Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Henk Romijn Meijer, Linn Ullmann

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

 

Moedermuseum

Ik heb mijn moeder naar een museum gebracht,
suppoost vooruitbetaald om over haar te waken.
Zij zat voortdurend aan zichzelf te knagen
tot enkel kraakbeen van haar overbleef.

Er kwam een firma langs om haar te stutten,
om lichaamsdeel na lichaamsdeel te restaureren
tot zij weer sexy presentabel voor de wereld was.
Onder woonachtigheid ging zij gebukt,

onder herinnering waaraan zij vast bleef kleven
en onder wijdverspreide wankelmoedigheid,
die grotendeels uit zwangerzucht bestaat.

Ik heb mijn moeder naar een museum gebracht
waar zij door tallozen zo mateloos bewonderd wordt
dat zij haar soms met zoutzuur naar het leven staan.

 

Trappen

Er zijn er naar beneden en naar boven.
Ze lijken zo verdomd goed op elkaar
dat men ze meestal met elkaar verwart.
Wel gaat het altijd sneller naar beneden.

Tussen muffe kelders en fier firmament
is waar ik woon, waar het hedendaagse
ondermaanse mij meedogenloos voorbijziet
of mij – trap op, trap af – juist breeduit salueert,

misschien zelfs rakelings langs een Vermeer
of langs licht loensende, zeegroene ogen.
‘Er heerst hier veel te veel beneden,’ mokt de een.

‘O, al dat loze boven,’ zucht een ander. En ook: ‘Waar
gaat toch alles wat verdwijnen moet naartoe? Naar boven?
Naar beneden? En zijn daar dan voldoende trappen voor?

 

Het Winkeltje

Ik heb nog een antiquariaatje
van geel verkleurde dromen
op de oever van groot failliet.
Veel komen er niet, maar die er komen,
kopen met tweedehands verdriet.

 
Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

Lees verder “Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Henk Romijn Meijer, Linn Ullmann”

Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Henk Romijn Meijer

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2007en ook mijn blog van 9 augustus 2008 en ook mijn blog van 9 augustus 2009 en ook mijn blog van 9 augustus 2010.

 

 

Mutter Courage

Aan elke heer die bellen blies
in haar hoofd van waspoeder en zeep
bood zij haar mond van eeuwen aan,
haar hele ziel in ondergoed,

opdat zij niet voorbij zou gaan.
Maar debuterend in de malle troost
van kinderneuzen vol met snot,
heeft zij voor eeuwigheid geen tijd.

Het regent, maar zij blijft gezond,
gezond zoals een moeder moet
– een trage, weldoorvoede kloek,
voorgoed begraven in haar kroost.

Zo leert zij leven van recepten
en van remedies tegen zeer
dat, eer het komt, genezen wordt.
En eeuwigheid is kinderspel.

 

Lamento voor Juul

Juul heeft de allertraagste fiets,
bestemd om nergens aan te komen.
Hij loopt ernaast als naast een ouwe ezel
bepakt met ouwe ezelsdromen.
Maar nu is Juul plots dood.
Plots foetsie naar een beter niets?
Juul had zelf ook een ezelskop.
Waarschijnlijk van Henri Matisse.
Het is de vraag hoezeer hij niet meer is,
want niemand, niemand die hem mist.
Al is dit altijd zo geweest, het blijft baldadig triest
in alle straten waar hij loopt noch fietst.

 

 

Hoevenzavel

Men opent een raam en zegt Ziehier de wereld.
Men bootst het wonen na in tal van talen.
En het dorp wordt een stad en de stad
de wereld, als ging de hele wereld in een straat.
Soms staat men voor een horizon als voor een hek,
maar de straat wordt een dorp en de stad de wereld

die ruikt naar sjasliek, shish kebab en moussaká,
naar al dat elders van te ver en van te velen.
En men verlaat zijn straat, op zoek naar een dorp.
Men droomt van grootse liefdes in betere steden
en men kijkt uit het raam in een huis in een dorp.
En het dorp wordt een stad en de stad de wereld.

 

 

Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

Lees verder “Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Henk Romijn Meijer”

Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Henk Romijn Meijer, Linn Ullmann, P. L. Travers, Pierre Klossowski, Daniel Keyes, Leonid Andreyev, John Oldham, Izaak Walton

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2007 en ook mijn blog van 9 augustus 2008 en ook mijn blog van 9 augustus 2009.

Een zoon van niemendal

Sterven was het snelste wat je deed:
van zoveel vlees had ik verwacht
dat het kilo per kilo overleed
met veel vertoon en varieté.
Een stuip volstond en dat was dat.

Je lichaam was je lievelingsplek.
Het kon heel stijlvol vadsig zijn.
Je ging alleen om te bewijzen
hoe het gelijk van vaders is
en hoe het ongelijk van lijken.

Voor afscheid had je geen talent.
Nog pest je mij vanuit je kist
met al je trots, verkeerd belegd
in mij, een zoon van niemendal:
een ziekte met vier poten en een kop.

Ik moest het altijd beter doen,
nooit goed in woede en in moed,
zelfs onderdanig aan je lijk:
dat waardig lijk dat vader bleef
en waar geen gram van rest.

 

Een man en een vrouw

Zij hadden de tafel af vijftig jaar
niet meer afgeruimd, een man en een vrouw,
en bleven levenslang samen,

omringd door eierdopjes, koffiekopjes,
portretten van oude beminden
wier namen zij vergeten waren.

Zij spelden al vijftig jaar, dag in dag uit,
de krant van dezelfde dag,
een man en een vrouw,

om de wereld eindelijk stil te doen staan:
jong en fleurig
om een ijzersterke as.

Maar op de tafel werd alles oud.
Zelfs hun messen en hun vorken.
Alleen zij niet, die man en die vrouw.

Geen twee woonden intiemer samen
dan die twee, stikkend in hun rommel,
twistend om de laatste lucht.

Zo werden zij ten slotte gevonden:
bleek, jong, met wijd open monden,
nog hevig snakkend naar elkaar.

 

Romance

Het laatste woord trok op zoek
naar het voorlaatste en vond het niet.
Toen trok het laatste woord op zoek
naar het eerste dat net
naar het laatste onderweg was.
Het eerste en het laatste woord
trokken zwijgend verder, arm in arm.
Zij waren eenzaam, misten iets, maar wat?
Waren verliefd, maar wisten niet op wat.
Alle woorden die tussen hen kwamen?
Een verhaal? Ja. Ja, dat.

gruwez 

Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2006 en ook mijn blog van 9 augustus 2007 en ook mijn blog van 9 augustus 2008 en ook mijn blog van 9 augustus 2009.

Days

What are days for?
Days are where we live.
They come, they wake us
Time and time over.
They are to be happy in:
Where can we live but days?

Ah, solving that question
Brings the priest and the doctor
In their long coats
Running over the fields.

 

How Distant

How distant, the departure of young men
Down valleys, or watching
The green shore past the salt-white cordage
Rising and falling.

Cattlemen, or carpenters, or keen
Simply to get away
From married villages before morning,
Melodeons play

On tiny decks past fraying cliffs of water
Or late at night
Sweet under the differently-swung stars,
When the chance sight

Of a girl doing her laundry in the steerage
Ramifies endlessly.
This is being young,
Assumption of the startled century

Like new store clothes,
The huge decisions printed out by feet
Inventing where they tread,
The random windows conjuring a street.

 

Since The Majority Of Me

Since the majority of me
Rejects the majority of you,
Debating ends forwith, and we
Divide. And sure of what to do

We disinfect new blocks of days
For our majorities to rent
With unshared friends and unwalked ways,
But silence too is eloquent:

A silence of minorities
That, unopposed at last, return
Each night with cancelled promises
They want renewed. They never learn.

larkin

 Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

De Nederlandse dichter Gerrit Kouwenaar werd op 9 augustus 1923 in Amsterdam geboren. Hij is vandaag dus 85 jaar geworden. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2006 en ook mijn blog van 9 augustus 2007 en ook mijn blog van 9 augustus 2008 en ook mijn blog van 9 augustus 2009.

Een gedicht als een ding

een glazen draaideur en de chinese ober
die steeds terugkeert met andere schotels

een parkwachter die zijn nagels bijvijlt
tussen siberische kinderen uit maine

een venus van de voortijd samen met
een spin op de snelweg

een glas moedermelk, een geel
gesteven smoking

een bij, een pennemes
beide stekend, een vliegtuig
dat oplost in dorpsregen

een gedicht als een ding.

 

men is er niet

Men is er niet, men ligt in zich, men ziet
vooruit in tijd terug, dit kan dus niet

dit is vandaag, een wig, eenvoud van niets
alsof men zich onteigent in een ding

binnen en buiten breekt hetzelfde licht, spiegel
die niet kan kiezen, tweeling, ik of ik

men ziet wat was terwijl men is, door zich
te zien wat blind is, onzin, kan dus niet

bestaat dus niet, dit liegt, wist uit in wit
alles is niets dan zwarter, witter zelfs –

 

een geur van verbrande veren

Men komt thuis, het is maart, men ontsluit
het verwinterde huis, afzijn gebrek
hebben webben gestrikt, mee-eters verteerd, de uil
door de schoorsteen de dood in gedreven

de vloer vol hulpeloos dons, de boeken kalk
wit bescheten, de glazen aan gruizels
op het eeuwige bed een proper karkas
met machtige vleugels

wat heeft men gedaan vandaag?
takken geraapt, de kwijnende vlier beklaagd
vuur gestookt van afval –

kouwenaar

Gerrit Kouwenaar (Amsterdam, 9 augustus 1923)
Hier met Nol Gregoor (l)

 

De Nederlandse schrijver en taalkundige Henk Romijn Meijer werd geboren in Zwolle op 9 augustus 1929. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2009.

Uit: Lieve zuster Ursula

‘De hele faculteit stinkt trouwens!’ zei de Amerikaanse schor. ‘Allicht – als je iemand als Broomfield binnenhaalt -’ Haar sigarettenkoker zwaaide verontwaardigd. Broomfield! ‘Het is al dadelijk begonnen toen -’
‘Wat?’
Peter Roskam stond wat terzijde, een bemist glas vochtig in zijn vochtige hand. Hij liet de stemmen om hem heen hun raadselachtig werk in vrede doen.
‘Wat?’ vroeg hij.
‘O, ik praatte met, met, met, met mevrouw -’ Ze rukte haar hoofd naar links, het duivels ongeduld. ‘Mevrouw Biesbos of zoiets,’ zei ze, ‘wat een namen hebben jullie hier, ik moet zeggen – die mevrouw met dat grijze haar, ze is in een bestuur of in een raad of zoiets geheimzinnigs. Ja, dan moet je niet zo hard naar haar kijken,’ lachte ze. ‘Iets van kunstzaken of zoiets. En ze vroeg me of ik van Amerika houd en ik zei, nee, afschuwlijk. En toen vroeg ze of ik wel van Holland houd en ik zei nee, verschrikkelijk. Ik woon hier nu al twee jaar, bijna drie jaar, hier, dat wil zeggen in het Gooi en ik ken hier nog bijna niemand. En laatst belde iemand van een of andere krant, die vroeg of mijn man een artikel wilde schrijven voor de, de – voor welke krant was dat? Herb! Herb! Welke krant was dat?’ Voor de derde maal die avond dwaalde Peters blik af naar de exotische vogel aan de muur, een litho in kleuren waarvoor hij ‘joelend’ had bedacht, een vogel in een vonkenregen opvliegend uit schuwheid over zoveel vreemde mensen. Hij hoorde fladderen, het krijsen, de spotlach boven ieders hoofd.
‘Wat?’ vroeg de Amerikaanse. ‘Ja, zoiets was het wel.’ En ze herhaalde de naam van de krant en blies hem weg in de rook van haar sigaret. ‘En Herb zei: maar ik ken u helemaal niet. En hij zei, ik ben van de, hoe heet die krant nou ook weer – Herb!’
‘Maar als u twee jaar in Nederland heeft gewoond dan mag u toch de naam van die krant wel kennen,’ zei Peter.“

meijer

Henk Romijn Meijer (9 augustus 1929 – 23 februari 2008)

 

De Noorse schrijfster Linn Karin Beate Ullmann werd geboren op 9 augustus 1966 in Oslo. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2007 en ook mijn blog van 9 augustus 2008 en ook mijn blog van 9 augustus 2009.

Uit: Gnade (Vertaald door Ina Kronenberger)

“Als ihm der junge Arzt nach einigem Hin und Her die neue Diagnose offenbarte und sich ein wenig halbherzig darüber ausließ, welche Behandlungsmethoden seiner Meinung nach angemessen wären, ohne jedoch zu verheimlichen, dass das Elend meinen Freund Johan Sletten am Ende das Leben kosten würde, schloss Johan die Augen und dachte an Mais Haare.
Der Arzt war ein junger Mann mit hellen Haaren, der nichts dafür konnte, dass er große, veilchenblaue Augen hatte, die einer Frau viel besser zu Gesicht gestanden hätten. Er erwähnte den Tod mit keinem Wort.
Das Wort, das er benutzte, war »alarmierend«.
»Johan!«, sagte der Arzt und versuchte, den Blick des anderen einzufangen. »Bitte hören Sie mir zu.«
Johan gefiel diese Verwendung des Vornamens nicht. Außerdem hatte die Stimme des Arztes etwas Schrilles.
Es hörte sich an, als hätte er den Stimmbruch nie ganz hinter sich gebracht oder als wäre er als Kind womöglich von den Eltern kastriert worden, die sich eine Zukunft als Eunuch für ihn erhofft hatten, überlegte Johan, der das mit dem Vornamen und dem Nachnamen ansprechen wollte, vor allem im Hinblick auf den Altersunterschied. Der Arzt war jünger als Johans eigener Sohn, mit dem er seit acht Jahren nicht mehr gesprochen hatte. Doch es ging nicht nur um die Erziehung, wenn er meinte, dass jüngere Menschen ältere Menschen nicht einfach mit dem Vornamen anreden sollten, nein, Johan hatte immer Wert darauf gelegt, eine gewisse Distanz zu wahren. Jegliche Form von Intimität zwischen Fremden – beispielsweise die Unart, sich in sozialen Situationen zu umarmen (oder vielleicht nicht wirklich zu umarmen, sondern lediglich flüchtig die Wange des anderen mit der eigenen zu berühren) – empfand er als unangenehm und im Grunde respektlos. Er zog es, wie gesagt, vor, dass man ihn, wenn man nicht mit ihm verheiratet war, Sletten nannte.

 ullmann

Linn Ullmann (Oslo, 9 augustus 1966)

 

De Australische schrijfster Pamela Lyndon Travers werd als Helen Lyndon Goff op 9 augustus 1899 geboren in Maryborough in Australië. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2009.

Uit: Mary Poppins

„And, of course, besides these there was Katie Nanna, who doesnt really deserve to come into the book at all because, at the time I am speaking of, she had just left Number ­Seventeen.

“Without by your leave or a word of warning. And what am I to do?” said Mrs. ­Banks.

“Advertise, my dear,” said Mr. Banks, putting on his shoes. “And I wish Robertson Ay would go without a word of warning, for he has again polished one boot and left the other untouched. I shall look very ­lopsided.”

“That,” said Mrs. Banks, “is not of the least importance. You havent told me what Im to do about Katie ­Nanna.”

“I dont see how you can do anything about her since she has disappeared,” replied Mr. Banks, “But if it were me—I mean I—well, I should get somebody to put in the Morning Paper the news that Jane and Michael and John and Barbara Banks (to say nothing of their Mother) require the best possible Nannie at the lowest possible wage and at once. Then I should wait and watch for the Nannies to queue up outside the front gate, and I should get very cross with them for holding up the traffic and making it necessary for me to give the policeman a shilling for putting him to so much trouble. Now I must be off. Whew, its as cold as the North Pole. Which way is the wind ­blowing?”

And as he said that, Mr. Banks popped his head out of the window and looked down the Lane to Admiral Booms house at the corner. This was the grandest house in the Lane, and the Lane was very proud of it because it was built exactly like a ship. There was a flagstaff in the garden, and on the roof was a gilt weathercock shaped like a ­telescope.“

travers

P.  L. Travers (9 augustus 1899 – 23 april 1996)

 

De Franse schrijver, vertaler en schilder Pierre Klossowski werd geboren op 9 augustus 1905 in Parijs. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2007 en ook mijn blog van 9 augustus 2009.

Uit: Gide et Maître Pierre (post op blog e-gide)  

“En 1922, Rilke recommande le peintre polonais Erich Klossowski à André Gide. Klossowski veut mettre ses deux fils à l’école du Vieux Colombier: le plus jeune a quatorze ans et se prénomme Balthasar (il deviendra Balthus) ; l’aîné a dix-sept ans et se prénomme Pierre. Le jeune Pierre Klossowski n’est pas intimidé par Gide. Il a fréquenté Rilke qui est l’amant de sa mère. En 1923, il écrit une lettre à André Gide :

«Et voilà qu’une chance inespérée s’offrait à moi de faire une sorte apprentissage moral et matériel auprès de l’homme même que j’avais désigné comme mon directeur de conscience. Or c’est moi qui avait choisi cet homme pour le consulter. Gide, au reçu d’une longue lettre où je lui exposais mon dépaysement moral avec assez de lucidité pour l’intriguer fort, m’attendait et m’accueillit. Ca ne lui arrivait pas tous les jours de voir venir à lui un adolescent qui l’avait pareillement lu, déchiffré et deviné.» (Le peintre et son modèle, entretiens avec Pierre Klossowski, Jean-Maurice Monnoyer, Flammarion, Paris, 1985)

Cette lettre mettait en avant «des obsessions au gré d’une anomalie qui nous était commune» confie toujours en 1985 Pierre Klossowski à Jean-Maurice Monnoyer. Gide apprécia le ton de ce jeune homme venu d’un milieu bohème qui osait s’affranchir des préjugés. Il décida de le prendre sous son aile et le fit venir à Cuverville afin de décider ce qu’il ferait de celui qui allait désormais devenir «Maître Pierre».

klossowski

Pierre Klossowski (9 augustus 1905 – 12 augustus 2001)

 

 De Amerikaanse schrijver Daniel Keyes werd geboren in Brooklyn, New York op 9 augustus 1927. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2007 en ook mijn blog van 9 augustus 2009.

Uit: Flowers for Algernon

„I dont think I passd the raw shok test.

3d progris riport

martch 5-Dr Strauss and prof Nemur say it dont matter about the ink on the cards. I tolld them I dint spill the ink on them and I coudnt see anything in the ink. They said maybe they will still use me. I tolld Dr Strauss that Miss Kinnian never gave me tests like that only riting and reeding. He said Miss Kinnian tolld him I was her bestist pupil in the Beekman School for retarted adults and I tryed the hardist becaus I reely wantd to lern I wantid it more even then pepul who are smarter even then me.

Dr Strauss askd me how come you went to the Beekman School all by yourself Charlie. How did you find out about it. I said I dont remembir.

Prof Nemur said but why did you want to lern to reed and spell in the frist place. I tolld him because all my life I wantid to be smart and not dumb and my mom always tolld me to try and lern just like Miss Kinnian tells me but its very hard to be smart and even when I lern something in Miss Kinnians class at the school I ferget alot.“

keyes

Daniel Keyes (New York, 9 augustus 1927)
Boekomslag

De Russische schrijver Leonid Andreyev werd geboren op 9 augustus 1871 in Orjol. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2009.

Uit: The Crushed Flower (Vertaald door Herman Bernstein)

His name was Yura. He was six years old, and the world was to him enormous, alive and bewitchingly mysterious. He knew the sky quite well. He knew its deep azure by day, and the white-breasted, half silvery, half golden clouds slowly floating by. He often watched them as he lay on his back upon the grass or upon the roof. But he did not know the stars so well, for he went to bed early. He knew well and remembered only one star—the green, bright and very attentive star that rises in the pale sky just before you go to bed, and that seemed to be the only star so large in the whole sky. But best of all, he knew the earth in the yard, in the street and in the garden, with all its inexhaustible wealth of stones, of velvety grass, of hot sand and of that wonderfully varied, mysterious and delightful dust which grown people did not notice at all from the height of their enormous size. And in falling asleep, as the last bright image of the passing day, he took along to his dreams a bit of hot, rubbed off stone bathed in sunshine or a thick layer of tenderly tickling, burning dust. When he went with his mother to the centre of the city along the large streets, he remembered best of all, upon his return, the wide, flat stones upon which his steps and his feet seemed terribly small, like two little boats. And even the multitude of revolving wheels and horses’ heads did not impress themselves so clearly upon his memory as this new and unusually interesting appearance of the ground.“

andreyev

Leonid Andreyev (9 augustus 1871 – 12 september 1919)
Portret door Louis Leopold Boilly

 

De Engelse dichter en vertaler John Oldham werd geboren in Shipton Moyne (Gloucestershire) op 9 augustus 1653. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2009.

The Careless Good Fellow (Fragment)

A pox of this fooling, and plotting of late,
What a pother, and stir has it kept in the state?
Let the rabble run mad with suspicions, and fears,
Let them scuffle, and jar, till they go by the ears:
Their grievances never shall trouble my pate,
So I can enjoy my dear bottle at quiet.

What coxcombs were those, who would barter their ease
And their necks for a toy, a thin wafer and mass?
At old Tyburn they never had needed to swing,
Had they been but true subjects to drink, and their king;
A friend, and a bottle is all my design;
He has no room for treason, that’s top-full of wine.

I mind not the members and makers of laws,
Let them sit or prorogue, as his majesty please:
Let them damn us to woollen, I’ll never repine
At my lodging, when dead, so alive I have wine:
Yet oft in my drink I can hardly forbear
To curse them for making my claret so dear.

oldham

John Oldham (9 augustus 1653 – 9 december 1683)

 

De Engelse schrijver Izaak Walton werd geboren in Stafford op 9 augustus 1593. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2009.

Uit: The Life Of Mr. George Herbert


George Herbert was born the Third day of April, in the Year of our Redemption 1593. The place of his birth was near to the Town of Montgomery, and in that Castle[1] that did then bear the name of that

Town and County; that Castle was then a place of state and strength, and had been successively happy in the Family of the Herberts, who had long possessed it; and with it, a plentiful estate, and hearts as liberal to their poor neighbours. A family, that hath been blessed with men of remarkable wisdom, and a willingness to serve their country, and, indeed, to do good to all mankind; for which they are eminent: But alas! this family did in the late rebellion suffer extremely in their estates; and the heirs of that Castle saw it laid level with that earth, that was too good to bury those wretches that

were the cause of it.

The Father of our George was Richard Herbert, the son of Edward Herbert, Knight, the son of Richard Herbert, Knight, the son of the famous Sir Richard Herbert of Colebrook, in the County of Monmouth, Banneret, who was the youngest brother of that memorable William Herbert, Earl of Pembroke, that lived in the reign of our King Edward the Fourth.

walton

 Izaak Walton (9 augustus 1593 – 15 december 1683)

Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Henk Romijn Meijer, Linn Ullmann, Pierre Klossowski, Daniel Keyes, P. L. Travers, Leonid Andreyev, John Oldham, Izaak Walton

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2007 en ook mijn blog van 9 augustus 2008.

 

Esthetica

 

Het sierlijkste is niet de zwaan, maar het water

waar de zwaan zich spoorloos in weerspiegelt,

een rimpeling van vriendelijke huiver.

 

Het sierlijkste is niet je lichaam, maar de spiegel

waarin het lichaam licht bezeerd weerspiegeld wordt,

terwijl een hand verschuift over je huid

en ook een streling dan, omhelzing van zichzelf,

op je lichaam liggen gaat.

 

Terwijl mijn blik die dat niet blijvend

vangen kan, gevangen blijft, en onomhelsd,

zoals wie ééns genodigd tot genot,

daarna voorgoed gegijzeld blijft in pijn.

 

 

 

Gebruiksaanwijzing

 

Wie in zee begraven wordt, gaat nooit verloren.

De zee is spaarzaam als een dichter.

En ik was aan zee en ik was op een berg:

twee eeuwenoude makkers.

 

Wie op een berg wordt bijgezet,

wil nog jongleren met de sterren,

snakt nog belachelijk naar lucht

met al de roofzucht van zijn lijk.

 

Wanneer men mij per se begraven wil,

dan liefst niet al te ver van zee,

deemoedig bij een koeienvlaai

of ergens bij een ezelsdrol.

 

Ik bleef zo lang gezond, zo lang in leven,

doordat ik steeds beleefd bleef voor de dood,

voor hem boog en hem fêteerde

als een hoogverheven heer.

 

 

 

Biografie

 

Het lichaam is een eenzaam ding

met plasma, beendermerg en smeer

en kleine holtes vol geheim

en drie, vier klieren voor plezier.

 

Het kreeg twee handen voor iets liefs,

maar zelfs twee handen zijn alleen

gehoorzaam aan het protocol

van een of ander kolderdier.

 

Een koningsvaren heeft nooit last

van blinde onderdanigheid,

maar halzen willen weerloos zijn,

 

zij die zo teer geschapen zijn.

Een lichaam is een eenzaam ding

en niemand wil dat het geneest.

 

 

gruwez

Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

 

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2006 en ook mijn blog van 9 augustus 2007 en ook mijn blog van 9 augustus 2008.

 

 

High Windows

 

When I see a couple of kids

And guess he’s fucking her and she’s

Taking pills or wearing a diaphragm,

I know this is paradise.

 

Everyone old has dreamed of all their lives ?

Bonds and gestures pushed to one side

Like an outdated combine harvester

And everyone young going down the long slide

 

To happiness, endlessly. I wonder if

Anyone looked at me, forty years back,

And thought, That’ll be the life;

No God any more, or sweating in the dark;

 

About hell and that, or having to hide;

What you think of the priest. He

And his lot will all go down the long slide

Like free bloody birds. And immediately

Rather than words comes the thought of high windows:

The sun-comprehending glass,

And beyond it, the deep blue air, that shows

Nothing, and is nowhere, and is endless.

 

 

 

Next, Please

 

Always too eager for the future,

Pick up bad habits of expectancy.

Something is always approaching, every day

Till then we say,

 

Watching from a bluff the tiny, clear,

Sparkling armada of promises draw near.

How slow they are!

And how much time they waste,

Refusing to make haste!

 

Yet still they leave us holding wretched stalks

Of disappointment, for, though nothing balks

Each big approach, leaning with brasswork prinked,

Each rope distinct,

 

Flagged, and the figurehead with golden tits

Arching our way, it never anchors; it’s

No sooner present than it turns to past.

Right to the last

 

We think each one will heave to and unload

All good into our lives, all we are owed

For waiting so devoutly and so long.


But we are wrong:

 

Only one ship is seeking us, a black-

Sailed unfamiliar, towing at her back

A huge and birdless silence. In her wake

No waters breed or break.

 

 

 

Breadfruit

 

Boys dream of native girls who bring breadfruit,

Whatever they are,

As bribes to teach them how to execute

Sixteen sexual positions on the sand;

This makes them join (the boys) the tennis club,

Jive at the Mecca, use deodorants, and

On Saturdays squire ex-schoolgirls to the pub

By private car.

 

Such uncorrected visions end in church

Or registrar:

A mortgaged semi- with a silver birch;

Nippers; the widowed mum; having to scheme

With money; illness; age. So absolute

Maturity falls, when old men sit and dream

Of naked native girls who bring breadfruit

Whatever they are.

 

larkin

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

De Nederlandse dichter Gerrit Kouwenaar werd op 9 augustus 1923 in Amsterdam geboren. Hij is vandaag dus 85 jaar geworden. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2006 en ook mijn blog van 9 augustus 2007 en ook mijn blog van 9 augustus 2008.

 

 

Toen wij nog jong waren

 

Toen wij nog jong waren en de wereld nog oud was

en wij in een ver land op hoge bergen stonden

en in het dal diep beneden een lange roerloze

roestige trein zagen, onbestaanbaar alleen

 

in het oog van een hevige leegte, riep jij

terwijl je de hemel een kushand toewierp

ik ben een reisgids kinderen

leer mij lezen

 

en ’s avonds op het plein onder kwijnende palmen

waren er wijn en olijven en een ritselend zwijgen

uit klagende kelen en het donker was week

op het scherp van de snede, en jij

jij kocht het ondraaglijke lot van een blinde

en riep het oor drinkt

 

nu is het dus later, een avond na jaren, de dood

stille trein is vertrokken, de tijd van het lot

is verstreken, je reisgids ligt open

 

onder eendere oudere bomen drink ik

de hese stem van je woorden, hoor ik je stilte –

 

 

 

tijden

 

Als men terugkomt is men een ander

denkt men terwijl men het huis sluit

het licht ingepakt de zomer verzegelt

het tuinhek prijst om zijn ijzer

 

deze slak op de drempel zal er nog zijn

de ijskast zal blaffen de hitte blaten

de hond zal zuchten en zijn sterven

hervatten als men terugkomt denkt men

 

 

 

Dus vredig de avond

 

Terwijl het laatste gedicht het tijdstip ve
rteert

staat de maker geledigd op van zijn tafel

hij reinigt zijn vleesmes en kijkt uit het raam

 

op de sierbestrating zieltogen de bladeren

verlost van hun zomer, de windengel hurkt

in het eeuwige onkruid en wacht tot er tijd is

 

dus vredig de avond vol afscheid en oorlog

wereld waarheid en liefde behelzen onkwetsbaar

hun ijzeren letters

 

nu nog iets eetbaars, bloedbeuling witbrood

dan eindelijk slapen, zwart is de mode

 

Kouwenaar

Gerrit Kouwenaar (Amsterdam, 9 augustus 1923)

 

 

De Nederlandse schrijver en taalkundige Henk Romijn Meijer (eig. Henk Meijer werd geboren in Zwolle op 9 augustus 1929.  Aan de Universiteit van Amsterdam studeerde hij Engels. In 1956 debuteerde hij met Consternatie dat in 1954 bekroond was met de Reina Prinsen Geerligsprijs. Uit die tijd stamt ook zijn pseudoniem. Gerard van het Reve, destijds redacteur van Tirade, vond de naam van Henk Meijer te kaal. “Hoe heet je moeder?”, vroeg Reve. “Romijn”, antwoordde Henk. Zo werd het dus Henk Romijn Meijer. Naast zijn schrijverschap ontplooide Romijn Meijer tal van andere activiteiten. Zo doceerde hij eerst Frans in Australië, keerde terug naar Nederland en werkte van 1959 tot 1987 bij het Engels Seminarium aan de Universiteit van Amsterdam, meestentijds als wetenschappelijk hoofdmedewerker Engelse en Amerikaanse literatuur, slechts onderbroken van 1963 tot 1964 toen hij studeerde in de Verenigde Staten en van 1979 tot 1981 toen hij lesgaf aan de Universiteit van Minnesota. Op zijn vakgebied schreef hij een groot aantal artikelen. Verder was hij als redacteur verbonden aan Literair Paspoort (1978-1982) en aan Maatstaf (vanaf 1982), alsook gastredacteur van Propria Cures (1983-1984). In 2004 ontving hij de Max Pam Award voor zijn bundel Alle verhalen tot nu toe.

 

Uit: Toen Reve nog Van het Reve was

 

“Ik had Gerard voor het eerst ontmoet op het doctoraalfeest van een psychiater, in 1950 of 1951, de tijd, in ieder geval, toen De avonden nog mijn lijfboek was. Ik kende het uit mijn ho
ofd en mijn ogen rolden uit hun kassen toen ik iemand zo in het openbaar hoorde spreken, geheel in de trant van het boek. De auteur stelde zich voor in een virtuoze reeks schuttingwoorden en mengde zich daarna in een gesprek. Twee doktoren bespraken vakkundig een hartkwaal en Gerard ging op de leuning van een van hun stoelen zitten. Hij mengde zich in de discussie. ‘Komt van het trappenlopen,’ zei hij, ‘alsmaar de trap op en af, dat wordt te veel, dat is slecht…’ Het gesprek was verziekt en Gerard begaf zich naar de bar.

Zo’n twee weken daarna zag ik ze weer in Kriterion, Gerard en Hannie. Hij herkende me niet. Hannie herinnerde hem een paar keer aan het feest, toen schoot ik hem weer te binnen. Ik leerde ze kennen en bezocht ze af en toe in het huis aan de oude Galerij. Een enkele keer bleef ik eten. Vóór het maal gaf Gerard instructies hoe de gast zich aan tafel diende te gedragen. Belangrijk was onder meer dat hij zijn bord niet te dichtbij de rand van de tafel zou plaatsen, want de katten moesten tijdens het eten een zo vrij mogelijke doorgang behouden. Gerard hield van harde bokking en maakte de vis vóór het broodmaal zelf zo toegewijd schoon dat de poes er krols van werd. Hij kookte een Turks gerecht waarvan je ging boeren en demonstreerde de juiste manier waarop je die boeren moest laten: de rechterarm opgeheven, de vuist gebald. Hij bestudeerde de rode plek in mijn hals die ik aan het vioolspelen dankte. ‘Heb je nou een of andere geslachtsziekte opgelopen, kerel?’ wilde hij weten en vroeg of mijn migraines ‘spychologisch’ waren. ‘Heb je niet een of andere menstruatiepil?’ vroeg hij Hannie. Hij wist iets beters, een natuurlijk geneesmiddel tegen de kwaal: ‘Aftrekken, minstens vijf maal per dag.’ ‘Van aftrekken krijg je juist hoofdpijn,’ zei ik en Hannie zei: ‘Dat zegt Hermans ook.’ Waarop Gerard beloofde dat hij een vrouw voor me zou zoeken.”

 

RomijnMeijer

Henk Romijn Meijer (9 augustus 1929 – 23 februari 2008)

 

 

De Noorse schrijfster Linn Karin Beate Ullmann werd geboren op 9 augustus 1966 in Oslo. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2007 en ook mijn blog van 9 augustus 2008.

 

Uit: Stella Descending (Vertaald door Barbara Haveland)

 

“The other night on the streetcar, I spotted a man I thought I knew. He was sitting very still, a few seats in front of me, gazing out the window. There wasn’t much to see out there; the streets were deserted and it was dark and miserable, just the odd car swishing by. No one in the street, just flurries of snow chased by rain, and the wet white light of the streetlamps.

I saw him first from the back. He was wearing a brown leather jacket, his hair was thick and black–a handsome man, I thought, a man who walks tall and never stumbles. Just for a second I thought I saw a little girl dressed in red on the seat next to him, but then I gave my head a shake. What was I thinking? There was no child there. As if there would be, in such weather and at that time of night. There was no one on the streetcar but him and me–and the driver, of course. The man stood up and
headed for the door at the front. We were approaching a stop.

“Martin Vold,” I called out softly. “Is that you?”

The man turned around. His face was not familiar. I noticed two beady green eyes and a scar on his chin.

“You must be mistaken,” he said, as the doors opened. “That’s not me.”

“No,” I said, “that’s not you. But good night, anyway, and watch your step out there. The pavement’s slippery.”

“Thanks, you too,” said the man. “Good night.”

It hasn’t even been six months since the last time I had anything to do with him. That was at the beginning of September last year. The evening before Stella’s funeral I called on him at home in Hamborgveien, up by the Lady Falls. We sat down at the large dark-brown dining table, and there we passed the night. He asked me to keep my voice down, so as not to wake the children. He did most of the talking. I asked questions.”

 

Linn_Ullmann

Linn Ullmann (Oslo, 9 augustus 1966)

 

De Franse schrijver, vertaler en schilder Pierre Klossowski werd geboren op 9 augustus 1905 in Parijs. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2007.

 

Uit: Roberte, ce soir (Vertaald door Walter Van der Star)

 

Mijn oom Octave, vooraanstaand hoogleraar in de scholastiek aan de Universiteit van…, leed onder zijn huwelijksgeluk alsof het een ziekte was en hij meende dat hij pas zou genezen als hij er anderen mee kon besmetten. Mijn tante Roberte was van het soort strenge schoonheid waarachter een wonderlijke neiging tot lichtzinnigheid schuil kon gaan; wie daar eenmaal achter is gekomen voelt zich tekort gedaan en heeft er spijt van dat hij niet doortastender is geweest. Merkwaardig genoeg beschouwde mijn oom zichzelf als het eerste slachtoffer van die dubbelzinnigheid; toen mijn tante dat merkte, nam ze een starre houding aan die nog afwerender was tegen al zijn ideeën. Hoe meer ze in die houding volhardde, des te raadselachtiger werd ze in de ogen van mijn oom; om van zijn verwarring verlost te zijn wist hij niets beters te verzinnen dan hun levens te onderwerpen aan een bepaalde wet van de gastvrijheid die binnen onze traditie onfatsoenlijk wordt gevonden. Mijn tante gold als een ‘geëmancipeerde’ vrouw, maar ook daarin vergiste mijn oom zich; zeker is dat ze deze
nieuwigheid afkeurde; maar vast staat ook dat ze zich meer dan eens aan dit gebruik heeft moeten onderwerpen. Dat verklaart nu voor mij de sfeer in het huis waar ik een zo veelbewogen puberteit heb doorgebracht. Mijn tante ging met me om als een broer en de professor had mij tot zijn favoriete leerling gemaakt. Vreemd was vooral dat ik als voorwendsel diende voor het uitoefenen van de gastvrijheid waarvan mijn tante het slachtoffer was.
Ik was dertien toen ik door de Octaves werd geadopteerd. Mijn oom vond dat ik een huisonderwijzer moest hebben. Ik kreeg er achtereenvolgens drie, stuk voor stuk gekozen uit de naaste entourage van de Octaves. Ze ontvingen vaak gezelschap in hun zomerverblijf. Daaruit werd dan onverwachts een willekeurige gast verantwoordelijk gemaakt voor mijn opvoeding, en na een paar maanden of soms na een paar weken verdween hij weer.
Ik kan niet ontkennen dat mijn tante Roberte bij mij hevige hartstochtelijke gevoelens had gewekt. Maar mijn oom had mijn emotionele verwarring doorzien en maakte daar op verraderlijke wijze gebruik van om zijn eigen perversiteit in mij te observeren. Zoals bij alle jongeren van mijn leeftijd was de hartstocht die ik voelde natuurlijk volkomen platonisch.”

 

KLOSSOWSKI

Pierre Klossowski (9 augustus 1905 – 12 augustus 2001)

 

De Amerikaanse schrijver Daniel Keyes werd geboren in Brooklyn, New York op 9 augustus 1927. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2007.

 

Uit: Flowers for Algernon

 

I tolld Burt I saw ink spilld on a wite card. Burt said yes and he smild and that maid me feel good. He kept terning all the cards and I tolld him somebody spilld ink on all of them red and black. I thot that was a easy test but when I got up to go Burt stoppd me and said now sit down Charlie we are not thru yet. Theres more we got to do with these cards. I dint understand about it but I remembir Dr Strauss said do anything the testor telld me even if it dont make no sense because thats testing.

I dont remembir so good what Burt said but I remembir he wantid me to say what was in the ink. I dint see nothing in the ink but Burt sed there was picturs there. I coudnt see no picturs. I reely tryed to see. I holded the card up close and then far away. Then I said if I had my eye glassis I coud probaly see better I usully only ware my eyeglassis in the movies or to watch TV but I sed maybe they will help me see the picturs in the ink. I put them on and I said now let me see the card agan I bet I find it now.

I tryed hard but I still coudnt find the picturs I only saw the ink. I tolld Burt mabey I need new glassis. He rote somthing down on a paper and I got skared of faling the test. So I tolld him it was a very nice pictur of ink with pritty points all around the eges but he shaked his head so that wasnt it neither. I asked him if other pepul saw things in the ink and he sed yes they imagen picturs in the inkblot. He tolld me the ink on the card was calld inkblot.

Burt is very nice and he talks slow like Miss Kinnian dose in her class where I go to lern reeding for slow adults. He explaned me it was a raw shok test. He sed pepul see things in the ink. I said show me where. He dint show me he just kept saying think imagen theres something on the card. I tolld him I imaggen a inkblot. He shaked his head so that wasnt rite eather. He said what does it remind you of pretend its something. I closd my
eyes for a long time to pretend and then I said I pretend a bottel of ink spilld all over a wite card. And thats when the point on his pencel broke and then we got up and went out.”

 

keyes

Daniel Keyes (New York, 9 augustus 1927)

 

De Australische schrijfster Pamela Lyndon Travers werd als Helen Lyndon Goff op 9 augustus 1899 geboren in Maryborough in Australië. Samen met haar twee zusjes groeide ze op op een suikerplantage. Ze was pas een tiener toen ze al ze gedichten publiceerde en als actrice met een toneelgezelschap door Australië en Nieuw-Zeeland reisde.
In 1924 verhuisde ze naar Engeland, waar ze zich onder het pseudoniem P.L. Travers helemaal op een schrijfcarrière stortte. Af en toe werd er een gedicht van haar gepubliceerd, maar het echte succes kwam pas tien jaar later, toen Mary Poppins uitkwam. Travers schreef nog vijf leesboeken over de beroemde kinderjuffrouw, naast andere romans, dichtbundels en informatieve boeken. In 1964 kwam de Disneyfilm Mary Poppins uit.

 

Uit: Mary Poppins

 

“If you want to find Cherry­-­Tree Lane all you have to do is ask the Policeman at the cross­-­roads. He will push his helmet slightly to one side, scratch his head thoughtfully, and then he will point his huge white­-­gloved finger and say: “First to your right, second to your left, sharp right again, and you’re there. Good­-­morning.”

And sure enough, if you follow his directions exactly, you will be there—right in the middle of Cherry­-­Tree Lane, where the houses run down one side and the Park runs down the other and the cherry­-­trees go dancing right down the ­middle.

If you are looking for Number Seventeen—and it is more than likely that you will be, for this book is all about that particular house—you will very soon find it. To begin with, it is the smallest house in the Lane. And besides that, it is the only one that is rather dilapidated and needs a coat of paint. But Mr. Banks, who owns it, said to Mrs. Banks that she could have either a nice, clean, comfortable house or four children. But not both, for he couldn’t afford ­it.

And after Mrs. Banks had given the matter some consideration she came to the conclusion that she would rather have Jane, who was the eldest, and Michael, who came next, and John and Barbara, who were Twins and came last of all. So it was settled, and that was how the Banks family came to live at Number Seventeen, with Mrs. Brill to cook for them, and Ellen to lay the tables, and Robertson Ay to cut the lawn and clean the knives and polish the shoes and, as Mr. Banks always said, “to waste his time and my ­money.”

 

Travers

P. L. Travers (9 augustus 1899 – 23 april 1996)

 

De russische schrijver Leonid Andreyev werd geboren op 9 augustus 1871 in Orjol. Na zijn studie rechten werkte hij korte tijd als advocaat. Later was hij werkzaam als journalist en feuilletonist. Hij sympathiseerder aanvankelijk met de revolutie, maar na het mislukken ervan werd hij conservatief. Ook de dood van zijn vrouw droeg bij aan een pessimistische geesteshouding, evenals de invloed van schrijvers als Schopenhauer, Tolstoi en Dostojevski. Zijn belangrijkste toneelstuk K swjosdam (Hinauf zu den Sternen) voltooide hij in 1905.

 

Uit: Hinauf zu den Sternen (Vertaald door Frank Jankowski)

 

Eine Sternwarte in den Bergen. Später Abend. Die Bühne stellt zwei Zimmer dar; das erste eine Art großes Speisezimmer mit weißen, dicken Wänden; an den Fenstern, hinter denen etwas Weißes herumwirbelt, sehr breite Fensterbretter; ein riesiger Kamin, in dem Holzscheite brennen. Schlichte, strenge Einrichtung, in der Polstermöbel und Vorhänge fehlen. Einige Stiche: Portraits von Astronomen. Eine Treppe, die zur Bibliothek und zum Arbeitszimmer Ternovskijs hinaufführt. Das hintere Zimmer ist ein geräumiges Arbeitszimmer, das im Großen und Ganzen dem ersten gleicht, nur ohne Kamin. Einige Tische. Fotos von Sternen und von der Mondoberfläche, einige höchst einfache Geräte. Pollak, ein Assistent Ternovskijs, sitzt an seiner Arbeit. Im vorderen Zimmer unterhalten sich Inna Alexandrovna und Zhitov miteinander; Petja liest; Luntz geht auf und ab. Am Herd kocht die deutsche Köchin einen Kaffee. Hinter den Fenstern das Pfeifen und Heulen eines Gebirgs-Schneesturms. Im Kamin knackt das Holz. In regelmäßigen Abständen läutet die Glocke, die den im Wald Verirrten zur Orientierung dient.

 

INNA: Ständig dieses Geläute – und dabei so sinnlos. Wenn wenigstens jemand käme. Seit vier Tagen keine Nachricht! Man sitzt die ganze Zeit da und fragt sich, ob da draußen noch Menschen leben.

PETJA: (sich vom Buch losreißend) Wer soll denn kommen? Wer kommt denn schon hierher?

INNA: Vielleicht jemand vom Tal…

PETJA: Die haben bestimmt was Besseres zu tun, als hier in den Bergen rumzukraxeln.

ZHITOV: Ja, ein etwas schwieriges Unterfangen. Es gibt ja nicht mal einen Weg… wie in einer belagerten Stadt – man kommt nicht hierher und man kommt nicht von hier weg.

INNA: Und wir haben kaum noch etwas zu essen im Haus.

Zhitov: Dann müssen wir eben ein bißchen kürzer treten.

INNA: Sie haben gut reden, Vassilij Vassilitsch, Sie sind wie ein Bär und werden eine Woche lang von Ihrem eigenen Fett satt, – aber was ich mit Sergej Nikolajitsch machen?

Zhitov: Legen Sie ihm doch auch ein kleines Polster an – so wie wir Bären es machen. Luntz, he Luntz, warum setzen Sie sich nicht hin?

Luntz antwortet nicht, geht umher.

INNA: Was für eine Gegend! Halt, still, da hat doch jemand geklopft. Seid doch mal ruhig! (horcht) Nein, doch nicht. Ein Schneesturm! Sowas gibt es ja nicht mal bei uns in Rußland!“

 

Andreyev_by_Repin

Leonid Andreyev (9 augustus 1871 – 12 september 1919)
Portret door Ilja Repin

 

De Engelse dichter en vertaler John Oldham werd geboren in Shipton Moyne (Gloucestershire) op 9 augustus 1653. Hij bezocht het gymnasium Tetbury Grammar School en behaalde zijn B.A. aan de Universiteit van Oxford in 1674. Vervolgens verdiende hij de kost als leraar. Oldham imiteerde onder meer de klassieke satires van Juvenalis. Tot zijn bekendste werken behoren A Satyr upon a Woman, who by her Falsehood and Scorn was the Death of My Friend (1678), A Satyr against Vertue (1679), Satyrs upon the Jesuists (1681) en de ode Upon the Works of Ben Jonson. Zijn vertalingen van Juvenalis verschenen na zijn dood. John Oldham overleed op 30-jarige leeftijd aan pokken.

 

 

A Quiet Soul 

 

Thy soul within such silent pomp did keep,

As if humanity were lull’d asleep;

So gentle was thy pilgrimage beneath,

Time’s unheard feet scarce make less noise,

Or the soft journey which a planet goes:

Life seem’d all calm as its last breath.

A still tranquillity so hush’d thy breast,

As if some Halcyon were its guest,

And there had built her nest;

It hardly now enjoys a greater rest.

 

Oldham-John

John Oldham (9 augustus 1653 – 9 december 1683)

 

De Engelse schrijver Izaak Walton werd geboren in Stafford op 9 augustus 1593. Er staan slechts enkele werken op zijn naam: een aantal biografieën en het zeer populair geworden boek The Compleat Angler, over zijn hobby, het vissen. Het boek werd voor het eerst gepubliceerd in 1653 en vervolgens steeds aangevuld en bewerkt in vijf volgende edities. Walton raakte bevriend met de dichter en geestelijke John Donne en maakte spoedig daarna kennis met George Herbert, bisschop Sanderson en Sir Henry Wotton. Deze laatste was bezig met de voorbereiding van een biografie van Donne en, wetend dat Walton in zijn vrije tijd wel eens iets schreef, vroeg hij hem te helpen met het verzamelen van materiaal. Wotton overleed echter in 1639, waarop Walton de biografie zelf voltooide (1640). Een biografie van Wotton verscheen in 1651, die van George Herbert in 1670 en van bisschop Sanderson in 1678. Hij vulde deze Lives voortdurend aan. De biografieën waren vriendelijk en welwillend van aard, enkele van de beschrevenen deelden zijn passie voor de vissport.

 

Uit: The Compleat Angler

 

Take your Trout, wash, and dry him with a clean napkin; then open hime, and, having taken out his guts, and all the blood, wipe him very clean within, but wash him not.; and give him three scotches with a knife to the bone, on one side only. After which take a clean kettle, and put in as much hard stale beer (but it must not be dead), vinegar, and a little white wine, as will cover the fish you intend to boil; then throw into the liquor a good quantity of salt, the rind of a lemon, a handful of sliced horse-radish root with a handsome fagot of rosemary, thyme, and winter-savory. Then set your kettle upon a quick fire of wood, and let your liquor boil up to the height before you put in your fish; and then, if there be many, put them in one by one, that they may not so cool the liquor, as to make it fall. And whilst your fish is boiling, beat up the butter for your sauce with a ladleful or two of the liquor it is boiling in. And, being boiled enough, immediately pour the liquor from the fish; and, being laid in a dish, pour your butter upon it; and strewing it plentifully over with shaved horse-radish, and a little pounded ginger, garnish your sides of your dish, and the fish itself with a sliced lemon or two, and serve it up.”

 

walton

Izaak Walton (9 augustus 1593 – 15 december 1683)

Luuk Gruwez, Gerrit Kouwenaar, Philip Larkin, Linn Ullmann, Pierre Klossowski, Daniel Keyes

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Hij volgde het middelbaar onderwijs in het Damiaancollege en Germaanse filologie aan de KULAK, telkens te Kortrijk. Hij werd licentiaat in de Germaanse talen aan de K.U.Leuven. In 1976 verruilde hij het West-Vlaamse Kortrijk voor Hasselt. Daar verdient hij als leraar de kost tot aan zijn loopbaanonderbreking in 1995 naar aanleiding van het verwerven van een schrijversbeurs. Hij is nu als fulltime schrijver werkzaam met dichtbundels en proza en daarnaast columns, eerst wekelijks in De Standaard, vanaf 2001 tot 2003 maandelijks in De Morgen. In 1973 debuteerde hij met de poëziebundel Stofzuigergedichten. In 1996 verscheen Bandeloze gedichten, een ruime bloemlezing van herziene gedichten uit de periode voor 1994.Pas sinds 1992 publiceert hij ook min of meer autobiografisch proza, eerst nog samen met Eriek Verpale, Onder vier ogen, Siamees dagboek, later solo met Het bal van opa Bing (1994).

 

HET GESLACHT

 

                          Voor Herman de Coninck

 

In mannen is het koud en vaak december.

In vrouwen is het meestal mei.

Zij willen glimmen, levenslang,

vermommen zich van top tot teen

om niet voortijdig te verschrompelen.

Zij blijven bezig met verblijven.

 

In mannen is het koud en houdt het op.

Mijn God, hoe dol zijn zij op eindigen.

Want mannen rammelen zich klaar

en zwaargewapend met zichzelf,

besteden zij hun dagen aan verstijven.

 

In vrouwen heerst een soepeler geslacht

waarin iets bloesemt, iets ontboezemt,

en waar zij tederheid bewaren

of heimwee naar een meer in Zwitserland.

Zij houden van beginnen en behouden.

 

In mannen is het oorlog, niets dan oorlog.

In vrouwen wordt geboren, totterdood.

Zij knipperen een poosje met hun ogen,

zij fonkelen, zij woelen even

en daar ontstaat een dapper nageslacht.

Eén man volstaat en het wordt afgeslacht.

 

In mannen is het koud en vaak december,

in vrouwen is het altijd mei.

&nb
sp;

 

 

SAMENHORIG

 

Er moet een wereld van verloren dingen zijn

waarin een handschoen, inderhaast vergeten,

het aanlegt met een oude krant,

een sjaal, een zakdoek of een kam.

 

De handschoen mist de hand niet meer,

de zakdoek hoeft geen jammernis,

en zelfs de sjaal taalt niet naar warmte

van kindermeiden en van moeders.

 

A1 wat verloren is, is samenhorig.

Maar tederheid die overbodig werd,

het kippenvel dat blijven wou,

de eerste natte droom, het domste lief,

 

het speelgoed van een kind dat stierf.

En doen alsof men alles kan vergeten,

ofschoon men, plompverloren als een mens,

alleen in het heelal moet zijn.

 

gruwez

Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

 

De Nederlandse dichter Gerrit Kouwenaar werd op 9 augustus 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2006.

 

het is grijs en het valt uit de hemel

het is grijs en het valt uit de hemel
men raadt dit terwijl het schemert
over het steenveld waar niets zich bezit

 

in de late hitte tussen onheil en vrede
terwijl men klimt naar gretiger leegte
kruist een oneindige slang van twee meter
het inzicht, volledig, zonder betekenis

 

in de regel huiswaarts begint het te misten
men staat stil op de rand van een stilte, bestaat
wat begint te ontbinden, men moet zich
bevatten, ontmonden, tot op de seconde –

 

 

 

De zomer is grijs deze zomer

De zomer is grijs deze zomer
helder maar grijzer, doorzichtig maar zwaarder
alsof er een haarfijne as daalt over het eten

 

alsof men een eender lichaam geleden
kijkt naar zijn vader die beige en levend
het gazon van het paradijs maait

 

de zomer is grijs als melk in een beker
als brood in een oorlog, men hoort
het donker onder de stenen

 

 

 

 

altijd alsof alsof altijd de vogel

 

(altijd alsof alsof altijd de vogel
de hemel doorgrondt, de honger het eten

 

waar men ook kijkt kijkt het oog
door een keel die keelt bij het leven

 

waar men ook hoort heeft de mond
het goud van de kever verguld

 

en altijd het woord dat zijn echo verbetert
altijd de foto van wat is geweest)

 

kouwenaar

Gerrit Kouwenaar (Amsterdam, 9 augustus 1923)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2006.

First Sight

Lambs that learn to walk in snow
When their bleating clouds the air
Meet a vast unwelcome, know
Nothing but a sunless glare.
Newly stumbling to and fro
All they find, outside the fold,
Is a wretched width of cold.

As they wait beside the ewe,

Her fleeces wetly caked, there lies

Hidden round them, waiting too,

Earth’s immeasureable surprise.

They could not grasp it if they knew,

What so soon will wake and grow

Utterly unlike the snow.

 

 

Ignorance

Strange to know nothing, never to be sure

Of what is true or right or real,

But forced to qualify or so I feel,

Or Well, it does seem so:

Someone must know.

 

Strange to be ignorant of the way things work:

Their skill at finding what they need,

Their sense of shape, and punctual spread of seed,

And willingness to change;

Yes, it is strange,

 

Even to wear such knowledge – for our flesh

Surrounds us with its own decisions –

And yet spend all our life on imprecisions,

That when we start to die

Have no idea why.

 

 

 

Love Again

Love again: wanking at ten past three

(Surely he’s taken her home by now?),

The bedroom hot as a bakery,

The drink gone dead, without showing how

To meet tomorrow, and afterwards,

And the usual pain, like dysentery.

 

Someone else feeling her breasts and cunt,

Someone else drowned in that lash-wide stare,

And me supposed to be ignorant,

Or find it funny, or not to care,

Even … but why put it into words?

Isolate rather this element

 

That spreads through other lives like a tree

And sways them on in a sort of sense

And say why it never worked for me.

Something to do with violence

A long way back, and wrong rewards,

And arrogant eternity.

 

larkin

Philp Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

De Noorse schrijfster Linn Karin Beate Ullmann werd geboren op 9 augustus 1966 in Oslo. Zij is de dochter van Liv Ullmann en Ingmar Bergmann die ook kleine rollen speelde in de films van haar moeder. Zij debuteerde in 1998 als schrijfster met Før du sovner (Engels, Before you sleep). Zij woont in Oslo en werkt daar als cultuurjournaliste voor de krant Dagbladet. Zij is getrouwd met de dichter en schrijver Niels Fredrik Dahl.

 

Uit: Ein gesegnetes Kind (Et Velsignet Barn)

 

“Molly wurde gegen Isaks Willen im Sommer 1974 geboren. Als Mollys Mutter, die Ruth hieß, in einem Krankenhaus in Oslo niederkam, drohte Rosa damit, Isak zu verlassen. Sie packte zwei Koffer, bestellte ein Taxi vom Festland, nahm Laura an die Hand und sagte: »Solange du mit allem, was einen Rock hat, ins Bett steigst und dabei Kinder zeugst, habe ich in deinem Leben nichts mehr zu suchen. Oder in diesem Haus. Ich gehe jetzt, und unsere Tochter nehme ich mit.«

Das war im Juli 1974, nur zwei Wochen vor der Premiere des alljährlichen Laienschauspiels auf Hammarsö, geschrieben und inszeniert von Palle Quist. Das Hammarsöschauspiel war auf der Insel Tradition, Touristen und Inselbewohner trugen auf verschiedene Weise dazu bei, und die Aufführungen waren mehrmals in der Lokalzeitung besprochen worden, wenn auch nicht immer in lobenden Tönen.

Bei Rosas Wutausbruch, dem einzigen, den sie in Erikas Erinnerung jemals gehabt hatte, weinte Laura und sagte, sie wolle hier nicht weg. Erika weinte auch, weil sie vor Augen hatte, wie sie die restlichen Sommerferien allein mit dem Vater in dem Haus verbrachte, und dieser war so groß und stark, dass sie nicht für ihn kochen und ihn auch nicht allein
trösten konnte.

Ruth rief zweimal an. Das erste Mal, um mitzuteilen, dass die Abstände zwischen den Wehen fünf Minuten betrugen. Zweiunddreißig Stunden später rief sie an, um zu sagen, sie habe eine Tochter geboren. Sie habe sofort gewusst, dass das Mädchen Molly heißen müsse. Das würde Isak wohl auf jeden Fall wissen wollen, dachte sie. (Nicht? Dann zur Hölle mit ihm.)”

 

Linn_Ullmann

Linn Ullmann (Oslo, 9 augustus 1966)

 

De Franse schrijver, vertaler en schilder Pierre Klossowski werd geboren op 9 augustus 1905 in Parijs. Hij schreef o.a. uitvoerige studies over Marquis de Sade en Friedrich Nietzsche, verschillende essays over literaire en filosofische onderwerpen en verhalen. Hij vertaalde Vergilius, Wittgenstein, Heidegger, Kafka en Hölderlin. Hij werkte mee aan films en illustreerde als schilder talrijke werken. In de late jaren dertig droeg hij bij aan de meeste uitgaven  van Acéphale, het tijdschrift van Georges Bataille.

 

Uit: Lebendes Geld

 

„Man stelle sich für einen Augenblick einen offensichtlich unmöglichen Rückschritt vor: nämlich eine industrielle Phase, wo die Produzenten die Möglichkeit hätten, von seiten der Konsumenten Gefühlsobjekte als Zahlungsmittel zu fordern. Diese Objekte sind lebende Wesen.

In diesem Tauschhandelsbeispiel kommen Produzenten und Konsumenten überein, Kollektionen

von »Personen« zu konstituieren, die vorgeblich für das Vergnügen, das Gefühl und die Sensation bestimmt sind. Wie aber kann die menschliche »Person« die Funktion des Geldes erfüllen? Wie würden die Produzenten, anstatt sich Frauen »zu leisten«, sich jemals »in Frauen« bezahlen lassen? Wie würden die Unternehmer, die Industriellen ihre Ingenieure und Arbeiter bezahlen? »In Frauen.« Wer würde dieses lebende Geld unterhalten?

Andere Frauen. Was das Gegenteil nahelegt: daß die berufstätigen Frauen sich »in Männern« bezahlen lassen würden. Wer unterhielte, oder anders gesagt: wer hielte dieses virile Geld bei Kräften? Jene, die über das weibliche Geld verfügten. Was wir hier vorbringen, existiert wirklich. Denn auch wenn man nicht in einen buchstäblichen Tschhandel zurückfällt, basiert die ganze

moderne Industrie auf einem durch das unbewegte Geldzeichen vermittelten Tauschhandel,

welcher die Natur der ausgetauschten Objekte neutralisiert – das heißt: auf einem Simulakrum des Tauschhandels, einem Simulakrum in Form von Arbeitskräfte-Ressourcen, schlußendlich einem lebendigen Geld, das als solches zwar uneingestanden, aber bereits existent ist.“

 

klossowski

Pierre Klossowski (9 augustus 1905 – 12 augustus 2001)

 

De Amerikaanse schrijver Daniel Keyes werd geboren in Brooklyn, New York op 9 augustus 1927. Na een periode op zee als purser, een redacteurschap en werk in de modefotografie ging Keyes lesgeven in Engels aan scholen in New York City. Dit was een drukke tijd: overdag gaf hij les, in de weekends schreef hij en ’s avonds studeerde hij Engels en Amerikaanse literatuur. Na te zijn afgestudeerd doceerde Keyes creatief schrijverschap aan Wayne State University. In 1966 werd hij professor aan de universiteit van Ohio.

In 1960 won Keyes de Hugo Award voor het korte verhaal Flowers for Algernon. Hij herschreef het verhaal tot een roman en verdiende daarmee in 1966 de Nebula Award. Het boek is twee keer verfilmd als Charly. Met The Minds of Billy Milligan, schreef Keyes een roman over de eerste persoon die is vrijgesproken vanwege dissociatieve identiteitsstoornis.

 

Uit: Flowers for Algernon

 

“progris riport 2-martch 4

I had a test today. I think I faled it and I think mabye now they wont use me. What happind is I went to Prof Nemurs office on my lunch time like they said and his secertery took me to a place that said psych dept on the door with a long hall and alot of littel rooms with onley a desk and chares. And a nice man was in one of the rooms and he had some wite cards with ink spilld all over them. He sed sit down Charlie and make yourself cunfortible and rilax. He had a wite coat like a docter but I dont think he was no docter because he dint tell me to opin my mouth and say ah. All he had was those wite cards. His name is Burt. I fergot his last name because I dont remembir so good.

I dint know what he was gonna do and I was holding on tite to the chair like sometimes when I go to a dentist onley Burt aint no dentist neither but he kept telling me to rilax and that gets me skared because it always means its gonna hert.

So Burt sed Charlie what do you see on this card. I saw the spilld ink and I was very skared even tho I got my rabits foot in my pockit because when I was a kid I always faled tests in scho
ol and I spilld ink to.”

 

daniel_keyes1

Daniel Keyes (New York, 9 augustus 1927)