off, another comes in, takes over our
drone.

 


Jill McDonough (Hartford, Connecticut, 1972)