Louis Begley, Horst Bingel, Peter Gosse, Lennart van Nieuwenhuijzen, Hendrik Groen

De Amerikaanse schrijver Louis Begley werd geboren als Ludwig Beglejter op 6 oktober 1933 in Stryj (toen Polen, tegenwoordig Oekraïne). Zie ook alle tags voor Louis Begley op dit blog.

Uit: Kill and Be Killed

“Solitude, the charm of Torcello, the island in the Lagoon of Venice on which I had taken refuge after I left New York City, almost daily contemplation in the basilica of the great mosaic of the Last Judgment, and, above all, time had done their work. The wound caused by Kerry’s leaving me closed, but a blush of shame still came over my face when I recalled her parting words: I can’t stand the way you smell when you touch me, you smell of blood. But the wound and the hurt were slowly becoming an attenuated memory, like the recollection of my beautiful mother’s struggle with cancer and her long agony. For all the sorrow, I remained unable to muster any remorse for the way I killed Slobo. Yes, I had watched him bleed, and yes, I had made sure, before I called 911, that he had bled enough for the chances of his being alive and receiving a transfusion when the ambulance brought him from Sag Harbor to the hospital in Southampton to be nil. But the son of a bitch had tortured and killed my beloved uncle Harry, and tortured and killed his beautiful cat, whom I also loved. Was I to hand over that contract killer, wanted by Interpol and who knows how many other police forces, to the Suffolk County D.A. so he could plea-bargain his way to a twelve-, fifteen-year sentence? Never. I’d made no secret of my intention to kill Slobo. A tough, bright, big-time litigator like Kerry, with prosecutorial experience, should have found a way to let me know that if I didn’t play the game according to Hoyle she’d dump me, that self-defense, to which she allowed I was entitled in a confrontation with Slobo, meant only what New York law provided, using no more force than a reasonable man would think was reasonably needed. How was I to understand this new—it had to be new—squeamishness and sanctimony? I smelled of blood!”

 

 
Louis Begley (Stryj, 6 oktober 1933)

 

De Duitse dichter, schrijver, graficus en uitgever Horst Bingel werd geboren in Korbach op 6 oktober 1933. Zie ook alle tags voor Horst Bingel op dit blog.

 

Steine

Unter dem Strom lebst du, sing’ nicht, du hältst, schläfst
du?
Die Tage, dein Tedeum fliegt, vorbei, im Feuer, bleibst
du,
du häkelst noch, du, stets im Garn, siehst ein Gemäuer
jetzt,
setzt Stein auf Stein, schwörst ein den Namen,
Erinnerung.

Unter dem Strom stirbst du, dein Sog, stößt an, du nicht?
Die Tage, in der Waage Licht, gebannt, aufgespießt, im
Staub,
du spinnst dich ein, nur Wasser trägt, du packst dich fest,
im Netz,
klopfst Stein um Stein, kerbst ein den Namen,
Erinnerung.

Unter dem Strom bleibst du, du singst, im Holz, auf Grund?
Die Tage, auf ewig im Flug, nichts steht, geronnen, im
Sand,
du schläfst fest, die Erde wächst, Kamele, im Horizont,
du sitzt im Stein, stets Dünen atmen,
Erinnerung.

 

In dieser Stunde

Heute redet einer,
er sah zu,
wie sie einen Menschen
mordeten.

Er spricht
wie gestern.
Niemand,
der Einhalt gebietet.

In diesem Moment
werden Würfel gezählt.
Niemand
erfährt den Ausgang
des Spiels.

 

 
Horst Bingel (6 oktober 1933 – 14 april 2008)

 

De Duitse dichter, schrijver en essayist Peter Gosse werd geboren in Leipzig op 6 oktober 1938. Zie ook alle tags voor Peter Gosse op dit blog.

 

Wer weiß, wer es war,
sie zog sich am Fels hoch.

Und als der Adler, gegen den nichts zu machen ist,
dann vorbei war für heute,
zog sie sich ganz hin zu Prometheus.

An den Rücken gebunden, hatte sie Bretter mitgebracht
(So wie man Astholz mitnimmt zum Nachbarberg Elbrus
um im Stahlbau Prijut oben Kascha zu kochen.)

Aus diesen Brettern also hämmerte sie, was weiß ich wie,
eine Rampe in die Wand,
und stehend dann und selbstverständlich
sah sie ihm in die Augen und machte sich bloß.

Die Füße nur, hinter Prometheus’ Armschelln gespannt,
wurden gefühllos,
und die Rückenhaut trieb sie voll Splitter.

Die Felswand hinunter, sah sie dann,
würde es schwer sein.
Doch unten braute inzwischen was Warmes.
Und nur ab und an schrie ins Kissen
Der, den sie liebt.

 

Hamlet

Statt Vaters sitzt dei Mörder auf dem Throne.
Das sieht der Prinz; kein pubertäres Flennen.
Er wird in Töters Eis sein Eisen rennen.
Nur mag sein Dänemark die neue Krone!

Was Hamlet wünscht, scheint Dänemark beschieden.
Besetzt’ den Thron ein Teufel. doch ein Gott
besitzt ihn. Was tun? Hier mit dem Schafott
ungut erreichtem, doch erreichtem Frieden?

Ja. Denn vom Mittel ist der Zweck besudelt.
(Zwar ist auch Ursupators Frieden Frieden.)
Der Fortschritt schreitet, und das Spurblut strudelt.

Wir sehen Hamlet wägen. Wägen? Schaudern
(Tat Untat. Untat Tat), ein scharfes Sieden.
Solange Hamlet ganz ist, muß er zaudern.

 

 
Peter Gosse (Leipzig, 6 oktober 1938)
Portret door Sighard Gille, 2015

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse dichter Lennart van Nieuwenhuijzen werd in 1991 geboren in Rotterdam. Hij schrijft iedere week poëzie op zondag op de website ThePostOnline. Zie ook alle tags voor Lennart van Nieuwenhuijzen op dit blog.

 

Stem

Ik ben mijn heftig reageren
op jouw stem gaan controleren
want belofte maakte schuld:
ik heb genoeg de tijd genomen
voor onmogelijke dromen
telkens weer als mijn gedachten
met jouw lachen werd gevuld.

 


Lennart van Nieuwenhuijzen (Rotterdam, 1991)

 

De Nederlandse schrijver Hendrik Groen (pseudoniem van Peter de Smet) werd geboren in Amsterdam-Noord in 1930. Zie ook alle tags voor Hendrik Groen op dit blog.

Uit: Pogingen iets van het leven te maken: het geheime dagboek van Hendrik Groen, 83 1/4 jaar

“Donderdag 3 januari
Evert was enthousiast maar wilde niet garanderen dat hij langer zou leven dan ik. Hij had ook een paar bedenkingen. De eerste was dat hij na de voordracht uit mijn dagboek waarschijnlijk uit moest zien naar een andere aanleunwoning. De tweede zorg was de staat van zijn kunstgebit. Dat laatste had te maken met een onzorgvuldige biljartstoot van Vermeteren. Sinds hij staar heeft aan zijn rechteroog moet Vermeteren geholpen worden bij het mikken. Evert, nooit de beroerdste, had achter hem gestaan om aanwijzingen te geven, neus op keuhoogte. ‘Iets naar links en een beetje diep raken en…’ en voor hij klaar was had Vermeteren met de achterkant van zijn keu het gebit van Evert doormidden geramd. Carambole!
Evert loopt erbij of hij aan het wisselen is. Hij is nauwelijks te verstaan omdat hij zo slist. Dat gebit moet gerepareerd worden voor hij kan voorlezen aan mijn baar. Maar, het zal nondedju niet, de kunstgebittenreparateur heeft een burn-out. Twee ton per jaar, een pracht van een assistente, drie keer per jaar naar Hawai en toch overspannen; hoe is het mogelijk. Misschien somber geworden van al die valse oude tanden waar de etensresten soms zo lang tussen zaten dat er maden aangetroffen zijn. Bij wijze van spreken.
De oliebollen die ze beneden in de conversatieruimte serveren, hebben ze dit jaar uit de kringloopwinkel gehaald. Gistermorgen nam ik uit beleefdheid een bol, en daar heb ik twintig minuten over gedaan, met daarbij de aantekening dat ik ook nog een losse veter heb moeten voorwenden om onder tafel het laatste stuk bol in mijn sok te kunnen stoppen.
Vandaar dat er nog schalen vol stonden. Normaal is alles wat hier gratis is binnen een mum van tijd op.”

 

 
Hendrik Groen (Amsterdam-Noord, 1930)
Scene uit de tv-serie met Kees Hulst (Hendrik Groen) en André van Duin (Evert Duiker), 2017

Victor Vroomkoning, Ulrike Ulric, Heinrich Federer, Maria Dąbrowska, Louis Begley

De Nederlandse dichter Victor Vroomkoning (pseudoniem van Walter van de Laar) werd geboren op 6 oktober 1938 in Boxtel. Zie ook mijn blog van 6 oktober 2010en eveneens alle tags voor Victor Vroomkoning op dit blog.

 

Overpeinzing

Vanmorgen was ik nog een spelend kind
in een tuin vol beelden, vanmiddag een
jongleur met toverballen op een marktplein,
in de schemering een hemellichaam aan een
trapeze zonder net, maar met de avond viel
ik uit mijn luchtig leven in het vlees terug
van een schouwer, zijn twee handen om mijn
kop gevouwen, overdenkend hoe het kind
dat in mij opstond zoveel nog te denken gaf.

 

Icoon

Ik kwam aan een oase, een vrouw
stond blootsvoets in zichzelf geschaard
lege ogen boven een mond vol krijt
levende afwezigheid. Zij strekte zich

tot in de verten uit, eindeloze
bruid. Lemen voeten kreeg ik, veren
van de vogels die haar omhalsden
ik voelde mij zo wijd als zij.

Zij openbaarde mij een glimp van
heiligheid, mijn afgeleefde kleren
gingen glanzen in het eigeel licht
dat zich uit alle hoeken repte
de barsten in mijn kop en leden
beelden, mijn wonden werden vlees.

 

Iets

De grot waarin ik ben
maakt me mijn hart bewust
mijn zinnen zijn verlamd de lust
is dood niets wat ik nog ken.

Een zacht geruis bezingt mijn oor
mijn mond is droog mijn ogen blind
geen oorsprong die ik zoek of vinden
moet de duisternis is door en door.

Een klank is het die tot me komt
geen woord geen lettergreep
een toon die niets betekent.

Er komt iets in me om
iets wat ik nooit begreep
licht op nu mij het donker heeft.

Victor Vroomkoning (Boxtel, 6 oktober 1938)

Lees verder “Victor Vroomkoning, Ulrike Ulric, Heinrich Federer, Maria Dąbrowska, Louis Begley”