Gerrit Krol, Frans Pointl, Mehis Heinsaar, Ko Un, Edward van de Vendel, Jim Carroll, Juan Filloy, Anne Hébert, Herman Melville

De Nederlandse dichter en schrijver Gerrit Krol werd geboren op 1 augustus 1943 in Groningen. Zie ook mijn blog van 1 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Gerrit Krol op dit blog.

 

Zomer

Het land is warm.
De weg is wit.

Het duin is leeg.
De zee is stil.

De zon is grijs.
De dag is heel.

 

Terwijl je loopt

Komt er in de natuur een rechte lijn voor
denk je;
de horizon is er een
en de zgn. pijpestelen als het giet,
spiegelbeelden in een waterplas,
de lijn die ze van de wereld scheidt – alleen
met je oog half
in het water zie je dat precies;
evenwicht is ook zoiets, een vrouw
als ze, de handen gevouwen
om haar knie, met je praat, het tere
streepje dat ze heeft, een paar
stralen van de zon, perspectief geeft dat
aan een wolk, de lijnen die van sterren
beelden maken of van sommige
bloemen vijfhoeken, daarmee bedoel je
dan jezelf, een mol
ben je op de grens van aarde en lucht.

 

God

Het laatste nieuws van de theologie
wat niet zo wetenschappelijk is,
tenminste wel leuk, is het geloof
dat op een middag in het verleden
op een bergwei die er niet meer is
een man is neergestreken,
zijn plaid heeft uitgelegd
en daarop heeft gegeten, dat deze man
niemand anders was dan God –
te weten dat aldus uit Zijn Picknick,
nadat hij weer was opgestegen,
uit wat hij achterliet onverhoeds
of verhoeds, dat is ons niet gegeven,
dat uit Zijn Schillen en Zijn Dozen
na eeuwen en eeuwen regen
de eerste Paddestoel, de eerste mens,
en daaruit ons geslacht is voortgekomen.

En daarom zet Hij op ons Zijn claim,
omdat Hij de eerste was, en nu alleen.
Wij groeien op met dovemansoren.

 

 
Gerrit Krol (1 augustus 1934 – 24 november 2013)

Lees verder “Gerrit Krol, Frans Pointl, Mehis Heinsaar, Ko Un, Edward van de Vendel, Jim Carroll, Juan Filloy, Anne Hébert, Herman Melville”

Gerrit Krol, Frans Pointl, Mehis Heinsaar, Ko Un, Edward van de Vendel

De Nederlandse dichter en schrijver Gerrit Krol werd geboren op 1 augustus 1943 in Groningen. Zie ook mijn blog van 1 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Gerrit Krol op dit blog.

Uit: Aan de waterkant

“Hoewel de glazen, half volgeschonken, en de flesjes, half leeg, op vier punten het wegwaaien beletten, was het roodgeruite kleedje aan de rand nog vastgezet met een klem aan het tafeltje dat zelf tussen de planken, in een naad zijn poot had gezet, onwrikbaar.
‘We zitten boven de golven’, zei hij en hij greep het glas met de zilveren lettertjes, hield het op ooghoogte in haar richting alsof hij haar op de korrel wilde nemen: ‘gezondheid’, en hij goot de drank, die nog spartelde, achterover in de duisternis van zijn keel. Hij zette het glas neer op het kleedje, daar waar het opbolde. ‘Dood’, zei hij, maar de wind dook naar beneden, over de grond joeg hij, over de planken van de steiger als een zwaluw en zwenkend. De boten die niet gebruikt werden dobberden, kortgehouden, tegen het hout, tegen elkaar, wachtend op gebruikers. De achterste was reeds bezet; het zeil werd gehesen, het sloeg heen en weer en klom langs de mast intussen rustig omhoog. Ook de smalle fok schoot ten hemel, reeds werden de touwen losgegooid en de man die daar aan het zwemmen was, met zijn hoofd boven water, moest oppassen dat hij niet overvaren werd, zo snel liep die boot daar over de golven weg.
‘O, Ronald!’ gilde opeens het meisje, ‘hij gaat er over heen!’ Ze sprong op en wees met de vinger. De jongeman tegenover haar draaide zich om, keek trouwens meer naar haar, want hij wist niet wat ze bedoelde. Ze stond op de tenen, met de vingers gekromd tegen de mond van ontzetting, maar daar kwam hij weer uit het schuim te voorschijn, de zwemmer, lachend, met de kin vooruit alsof hij zelf ook een boot was en het meisje kon gaan zitten.
Ronald keerde zijn flesje met de hals in het glas. ‘En toch snap ik het niet’, zei ze, reikhalzend nog, ‘hij komt geloof ik niet vooruit.’
‘Wat bedoel je?’
‘Die man daar.’
Nog ’s weer keek hij, half gedraaid, in de aangewezen richting, en toen lachte hij. Hij keerde zich om. ‘Die zijn van kurk’, zei hij.
‘Neeee’, zei ze, als iemand die het nog niet geloven wil, maar toen zag ze het zelf ook: het was een zwemmer van kurk die daar aan de gang was. Ze lachte. ‘Kijk ‘m eens grijnzen’, zei ze, ‘en hij komt niet vooruit. Hij heeft niet eens armen ook. Hebben ze dat expres gedaan?’

 

 
Gerrit Krol (1 augustus 1934 – 24 november 2013)

Bewaren

Lees verder “Gerrit Krol, Frans Pointl, Mehis Heinsaar, Ko Un, Edward van de Vendel”

Dolce far niente, Fred Endrikat, Gerrit Krol, Frans Pointl, Ko Un, Edward van de Vendel

 

Dolce far niente

 

 
Green and Gold door Henry Scott Tuke, 1920

 

Wochenbrevier

Am Montag fängt die Woche an.
Am Montag ruht der brave Mann,
das taten unsre Ahnen schon.
Wir halten streng auf Tradition.

Am Dienstag hält man mit sich Rat.
Man sammelt Mut und Kraft zur Tat.
Bevor man anfängt, eins, zwei, drei,
bums – ist der Dienstag schon vorbei.

Am Mittwoch fasst man den Entschluss:
Bestimmt, es soll, es wird, es muss,
mag kommen, was da kommen mag,
ab morgen früh am Donnerstag.

Am Donnerstag fasst man den Plan:
Von heute ab wird was getan.
Gedacht, getan, getan, gedacht,
inzwischen ist es wieder Nacht.

Am Freitag geht von alters her,
was man auch anfängt, stets verquer.
Drum ruh dich aus und sei belehrt:
Wer gar nichts tut – macht nichts verkehrt.

Am Samstag ist das Wochen-End,
da wird ganz gründlich ausgepennt.
Heut anzufangen, lohnt sich nicht.
Die Ruhe ist des Bürgers Pflicht.

Am Sonntag möcht’ man so viel tun.
Am Sonntag
muss man leider ruhn.
Zur Arbeit ist es nie zu spät.
O Kinder, wie die Zeit vergeht.

 

 
Fred Endrikat (7 juni 1890 – 12 augustus 1942)

Lees verder “Dolce far niente, Fred Endrikat, Gerrit Krol, Frans Pointl, Ko Un, Edward van de Vendel”

Juan Marsé, Waldtraut Lewin, Gaston Miron, Ko Un, Leonardo Sciascia

De Catalaanse schrijver Juan Marsé werd geboren op 8 januari 1933 in Barcelona. Zie ook alle tags voor Juan Marsé op mijn blog.

Uit: L’amant bilingue (Vertaald door Jean-Marie Saint-Lu)

“Le châssis rouillé de la Lincoln Continental 1941, sans roues ni moteur, gît au milieu du terrain vague, entouré d’herbes hautes que peigne le vent. C’est le squelette calciné d’un rêve. Personne dans le quartier ne se rappelle comment ni quand la fantastique automobile est arrivée jusque sur ces hauteurs, qui l’a abandonnée sur cette petite colline au nord-ouest de la ville, la condamnant ainsi à mourir à l’état de ferraille. Elle est toujours échouée dans ma mémoire au milieu d’une mer d’herbe et de boue noire, et entourée de tout un tas de choses mortes : des morceaux de poêles en fer, un fauteuil défoncé, des enfants au crâne tondu qui fument à croupetons, des piles de vieux pneus, ma mère, ivre, qui marche contre le vent, des sommiers oxydés et des petits matelas crasseux et tout déchirés.
J’écris ici ces souvenirs pour qu’ils soient sauvés de l’oubli. Ma vie a été une vraie merde, mais je n’en ai pas d’autre.
J’habite avec ma mère en haut de la rue Verdi, dans un vieux pavillon délabré avec un jardin, sur un versant contigu au parc Güell. Je vois la rue en pente, estompée par la bruine, comme un merveilleux toboggan au-dessus de la ville. Au coin; on peut voir la figure d’un jeune garçon, masquée d’un loup noir. C’est moi, douze ans, crâne tondu, brassard de deuil. L’enfant masqué regarde d’un côté et de l’autre, furtivement, puis traverse la rue. Je revois le quartier gris et apeuré, les chats faméliques, les petites terrasses, les draps blancs que fouette le vent. Au coin de l’autre rue, je rejoins trois garçons, Faneca, David et Jaime. Faneca mange une patate cuite, il a été faire une course pour madame Lola et il est passé par la cuisine de la pension Ynès, il y récupère toujours quelque chose à manger. Les rues sont si raides qu’elles ont des marches.
Mon quartier est si haut, si près des nuages, que la pluies’y arrête avant de tomber.”

 

 
Juan Marsé (Barcelona, 8 januari 1933)

Lees verder “Juan Marsé, Waldtraut Lewin, Gaston Miron, Ko Un, Leonardo Sciascia”

Juan Marsé, Waldtraut Lewin, Gaston Miron, Ko Un, Béla Zsolt

De Catalaanse schrijver Juan Marsé werd geboren op 8 januari 1933 in Barcelona. Zie ook alle tags voor Juan Marsé op mijn blog.

Uit: De laatste middagen met Teresa (Vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu)

“Maruja mompelde een verontschuldiging en wilde juist naar binnen gaan, toen de Piechemapart zich omdraaide en haar met zijn handen in zijn zakken, een brutale uitdrukking op zijn gezicht en een hooghartige blik in zijn ogen, beval even te wachten. De jongen liep langzaam naar het hek, bleef daar staan, sloeg de dikke sjaal die hij al om had met een soort klap nog een keer om zijn nek, en keek Teresa aan. Nou, vroeg hij, waar was al die haast helemaal voor nodig, staat het huis soms in brand? Meteen hierna maakte hij zijn eerste vergissing: als ze zo’n haast hadden, zei hij, moest de kokkin het eten maar opdienen. De zelfverzekerdheid, die licht was aangezet door mannelijke trots waardoor het nog duidelijker was dat het nergens op sloeg, en de ernst waarmee hij dit zei maakte dat Teresa in lachen uitbarstte. Het was een heldere, lieve, spontane, totaal niet spottende, eerder solidaire lach, maar wel een die – zoals hij zelf ook besefte – verschrikkelijk groot gelijk had. Met een verward gezicht wendde de Murciaan zijn blik van Teresa af en mompelde: ‘Ik zou weleens willen weten waarom dat stomme mens zo moet lachen.’

(…)

“Misschien kwam het doordat hij, zoals elk jaar wanneer de zomer aanbrak, met zijn bijzonder gevoelige neus de wijdverbreide, collectieve geluksneurose registreerde, evenals de schitterende faam van het geld, die zich als goudkleurige honing overal verspreidt tot in de meest afgesloten terreinen langs onze Middellandse Zeekust, en die in het zonnegeweld zweeft als een kiem van waarachtig leven, en soms, in bijzondere warme nachten waar geen einde aan lijkt te komen, doordringt in het bloed, zoals alcohol.”

 

Juan Marsé (Barcelona, 8 januari 1933)

Lees verder “Juan Marsé, Waldtraut Lewin, Gaston Miron, Ko Un, Béla Zsolt”

Juan Marsé, Waldtraut Lewin, Gaston Miron, Ko Un, Béla Zsolt

De Catalaanse schrijver Juan Marsé werd geboren op 8 januari 1933 in Barcelona. Zie ook alle tags voor Juan Marsé op mijn blog.

 

Uit: Calligraphie des rêves (Vertaald door Jean-Marie Saint-Lu)

„Torrente de las Flores. Il avait toujours pensé qu’une rue portant ce nom ne pourrait jamais être le

théâtre d’une tragédie. Depuis le haut de la Travesera de Dalt, elle amorce une forte pente qui s’atténue jusqu’à mourir dans la Travesera de Gracia, croise quarante-six rues, a une largeur de sept mètres et demi, est bordée d’immeubles peu élevés et compte trois bars. En été, durant les jours parfumés de la fête patronale, endormie sous un toit ornemental de bandes de papier de soie et de guirlandes multicolores, la rue abrite une agréable rumeur de roselière bercée par la brise et une lumière sous-marine et ondulante, comme d’un autre monde. Lors des nuits étouffantes, après dîner, la rue est un prolongement du foyer familial.

Tout cela est arrivé il y a bien longtemps, quand la ville était moins vraisemblable qu’aujourd’hui, mais

plus réelle. Un peu avant deux heures, un dimanche après-midi de juillet, le soleil resplendissant et une averse soudaine se fondent durant quelques minutes, laissant en suspens dans l’air une lumière frisottante, une transparence hérissée et trompeuse tout au long de la rue. Cet été est torride et la peau noirâtre de la chaussée est si chaude à cette heure-là que la pluie finissante s’évapore avant même de la toucher. Sur le trottoir du bar-marchand de vin Rosales, l’averse passée, un pain de glace laissé là par la camionnette du livreur et mal enveloppé dans une toile de jute commence à fondre sous le soleil inclément. Le gros Agustín, le patron, ne tarde pas à sortir, un seau et un

pic à la main, et, accroupi, il s’empresse de casser le pain.

Sur le coup de deux heures et demie, un peu audessus du bar et sur le trottoir d’en face, dans le tronçon de la rue le plus propice aux mirages, Mme Mir sort en courant du 117, visiblement perturbée, comme si elle venait d’échapper à un incendie ou à une hallucination, et se plante au milieu de la chaussée, en pantoufles et vêtue de sa blouse blanche d’infirmière mal boutonnée, sans craindre de laisser voir ce qu’elle ne doit pas montrer.“

 

Juan Marsé (Barcelona, 8 januari 1933)

Lees verder “Juan Marsé, Waldtraut Lewin, Gaston Miron, Ko Un, Béla Zsolt”

Ko Un, Juan Filloy, Anne Hébert, Herman Melville

De Koreaanse dichter Ko Un werd geboren op 1 augustus 1933 in Gunsan. Zie ook mijn blog van 1 augustus 2007 en ook mijn blog van 1 augustus 2008 en ook mijn blog van 1 augustus 2009 en ook mijn blog van 1 augustus 2010.

 

Uit: Blüten des Augenblicks

19­­. April,
die erste­­ Schlan­­ge in diese­­m Frühling­­ tauch­­te auf
un­­d starb­­.
Ich, ich habe schon­­ zu lange­­ geleb­­t.

»Ich bin gekom­­men, Liebst­­e,
der stren­­ge Winter­­, er ist vorbe­­i.«
Das Grab seine­­r Frau lacht­­ leise­­.

An der Stelle, wo letzten Sommer

ein Tankwagen mit Wasser vorbeifuhr,

blühte in diesem Herbst eine Chrysantheme.

 

Ko Un (Gunsan, 1 augustus 1933)

Lees verder “Ko Un, Juan Filloy, Anne Hébert, Herman Melville”

Juan Marsé, Waldtraut Lewin, Gaston Miron, Ko Un, Béla Zsolt

De Catalaanse schrijver Juan Marsé werd geboren op 8 januari 1933 in Barcelona. Zie ook mijn blog van 8 januari 2007 en ook mijn blog van 8 januari 2009 en ook mijn blog van 8 januari 2010.

 

Uit: Last evenings with Teresa 

 

„Mount Carmel is a naked, barren hill located northwest of the city. Their invisible strings managed by the expert hands of children, you will often see brightly-coloured kites in the blue of the sky, shuddering in the wind, hovering above the summit like coats of arms announcing a warrior dream. In those grey postwar years, when empty stomachs and body lice required a dream a day to make reality more bearable, Mount Carmel was the favourite and fabulous field of adventure for the scruffy children from the neighbourhoods of Casa Baró, Guinardó and La Salud. They climbed to the top where the wind whistles to launch crude home-made kites constructed with flour paste, cane, rags and newspaper: for a long time there trembled and flapped fiercely in the city sky photos and news of the German advance on the fronts of Europe, death and destruction reigned, the weekly ration of Spaniards, misery and hunger. Now, in the summer of 1956, Carmel’s kites no longer bear news or photos, nor are they made of newspapers, but rather of fine tissue paper bought in some shop, and their are colours garish, shocking. But despite this improvement in their appearance, many are still home-made, their frames coarse and heavy, and they gain height with difficulty: still the neighborhood’s warrior banner.“

 

 

Juan Marsé (Barcelona, 8 januari 1933)

In 1975

 

 

Lees verder “Juan Marsé, Waldtraut Lewin, Gaston Miron, Ko Un, Béla Zsolt”

Gerrit Krol, Edward van de Vendel, Frans Pointl, Jim Carroll, Ko Un, Juan Filloy, Anne Hébert, Herman Melville, Frederick Busch, Ernst Jandl, Guus Kuijer, Francis Scott Key

De Nederlandse dichter en schrijver Gerrit Krol werd geboren op 1 augustus 1943 in Groningen. Zie ook mijn blog van 1 augustus 2006 en ook mijn blog van 1 augustus 2007 en ook mijn blog van 1 augustus 2008 en ook mijn blog van 1 augustus 2009.

De kameel

De kameel heet wel
het schip van de woestijn,
daar kan ieder over meepraten
die op zo’n beest gezeten heeft.
Je zit hoog op een stoel
als het ware, je gaat
wel heen en weer, maar je voelt
je daarbij op je gemak,
terwijl in de diepte de
kop van het beest
gelijkmatig naar voren glijdt
als de boeg van een
roeiboot, met schokjes.

 

Ary’s tuin

Het leuke van een tuin
is dat je hem voortdurend
snoeien moet,
of snoeien, noem het
oogsten, of wat je zoal
met snijbloemen doet,
snijden, in een vaas zetten,
de stelen, in knop
waar men de bloem in ziet,
of bloem, noem het poëzie,
of gewoon verhaal, want
wie niet waagt die knoeit,
wie schrijft die snijdt,
wie snijdt die bloeit.

 

Niet te beschrijven

Niet te beschrijven
wat een geur doet in je neus
en in het weke van je hersenen,
een bloem,
een strandlucht.

Laatst liep ik op de weg
toen langs mij streek een vleug van vroeger,
van potten inkt en rekenen,
wat ik in der eeuwigheid zou zijn vergeten,
ik liep ertegenop.

Men zegt dat van bepaalde vlindersoorten
het reukvermogen
zich uitstrekt over kilometers,
maar of het nu de natuur is
of een oude school,
of een meisje dat in je armen staat
en geurt als zeven jaar geleden
of, als het heeft geregend,
de hartverscheurende kracht van een naaldwoud
– je noemt het,
maar beschrijven kun je het niet.

 krol

Gerrit Krol (Groningen, 1 augustus 1934)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Edward van de Vendel werd geboren in Leerdam op 1 augustus 1964. Zie ook mijn blog van 1 augustus 2009.

Brief

Ik schrijf hier lieve dingen
in het zand –
met de tenen aan mijn voet,
met de vingers van mijn hand.
De zee komt even lezen,
trekt mijn letters van het strand
en brengt ze naar de overkant.
Of spoelt mijn brief alleen
een beetje heen en weer?
Ik krijg nooit antwoord.
Of juist wel?
Legt de zee met elke golf
een nieuwe bladzij
voor me neer?

 

Zomer

Eerst was ik verbrand
en toen ging ik vervellen.
Nu laat ik los van buiten.
Nu zit ik me te pellen.
Ik leg mezelf naast me neer
in duizend stukjes huid.
De zomer is een spelletje
en ik puzzel me eruit.

vendel

Edward van de Vendel (Leerdam, 1 augustus 1964)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Frans Pointl werd geboren in Amsterdam op 1 augustus 1933. Zie ook mijn blog van 5 mei 2006 en ook mijn blog van 1 augustus 2007  en ook mijn blog van 1 augustus 2008 en ook mijn blog van 1 augustus 2009.

Kinderverdriet

het kind was binnen de ramen
een volle dag
bevroren verlokken
vielen wezenloos
van een grauw palet
toen de dag gerimpeld werd
kwam het kind buiten
en huilde
omdat er geen sneeuw meer lag

 

Ako-diner 1990

er stonden een Rolls, een Bentley en een Porsche
een echtpaar stapte uit een Saab Turbo
ik stapte uit mijn strippenkaart

voor het eerst zat ik aan
aan een diner
dat viel verdraaid niet mee
een colonne obers bracht schalen binnen
waarop saumon fumé

daarna kreeg ik een bord
met iets roze-roods erop
dat leek op een jonge uit het nest
gevallen en gefrituurde reiger
ik vroeg iemand hoe dit heette
die meneer zei: zolang het niet
beweegt kunt u het rustig eten

het diner was beslist niet slecht
maar ik prefereer brood met omelet
aangezeten aan eigen aanrecht.

 pointl

Frans Pointl (Amsterdam,  1 augustus 1933)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en musicus Jim Carroll werd geboren op 1 augustus 1949 in New York. Zie ook mijn blog van 1 augustus 2007 en ook mijn blog van 1 augustus 2008 en ook mijn blog van 1 augustus 2009.

8 Fragments For Kurt Cobain

7/
But Kurt…
Didn’t the thought that you would never write another song
Another feverish line or riff
Make you think twice?
That’s what I don’t understand
Because it’s kept me alive, above any wounds

8/
If only you hadn’t swallowed yourself into a coma in Roma…
You could have gone to Florence
And looked into the eyes of Bellinni or Rafael’s Portraits

Perhaps inside them
You could have found a threshold back to beauty’s arms
Where it all began…

No matter that you felt betrayed by her

That is always the cost
As Frank said,
Of a young artist’s remorseless passion

Which starts out as a kiss
And follows like a curse

 caroll

 Jim Carroll (1 augustus 1949 – 11 september 2009)

 

De Koreaanse dichter Ko Un werd geboren op 1 augustus 1933 in Gunsan. Zie ook mijn blog van 1 augustus 2007 en ook mijn blog van 1 augustus 2008 en ook mijn blog van 1 augustus 2009.

Nordwärts ziehende Blütennachricht

Zum Lied wird, wer auch immer da stirbt in unserem Lande.
Wieder geboren
Wieder geboren
sind zu Blumen wir verwandelt.
Vom südlichsten Stück Land im ultramarienen Meer,
aus dem Garten der Dorfschule auf Mara* kommt die Kunde:
Die Blütenknospen springen.
Nordwärts
nordwärts
anschwellende Blütenpracht
bis nach Namyang, unserer kalten Heimat am Tumen-Fluß,
bis nach Yongjŏng** in Nord-Kando, jenseits vom Fluß
— selbst hinauf bis nach Sibirien.
Wenn alle Knospen springen,
welch Wehklage ist’s an diesem Tag im ganzen Lande.
In unserem Lande
sterben und verwandelt sein zu einem Lied,
dem traurigen Lied,
das tief in meinem Herzen zu einem Menschen wird.
Wieder geboren
wieder geboren
ist unser Vaterland dreitausend li weit von Blüten übersät.
Vertaald door Frank Hoffmann

 un

 Ko Un (Gunsan, 1 augustus 1933)

 

De Argentijnse schrijver Juan Filloy werd geboren op 1 augustus 1894 in Córdoba. Filoy studeerde rechten en trok daarna naar Río Cuarto in centraal Argentinié. Daar werkte hij zijn leven lang als advocaat en rechter. Filoy gold in literaire kringen als een zonderling en eenling. Zijn werk verscheen vaak in eigen beheer, af en toe bij kleine uitgeverijen. Tussen 1939 en 1967 publiceerde hij helemaal niets. Toch omvat zijn oeuvre 49 boeken, waaronder 11 romans.

Uit: The cow and the car (Vertaald door Jeremy Osner)

„The rain has firmed up the unpaved road’s surface. The recently rinsed atmosphere is fresh and clean. The sun’s glory shines down at the end of March.

A car comes along at a high velocity. Beneath the pampa’s skies — diaphanous tourmaline cavern — the swift car is a rampaging wildcat.

The moist fields give off a masculine odor, exciting to the lovely young woman who’s driving. And accelerating, accelerating, until the current of air pierces her, sensuous. But…

All of a sudden, a cow. A cow, stock-still in the middle of the roadway. Screeching of brakes, shouting. The horn’s stridency shatters the air. But the cow does not move. Hardly even a glance, watery and oblique, she chews her cud. And then, she bursts out:

— But señorita!… Why all this noise? Why do you make such a hurry, when I’m not interested in your haste? My life has an idyllic rhythm, incorruptible. I am an old matron who never gives way to frivolity. Please: don’t make that racket! Your clangor is scaring the countryside. You do not understand why; you don’t even see it. The countryside flies past, by your side; your velocity turns it into a rough, variegated visual pulp. But I live in it. It is where I hone my senses, they are not blunt like yours… Where did you find this morbid thirst which absorbs distance? Why do you dose yourself with vertigo? You subjugate life with urgency, instead of appreciating its intensity. Come on! lay off the horn. Time and space will not let themselves be ruled by muscles of steel and brass.“

 filloy

 Juan Filloy (1 augustus 1894 – 15 juli 2000)

 

De Canadese dichteres en schrijfster Anne Hébert werd geboren op 1 augustus 1916 in Sainte-Catherine-de-Fossambault, Quebec. Zie ook mijn blog van 1 augustus 2007 en ook mijn blog van 1 augustus 2008 en ook mijn blog van 1 augustus 2009.

ÉVEIL AU SEUIL D’ UNE FONTAINE

Ô ! spacieux loisir
Fontaine intacte
Devant moi déroulée
À l’heure
Où quittant du sommeil
La pénétrante nuit
Dense forêt
Des songes inattendus
Je reprends mes yeux ouverts et lucides
Mes actes coutumiers et sans surprises
Premiers reflets en l’eau vierge du matin.
La nuit a tout effacé mes anciennes traces,

Sur l’eau égale
S’étend
La surface plane
À perte de vue.
D’une eau inconnue.
Et je sens dans mes doigts
À la racine de mon poignet
Dans tout le bras
Jusqu’à l’attache de l’épaule
Sourdre un geste
Qui se crée
Et dont j’ignore encore
L’enchantement profond.

hebert

Anne Hébert (1 augustus 1916 – 22 februari 2000)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Herman Melville werd geboren in New York op 1 augustus 1819. Zie ook mijn blog van 1 augustus 2007  en ook mijn blog van 1 augustus 2008 en ook mijn blog van 1 augustus 2009.

THE APPARITION

CONVULSIONS came; and, where the field
Long slept in pastoral green,
A goblin-mountain was upheaved
(Sure the scared sense was all deceived),
Marl-glen and slag-ravine.

The unreserve of Ill was there,
The clinkers in her last retreat;
But, ere the eye could take it in,
Or mind could comprehension win,
It sunk!–and at our feet.

So, then, Solidity’s a crust–
The core of fire below;
All may go well for many a year,
But who can think without a fear
Of horrors that happen so.

melville

Herman Melville (1 augustus 1819 – 28 september 1891)

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Ernst Jandl werd geboren in Wenen op 1 augustus 1925. Zie ook mijn blog van 1 augustus 2007 en ook mijn blog van 1 augustus 2008.

Uit: aus dem wirklichen leben

“mit sieben hing mein leben an einem faden, als ich nach masern wassersucht und nierenentzündung mit urämischen erscheinungen bekam und wochenlang auf dem bauch liegen und alles ohne salz essen mußte, aber es kam dann nicht wie mit dem kleinen guido über den ich ein buch gelesen hatte das seine mutter geschrieben hatte um für alle aus ihm einen kleinen heiligen zu machen, sondern meine mutter betete mich gesund und hatte auch ein fläschen mit lourdes-wasser für mich besorgt, obwohl sie gewußt haben mußte warum wir zum abendgebet immer sagten: laß mich lieber sterben als eine todsünde begehn, wozu damals noch die gelegenheit bestanden hätte, und keiner hätte dann jemals von meinen gedichten erfahren, die ja die meisten erst viele jahre später kamen, und es hätte keine lücke gegeben und niemand hätte etwas gefehlt.

hernals

oh scheiße, ich habe gestern
mein abendgebet vergessen
aber heut früh wirst du es, lieber gott
auch noch akzeptieren

“lieber gott, laß mich eher sterben
als eine todsünde begehen”

wie es eben jetzt geschehen könnte
denn es ist sonntag
und ich habe nicht die absicht zur messe zu gehen
was eine todsünde ist
sondern bleibe im warmen bett
um noch ein bißchen zu onanieren
was ebenfalls eine todsünde ist
wie meine mutter mir erklärt hat
eh man sie begraben hat
auf dem hernalser friedhof
hoch über der stadt, meinem geliebten
wien.

seltsam, wie oft
er mein gebet schon nicht erhört hat.”

jandl

Ernst Jandl (1 augustus 1925 – 9 juni 2000)

De Amerikaanse schrijver Frederick Busch werd geboren in New York.  Zie ook mijn blog van 1 augustus 2007 en ook mijn blog van 1 augustus 2008.

Uit: Girls

„We started clearing the field with shovels and buckets and of course our cupped, gloved hands. The idea was to not break any frozen parts of her away. Then, when we had a broad hole in the top of the snow that covered the field and we were a foot or two of snow above where she might have been set down to wait for spring, we started using poles. Some of us used rake handles and the long hafts of shovels. One used a five-foot iron pry bar. He was a big man, and the bar weighed twenty-five pounds, anyway, but he used it gently, I remember, like a doctor with his hands in someone’s wound. We came together to try to find her and we did what we needed to, and then we seemed to separate as quickly as we could.

At Mrs. Tanner’s funeral, they sang “Shall We Gather at the River,” and I sang, too. It was like that in the field. Everyone gathered, and it was something to see. Then we all came apart. Fanny went where she needed to, and Rosalie Piri did, and Archie Halpern. I did, too. Most of them, I think, remained within a few miles of the field.

The dog and I live where it doesn’t snow. I can’t look at snow and stay calm. Sometimes it gets so warm. I wear navy blue uniform shorts with a reinforced long pocket down the left hip for the radio. I patrol on foot and sometimes on a white motor scooter, and it’s hard for me to believe, a cop on a scooter in shorts. But someone who enforces the law, laws, somebody’s laws, falls down like that. Whether it’s because he drinks or takes money or swallows amphetamines or has to be powerful, or he’s one of those people who is always scared, or because he’s me, that’s how he goes–state or federal agency or a big-city police force, down to working large towns or the dead little cities underneath the Great Lakes, say, then down to smaller towns, then maybe a campus, maybe a mall, or a hotel that used to be fine.“

 busch

 Frederick Busch (1 augustus 1941 – 23 februari 2006)

 

De Nederlandse (jeugdboeken)schrijver Guus Kuijer werd geboren in Amsterdam op 1 augustus 1942. Zie ook mijn blog van 1 augustus 2007.

Uit: De twee Robinsons

„Ik denk dat we meer weten over ratten dan over kinderen. Ik heb nog nimmer een verhandeling over ‘het kind’ gelezen die ik niet halverwege woedend in een hoek smeet, omdat het nooit scheen te gaan over het kind dat ik was of over de kinderen waarin ik mijn vooroordelen heb geprojecteerd.

Het bestuderen van het kind als een apart wezen, als een diersoort, lijkt mij op zichzelf al een verkeerd uitgangspunt, omdat, om maar eens iets te noemen, kinderen vooral lijken te leven vanuit de toekomst die zij voor zich zien. Bij aparte bestudering krijgen eigenschappen die worden gevonden onherroepelijk iets exclusiefs, alsof het kind het monopolie heeft op die eigenschappen, zodat diezelfde eigenschappen gevonden bij een volwassene iets abnormaals, ziekelijks, niet behorend bij de soort schijnen.

Treft men omgekeerd bij het kind eigenschappen aan die geacht worden bij de volwassene te horen dan is dat kind ‘een geval’, rijp voor de psychiater. Dat laatste komt glashelder tot uitdrukking in Het grijze kind van Theo Thijssen. Mijn enige bezwaar tegen dat boek, een schitterende aanval op het burgerdom, is het gehannes met ‘vorige levens’, waarmee de wijsheid van het grijze kind waarschijnlijk wordt gemaakt. Thijssen beschrijft gedurende een aantal bladzijden allerlei gedachten van een drie- en vierjarige die ‘niet kunnen’. Ze zijn veel te wijs en dus moeten ze wel stammen uit een vorig leven.“

 kuijer

Guus Kuijer (Amsterdam, 1 augustus 1942)

 

De Amerikaanse dichter en advocaat Francis Scott Key werd geboren op de plantage Terra Rubra bij Frederick (Maryland) op 1 augustus 1779. Hij was getuige van het bombardement van Fort McHenry in Baltimore tijdens de Oorlog van 1812. Key was aan boord van een Brits oorlogsschip om een vriend te bevrijden die was beschuldigd van het beschermen van Britse deserteurs. De Britse commandanten kwamen overeen beide mannen vrij te laten, maar om veiligheidsredenen werden ze nog een nacht vastgehouden terwijl de Britse vloot het fort bestormde. De volgende dag schreef Key een gedicht met de titel The Defense of Fort McHenry, beter bekend als „The Star-Spangled Banner”. De muziek waarop het werd gezet was van een populair lied uit die tijd (to Anacreon in Heaven), geschreven rond 1800 door John Stafford Smith. Het werd aangenomen als het volkslied van de Verenigde Staten op 3 maart 1931. In de meeste gevallen wordt alleen het eerste couplet gezongen.

 

The Star-Spangled Banner (fragment)

O! say can you see by the dawn’s early light,
What so proudly we hailed at the twilight’s last gleaming,
Whose broad stripes and bright stars through the perilous fight,
O’er the ramparts we watched, were so gallantly streaming.
And the rockets’ red glare, the bombs bursting in air,
Gave proof through the night that our flag was still there;
O! say does that star-spangled banner yet wave,
O’er the land of the free and the home of the brave?

On the shore, dimly seen through the mists of the deep,
Where the foe’s haughty host in dread silence reposes,
What is that which the breeze, o’er the towering steep,
As it fitfully blows, half conceals, half discloses?
Now it catches the gleam of the morning’s first beam,
In full glory reflected now shines in the stream:
‘Tis the star-spangled banner, O! long may it wave
O’er the land of the free and the home of the brave.

 scott key

Francis Scott Key (1 augustus 1779 – 11 januari 1843)
Monument in Frederick

Vasyl Stus, Ko Un, Juan Marsé, Waldtraut Lewin

De Oekraïense dichter en schrijver Vasyl Stus werd geboren op 8 januari 1938 in Rakhnivka, in de provincie Vinnytsia Oblast. Zie ook mijn blog van 8 januari 2009.

 

Weep, sky, weep

 

Weep, sky, weep and weep! Wash the unabated sea
Of thin-voiced waters and dampen the heart.
It seems it was just now, just yesterday
That a deathly shiver buried you alive.
Weep, sky, weep and weep! The past cannot be returned.
Today has been reduced to naught, the future will not come.
Something weighs on the mind that can never
Be torn from the heart. This prison is a prison for prisons!
Weep, sky, weep and weep! Still over your horizons
And let the stars fall from darkened skies!
Is there in this world a trumpet that will sound
A final blast to keep me from my resurrection?
Flow, water, flaw and sweep me away from my weariness,
For eternities of bondage have crushed me.
High upland thunder, girdle the earth!
Pitch-winged cloud, bless me!
Lightning, send a message!
Hallowed be the world. The night is its companion.
So, water. Flow forth! And you, misfortune, rage

 

Vertaald door Marco Carynnyk

 

Stus_book

Vasyl Stus (8 januari 1938 – 4 september 1985)

 

De Zuidkoreaanse dichter Ko Un werd op 8 januari 1933 in Kunsan geboren. Zie ook mijn blog van 8 januari 2009.

 

New Year’s Day

 

This is the loneliest spot in the country on New Year’s Day.

I’ve spent the whole long winter here,

devoid of everything.

It’s been a week already since the boats stopped running.

Chuja Island goes on getting smaller

until sad eyes cannot see it.

 

Don’t overturn the glass from which you drank.

Once you’re past thirty,

you can make friends with an empty glass.

 

Tell me, wind: what can I hope for on New Year’s Day on this remote island?

After some tedious, very tedious reading

by the light of a small oil lamp,

I mutter a single drunken line

but vowels alone can’t make it audible

as far as that widower’s tomb out there.

 

So, wind: let none live here but those who will die here.

Endurance is the greatest journey of all.

Even if the boats are completely overwhelmed by the gale,

I’m going to set out, though I’ve got no overcoat.

 

Tell me again, wind: what more can I hope for on New Year’s Day?

From the guts of a boarding house, coughs flee

one after another, that’s all I can hear.

One day, they’ll return, transformed into the local dialect.

Ah, New Year’s greetings, buried alive by Cheju Island’s wild whirlwinds.

 

koun-speech

Ko Un (Kunsan, 8 januari 1933)

 

De Catalaanse schrijver Juan Marsé werd geboren op 8 januari 1933 in Barcelona. Zie ook mijn blog van 8 januari 2007 en ook mijn blog van 8 januari 2009.

 

Uit: Liebe nach Mitternacht – Maßlose Leidenschaften (Vertaald door Hans-Gerd Koch en Susanne Schüssler)

 

»Setzen Sie sich auf das Sofa«, sagte der Vergewaltiger.
»Ich setze mich in den Sessel Ihnen gegenüber. Beruhigen Sie sich.«
Er hielt immer noch das riesige Messer gepackt, die Spitze nach vorn, den Arm zum Fußboden ausgestreckt, als wolle er sie im nächsten Moment von unten nach oben aufschlitzen. Er trug ziemlich verwaschene Jeans und ein makellos weißes Hemd mit langen, zugeknöpften Ärmeln; auch der Halsknopf war geschlossen. Ein ziemlich wohlerzogener Junge, wie es schien, treuherzig und noch nicht verdorben von der jugendlichen Mode und dem Gossenjargon, a
ber in seinen klaren, kalten Augen lag etwas Schrilles, Irrwitziges. Er hatte schütteres Haar, einen langen Hals und hängende Schultern.
»Oh, bitte tun Sie dieses fürchterliche Messer da weg«, sagte sie, »Sie müssen es mir nicht ständig unter die Nase halten.«
»Schon gut.«
»Sie. .. sind sehr jung. Und hübsch. Sie haben es überhaupt nicht nötig, herumzulaufen und Frauen mit dem Messer zu bedrohen. Mehr als eine wäre froh, mit Ihnen ins Bett zu gehen. . .«
»Reden Sie keinen Quatsch. Sie sollen sich normal verhalten, natürlich reden, zutraulich und nett sein, und nicht über Dinge sprechen, von denen Sie nichts verstehen.«
»Also gut.«
»So wie wenn ein Freund zu Besuch kommt.«
»Gut.«
»Ich mag keine schreckhaften Frauen.«
»Einverstanden. «
»Lassen Sie den Bademantel über den Knien etwas geöffnet. Ja, so … das Licht spielt so schön mit den Härchen auf Ihrem braunen Schenkel. Sie haben sich schöne Schuhe angezogen, um den Müll nach unten zu tragen.«
»Ich habe mir nichts dabei gedacht. Gefallen sie Ihnen?«
»Sag du zu mir.«
»Gefallen sie dir?«

 

juan_marse

Juan Marsé (Barcelona, 8 januari 1933)

 

De Duitse schrijfster Waldtraut Lewin werd geboren op 8 januari 1937 in Wernigerode. Zie ook mijn blog van 8 januari 2007 en ook mijn blog van 8 januari 2008 en ook mijn blog van 8 januari 2009.

 

Uit: Goethe

 

Er zieht nervös seine goldene Repetieruhr aus der Tasche und lässt sie die verflossene Stunde schlagen. Elfmal klingt der zarte silbrige Ton durch den Raum. Bald ist es Mittag und Elisabeth, seine Caja, schreit und schreit. Ihre Stimme ist schon ganz heiser. Nein, er hält es nicht mehr aus, eilt über Stufen und Stiegen hinunter in den weitläufigen Hausflur.
Das Goethe’sche Anwesen am Hirschgraben ist das reinste Labyrinth. Es besteht eigentlich aus zwei kleineren Häusern, die mittels eines Durchbruchs miteinander verbunden sind, Stufen gleichen die Ungleichheit der Stockwerke aus, und über ein turmartiges Treppenhaus gelangt man zu den einzelnen Räumen. Verwinkelt, verschroben – das ist eigentlich nichts nach Johann Caspars Herzen. Er liebt das Klare, das Überschaubare. Aber das Haus gehört in Wahrheit seiner Mutter, und solange sie lebt, in ihren Räumen unten im Haus, ist an einen Umbau nicht zu denken.
Im Flur gibt es, wie in vielen Gebäuden in Frankfurt, neben der Eingangstür ein hölzernes “Vogelbauer”, eine Art Alkoven mit Gittern, nach draußen zur Straße hin. Man nennt das “Geräms”. So strömen Licht und Luft ins Haus, und dort sitzen gemeinhin in der warmen Jahreszeit die Frauen des Hauses, nähen, sticken, plaudern mit den Nachbarn und beobachten, was auf der Straße vor sich geht. Jetzt ist hier nur eine Magd, die ungerührt Salat verliest, als wenn ihre junge Madame sich nicht da oben abmühen würde. Als der Hausherr erscheint, steht sie kurz auf, knickst, wobei sie das Grünzeug in der Schürze festhält, und fährt in ihrer Arbeit fort.
“Was gibt es Neues? Hat Sie was gehört?”, fragt Caspar Goethe mit gepresster Stimme.
Die Frau zuckt gleichmütig die Achseln. “Hören? Na, hören kann man’s durch alle Zimmer.” Und auf die ungeduldige Handbewegung ihres Brotherrn: “Was weiß denn ich? Da frage der Herr doch bei der Wehmutter nach.”
Das ist zu viel für Johann Caspar. Er soll sich in diesen Weiberkram einmischen? Die Räume seiner Frau betreten, die in den Wehen liegt? Niemals. Einen kurzen, zaudernden Blick wirft er auf die verschlossene Tür hinten am Flur. Das ist das Reich seiner eigenen Mutter. Eine schweigsame, stets weiß gekleidete, große Person, die sich nichts mehr aus den Dingen der Welt macht. Sie ist schon achtzig Jahre – ein biblisches Alter fürwahr. Still und abgeklärt. Aber jetzt, das weiß er, i
st auch sie oben in dem Zimmer, wo sich Caja plagt in dem Wochenbett mit den blau gewürfelten Vorhängen.”

 

Lewein_boekomslag

Waldtraut Lewin (Wernigerode, 8 januari 1937)
Boekomslag

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e januari ook mijn vorige blog van vandaag.