Bernard Wesseling, Michael Krüger

De Nederlandse dichter en schrijver Bernard Wesseling werd geboren in Amsterdam op 7 december 1978. Zie ook alle tags voor Bernard Wesseling op dit blog.

 

Het spoorwachtershuisje!

Het spoorwachtershuisje!
Daar kan je in als je wil, met je probleem. Kan je er
wonen.
Dat is wat ik voor je heb gewenst voor als de tijd
komt dat je het spoor opzoekt.
Schoorsteen, boom ernaast, schuur voor het hout. Ik
had gedacht dat het ongeveer moet zijn alsof je in
een kindertekening intrekt. Klinkt goed, toch?
Nee, er is niks verder. Klimop.
Vermaak je met de seizoenen of bouw een vogelhuis
als je moeite hebt met loslaten.
Waar je het mee moet doen dit, vriend. Niet weer
wegrennen.
Lange winters, ik weet het, nog langere zomers.
Maar dat uitgerekend jij niet gelukkig kon zijn, wordt
met de dag minder waar.
En, oh ja, je krijgt een taak en dat is de wissel. De
wissel is jouw taak.

 

Hij lag al dagen op zijn kamer

Hij lag al dagen op zijn kamer. Beetje bijkomen.
Beetje afwachten. Beetje nadenken.
Te zweten tussen zijn lakens.
En de rekeningen stapelden op de mat, koffie stolde
in de pot, de kat van de buren gaf de vuilnis kopjes
op het balkon.
Een hand was uit zijn bed gevallen, daar staarde je
nu naar.

Hij zei: ‘Als je vastzit, denk dan aan jezelf in de
gevangenis.
Dat helpt. En als je het echt nodig hebt, maak je er
van jezelf nog een bewaker bij ook, prins.
Laat een steen los in de muur achter, voor mij.’

 

Huize vergetelheid

Dat de klok stil staat, is meer dan veelzeggend,
is bewijs genoeg nu we wonen in huize Vergetelheid.

We beginnen met afzonderlijk van elkaar in bijziendheid
te oefenen. Maar ook ver-zien doen we, wetend dat een
starend mens nog geen dooie ziel is. Vooral in de spiegel
blijkt het goed uit te houden. Beurtelings gaat er een naar
boven om een Escher-achtige wandeling te maken.

De huisdieren ondertussen slapen opgerold met hun kop
aan de staart temidden van een treinset vormend
het oneindigheidsteken.

Grootste ontdekking is wel, naarmate de vertraging tot
stilstand neigt, dat ramen er juist zijn om van alles mee in
te lijsten, gevangen in de seizoenen:
een dagelijkse tuin en een dagelijkse vijver,
een aanlopende geliefde die binnenskamers
in portretten juist verschiet.

 


Bernard Wesseling (Amsterdam, 7 december 1978)

 

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Michael Krüger werd geboren op 9 december 1943 in Wittgendorf. Zie ook alle tags Michael Krüger op dit blog.

 

BETOOG VAN DE TAXI-CHAUFFEUR

De gast wilde de kortere weg nemen,
niet ik. Eerst stak een egel de straat over,
later een kudde koeien, toen een hert,
dat van geen wijken wilde weten. Een zwarte kat
dwong ons een omweg te maken naar de grens
en verder, naar het oosten. De meneer moest toen
uitstappen en verdwaalde in het bos.
Verscheurd en trillend lag hij onder de bramen,
waar hij dacht dat zijn bril was. Wij waren nader
tot elkaar gekomen. We hebben wat paddenstoelen gevonden,
die we rauw aten om de honger te bestrijden. Ik was hem
waarschijnlijk vreemd, hoewel hij mij helemaal niet
goed verstond. We moesten overgeven tijdens het rijden
allebei uit het raam. Je ziet bleek
zei hij tegen mij, zijn gezicht wit als een laken.
Toen nog een grens. Niet werkelijk Duits,
dus weer terug. Op de luchthaven, rond 17.00 uur.
stapte hij in mijn taxi. Zonder bagage,
in een lichte jas, een dun boek onder zijn arm.
Om een lang verhaal kort te maken: tegen de ochtend bereikten we
een stad, op de een of andere manier gelukkig en nu
erg aan elkaar gewend. Mijn God, wat voor een leven
leidde hij. Alleen betalen wilde hij niet.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Michael Krüger (Wittgendorf, 9 december 1943)

 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e december ook mijn blog van 7 december 2023 en ook mijn blog van 7 december 2020 en eveneens mijn blog van 7 december 2018 en eveneens mijn blog van 7 december 2014 deel 2.

Gabriel Marcel, Michael Krüger

De Franse filosoof en toneelauteur Gabriel Marcel werd geboren op 7 december 1889 in Parijs. Zie ook alle tags voor Gabriel Marcel op dit blog.

Uit: De Mens Zichzelf een Vraagstuk (L’Homme Problématique, vertaald door Edward Brongersma)

“We zagen dat Nietzsche niet stil blijft staan bij de uitspraak ‘God is dood’, op dezelfde manier als Pascal, in een toespeling op een passage uit Plutarchus, eens zei: ‘De grote Pan is dood’. Wat Nietzsche  beweert is oneindig tragischer, omdat hij zegt dat wij, wij. zelf, God hebben gedood, en dit alleen verklaart de heilige ontsteltenis waarmee Nietzsche hier zijn uitspraak doet. Men heeft mij verzekerd dat Jean-Paul Sartre, toen hij op het toppunt van zijn roem was, en vlak na de bevrijding door de journalisten te Genève werd binnengehaald, hun zo eventjes tussen neus en lippen door uiteenzette: ‘Mijne heren, God is dood’. Wie ziet niet, dat dit existentieel een geheel andere klank heeft, juist omdat de heilige ontsteltenis eruit verdwenen is en plaats heeft gemaakt voor de voldane toon van iemand, die voorgeeft zijn stelsel te grondvesten op de puinhopen van iets waaraan hij nooit geloofd heeft? En toch kan men zeggen, dat de beweerde dood van God reeds bij Nietzsche de trekken vertoont van een inleidend feit, in deze zin dan dat deze tragische gebeurtenis de weg vrijmaakt voor de komst van de Übermensch; deze kan immers onmogelijk komen eer de daad is verricht waardoor de mens zich de dood van God bewust maakt en in zeker opzicht zijn verantwoordelijkheid daarvoor erkent. In de studie, die Heidegger in zijn ‘Holzwege’ heeft gewijd aan de dood van God bij Nietzsche, brengt hij ons in herinnering, dat met het bewust worden van de dood van God ook de bewustwording begint van een radicale verandering in de waardering van die waarden, welke tot dusver als de allerhoogste werden beschouwd. De mens zelf komt dan te verkeren in een andere en verhevener geschiedenis, omdat de wil tot macht daar ervaren en erkend wordt als het beginsel, dat aan de waarden hun plaats geeft. Het kan overigens niet sterk genoeg worden beklemtoond, dat dit het gegeven is waarmee Nietzsche meent te kunnen ontkomen aan het nihilisme. Want daarin zouden wij vervallen, of daartoe zouden wij gedoemd zijn, als wij niet doorgingen doch bleven stil staan bij de dood van God, als wij in alle gemoedsrust het lieten bij het vaststellen van dit tragisch gebeuren, of als we er zelfs een soort pervers genot uit gingen putten, in plaats van te begrijpen, dat dit slechts een uitgangspunt kan zijn, zoiets als een springplank voor de sensationele sprong, voor het scheppend vooruitschieten, waarzonder de Übermensch en de Übermenschheit ondenkbaar zijn.”

 

Gabriel Marcel (7 december 1889 – 8 oktober 1973)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Michael Krüger werd geboren op 9 december 1943 in Wittgendorf. Zie ook alle tags Michael Krüger op dit blog.

 

Weervoorspelling

Ooit zal de sneeuw
oplossen in smeltwater
en een bruisend beekje worden,
dat de donkere rivieren oplicht
in hun bewaakte loop
naar de zee. Ooit
zullen de wolken opstijgen
en het podium vrij maken
voor de smekende ogen.
Ooit zullen we weer
buiten zitten
aan de fris gebeitste tafels
en de boeken lezen,
die winterslaap hielden.
Dus kom alsjeblieft snel,
zoals het er nu uitziet
wordt het ooit weer

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Michael Krüger (Wittgendorf, 9 december 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e december ook mijn blog van 7 december 2020 en eveneens mijn blog van 7 december 2018 en eveneens mijn blog van 7 december 2014 deel 2.

Dirk Stermann, Michael Krüger, Bernard Wesseling

De Duits-Oostenrijkse schrijver, presentator en cabaretier Dirk Stermann werd geboren op 7 december 1965 in Duisburg. Zie ook alle tags voor Dirk Stermann op dit blog.

Uit: Maksym

„In dieser Geschichte komme ich nicht gut weg. Vielleicht hätte ich ja doch meine Handschuhe ausziehen sollen?
Auf der Kärntner Straße hatte mich eine Wahrsagerin angesprochen. Die Dame mit dem bunten Halstuch und der tiefen Stimme fragte mich freundlich und in gebrochenem Deutsch, ob sie mir aus der Hand lesen dürfe. Es war Winter, und ich trug Handschuhe. Die Wollhandschuhe, die ich zu heiß gewaschen hatte. Jetzt waren sie verfilzt und eigentlich eine Nummer zu klein, aber ich trug sie trotzdem, obwohl ich meine Finger in dem steifen Gewebe kaum bewegen konnte. Handschuhe wie in Schockstarre. Trotzdem wärmten sie besser als keine Handschuhe, und ich wollte sie nicht ausziehen, und durch den Handschuh konnte sie nicht lesen.
«Ausziehen», sagte sie.
«Nein, zu kalt», entgegnete ich.
«Doch, ich will deine Hand sehen!»
«Nein, ich will nicht, dass Sie meine Hand sehen und dann irgendetwas Schlimmes vorhersagen. Ich will es lieber nicht wissen.»
«Doch, ich sage dir die Zukunft voraus. Ich bin Hellseherin.» Kalte Atemwolken drangen aus ihrem Mund. Als rauchte die Hexe ohne Zigarette.
«Nein, danke. Sehr freundlich. Und wenn Sie wirklich die Zukunft kennen, wissen Sie ja, dass ich meinen Handschuh nicht ausziehen werde.»
«Ich sehe die Zukunft, und ich sehe deine Hand in der Zukunft.»
«Na ja, vielleicht im Sommer mal. Aber jetzt hat es Minusgrade. Ich zieh den Handschuh nicht aus. Und wie gesagt, ich will es überhaupt nicht wissen.»
Sie starrte mich wütend an. I ihren überschminkten Wimpern funkelten Eiskristalle.
«Tja, also dann», sagte ich fröhlich und schritt ungelesen davon.
«Du wirst an der nächsten Straßenkreuzung totgefahren», schrie sie mir nach.
Vermummte Passanten schauten mich neugierig an. Ein Todgeweihter.
Ich ging über die nächste Straßenkreuzung bei der Staatsoper. Kein einziges Auto ringsumher. Vielleicht war sie gar keine echte Hellseherin, sondern einfach nur eine arme Frau aus einem südosteuropäischen Land. Ihr Fluch hatte auch eher etwas von Dunkelsehen. In Ungarn, der
Ostslowakei oder Rumänien hatte sie sich entscheiden müssen, ob sie als Hellseherin oder beinlos bettelnde Frau arbeiten wollte. Sie hatte sich für Beine entschieden.
Statt des Autos, das mich totfuhr, kam ein Anruf aus New York.“

 

Dirk Stermann (Duisburg, 7 december 1965)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Michael Krüger werd geboren op 9 december 1943 in Wittgendorf. Zie ook alle tags Michael Krüger op dit blog.

 

De reis naar Jeruzalem

Griekenlands stenen vuist zag ik
in de Middellandse Zee liggen en een schip
die het blauw uit het water trok
in gekrulde strepen. Verder naar het oosten
Turkse gedichten, onuitsprekelijk,
door golven ritmisch bewogen.
Ik zag hoe het water zich losmaakte
van het zout aan de boetvaardige kust.
Tussen alle knorrige stenen
ontstonden de heldendichten: het verhaal
van de distel en van het brood,
door de zon gebakken.
Daar beneden ging de taal aan land,
en elk ding kreeg een naam.
Ik kon het duidelijk zien –
de woorden beefden als een zwerm vogels
boven de woeste grond.
We moesten onze riemen vastmaken, vastgesjord,
met ingehouden adem,
bereikten wij het beloofde land.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Michael Krüger (Wittgendorf, 9 december 1943)

 

Rectificatie. De Nederlandse dichter en schrijver Bernard Wesseling werd geboren in Amsterdam op 7 december 1978. Zie ook alle tags voor Bernard Wesseling op dit blog.

Uit: Gezelschapsjongen

“Ik betrapte haar op de uitvaart. Na veel vijven en zessen was ik toch gekomen. `Om de grond aan te stampen,’ had ik tegen de taxichauffeur, een prater, gezegd. Bij een rotonde aan de rand van de stad was ik uitgestapt. Begonnen de laan uit te wandelen die leidde naar de begraafplaats. Veel te laat, maar zonder haast. Toen viel zij me op, onder een van de platanen stond ze, ertegenaan gedrukt, omgeven door schaduw. Ze was bezig door de split van haar jurk een geblindeerd been omhoog te brengen en krabde haar enkel door de panty. Ik geef toe, het gebaar dreigde even mijn medelijden te wekken.
De parasiet had schoonheid. Net als de rest van haar soort, zei ik bij mezelf. Nee, van een cultus was ze — de cultus van de huisvredebreuk. Vrouwen met onheilige dagboeken die bij het openslaan in vlammen zouden uitbarsten. Monddood, maar springlevend in testamenten. Achter de valse sluier die ze droeg, wist ik nu zeker dat haar mondhoek ironie spelde.
Ik had de drang om haar aanwezigheid vast te leggen als bewijslast. Wettelijk gezien was ze niet in overtreding. Een chantagemiddel dan misschien of beter: aan de digitale schandpaal met haar. Ik verborg me achter een heg vol kwetterende mussen. Fouilleerde mezelf, vond mijn telefoon, maakte een kijkgat tussen de bladeren. Sloot het scherm over haar persoon, als een net. Terwijl verderop de stoet zo’n beetje richting aula begon uit te waaieren (waartussen ook mijn moeder, geflankeerd door twee dragers), duwde ze zich van de boombast af. Geboren op hakken, liep ze zonder moeite over het grind. Wat evenmin verboden was: haar nu te schaduwen, te kijken waar ze ons heen zou leiden. Daarom besloot ik mezelf van andere verplichtingen te ontslaan. Dat was nog niet eerder vertoond. Ik was vooral braaf geweest. Na de middelbare school had ik kunstgeschiedenis gedaan, was afgestudeerd op oosterse kalligrafie, ik verzin het niet (mijn verwekker, de Grote Etymoloog, had zich nog laten ontvallen of ik niet liever wat `waardevaste kennis’ wilde opdoen), en voor ik er erg in had stond ik voor een collegezaal. Jongste docent van de universiteit. Van mijn eenendertigste tot mijn zesendertigste — voorbij in een vloek en een zucht.
Volgens de statuten was het lente. Ik smoorde in een zwart overhemd, de stropdas had ik in mijn zak gestoken. Ik bleef haar met gemak bij, verkoos het hoogpolige gras, verschanste me om de andere boom, al schuurden de broekspijpen van mijn pantalon bij het kruis zodat ik een bijna fluitend geluid voortbracht, en gedwongen was zo’n twintig meter afstand te houden. Ik volgde haar de laan uit, terwijl ze de zindering in liep aan het eind van de weg. Even stonden we stil nog — zij als alert wild, dat ergens van ophoort — alsof we overwogen toch een scène te maken, onze motieven onderzochten, ons verbeten en de kloof tussen doen en laten groeide, of om te luisteren naar een verdacht geluid, naar het koningsdrama van mijn ademhaling, waarna we verder liepen, merkbaar sneller.
Na laan, rotonde en twee straten met huizenrijen ontglipte ze me door een banketbakker binnen te stappen.”

 

Bernard Wesseling (Amsterdam, 7 december 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e december ook mijn blog van 7 december 2020 en eveneens mijn blog van 7 december 2018 en eveneens mijn blog van 7 december 2014 deel 2.

Dirk Stermann, Michael Krüger

De Duits-Oostenrijkse schrijver, presentator en cabaretier Dirk Stermann werd geboren op 7 december 1965 in Duisburg. Zie ook alle tags voor Dirk Stermann op dit blog.

Uit: Stoß im Himmel (Superknut)

„Ich stieg am Karlsplatz aus und ging am Musikverein mit seinem berühmten Goldenen Saal vorbei und am Hotel Imperial zum Ring. Es war Viertel nach neun, die Luft war klar, und Wien sah aus, als stünde ein Schönheitswettbewerb an, bei dem sich die Stadt einiges ausrechnete.
Ich schlenderte quer durch den ersten Bezirk, am Café Schwarzenberg, der Walfischgasse und dem Haus der Musik vorbei, über die Seilerstätte und die Himmelpfortgasse.
Vor dem Café Frauenhuber saßen drei Damen und spielten Karten. Die Kärntner Straße ging ich hinauf, über den Stephansplatz, den Graben und die Tuchlauben zu den Neun Chören der Engel und dann über den Judenplatz zur Schwertgasse.
Im »Sztuhlbein« schimpfte ein Israeli, wir seien alle Antisemiten, weil sich jemand darüber beschwert hatte, dass er rauchte. Er sah aus, als sei er schon einmal gestorben, Er war kugelrund, hatte eine Stoppelglatze, ein lächerlich weißes Gebiss und fleischige Lippen, die immer feucht waren, so als würde er sie immer wieder mit Schmalz einreiben. Er erinnerte mich an meinen russischen Freund Aleksey, den ich am Naschmarkt kennengelernt habe. Wir standen damals nebeneinander bei »Prof. Falafel« und warteten auf die ganz frischen Falafeln, die Gözde, mein Lieblingsfalafelverkäufer, gerade für uns zubereitete. Am Naschmarkt war eine Art Falafelkrieg ausgebrochen. »Dr. Falafel« hatte dort zwei Stände, mit großartigen Falafeln. Eine Großfamilie aus Israel betrieb sie. Sie waren Marktführer, bis »Prof. Falafel« eröffnete, eine jordanisch-ägyptische Großfamilie, für die Gözde arbeitete. Ein lukullischer Nahostkonflikt.
Mit seinen dicken Fingern bediente sich Aleksey aus einem 500-Gramm-Schälchen mit Humus. Seine ganze Hand war voll klebrigem Kichererbsenpüree und Sesampaste. Er sei Geschäftsmann, sagte er. Als er bemerkte, dass ich Deutscher war, erzählte er mir, er sei 1989 Handelsattaché der UdSSR in West-Berlin gewesen. Die amerikanischen Kollegen hätten ihn damals gewarnt: »Ihr müsst aufpassen«, sagten die Amerikaner. »Euer Gorbatschow, auf den müsst ihr
aufpassen!«
Aleksey fuhr jetzt direkt mit der Zunge in den Humus.
»Natürlich«, schmatzte er, »die Amis hatten Angst, dass sich was verändert. Für sie persönlich. Jeder von den Offizieren hatte in Berlin eine Villa, voll eingerichtet, vom Schirmständer bis zum Klopapierhalter. Das hat alles die Bundesrepublik bezahlt. Die Amerikaner haben schön blöd geschaut, als das vorbei war. Von wegen: ›Mr Gorbatschow, tear down this wall.‹ Einen Scheiß wollten die. Die hätten eher mitgeholfen, die Mauer noch ein bisschen höher zu bauen. Phantastische Villen waren das – Grunewald, Wannsee … Vom Feinsten!«

 

Dirk Stermann (Duisburg, 7 december 1965)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Michael Krüger werd geboren op 9 december 1943 in Wittgendorf. Zie ook alle tags Michael Krüger op dit blog.

 

Berlijn, stad van mijn kindertijd

Aan het einde van de straat, daar
waar er een knik in zit,
zodat je niet ziet
of hij doorloopt,

staat een oude hond,
die duidelijk niet weet
hoe hij thuiskomt.
Mij gaat het net zo.

Ik was er vrij zeker van
dat ik hier ooit heb gewoond.
In het huis aan de overkant
werd destijds een bom onschadelijk gemaakt.

Een jonge vrouw brengt triomfantelijk
haar afval naar de container,
alsof het haar hele leven bevat.
Weg ermee. Ze observeert me lang,

maar komt tot andere conclusies.
Vanuit een open raam
dringt het huilen van een kind door.
Het moet dit huis zijn geweest.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Michael Krüger (Wittgendorf, 9 december 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e december ook mijn blog van 7 december 2020 en eveneens mijn blog van 7 december 2018 en eveneens mijn blog van 7 december 2014 deel 2.

Thomas Verbogt, Margot Vanderstraeten, Eileen Myles, Patricio Pron, Michael Krüger, Gioconda Belli, Joe McGinniss, Wolfgang Hildesheimer

De Nederlandse schrijver Thomas Verbogt werd op 9 december 1952 geboren in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Thomas Verbogt op dit blog.

Uit: Het eerste licht boven de stad

`Het was echt zo.’ Dat zeiden we later zo nu en dan tegen elkaar als we het over onze eerste gesprek hadden: ‘Het was echt zo.’ In de eerste jaren van onze vriendschap hadden we het er nooit over. Misschien dachten we van elkaar dat we het hadden verzonnen. We waren elkaar weleens tegengekomen, maar kenden elkaar niet. Een vriendin had gezegd dat het geen kwaad kon als we eens met elkaar zouden praten, omdat hij verhalen schreef en ik ook. Het is de namiddag van een zomerse dag. Het is stil in de stad. Hij woont in een wijk die de Indische Buurt wordt genoemd. Op de fiets vraag ik me af wat er over mijn verhalen te zeggen valt. Zelf vind ik ze goed, maar ik weet dat ze nog beter kunnen worden. Misschien weet hij hoe dat moet. Zijn verhalen ken ik niet. Hij heeft een smalle kamer in het huis waar hij met zijn moeder en zus woont. Zijn vader is kort daarvoor overleden. Hij wijst me naar de enige stoel in die kamer, een gehavende fauteuil, zelf gaat hij op bed zitten. Tussen ons in staat een kleine tafel waarop hij twee beugelflessen bier zet. Er ligt een geel boek, een aflevering van het literaire tijdschrift Randstad. Hij wijst ernaar en zegt dat er verhalen van Jorge Luis Borges in staan. Ik ken die schrijver niet. Hij slaat het tijdschrift open en begint een verhaal voor te lezen, ‘De ooggetuige’. Aan zijn stem merk ik dat het geen lang verhaal kan zijn. Ineens steekt hij een vinger omhoog. ‘Hier gaat het om,’ zegt hij: `Indertijd was er een dag die de laatste ogen uitdoofde die Christus zagen; de slag van Junín en de liefde van Helena sterven met de dood van een mens. Wat zal er met mij sterven wanneer ik kom te sterven, welke hartroerende of vergankelijke vorm zal de wereld dan verliezen?’ Hierna komt er nog een zin, een lange zin, en dan is het verhaal klaar. Ik knik en zeg dat het goed is dat hij me dit verhaal leerde kennen. Ik weet zeker dat we vrienden zijn geworden. We hebben het alleen maar over boeken. Hij vooral over het werk van Kafka, ik over Nabokov, van wie ik een paar jaar eerder voor het eerst iets las, de verhalenbundel Lente in Fialta. Ik sloeg die open in de boekhandel en las over de geur die in een dorp aan zee hing.”

 


Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)

 

De Belgische schrijfster en journaliste Margot Vanderstraeten werd geboren in Zonhoven op 9 december 1967. Zie ook alle tags voor Margot Vanderstraeten op dit blog.

Uit: Mise en place

“Als Louise in haar testament niet expliciet had gevraagd om haar dood met een familiediner op te vrolijken, zou ik vandaag mijn koksjas niet dichtknopen en mijn toque niet opzetten. Donderdag is sinds jaar en dag de vaste sluitingsdag van Restaurant Victoria. Maar Louise is en blijft mijn lievelingszus. Zelfs nu ze dood is, kan ik haar niets weigeren. Maandagmiddag drie dagen geleden. Ik had juist woedend een bord beetgare asperges met een gepocheerd kwartelei terug naar de keuken gestuurd, toen de hoofdzuster belde met de mededeling dat zuster Augustine, alias Louise, die nacht in vrede was heengegaan. Dat ik als eerste van de familie het nieuws vernam, lag meer aan toeval dan aan iets anders. Eerst heeft de hoofdzuster moeder proberen te bereiken, maar moeder, tweeënnegentig jaar, gaf niet thuis. Moeder geeft de helft van de tijd niet thuis, omdat ze de helft van de tijd haar gehoorapparaat uitschakelt. Na dat vergeefse telefoontje heeft de hoofdzuster naar Ivo gebeld, dat is de oudste van ons vier, en ook de verstandigste. Bij Ivo stuitte ze op een antwoordapparaat. Omdat de zuster het goddeloos achtte om het overlijden van een naast familielid op een bandje in te spreken, heeft ze onverrichter zake weer ingehaakt en verbinding gezocht met het volgende familielid in rij. Het telefoonnummer van Jeanne bleek niet langer aan Jeanne toe te behoren, maar aan een jong koppel van wie het meisje het in Keulen hoorde donderen, en de telefoon aan haar vriendje doorgaf. Die schijnt ‘God is dood, lang leve God’ door de microfoon te hebben geblazen, en de hoorn weer op het toestel te hebben gesmakt. Althans, dat is het verhaal dat de hoofdzuster mij vertelde toen ze me uiteindelijk aan de lijn kreeg; mij, de jongste van de Werners, intussen ook al tweeënzestig. Op het moment dat de keukentelefoon rinkelde, gaf de klok die al jaren scheef boven het doorgeefluik hangt, één uur aan. Om één uur ’s middags en om acht uur ’s avonds staat de boog in de keuken strak gespannen.”

 


Margot Vanderstraeten (Zonhoven, 9 december 1967)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Eileen Myles werd geboren in Boston, Massachusetts, op 9 december 1949. Zie ook alle tags voor Eileen Myles op dit blog.

 

Prophesy

I’m playing with the devil’s cock
it’s like a crayon
it’s like a fat burnt crayon
I’m writing a poem with it
I’m writing that down
all that rattling heat in this room
I’m using that
I’m using that tingling rattle
that light in the middle of the room
it’s my host
I’ve always been afraid of you
scared you’re god and something else
I’m afraid when you’re yellow
tawny
white it’s okay. Transparent cool
you don’t look like home
my belly is homeless
flopping over the waist of my jeans like an omelette
there better be something about feeling fat
what there really is is a lack of emptiness
I’m aiming for that empty feeling
going to get some of that
and then I’ll be back

 


Eileen Myles (Boston, 9 december 1949)

 

De Argentijnse schrijver Patricio Pron werd geboren op 9 december 1975 in Rosario. Zie ook alle tags voor Patricio Pron op dit blog.

Uit:From My Fathers’ Ghost Is Climbing in the Rain (Vertaald door Mara Faye Lethem)

“Between March or April 2000 and August 2008, while I was traveling and writing articles and living in Germany, my consumption of certain drugs made me almost completely lose my memory, so that what I remember of those eight years—­at least what I remember of some ninety-­five months of those eight years—­is pretty vague and sketchy: I remember the rooms of two houses I lived in, I remember snow getting in my shoes as I struggled to make my way to the street from the door of one of those houses, I remember that later I spread salt and the snow turned brown and started to dissolve, I remember the door to the office of the psychiatrist who treated me but I don’t remember his name or how I found him. He was balding and weighed me on every visit; I guess it was once a month or something like that. He asked me how things were going, and then he weighed me and gave me more pills. A few years after leaving that German city, I returned and retraced the path to that psychiatrist’s office and I read his name on the plaque alongside the other doorbells, but it was just a name, nothing that explained why I’d visited him or why he’d weighed me each time, or how I could have let my memory go down the drain like that; at the time, I told myself I could knock on his door and ask him why I’d been his patient and what had happened to me during those years, but then I thought I should have made an appointment, that the psychiatrist wouldn’t remember me anyway, and, besides, I’m not really all that curious about myself. Maybe one day a child of mine will want to know who his father was and what he did during those eight years in Germany and he’ll go to the city and walk through it, and, perhaps, with his father’s directions, he’ll show up at the psychiatrist’s office and find out everything. I suppose at some point all children need to know who their parents were and they take it upon themselves to find out. Children are detectives of their parents, who cast them out into the world so that one day the children will return and tell them their story so that they themselves can understand it. These children aren’t judging their parents—it’s impossible for them to be truly impartial, since they owe them everything, including their lives—­but they can try to impose some order on their story, restore the meaning that gets stolen away by the petty events of life and their accumulation, and then they can protect that story and perpetuate it in their memory. Children are policemen of their parents, but I don’t like policemen. They’ve never gotten along well with my family.”

 


Patricio Pron (Rosario, 9 december 1975)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Michael Krüger werd geboren op 9 december 1943 in Wittgendorf. Zie ook alle tags Michael Krüger op dit blog.

 

Nikolassee, Februar 2015

Ich soll hier aufgewachsen sein,
zwischen unserer Kirche und dem Kleist-Grab,
zwei Gottesorte für unsere höheren Ziele.
Auf der Rehwiese weideten Schafe,
aber wie sollten wir mit dem Hirten sprechen,
der nur die Sprache der Lämmer verstand?
You are leaving the American Sector.
Keiner von uns wußte,
wie der Hase läuft und wohin.
Hier, an den warmen Sommertagen,
haben wir davon geträumt, der Welt
brüderlich in die Speichen zu greifen.
Über uns eine große und eine kleine Wolke,
Mutter und Kind, mehr brauchte nicht sein.
Das Grab meiner Eltern ist schon im Angebot,
so schnell hat sich das Rad gedreht.

 

Berlin, Stadt der Kindheit

Am Ende der Straße, da
wo sie einen Knick macht,
damit man nicht sieht,
ob sie weitergeht,

steht ein alter Hund,
der offenbar nicht weiß,
wie er nach Hause kommt.
Mir geht es ähnlich.

Ich war mir ganz sicher,
daß ich hier einmal gelebt habe.
Im Haus gegenüber
wurde damals eine Bombe entschärft.

Eine junge Frau bringt triumphierend
ihren Müll zur Tonne,
als enthielte er ihr ganzes Leben.
Weg damit. Sie mustert mich lange,

kommt aber zu anderen Schlüssen.
Aus einem offenen Fenster
dringt das Weinen eines Kindes.
Es muß dieses Haus gewesen sein.

 

 
Michael Krüger (Wittgendorf, 9 december 1943)

 

De Nicaraguaanse schrijfster, dichteres en ex-politica Gioconda Belli werd geboren op 9 december 1948 in Managua. Zie ook alle tags voor Gioconda Belli op dit blog.

 

The man who loves me

VII.
But above all else
The man who loves me must love people
Not as some abstract category
Mentioned carelessly
But as something real, concrete
To whom one show devotion through actions
Giving up one’s life if required.

VIII.
The man who loves me
Will recognize my face in the midst of a battle
And with knee bent to the earth,
he will love me
As the two of us fire together at the enemy.

IX.
My man in love
Will not fear giving himself
Nor fear finding himself magically smitten.
In a plaza filled with great crowds,
He will be able to shout “I Love You”
Or make extravagant announcements on top of buildings
Proclaiming his right to feel
The most beautiful and human emotion.

 


Gioconda Belli (Managua, 9 december 1948)

 

De Amerikaanse schrijver Joe McGinniss werd geboren in New York City op 9 december 1942. Zie ook alle tags voor Joe McGinniss op dit blog.

Uit: The Rogue

“I drive to Wasilla the next morning. In good weather it’s an easy forty-mile trip on four-and six-lane highways. Halfway up, the Matanuska-Susitna Valley suddenly opens out in all directions, suggestive, even in 2010, of grand dreams and infinite possibilities. It’s only when you hit Wasilla that the possibilities shrivel into lost oppor- tunities and the dreams mutate into a nightmare of exurban sprawl.
It used to be said that Wasilla was a trading outpost bounded by two lakes: Wasilla Lake and Lake Lucille. Now it’s a city of 7,028 located between Chili’s and Wendy’s and stuffed to the gills with stores such as Wal-Mart, Sears, Target, Lowe’s, Home Depot, and Fred Meyer, and enough small-fry evangelical Christian churches to make Jesus himself weep from the effort of trying to count them all.
I don’t exaggerate. There are the Wasilla Bible Church, Wasilla Assembly of God, Church on the Rock (all three of which Sarah Palin has attended), Sunny Knik Chapel, King’s Chapel Alaska, Abundant Life Church, Wasilla Lake Church-Nazarene, Mat-Su Evangelical Covenant Church, Wasilla Christian Church, Wasilla Community Church of God, King of Kings Evangelical Lutheran Church, Fairview Loop Baptist Church, Faith Chapel Pentecostal Church of God, New Life Presbyterian Church, Valley Church of Christ, Apostolic Worship Center, Independent Baptist Church of Wasilla, Glad Tidings Full Gospel Church, Church of Christ at Wasilla, Mid Valley Christian Center, Meadow Lakes Christian Center, Word of Faith Assembly, Frontier Christian Ministries, Big Lake Baptist Church, Pilgrims Baptist Church, Northern Lights Mennonite Church, Trailhead Wesleyan Church, Valley Open Bible Fellowship, Bread of Life Church of Mat-Su, Word of Life International Ministries, Slavic Evangelical Church Nadezhda, Gospel Outreach Christian Center, West Valley Family Church of the Nazarene, Christian Fellowship of Wasilla, Pioneer Christian Fellowship, Independent Baptist Church, Settlers Bay Community Church, Faith Bible Fellowship, Valley Christian Conference, North Bear Street Community Church, Valley Sovereign Grace Baptist Assembly, Birch Harbor Baptist Church, Schrock Road Community Church, and Crossroads Community Church, not to mention another dozen or more Catholic, Presbyterian, Methodist, Seventh-Day Adventist, Mormon, Episcopalian, Lutheran, Russian Orthodox, and Jehovah’s Witness churches, and at least another twenty-five or thirty just down the road in Palmer.
There are no synagogues in Wasilla, but there are more than thirty-five chiropractors, or approximately one for every two hundred residents. Before seeing Catherine, I drive to the other side of Lake Lucille for coffee with Rod and Colleen Cottle, whom I’d first met the previous fall. In its early days, Wasilla’s two main business establishments were Teelands general store and Cottles gas station. Colleen was a Teeland. Her marriage to Rod was the Wasilla equivalent of a Cabot marrying a Lodge in Massachusetts.”

 


Joe McGinniss (9 december 1942 – 10 maart 2014)

 

De Duitse schrijver en schilder Wolfgang Hildesheimer werd geboren op 9 december 1916 in Hamburg. Zie ook alle tags voor Wolfgang Hildesheimer op dit blog.

Uit: Die sichtbare Wirklichkeit bedeutet mir nichts. Die Briefe an die Eltern

„Ambach, [Ostersonntag,] 5. April [1953]
Liebe Leute, heute kann ich Euch nun endlich einen ausführlicheren Brief schreiben. Der Roman [Paradies der falschen Vögel] ist fertig, zum Teil schon abgeschickt, zum Teil noch beim Abtippen. Dienstag geht der letzte Teil an die DVA, und dann bin ich ihn zunächst mal los, bis die Fahnen kommen, es seidenn,dassichvorhernochvomLektorathöre.Ichbinschon vomBayerischenRundfunkumeinenAuszugzurSendunggebeten worden [Der gefälschte Rembrandt], ausserdem möchte ich einen kleinen Teil in der Neuen Zeitung [Karriere in Procegovina] und einen grösseren in den Frankfurter Heften ha ben;wennmirdannnocheinExemplar übrigbleibt,schickeich esEuchein.Denneristnundochnochetwasandersgeworden, alsIhr ihnkennt,wennauchnichtthematisch.Ausserdemhabe ich manche Stellen, die mir etwas feuilletonistisch erschienen, in Prosa umgewandelt. Jetzt sitze ich an der Joyce Cary-übersetzung, denn die muss ja auch noch dieses Jahr erscheinen, aber die wird wohl auch Ende der Woche fertig werden. Dann binichfürsErstediegrösserenArbeitenlosundmachedieSendungen über unsere Reise [Bericht einer Reise], wozu Silvia schon sehr fleissig das Material zusammenstellt, dann ein vom Bayerischen Rundfunk bestelltes Hörspiel [An den Ufern der Plotinitza]. Ich habe fest vor, meinen Kontrakt mit der DVA nurzuerneuern,wennsiemireinepermanentemonatlicheRente von mindestens dreihundert Mark geben. Sonst gehe ich zu einem anderen Verlag, der es tut und fahre mit meinen Angeboten auf. Sonst kann man sich den Luxus, Bücher zu schreiben, nicht leisten. Die Sache mit Andersch hat sich nun geklärt. Er hat meine feature [Besucht die schöne Procegovina] nicht mit Luftpost bekommen,obwohl ich es als solche aus Haifa abgeschickt habe. Aber jedenfalls ist er sehr zufrieden damit. Er ist im Augenblick in Bayern und kommt wohl im Laufe der nach Ambach. Im Augenblick ist natürlich bei uns viel Osterbetrieb. Die Kinder sind über die Ferien hier und machen uns grossen Spass. Sie amüsieren sich grossartig, vor allem mit ihren neuen herrlichen Fahrrädern, die ihnen ihr Vater [Herbert Geitner] geschenkt hat. Herbert [List] ist auch hier, fährt aber heute wieder ab. Vorgestern waren Richters abends da, gestern Bernstorffs [Lisa und Joachim von Bernstorff], donnerstags kommen sie und Herr [Walter] von Cube zum Abendessen. Wir müssen natürlich immer sehr viel erzählen, und ich freue mich, bald meine Sendungen geschrieben zu haben, weil dann alles darin sein wird und ich nicht immer wieder von vorn anfangen muss. Das Interesse für Israel ist hier ungeheuer, und längst nicht nur bei den »Intellektuellen.”

 

 
Wolfgang Hildesheimer (9 december 1916 – 21 augustus 1991)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e december ook mijn vorige blog van vandaag.

Thomas Verbogt, Eileen Myles, Michael Krüger, Gioconda Belli, Joe McGinniss, Wolfgang Hildesheimer, Anna Gavalda

De Nederlandse schrijver Thomas Verbogt werd op 9 december 1952 geboren in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Thomas Verbogt op dit blog.

Uit: Kleur van geluk

“Wat zal met mij sterven wanneer ik kom te sterven, welke hartroerende of vergankelijke vorm zal de wereld dan verliezen?’ Hierna komt er nog een zin, een lange zin, en dan is het verhaal klaar.
Ik knik en zeg dat het goed is dat hij me dit verhaal leerde kennen. Ik weet zeker dat we vrienden zijn geworden.
We hebben het alleen maar over boeken. Hij vooral over het werk van Kafka, ik over Nabokov, van wie ik een paar jaar eerder voor het eerst iets las, de verhalenbundel Lente in Fialta. Ik sloeg die open in de boekhandel en las daar over de geur die aan een dorp in zee hing. Ik las: ‘De lucht is stil en warm, met een vage branderige geur. Het zout van de zee verdrinkt in een oplossing van regen en de zee zelf is meer grauw dan zeegroen, met golven die te traag zijn om schuimend te breken.’ En ik róók die geur, de geur die in het dorp hing, de geur van de zee. Er gebeurde wat daar stond!
Hij gaat twee keer naar beneden om flessen bier te halen.
Als hij het grote raam achter hem verder openzet, komt er ergens boven in de gordijnen enige beweging en dan maakt zich uit de stof een dier los. Het lijkt een zwarte vogel, maar dat is het niet, het is een groot insect. Het maakt een geluid dat lijkt op twee vellen dik papier die tegen elkaar gewreven worden, met iets metaligs erbij, iets wat je achter je tanden voelt. Het is net alsof het zich traag laat vallen tot halverwege de raamopening, waar het even tot stilstand komt, om vervolgens weg te vliegen. We kijken het na, het verdwijnt achter de hoge heg in de tuin.
‘Heb je ooit zoiets gezien?’ vraag ik.
Hij schudt zijn hoofd, verbaasd, maar ook geamuseerd.
We hebben het er die middag niet meer over. Pas een jaar of tien later, als we samen worden geïnterviewd door een journalist van een regionaal tijdschrift. Die vraagt uiteraard hoe we elkaar hebben leren kennen. Als hij weg is, komt het insect ter sprake.
‘Het was toch een insect?’ zeg ik. ‘Geen vogel.’
‘Het was een insect. Nog nooit zag ik zo’n groot exemplaar.’

 

 
Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)

Lees verder “Thomas Verbogt, Eileen Myles, Michael Krüger, Gioconda Belli, Joe McGinniss, Wolfgang Hildesheimer, Anna Gavalda”

Thomas Verbogt, Gioconda Belli, Michael Krüger, Joe McGinniss, Wolfgang Hildesheimer, Anna Gavalda, Ödön von Horváth, John Milton

De Nederlandse schrijver Thomas Verbogt werd op 9 december 1952 geboren in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Thomas Verbogt op dit blog.

Uit: Waaitaal (Last)

“De slijter bij wie ik soms kom, doet vaak een beetje moeilijk over de wijn die hij verkoopt. Of moeilijk, nee, dat is niet het woord: artistiek – dát is het. Als we voor de schappen staan is het net alsof we naar een tentoonstelling kijken. Graag zou ik dit illustreren aan de hand van een voorbeeld, dus hoe hij over de wijnen praat, maar dat kan ik niet, want ik laat zijn woorden niet tot me doordringen. Ik kan doen alsof ik aandachtig luister, terwijl ik aan volstrekt andere dingen denk. Op het juiste moment zeg ik: ‘Doet u me daar maar een doosje van.’ Regelmatig complimnteert de slijter me vanwege mijn keuze.Laatst zei hij zelfs: ‘Heel verstandig.’
Het rare is dat wanneer ik zijn winkel verlaat, hij een ander register opentrekt. Dan kan hij zeggen: ‘Smakelijke avond.’ Ik moet daar niet moeilijk over doen, maar toch heb ik last van die woorden. Ze achtervolgen me op weg naar huis.
Gisteren sloeg hij toe tijdens het afrekenen. Hij stond al een tijdje met een fles in zijn handen, ik zag zijn mond bewegen, een keer of vier ving ik het woord ‘fruitig’ op, want sommige woorden dringen toch tot me door, en toen hij weer triomfantelijk tegen het etiket tikte, zei ik:
‘Doet u me maar een doosje. ’ Hij toetste een bedrag in op de kassa, hij sprak dat bedrag ook uit en toen zei ik waarom, geen idee: ‘Dat valt mee.’ Hij keek me aan en daar kwam het: ‘Geinig voor weinig.’ Ik voelde lichte schaamte en keek automatisch naar buiten. De hemel spuugde fel natte sneeuw tegen de winkelruit.”

 

 
Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)

Lees verder “Thomas Verbogt, Gioconda Belli, Michael Krüger, Joe McGinniss, Wolfgang Hildesheimer, Anna Gavalda, Ödön von Horváth, John Milton”

Thomas Verbogt, Gioconda Belli, Michael Krüger, Joe McGinniss, Wolfgang Hildesheimer, Anna Gavalda, Ödön von Horváth, John Milton

De Nederlandse schrijver Thomas Verbogt werd op 9 december 1952 geboren in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Thomas Verbogt op dit blog.

Uit: Als de winter voorbij is

“Het leek wel alsof je schrok,’ zegt Aimee.
‘Schrok?’
De etage waar ik ruim vijftien jaar heb gewoond, is bijna leeg. De meeste spullen zijn al naar het huis van Aimee gebracht, nog veel te veel, maar ‘die zoek ik daar wel uit’, een voornemen dat ze niet omhelsde.
‘Wat we hier kunnen doen, hoeven we daar niet meer.’
Ze houdt van het elimineren van ballast. En het meeste dat we bewaren in onze huizen, in de kasten, op zolder, in de kelder, is ballast. Misschien een poging inzicht te krijgen in onze identiteit of de betekenis van ons leven, misschien willen we denken: we zijn tenminste wat we bewaard hebben. Van veel hebben we ooit gedacht: leuk voor later. Het is veel sneller later dan we konden vermoeden en dan moet er dus veel leuk zijn, maar de dingen van toen zijn dat meestal niet, omdat ze niet eens de ruimte krijgen dat te worden.
Aimee kan enorm vragend een stapeltje brieven omhooghouden, bijeengehouden door bijvoorbeeld een rood touwtje – omdat ik ooit een rood touwtje passend vond voor die brieven, afkomstig van een geliefde die me schandalig had laten zitten, een gang van zaken die vloekte met de toon van haar brieven. En natuurlijk was ik het zelf die ervoor had gezorgd dat ze me schandalig liet zitten. Ik heb al vroeg geleerd over dit soort kwesties alsjeblieft niet te klagen.
‘Wanneer lees je die?’ Aimee stelt vragen zo dat ik de tijd neem om serieus over een antwoord na te denken.
‘Misschien wel nooit meer. Ik ben er zelfs bang voor,’ zeg ik. En ik denk erbij dat ik bang ben voor alles wat te dichtbij komt. Misschien is het geen angst, misschien wil ik het niet, maar veel van wat je niet wilt, heeft ook met angst te maken.
Aimee pakt een nieuwe vuilniszak. Paar dagen geleden stonden er dertig op de stoep, dertig loodgrijze, lompe, vormloze omhulsels van een vergeetbaar verleden.”

 

 
Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)

Lees verder “Thomas Verbogt, Gioconda Belli, Michael Krüger, Joe McGinniss, Wolfgang Hildesheimer, Anna Gavalda, Ödön von Horváth, John Milton”

Thomas Verbogt, Gioconda Belli, Michael Krüger, Joe McGinniss, Wolfgang Hildesheimer, Anna Gavalda, Ödön von Horváth, John Milton

De Nederlandse schrijver Thomas Verbogt werd op 9 december 1952 geboren in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Thomas Verbogt op dit blog.

Uit: Kleur van geluk

 ‘Het was echt zo.’
Dat zeiden we later zo nu en dan als we het over ons eerste gesprek hadden: ‘Het was echt zo.’
In de beginjaren van onze vriendschap hadden we het er nooit over. Misschien dachten we dat we het hadden verzonnen.
We waren elkaar weleens tegengekomen, maar kenden elkaar niet. Een gezamenlijke vriendin had gezegd dat het goed was als we eens zouden praten. Hij schreef verhalen en ik ook, de vriendin vond dat bijzonderder dan wijzelf, maar wie weet deed het ons goed als we eens samen over ons werk spraken.
Als ik naar hem toe fiets vraag ik me af wat er over mijn verhalen te zeggen valt. Zelf vind ik ze goed, maar ik weet dat ze nog beter kunnen worden. Misschien weet hij hoe dat moet. Zijn verhalen ken ik niet.
Het is de namiddag van een zomerse dag. Het is stil in de stad. Hij woont in een wijk die de Indische buurt wordt genoemd.
Hij heeft een smalle kamer in het huis waar hij met zijn moeder en zus woont. Zijn vader is kort daarvoor overleden.
Hij wijst me naar de enige stoel op die kamer, een gehavende fauteuil. Zelf gaat hij op het bed zitten. Tussen ons in staat een kleine tafel waarop hij twee beugelflessen bier zet. Er ligt een geel boek, een aflevering van het literaire tijdschrift Randstad. Hij wijst ernaar en zegt dat er verhalen van Jorge Luis Borges in staan. Ik ken die schrijver niet. Hij pakt het tijdschrift, slaat het open en begint een verhaal voor te lezen, ‘De ooggetuige’. Aan zijn stem merk ik dat het geen lang verhaal kan zijn.
Ineens steekt hij een vinger omhoog. ‘Hier gaat het om,’ zegt hij. ‘Indertijd was er een dag die de laatste ogen uitdoofde die Christus zagen; de slag van Junín en de liefde voor Helena stierven met de dood van een mens.”

 

 
Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)

Lees verder “Thomas Verbogt, Gioconda Belli, Michael Krüger, Joe McGinniss, Wolfgang Hildesheimer, Anna Gavalda, Ödön von Horváth, John Milton”

Gioconda Belli, Michael Krüger, Wolfgang Hildesheimer, Anna Gavalda, Ödön von Horváth, John Milton

De Nicaraguaanse schrijfster, dichteres en ex-politica Gioconda Belli werd geboren op 9 december 1948 in Managua. Zie ook alle tags voor Gioconda Belli op dit blog.

 

Niemand sucht aus

Man sucht sich das Land seiner
Geburt nicht aus,
und liebt doch das Land, wo man
geboren wurde.
Man sucht sich die Zeit nicht aus,
in der man die Welt betritt,
aber muß Spuren in seiner Zeit
hinterlassen.

Seiner Verantwortung kann sich
niemand entziehen.
Niemand kann seine Augen
verschließen, nicht seine Ohren,
stumm werden und sich die
Hände abschneiden.

Es ist die Pflicht von allen zu lieben,
ein Leben zu leben,
ein Ziel zu erreichen.

Wir suchen den Zeitpunkt nicht aus,
zu dem wir die Welt betreten,
aber gestalten können wir diese Welt,
worin das Samenkorn wächst,
das wir in uns tragen.

 

Ihn erwarten

Am Morgen
erwache ich wie eine Gazelle
freudig im Busch
und warte auf dich.

Am Mittag,
vergraben zwischen Blumen,
male ich deinen Namen
in den Bauch der Flüsse.

In der Dämmerung,
bebend vor Liebe, ducke ich mich
und warte darauf,
daß du kommst in der Nacht,
daß du kommst und dich niederläßt
wie ein Vogel auf mir
und deinen Körper
über mir schwingst
wie eine Fahne.

 

Vertaald door Anneliese Schwarzer

 


Gioconda Belli (Managua, 9 december 1948)

Lees verder “Gioconda Belli, Michael Krüger, Wolfgang Hildesheimer, Anna Gavalda, Ödön von Horváth, John Milton”