Dolce far niente, Gerrit Kouwenaar, Bart Chabot, T. S. Eliot, Thomas van Aalten, Jerry Hormone, Luís Fernando Veríssimo

 

Dolce far niente

 

 
Najaarsochtend door Paul Wieggers, 2018

 

Een herfst

Men is vandaag ontzettend onsterfelijk
het is eindelijk de echte heldere herfst
die er haast nog niet is

de bladeren vergelen, nog betrekkelijk groen
de wind is nog blauw, wijst geen enkele richting
de grond ligt nog onder het gras

men rookt de zwarte sigaar van de dokter
men raakt bezweet door het werpen met darts
men drinkt zijn zevende glas

in een ligstoel later men stippelt
onder het genot van dit tijdstip
een reis uit

de reis voor de komende heldere winter
en men vindt met de pink weer die heldere weg
naar dat denkbeeldige eindpunt –

 

 
Gerrit Kouwenaar (9 augustus 1923 – 4 september 2014)
Amsterdam, de geboorteplaats van Gerrit Kouwenaar

 

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook alle tags voor Bart Chabot op dit blog.

 

Ondersteboven

het stormde
windkracht negen maar liefst
volgens het knmi
en die jongens kunnen het weten.

de bomen bezemden, wild geworden,
met hun wintertakken
de wolken weg
en even leek het of
de hemel keukenzeil geworden was
of een ijsvloer:
de wereld stond op zijn kop

hier voelde ik me
om de een
of andere reden
nu eens buitengewoon prettig bij

 

De zaken gingen weer eens voor het meisje

– kom je mee naar boven? – riep ze
– ik ben moe
en moet morgen weer vroeg op
om naar mijn werk te gaan
ik heb mijn eerste afspraak
al om halfacht –

– ik kom eraan, momentje – riep ik
onder aan het trapgat
– ga maar vast, dan kom ik zo
maar ik móet eerst nog
een paar sterren repareren
daar kom ik niet onderuit
beloofd is beloofd
niet veel hoor, een stuk of drie

en een planeet die dwarsligt
nee, niets bijzonders,
iets met de as,
maar laat ik je niet met de details vermoeien
het klinkt erger dan het is
in wezen is ’t simpelweg een kwestie
van de boel resetten
met een beetje geluk
is het binnen de kortste keren gepiept
en schuif ik zo bij je in bed –

– ja ja – riep ze me na
– dat zeg je altijd
en daar kan ik ’t dan mee doen –
of woorden van die strekking
want ik hoorde haar niet
ik was al onderweg
en het klusje dat ik had, aangenomen werk,
dat karweitje kon bij nader inzien
best eens aanzienlijk langer duren dan gedacht

 

 
Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

 

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

 

Aunt Helen

Miss Helen Slingsby was my maiden aunt,
And lived in a small house near a fashionable square
Cared for by servants to the number of four.
Now when she died there was silence in heaven
And silence at her end of the street.
The shutters were drawn and the undertaker wiped his feet —
He was aware that this sort of thing had occurred before.
The dogs were handsomely provided for,
But shortly afterwards the parrot died too.
The Dresden clock continued ticking on the mantelpiece,
And the footman sat upon the dining-table
Holding the second housemaid on his knees —
Who had always been so careful while her mistress lived.

 

Preludes

I
The winter evening settles down
With smell of steaks in passageways.
Six o’clock.
The burnt-out ends of smoky days.
And now a gusty shower wraps
The grimy scraps
Of withered leaves about your feet
And newspapers from vacant lots;
The showers beat
On broken blinds and chimney-pots,
And at the corner of the street
A lonely cab-horse steams and stamps.

And then the lighting of the lamps.

II
The morning comes to consciousness
Of faint stale smells of beer
From the sawdust-trampled street
With all its muddy feet that press
To early coffee-stands.
With the other masquerades
That time resumes,
One thinks of all the hands
That are raising dingy shades
In a thousand furnished rooms.

 


T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
Portret door Gerald Kelly, 1962

 

De Nederlandse schrijver Thomas van Aalten werd geboren in Huissen bij Arnhem op 26 september 1978. Zie ook alle tags voor Thomas van Aalten op dit blog.

Uit: Henry!

‘Wat een tragisch geval.’
‘Werkt uw man soms bij de Bank van Antwerpen?’
‘Ja. Hoezo?’
‘Ik las laatst een interessant bericht over een beheerder van die bank. Hij meende dat we de Beneluxgedachte niet moesten opofferen aan de Europese markt –’
Ze onderbrak me met een glimlach. ‘Ik weet werkelijk niet waar mijn man mee bezig is, als ik eerlijk ben. Ik heb er geen verstand van.’
‘Ah.’
‘Ik zou het makkelijker vinden om over een baan als die van u te praten thuis.’ Ze keek naar buiten.
Er viel een stilte. Ik zag visioenen van een huwelijk vol rampspoed.
Ik had er net in dat voorjaar van 1957 een paar drukke dagen op zitten – mijn eerste echte grote opdracht. Twee jaar lang had ik alleen maar kleine rotstukjes kunnen opstellen. Het waren vaak vertaalde berichten, of ik moest de verhalen bewerken die door een correspondent ter plaatse waren opgetekend. En nu had ik een interview gedaan met de moeder van een verongelukte frater. Ze logeerde in het Grand Hotel National aan het Vierwoudstrekenmeer in Luzern. Van oudsher verbleven hier notabele Fransen, aristocratische Russen en de enkele uitverkorenen uit de Engelse upper class.
Volgens mijn neef Horst, die in de omgeving van Luzern woonde en het verhaal had meegekregen uit de Zwitserse pers, was de moeder van de frater helemaal geen liefhebber van een decadente levensstijl, integendeel. Ze was een sobere, godvrezende vrouw. Haar zoon Gerlach studeerde godgeleerdheid aan de Universiteit van Freiburg en was tijdens een uitstapje in het ruige berggebied omgekomen.
Een ambtenaar van Binnenlandse Zaken in Den Haag had een suite op de derde verdieping van het luxe hotel voor haar geregeld om de wanhopige vrouw op te vangen. Toen wij aankwamen, stond juist de arts met een van de organisatoren van de gewraakte wandeltocht te praten.”

 

 
Thomas van Aalten (Huissen, 26 september 1978)

 

De Nederlandse schrijver en muzikant Jerry Hormone (pseudoniem van Jeroen Aalbers) werd geboren in Numansdorp op 26 september 1982. Zie ook alle tags voor Jerry Hormone op dit blog.

Uit: Het is maar bloed

“Van Aalst verslikte zich zowat in zijn bier: ‘Haha. Gatverredamme. Als je dat monster gezien hebt, maak je zulke grappen niet meer.’ We bestelden nog een rondje bier en toen kwam het eten. Een grote schaal patat. Bakjes met ketchup, barbecuesaus, een klont kruidenboter, mayonaise. En vier borden met op elk drie rocks spareribs met een dikke bruinrode korst. Er werd nog een rondje bier besteld. En nog een rondje. En toen de tweede portie spareribs. `Ja, gewoon weer drie van die stukken.’ Meer bier. Een derde portie ribs. ‘Aan ons gaan ze mooi niks verdienen.’ Nog meer bier. ‘Iemand nog een vierde portie? Kom op, ben ik de enige die nog wel wat lust?’ Na de vierde portie dronken we koffie en cognac. `En?’ vroeg Van Aalst terwijl hij een sigaret van me opstak. `Inderdaad een stuk beter dan die op de club,’ gaf Dirk toe. `Heel goed,’ zei Arie. ‘Maar ik heb weleens betere op.’ `Wat?’ riep Van Aalst uit. ‘Waar dan? In Amerika zeker?’
`Zo erg voor Ank.’ Hij kijkt haar kant op. Met z’n gore gretige harses. `Maar zo’n mooie vrouw blijft vast niet lang alleen.’ Ank is ook niet onknap. Zeker niet voor haar leeftijd. Maar ze is m’n type niet. Aries type trouwens ook niet. Die hield meer van roodharige vrouwen. En Ank is blond. Uit een potje. De keren dat we met de Spareribclub naar de hoeren zijn geweest, ging Arie ook altijd voor een roodharige. Van Aalst wist altijd wel een stripclub. ‘Da’s supervoordelig,’ zei hij dan. ‘Je betaalt een paar tientjes, maar dan krijg je ook drie’ (of twee of vier, dat hing van de club af) ‘gratis consumpties. Als je baco’s bestelt, ben je uit de kosten en zijn de blote tieten gratis.’

 

 
Jerry Hormone (Numansdorp, 26 september 1982)

 

De Braziliaanse schrijver Luís Fernando Veríssimo werd geboren op 26 september 1936 in Porto Alegre, Rio Grande do Sul. Zie ook alle tags voor Luís Fernando Veríssimo op dit blog.

Uit: Meierhoffs Verschwörung (Vertaald door Barbara Mesquita)

“Er hatte Haare so rot wie seine Haut und eine raue Stimme. Sein krachendes Portugiesisch schien ihm in sperrigen Brocken aus dem Mund zu kommen. Ich hatte ihn bereits bemerkt, als ich mit dem Cashew-Saft, den Hatoum mir mit einem Blick in mein Gesicht und einem unverständlichen Satz (»Für den Anfang Cashew«) empfohlen hatte, auf einen Tisch zusteuerte. Bei seiner Größe und dem wirren, flammenden Haar war es unmöglich, ihn nicht zu bemerken. Er war kein Mensch, er war eine Feuersbrunst. Er saß mit zwei weiteren Männern zusammen und malte mit dem Finger irgend etwas auf die Tischplatte. Die beiden anderen lächelten, so wie man vorsorglich einen wahrscheinlich Verrückten anlächelt, noch ehe man sich seiner Sache ganz sicher ist. Die übrigen Leute in der Kneipe schenkten ihm keine Beachtung. Sie kannten ihn offenbar schon seit langem.
Er verließ die Kneipe niemals. Ich konnte ihn nicht dazu überreden, seinen Stuhl stehen zu lassen, mit mir den Rio Negro hinaufzufahren und mir den Ort zu zeigen, an dem er Dr. Curtis beerdigt hatte – oder vielleicht auch nicht. Hätte er meine Aufforderung befolgt, es wäre das erste Mal in fünf Jahren gewesen, dass er aus der Kneipe herausgekommen wäre. Das erste Mal in fünf Jahren, dass er seine vierbeinige Heimat hinter sich gelassen hätte.
»Es gibt einundzwanzig Arten und Weisen, einen Menschen mit bloßen Händen zu töten. Ich kenne sie alle.«
Ich sagte etwas wie »Ach wirklich?« und lächelte ebenfalls so, wie man einen wahrscheinlich Verrückten anlächelt. Er prüfte mein Gesicht mit seinen blutunterlaufenen Augen eines langjährigen Trinkers. Wie um abzuwägen, ob ich es wert sei, noch mehr über ihn zu erfahren. Dann schaute er auf meinen Cashew-Saft und gab, ohne den Mund aufzumachen, einen verächtlichen Laut von sich.
Er streckte mir die Hand entgegen und sagte:
»Jósef Teodor.«
Ich schüttelte sie und nannte meinen Namen. Er wollte meine Hand gar nicht wieder loslassen. Dann zog er mich zu sich heran und sagte, den Mund nur ein paar Zentimeter weit von meiner Nase entfernt:
»Wie alt bist du?«
Ich nannte mein Alter, und er gab abermals einen Laut der Verachtung von sich.
»Ha! Du hast keine Ahnung.«
»Pole!«, rief Hatoum hinterm Tresen. »Lass den Mann in Frieden.«

 

 
Luís Fernando Veríssimo (Porto Alegre, 26 september 1936)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e september ook mijn blog van 26 september 2017 en eveneens mijn blog van 26 september 2015 deel 2.

Bart Chabot, T. S. Eliot, Thomas van Aalten, Jerry Hormone, Luís Fernando Veríssimo, Mark Haddon, William Self, Jane Smiley, Vladimir Vojnovitsj

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en eveneens alle tags voor Bart Chabot op dit blog.

Bij de ondergrondse

aprilwarmte —dit markeerde het prille begin van de lente
en betekende voor de leden van de ondergrondse
dat het de hoogste tijd was
om tot actie over te gaan

op de kerkhoven en begraafplaatsen van het koninkrijk
krioelden de doden dooreen;
werkelijk overal waren zij gemobiliseerd
en van heinde en verre opgetrommeld —
vele handen maakten licht werk
en aan werk was geen gebrek

de sfeer onderling was opgeruimd
om niet te zeggen: levendig
wie goed naar het aardoppervlak keek
kon soms iets zien bewegen,
een signaal dat vlak onder de grond
met man en macht werd doorgewerkt

allerwegen werd het gras zonder pardon
uit de grond gedrukt
bloemen werden omhooggeduwd
en opgestoten in de vaart der volkeren
en stads- en parkbomen kregen het groene licht;
waarop zij hun takken lieten ontbotten

dat de doden zich zonder enige hinder
door materie konden verplaatsen
kwam bij de uitvoering van de werkzaamheden
goed van pas

 

Milky Way

ik keek omhoog
de nachthemel in
en zag de melkweg,
althans een flink stuk ervan
de melkweg, waar ik zelf
deel van uitmaakte —
een radertje; een van de vele
ik was doordrongen van
een besef van nietigheid
waar ik persoonlijk
heel wel mee uit de voeten kon

beter kijkend viel me op
dat nogal wat sterren me met enigszins
verwijtende blik aanstaarden
ik pijnigde mijn hoofd
wat de reden van hun ergernis
zou kunnen zijn
had ik hen iets misdaan?
bij mijn weten niet —
maar 100% zeker daarvan
was ik niet

tot ik me realiseerde
dat ik hen, tot op heden, niet
of nauwelijks aan bod had laten komen
in mijn gedichten
het was waar: de melkweg
c.q. de individuele sterren
hadden mijn poëzie
tot nog toe niet gehaald;
niets onoverkomelijks

 
Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

Lees verder “Bart Chabot, T. S. Eliot, Thomas van Aalten, Jerry Hormone, Luís Fernando Veríssimo, Mark Haddon, William Self, Jane Smiley, Vladimir Vojnovitsj”

Bart Chabot, T. S. Eliot, Thomas van Aalten, Luís Fernando Veríssimo, Mark Haddon, William Self, Jane Smiley

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en eveneens alle tags voor Bart Chabot op dit blog.

 

Shoebaloo

op een zondagavond in maart,
(de lente was voortvarend
uit de startblokken gekomen)
reed ik naar scheveningen
en zagen de zee en ik elkaar terug

we hadden elkaar lang niet gesproken,
te lang: de laatste keer dateerde
van ver voor de winter–
niet dat we daarvan wakker lagen
de zee en ik, wij redden ons wel

de zee lag trouw
voor de kust en scheen niet merkbaar
van plek verschoven
ze leek geen dag ouder geworden
en veel jonger dan ze was;
dat vertelde ik haar ook,
een compliment waar ze zichtbaar
verguld mee was

helaas kon ze hetzelfde niet van mij beweren,
zei ze naar waarheid
want zoete broodjes bakken
deed en doet ze niet, de zee
de noordzee niet, en de andere zeeën
en oceanen evenmin

de zee, wist ik terwijl ik het water tegemoet liep,
zou heel wat langer meegaan dan ik-
een gedachte waar ik goed
mee uit de voeten kon
een meeuw hing aan een draadje in de lucht

we keken elkaar recht in de ogen,
de noordzee en ik, en begrepen elkaar
ik liet het water
over mijn puntschoenen lopen
waste zo het kerkhofzand* van de neuzen
en het kerkhofstof spoelde weg

kort daarop ging ik naar huis
want de lucht betrok
het begon kouder te worden, kil zelfs
en de zee en ik,
we hadden elkaar
weinig meer te vertellen

 


Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

Lees verder “Bart Chabot, T. S. Eliot, Thomas van Aalten, Luís Fernando Veríssimo, Mark Haddon, William Self, Jane Smiley”

Bart Chabot, Luís Fernando Veríssimo

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en eveneens alle tags voor Bart Chabot op dit blog.

 

Uit: Broodje gezond

‘Dinsdag, 14 januari 1992
We zitten in een café. Eentje van ‘alle tijden’. Bruin, kleedjes op tafel, nieuwerwetse lampenkappen en een dor biljart. Zo hebben we in honderden cafés gezeten. We zijn niet de enigen, maar het is er ook niet druk. Amsterdammers. De bekkies staan niet stil. Het is vroeg in de ochtend. We hebben de nacht overgeslagen.
‘Wat ik me altijd heb afgevraagd, Herman,’ zeg ik. ‘Je vader en je moeder, je zussen, je broer?’
‘Voor mijn geboorte,’ antwoordt hij, ‘bestond er niets.’

Met hoge snelheid rijdt de taxi, als besmet door Broods gejaagdheid, via de trambaan de Overtoom af.
‘Ik heb een verrassing voor je,’ zegt Herman. Hij gebaart de chauffeur te stoppen op de hoek van een zijstraat. Brood springt uit de wagen en belt aan bij een deur waar met glimmende letters HUIZE RIA op staat.
Ik wil uitstappen, maar de taxichauffeur draait zich om en zegt met Amsterdamse tongval: ‘Ik heb Herman al heel wat keren in de wagen gehad. Ik vind ’t wel een aardige gozer, hoor. Ik mag ‘m ergens wel. Maar toch, ik weet het niet. Laatst had ik ‘m ook in mijn wagen, zat-ie achterin, ik kijk in mijn spiegel, had-ie een colbertjasje aan en een stropdas, met verder niks d’ronder. Moest ik hem ook naar een seksclub brengen. Hij lulde wel met me en hij gaf me ook een slokkie uit de fles die hij bij zich had, daar niet van, maar? Weet je wat ’t is? Je ken geen hoogte van hem krijgen.’

Als ik me bij Brood voeg, valt mijn oog op een klein goudkleurig bordje naast de deur met de tekst: Huize Ria. Discrete Ingang Om De Hoek.
‘Het mooie van het leven, vind ik,’ zegt Herman,’dat je, terwijl je midden in je zoektocht maar Jezus zit, toch nog goed terecht kunt komen.’
Daarop wijkt de deur.
Ria zelve doet ons open. Iggy, Broods hond, die vanmiddag meemag van zijn baas, is het eerste binnen. Terwijl madam Ria ons voorgaat de smalle gang in en ons uit onze jassen helpt, drukt Iggy met zijn snuit de tussendeur open en meldt zich bij de meisjes. Iggy is geen onbekende hier, Iggy weet de weg.
Ik tel acht meisjes, die op en om een halvemaanvormige bank zitten of hangen. We zijn de enige klanten.”


Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

DVD Cover van Herman Brood, Bart Chabot en Jules Deelder

Lees verder “Bart Chabot, Luís Fernando Veríssimo”

T. S. Eliot, Bart Chabot, Luís Fernando Veríssimo,Thomas van Aalten, Christoph W. Bauer

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en eveneens alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

 

Uit: Little Gidding (Fragment)

I

Midwinter spring is its own season
Sempiternal though sodden towards sundown,
Suspended in time, between pole and tropic.
Whem the short day is brightest, with frost and fire,
The brief sun flames the ice, on pond and ditches,
In windless cold that is the heart’s heat,
Reflecting in a watery mirror
A glare that is blindness in the early afternoon.
And glow more intense than blaze of branch, or brazier,
Stirs the dumb spirit: no wind, but pentecostal fire
In the dark time of the year. Between melting and freezing
The soul’s sap quivers. There is no earth smell
Or smell of living thing. This is the spring time
But not in time’s covenant. Now the hedgerow
Is blanched for an hour with transitory blossom
Of snow, a bloom more sudden
Than that of summer, neither budding nor fading,
Not in the scheme of generation.
Where is the summer, the unimaginable
Zero summer?

If you came this way,
Taking the route you would be likely to take
From the place you would be likely to come from,
If you came this way in may time, you would find the hedges
White again, in May, with voluptuary sweetness.
It would be the same at the end of the journey,
If you came at night like a broken king,
If you came by day not knowing what you came for,
It would be the same, when you leave the rough road
And turn behind the pig-sty to the dull facade
And the tombstone. And what you thought you came for
Is only a shell, a husk of meaning
From which the purpose breaks only when it is fulfilled
If at all. Either you had no purpose
Or the purpose is beyond the end you figured
And is altered in fulfilment. There are other places
Which also are the world’s end, some at the sea jaws,
Or over a dark lake, in a desert or a city—
But this is the nearest, in place and time,
Now and in England.

 

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)

Lees verder “T. S. Eliot, Bart Chabot, Luís Fernando Veríssimo,Thomas van Aalten, Christoph W. Bauer”