Bernard Dewulf, Tijs Goldschmidt, Anne-Gine Goemans, Shirley Hazzard, Adelbert von Chamisso, Les Barker, Karl Gerok, Michael Dorris, Anton Hansen Tammsaare

De Vlaamse dichter, schrijver en journalist Bernard Dewulf werd op 30 januari 1960 in Brussel geboren. Zie ook alle tags voor Bernard Dewulf op dit blog.

Uit: Late dagen

“Herfstlicht scheen over de tuin. Dat heeft vaak iets heiigs, alsof iemand in een laatste woede de wereld aan het vegen is en het opzwevende stof nu doelloos laat ronddwarrelen. Elk jaar opnieuw vind ik het groot nieuws, maar nooit haalt het de krant.
Het gras was een laatste keer gemaaid. Een wesp spartelde er nog even in rond. Ik stapte er als een genadige reus overheen en slalomde tussen de paddenstoelen.
De schommel, die sommige dagen hoger heeft gezwierd dan de populier, hing nu al jaren stil. In de druivelaar droogden nog wat aanstaande rozijnen aan een tak.
Het blijkt allemaal geen nieuws. Nooit gebeurt het nieuws hier, altijd daar. Daarom ben ik ook hier en niet daar. Was ik daar, dan zag ik niet wat er hier gebeurt, waar ik liever vertoef. Hier kan ik rustig lezen wat daar gebeurt. Dan denk ik, ze doen daar maar. Daar kunnen ze niet lezen wat hier gebeurt,
aangezien het geen nieuws is.
Tenzij ik het opschrijf, zoals daarnet. En dan nog. Ik noteer het niet om er nieuws van te maken, want dan werd het hier een soort daar.
Ik schrijf het op om te laten weten dat hier ook weleens iets gebeurt. Uiteraard zijn het geen gebeurtenissen, zeker geen historische. Er bestaan andere woorden voor: anekdote, fait divers, bagatel, futiliteit, banaliteit. Of: doordeweeks, dagelijks en zelfs dagdagelijks.
Dat laatste is het dagelijkse in het kwadraat. D2. Trek daarvan de vierkantswortel en het resultaat is mijn bestaan.
Ik geloof graag dat het dagelijkse even historisch is als het historische.
Dat de langswaaiende bries in mijn tuin ooit, uiteindelijk, haast als een tegenwind, soeverein over het graf van de geschiedenis zal gaan. Dat ik, plaatsnemend in het kleine verhaal van mijn tuin en kijkend naar het grootse herfstlicht, in één blik op dat licht alles nietig kan verklaren.
Dat als het waar is dat het universum huist in een zandkorrel, het ook waar moet zijn dat de geschiedenis bestaat in onze kamers.”

 

 
Bernard Dewulf (Brussel, 30 januari 1960

Lees verder “Bernard Dewulf, Tijs Goldschmidt, Anne-Gine Goemans, Shirley Hazzard, Adelbert von Chamisso, Les Barker, Karl Gerok, Michael Dorris, Anton Hansen Tammsaare”

Bernard Dewulf, Tijs Goldschmidt, Anne-Gine Goemans, Shirley Hazzard, Adelbert von Chamisso, Les Barker, Karl Gerok, Michael Dorris, Anton Hansen Tammsaare

De Vlaamse dichter, schrijver en journalist Bernard Dewulf werd op 30 januari 1960 in Brussel geboren. Zie ook alle tags voor Bernard Dewulf op dit blog.

 

Impression soleil manquant

in straten, leeg van plezier, horen wij
de wind door de hagen, en weten:
eens gaat hij liggen, ook hij;

wij zoeken naar steun in
de stenen, die ons dragen
als schouders, zo zeldzaam,

en vinden de stemmen terug, van
vroeger, van later, van regen
op zeer fijne planten, en

denken: waar zullen wij
belanden, na dit behoedzaam
verlaten van weerom ons huis,

en waar na dit geduldig
verkennen van lanen, lang
van geheugen, en zonder een lucht
om te reiken, wellicht.

 

Choreografie

als het zo is, dat, wanneer wij in
het sluw geslaap verzeilen, onze ogen
nog gesloten moeten, en de handen
vlug gevouwen,

waarom dan verzoeken wij hier,
zeldzaam gretig soms, de vreugden
en bijwijlen zelfs de woorden
met de meest gemeende sier,

of zijn wij slechts de dwaze dansers,
zeer gracieus en eeuwig soms,
maar van muziek de stille slaven,
van de droeve dans nog slechts
de licht gebogen hand of spaarzaam
uitgevoerde pas?

 

Door liefde

Ik zeg als zij slaapt mijn naam
in de nacht. Zo duid ik mij aan.
Ik spreek hem door liefde gehard
tot ver binnen haar lichaam uit.

Daar wil ik bestaan, uit niets
dan mijn naam en haar lichaam.
Als niemand en woelig er wonen,
als haar schoonheid voorbijgaan.

Slaap is haar stem en zij zucht
tot antwoord niet eens. Buiten haar
houdt zij mij diep in haar vast.
Men heeft haar lief om haar heen.

 

 
Bernard Dewulf (Brussel, 30 januari 1960

Lees verder “Bernard Dewulf, Tijs Goldschmidt, Anne-Gine Goemans, Shirley Hazzard, Adelbert von Chamisso, Les Barker, Karl Gerok, Michael Dorris, Anton Hansen Tammsaare”

Bernard Dewulf, Tijs Goldschmidt, Anne-Gine Goemans, Shirley Hazzard, Adelbert von Chamisso, Les Barker, Karl Gerok

De Vlaamse dichter, schrijver en journalist Bernard Dewulf werd op 30 januari 1960 in Brussel geboren. Zie ook alle tags voor Bernard Dewulf op dit blog.

Uit: Kleine dagen

“Het werd de ochtend van een dag. Buiten sloegen de geluiden aan het zweven in ons late hoofd. lets in de kamer hield onze adem in en kwam toen ademend de kamer in, de ochtend van zijn leven. Het keek naar alles wat het nog niet zag.
Het schreeuwde om alles wat het nog niet wist maar wel al miste. Het lag in onze handen en het was hij.
Hij is van vlees en bloed, dat is soms schrìkwekkend. Hij doet al dingen die wij nog niet kunnen, Door ons heen zien, geregeld wenen, zijn been in drieën vouwen. Hij is een wonder en dat wij hetn hebben gemaakt verwondert ons nog het meest Wij wilden geen wonder maken, wij weten wel beter.
Een kind volstond. Nu staren we naar elkaar en zie, ons wonder zìt ons aan te kijken alsof, in zijn kamergrote bestaan, wij het wonder zijn.
Hij zit nog niet. Nog niet helemaal. Nog even zit hij liever in zichzelf, dat is eenvoudiger dan op die Stoel. Maar op die stoel kan hij dingen die niet kunnen uit hemzelf. Daarom zìt hij in zichzelf op de stoel. Met zijn armpjes, die hij gisteren aan zichzelf gevonden heeft, komt hij twintig centimeter verder in zijn uitdijend kanelheelal. En als zijn rubberen rugje wat meezit raakt hij twee keer verder. Wat daarbuiten ligt, het melkwegstelsel van de zuigfles, huilt hij naar zich toe.Of kijkt hij zijn geheugen in, voor later.
Hij kijkt hoe alles komt kijken. Hij begint verdwijningen te zien. En te onthouden, zodat hij onze terugkomst vanachter een deur uitbundig viert. Dan doet hij aan choreografie, ook al kan hij nog niet staan. Zijn handjes gaan dan dansen, schijnbaar in het wilde weg, maar in feite met een voor ons, reusachtigen, onnavolgbaar geïmproviseerde elegantie. Soms beseft hij pas na de opvoering dat het zijn eigen vingers waren die zo raar deden.”

 

 
Bernard Dewulf (Brussel, 30 januari 1960)

Lees verder “Bernard Dewulf, Tijs Goldschmidt, Anne-Gine Goemans, Shirley Hazzard, Adelbert von Chamisso, Les Barker, Karl Gerok”

Bernard Dewulf, Tijs Goldschmidt, Shirley Hazzard, Adelbert von Chamisso, Les Barker, Karl Gerok

De Vlaamse dichter, schrijver en journalist Bernard Dewulf werd op 30 januari 1960 in Brussel geboren. Zie ook alle tags voor Bernard Dewulf op dit blog.

 

Zoontje slaapt

Het is een middag uit een dagelijkse week,
een eeuw wordt buiten afgewerkt.
In de ether van het eerste huis
ruist je slaap in een elektrisch oor.

Ramen staan wijd open op een zomer
en tot in onze stille kamers dringt
het pidgin door van weer een nieuwe tijd.
Nu kan de toekomst komen.

Hier wonen wij tot later samen.
Tot ik in je pas, een vader in een vader.
Tot dit huis je zal verhuizen.
Tot het is alsof ik er nooit was.

Hier ben ik, na de middag van mijn dag.
Ik weet, het droomt nu in je hoofd,
maar hoor. Er zingt in onze kamers iets
van elke tijd. Adem, adem met mij door.

 

Hart

Het diepste houd ik van hem over,
wat ik zeg verzwijgt zijn taal.
Hij draagt zijn hart in mij
het haast mij dagelijks voort.

Wij praten en hij knikt bij nee,
hevig verkeerd. Drank zuipt hem op.
Om oude grappen lacht hij nog
de lach die ik verstop.

Later staat hij scheef
voor zijn huis en wuift altijd.
Ik rijd mij gehaast van hem weg,
hij slaapt al in mijn hoofd.

 

Grand nu blue, 1924

Dit is mijn vrouw. Zij is mij duizend-en-één.
Bredere mannen hebben in duizenden hetzelfde,
in haar alleen heb ik de duizend anderen gezien.
Zij was het dichtste, het verste onder de dingen.
ik heb niets anders misdaan dan haar benaderd.
Verder dan de verf ben ik niet geraakt. De verf
is haar vlees geworden. Haar vlees was moeilijk
zoals alle gras. Ik wilde dat het zienderogen zong.
Ieder treurlied dat het aanhief kreeg mijn kleur.
In mijn duizend kleuren heb ik hetzelfde gezocht.
Altijd dichterbij te kijken, zo bijziend als ik kon
de einder van haar huid volledig te bestrijken.

 

 
Bernard Dewulf (Brussel, 30 januari 1960

Lees verder “Bernard Dewulf, Tijs Goldschmidt, Shirley Hazzard, Adelbert von Chamisso, Les Barker, Karl Gerok”

O heiliger Abend (Karl Gerok)

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!

 

 
Agnolo di Cosimo Bronzino, De aanbidding door de herders, 1539

 

O heiliger Abend

O heiliger Abend,
mit Sternen besät,
wie lieblich und labend
dein Hauch mich umweht!
Vom Kindergetümmel,
vom Lichtergewimmel
auf schau ich zum Himmel
im leisen Gebet.

Da funkelt’s von Sternen
am himmlischen Saum,
da jauchzt es vom fernen,
unendlichen Raum.
Es singen mit Schalle
die Engelein alle,
ich lausche dem Halle,
mir klingt’s wie ein Traum.

O Erde, du kleine,
du dämmernder Stern,
dir gleichet doch keine
der Welten von fern!
So schmählich verloren,
so selig erkoren,
auf dir ist geboren
die Klarheit des Herrn!

 

 
Karl Gerok (30 januari 1815 – 14 januari 1890)
Vaihingen an der Enz. Karl Gerok werd geboren in Vaihingen

 

Zie voor de schrijvers van de 24e december ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Karl Gerok

De Duitse dichter en theoloog en Karl Friedrich von Gerok werd geboren op 30 januari 1815 in Vaihingen an der Enz. Als zoon van de minister Christoph Friedrich Gerok bezocht Karl Gerok het Eberhard-Ludwigs-Gymnasium in Stuttgart, waar Gustav Schwab zijn poëtische talenten aanmoedigde. In 1832 begon hij te studeren aan het Evangelische Stift Tübingen, in 1837 begon hij als vervangend predikant van zijn vader in Stuttgart. Vanaf 1844 Gerok werkte hij als diaken in Böblingen en Stuttgart. Van 1852 tot 1862 was hij o.a aartsdiaken van de collegiale kerk en decaan van het bisdom. In 1868 werd hij hofpredikant en lid van de kerkenraad met de titel en de rang van prelaat. Gerok trouwde in 1844 met Sophie Kapff. Geroks kleindochter Therese Köstlin werd een bekende religieuze dichteres.Kleinzoon Karl Ludwig Gerok was een bekende organist en auteur van een standaardwerk over improvisaties op de orgel. In 1866 werd Gerok ereburger van Stuttgart. Ook zijn een straat in Stuttgart, een straat in zijn geboorteplaats Vaihingen en een uitkijkpunt, Geroksruhe, naar hem gernoemd In 1880 werd aan Karel Gerok werd het Kommenturkreuz van de Orde van de Württembergse Kroon verleend en daarmee werd hij in de adelstand verheven.

Auf stillen Wegen

Ein öder Weg durchs Feld, nur hier am Ackersaum
Mit regenfeuchtem Laub ein alter Apfelbaum.

Der Himmel graubewölkt und weich die feuchte Luft,
Aus dem erquickten Feld ein kräft’ger Bodenduft.

Ein Streifen Abendroth am Horizonte fern
Und aus dem Wolkenflor ein Strahl vom Abendstern.

Kein Prachtstück der Natur, kein Wonnenüberschwang
Und doch für Leib und Seel‘ friedselig ist der Gang.

So schleicht im Stillen hin manch dürftiges Geschick,
Doch glänzt auch über ihm des Himmels Gnadenblick.

 

Winterlied

In dieser strengen Winterzeit
Wie traurig liegt das Land,
Wie schläft die Welt so tief verschneit,
Als wie im Sterbgewand!

Kein Vöglein singt den Frühgesang
Und zirpt sein Schlafgebet;
Kanm daß es unterm Schnee sich bang
Sein kärglich Korn erspäht.

Kein Blümlein blüht im grünen Gras
Mit bunter Farbenpracht,
Der Frost nur malt ans Fensterglas
Eisblumen über Nacht.

Kein Büchlein kommt mit muntrer Hast
Vom Berg ins Thal gehüpft,
Kaum daß es unter Eiseslast
Geduckt vorüber schlüpft.

Und doch — so öde Wald und Feld,
So trübe Flur und Au:
Da droben glänzt das Himmelszelt
In unverblichnem Blau.

Und Morgenrot und Abendrot
Erblühn am Firmament,
Daß, rings von Flammen überloht,
Der weite Himmel brennt.

Und nächtlich glänzt der Himmelsraum
Mit Sternen übersät,
Als wär der Welt ein Weihnachtsbaum
Von Gottes Hand erhöht.

Erhöht von eines Vaters Hand,
Die große Dinge thut
In Winterfrost und Sommerbrand,
Und meint es allzeit gut.

Drum küsse sie, o Menschenkind,
Des großen Vaters Hand,
Und sei nicht kalt und stumm und blind
Wie ein erfrornes Land!

Und wenn, verscheucht von Schnee und Eis,
Kein Vöglein Lieder singt:
Was hindert’s, daß zu Gottes Preis
Dein Lied sich aufwärts schwingt?

Und wenn der muntre Wiesenquell
Zu Stein und Bein gefror:
Was schadet’s, stammt nur warm und hell
Dein Herz zu Gott empor!
 
Und mag, umsaust vom rauhen Nord,
Im Feld kein Blümlein blühn:
Was thut’s, blüht nur im Herzen fort
Der Andacht Immergrün!

Begrub im Schnee der Winterwind
Die Straßen weit und breit:
Nie wird der Weg, o Gotteskind,
Zum Vater dir verschneit!

 
Karl Gerok (30 januari 1815 – 14 januari 1890)