De Nederlandstalige dichter, vertaler en sinoloog Lloyd Lewis Haft werd geboren in Sheboygan, Wisconsin, op 9 november 1946. Als jongen woonde hij in Wisconsin, Louisiana en Kansas. In 1968 studeerde hij af aan het Harvard College en ging hij naar Leiden voor onderzoek in het Chinees (M. A. 1973, Ph. D. 1981). Van 1973 tot 2004 doceerde hij Chinese taal en literatuur, voornamelijk poëzie, in Leiden. Zijn sinologische publicaties omvatten “Pien Chih-lin: A Study in Modern Chinese Poetry” en “Zhou Mengdie’s Poetry of Consciousness” (2006). Zijn meest recente boek, een liberale moderne Nederlandse lezing van Laozi’s “Tao Te King” werd in 2017 gepubliceerd als “Lau-tze’s vele wegen”.Hij vertaalde onder andere werk van Wallace Stevens, Hart Crane, William Carlos Williams naar het Nederlands en Herman Gorter en Willem Hussem naar het Engels, en verder werk van verschillende Chinese dichters waaronder Lo Fu, Yang Lingye, Bian Zhilin en Zhou Mengdie. Sinds de jaren tachtig is hij ook actief als dichter in het Nederlands en het Engels. Hij ontving de Jan Campert-prijs voor zijn tweetalige bundel “Atlantis” in 1993 en de Ida Gerhardt-prijs voor zijn uit 2003 stammende vertaling van de Psalmen
Tabernakel
Ik vraag niet langer
om muren, zal mij ook zonder
weten door wind
afdoende omwand.
Waar marmer niet is
sta ik, waar water niet staat
loop ik, en voel
aan de duur van mijn verlangen
hoe ik hoor, hier
aan deze rivier
waar ik midden in mist,
in schotsen wandel.
Het is niet vreemd
dat in deze kou mijn adem
komt: want ik kom
om de wind te warmen.
Naar psalm 126
Ik twijfel er niet aan
dat er mensen zijn die u nog vinden,
in dromen, in de bergen wellicht.
Ook ik was blij
die dag dat er zon was
toen ik over de akkers liep
en opeens in mijn tranen
zaad zag, zaden,
dacht uw zaai te zien.
Lloyd Haft (Sheboygan, 9 november 1946)