Jeroen Brouwers, Ulla Hahn, Monika Rinck

De Nederlandse schrijver Jeroen Brouwers werd geboren op 30 april 1940 in Batavia, de hoofdstad van het voormalige Nederlands-Indië (tegenwoordig Djakarta, Indonesië). Zie ook alle tags voor Jeroen Brouwers op dit blog.

Uit: Alles echt gebeurd

“Thans ben ik 371/2 jaar in leven. `Veel meegemaakt.’ Veel veroorzaakt, veel ondergaan, – oorlog en vrede, liefde en dood. Nergens thuis en toch het lichtje in de verte wel gevonden. Verdwaald en toch het spoor van broodkruimpjes wel weer aangetroffen. Eenzaam en toch bijtijds weer op het schootje kunnen klimmen. Wie nu geen huis heeft, hoeft er ook niet meer aan te beginnen. Wie nu er blijk van geeft nog altijd niets te hebben geleerd, die moet maar dom blijven. Dit is het midden mijns levens, de zomer van mijn bestaan. Al mijn knopjes zijn opengebroken, ik sta volop in de bloemen, ik verspreid een geur waarvan men zegt wel wel, ik bloei me te barsten. Ben ik gelukkig? Mij dunkt, dat is wat anders, al ben ik de laatste jaren niet ongelukkig. Ik mag niet mopperen, ten slotte, en ik mag wel dankbaar zijn ook, uiteindelijk.
Lichamelijk en psychisch behoor ik tot wat gangbaar is. Ik hoef mij niet gezeten in een wagentje of hangend tussen krukken voort te bewegen. Ik heb niet een ijzeren haak in plaats van een hand. ik ben niet astmatisch, slechthorend, kleurenblind, scheel, tandeloos, voor mijn jaren kaal. Ik word niet ontsierd door wratten, wijnvlekken, een bochel, een dwerggestalte. Ik lijd niet aan strotstank. ik ga zonder medicijnen door het leven. Ik ben precies zoals het moet en alles functioneert naar behoren. ‘Mooi’ ben ik niet. Ik ben bijvoorbeeld nogal lijvig. Geestelijk: – geen greintje gekte. Niet fobisch, niet neurotisch, niet psychotisch. Beetje bang in het donker, soms een beetje paranoia, soms wat angst bij sociaal verkeer. Nu en dan de angstdroom, nu en dan het apocalyptisch visioen. Niks aan de hand. Dankzij het feit dat ik ben ‘aangepast’ vorm ik geen gevaar op de weg. Ik ben niet verslaafd aan geestverplaatsende vochten of dampen, niet moordlustig, niet zwakbegaafd. Ik ben geen perverserik en geen maniak. Paranormale gaven bezit ik niet. Karakter: – zeer aimabel. Niks geen slechtigheid aan mij te bespeuren, attent en beleefd, geen vlieg kwaad. Wel cholerisch, niet rancuneus. Neiging tot sentimentaliteit. ‘Rouw. Sterrebeeld: Stier. Verdediger en koesteraar van de eigen plek. Waar ik woon plant ik een boom. Grote orde op zaken, afspraken worden nagekomen, man van de klok, leesbaar handschrift. Kunstminnend, maar uitermate kritisch. Zo gangbaar ben ik dus, en ook overigens heb ik geweldig geboft. ik ben van het blanke ras. Ik ben van het mannelijk geslacht. Ik ben geen homoseksueel. Ik ben geen jood. ik woon (weer) in Nederland.
De middelbare jaren stap ik lachend tegemoet. Op feestjes draag ik mijn speelpakje, bij de barbecue-party mijn blazertje, bij meer plechtige vertoningen mijn strakke pak met vest en stropdas. Haar knippen vindt op tijd en stond plaats. Zelfs een snor laat ik niet groeien, zelfs een zonnebril zet ik niet op als de zon niet schijnt. ik zou graag in een knalgele auto rijden, maar ik rijd in een decent blauwe. De zestiger jaren zijn voorbij, mijn jeugd is ook voorbij. Thans ben ik bang om op welke wijze dan ook er anders uit te zien, of mij anders te gedragen, dan gangbaar is en ‘normaal’ wordt gevonden. Mijn angst voor niet-normaalheid. Ik weet waar die wortelt.”

 

Jeroen Brouwers (30 april 1940 – 11 mei 2022)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Ulla Hahn werd geboren op 30 april 1946 in Brachthausen. Zie ook alle tags voor Ulla Hahn op dit blog.

 

Voorgeschreven

Dit verlangen
om je bij je naam te noemen
Deze angst
om je bij je naam te noemen

Dit verlangen
om woord te houden
Deze angst
slechts woord te houden

Dit verlangen naar een leven
dat geen gedicht wordt
Deze angst voor een gedicht
dat op een leven vooruitloopt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ulla Hahn (Brachthausen, 30 april 1946)

 

De Duitse dichteres en essayiste Monika Rinck werd geboren op 29 april 1969 in Zweibrücken. Zie ook alle tags voor Monika Rinck op dit blog.

 

gemoedsleer

Horen jullie dat, zo honen honingprotocollen: je kunt hier ronduit
niet in alle ruwheid naar binnen gaan. Vreemd, ik kan jullie helemaal niet horen,
omdat ik zo schreeuw, waarschijnlijk. Ik draag mijn toorn als een hertengewei
Ik heb de ruimtes waar moois gebeurde heuphoog met bouillon laten vollopen,
ik heb de fluit overblazen, de posthoorn, tegen het mondstuk sprongen
mijn lippen open. Ik woedde, ik woed. Ik rookte, ik rook. Ik zing, scherts,
kus, slaap. Ik staarde en staar in het wit. Ik heb liederen in me
en een zeis. Het is Schluss, zegt de zeis me. En alsof het
donkerder en helderder is, verschijnt het verwoeste dorp. Door de afgrond
van mijn ziel trekt een kudde. Waar is de fluit dan? Weet ik niet.
Verkneukelend vee graast op verrotte weides a a a akelige klaver.
Morgen wordt het zelf geslacht, gevild, afgeknaagd, ingemaakt,
verkondigt de zeis. Niemand gelooft hem hoewel niemand hem weerspreekt.
Het is de op zijn kop gezette, van boven tot onder vervuilde idylle.
Het schijnt dat het einde van de lieftalligheid gekomen is. Hier moet ik helaas afsluiten.
Van harte het beste wenst je maagd je toe. Watch me explode.

 

Vertaald door Miek Zwamborn

 

Monika Rinck (Zweibrücken, 29 april 1969)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e april ook mijn blog van 30 april 2020 en eveneens mijn blog van 30 april 2018 en ook mijn blog van 30 april 2016 deel 1 en eveneens deel 2.

K. P. Kaváfis, Monika Rinck

De Griekse dichter Konstantínos Petros Kaváfis werd geboren te Alexandrië (Egypte) op 29 april 1863. Zie ook alle tags voor Konstantínos Petros Kaváfis op dit blog.

 

De schreden van de Eumeniden

Te slapen ligt Nero in zijn paleis
kalm, gewetenloos en gelukkig –
in de bloei van zijn lichaamskracht
en in de mooie overvloed aan jeugd.

Maar zijn laren worden onrustig.
De kleine goden van de haard sidderen,
en ze proberen hun onbeduidende lichamen
te verbergen, klein te maken, te doen verdwijnen.
Want ze hoorden onheilspellend lawaai –
een de dood aankondigend lawaai, lawaai uit de Onderwereld –
vanaf de trap komen, en dadelijk bevroedden, voelden,
kenden de bevreesde laren, met heel hun
zwakke goddelijkheid radeloos
de vreselijke schreden van de Eumeniden.

 

De uitvaart van Sarpedon

Het hart van Zeus is vol van smart.
Patroklos bracht Sarpedon om.

De God eerbiedigde de Wil van het Lot.
Maar de vader beweent zijn ongeluk.

De onoverwinlijke zoon van Menoitios,
de Achaeërs brullend als leeuwen,
proberen het lijk te roven en als prooi
voor raven en honden te werpen.

Maar Zeus kan de vernedering niet toestaan.
Hij kan niet toelaten dat het lichaam
van zijn dierbare en geëerde zoon geschonnen wordt.

Zie, in zijn opdracht daalt van zijn wagen
op de aarde Phoibos af.
Zijn goddelijke handen redden het lijk
van Sarpedon, dragen het naar
de rivier en baden het eerbiedig.
Het stof en het geronnen bloed wordt afgespoeld
en de gestalte van de rechtvaardige
en dappere held wordt toonbaar.
Phoibos giet rijkelijk balsem van ambrosia
over het kadaver
en omhult het met Olympische
onvergankelijke gewaden. Hij sluit
zijn gapende borstwond. Hij legt
zijn leden in een kalme en bekoorlijke houding.
Hij maakt zijn huid glanzend. Met een kam
kamt hij licht zijn haar, weelderig en zwart
haar, nog niet door wit
ontsierd.

Een uitrustende jonge atleet
lijkt hij werkelijk – een jonge minnaar
dromend van vreugde en liefde
met blauwe vleugels en met een
regenboog – een jonge en welvarende echtgenoot,
gelukkig met al zijn leeftijdgenoten,
een mooie bruid zonder bruidsgift verwervend.

Nadat zijn taak vervuld was riep de God
de broeders Hypnos en Thanatos
en gaf hun opdracht Sarpedon
naar het uitgestrekte Lykië over te brengen.

In hun vaderlijke en tedere armen
namen Hypnos en Thanatos hem op
met droefenis en liefde en met voorzichtigheid
zodat niet verstoord werd de ernstige rust
van het gelaat van de dode, niet beschadigde
de grootsheid van het dappere lichaam.

De Lykiërs bogen diep voor de
voor vrees ongevoelige goden
en ze namen hun mooie zoon weer in ontvangst,
dood van geest, maar van gestalte schitterend
in bloei, welriekend en gerust.

Ze bouwden zijn graf van marmer
en op het voetstuk, in reliëf
verhaalden ervaren beeldhouwers de overwinningen
van de held en zijn vele veldtochten.

 

Vertaald door Hans Warren en Mario Molegraaf

 

K. P. Kaváfis (29 april 1863 – 29 april 1923)
Hoek met een portret en een borstbeeld in het voormalige appartement van Kaváfis in Alexandrië, nu het Kaváfis Museum.

 

De Duitse dichteres en essayiste Monika Rinck werd geboren op 29 april 1969 in Zweibrücken. Zie ook alle tags voor Monika Rinck op dit blog.

 

rododendronrododendron

Horen jullie dat, zo honen honingprotocollen, wees nou eens stil,
sukkel. Maar wat als ik de onveranderlijkheid van het gebrek ontkende?
Zou je daar klare taal voor nodig hebben. Moet je erbij slepen,
plukrijpheid, gewoven, op de glijbaan naar boven geschoven,
het kleinste detail nog, geëlektrificeerd, de signaallampjes
op de transformator van je feeling flakkerden, aan, uit, aan, uit,
aan, aan, aan, aan. Je zou er ook dichterbij moeten, zou gondel,
vork, langoustine zijn. Parasietenaantasting. Haargroei op handen,
op motorkappen en marmer. Naar beneden glijden zou er dan
ongetwijfeld ook een keer bijhoren. Hoe, bedoel je, zou
de rododendron er dan na deze glijpartij uitzien? Juist.
Wie waagde het in de archieven van het Wörlitzer Park
te snuffelen? En hoe zou hij weer terugkomen? Geheelonthouding
deelt de dandy met gepensioneerden en asceten. Maar dandy
alleen zou een aanslag overwegen. Dat je geremd bent,
klopt. Moment! Ik ben helemaal niet geremd!!! Ook dat klopt.

 

Vertaald door Miek Zwamborn

 

Monika Rinck (Zweibrücken, 29 april 1969)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e april ook mijn blog van 29 april 2019.

Gerbrand Bakker, Monika Rinck

De Nederlandse schrijver Gerbrand Bakker werd geboren in Wieringerwaard op 28 april 1962. Zie ook alle tags voor Gerbrand Bakker op dit blog.

Uit: Perenbomen bloeien wit

“Vroeger speelden we het. We hebben het jarenlang gespeeld. Tot een half jaar geleden, toen deden we het voor het laatst. Daarna had het weinig zin meer. We begonnen altijd buiten, bij de oude beuk die voor het woonkamerraam staat. De beuk was het startpunt. We legden een hand op de schors, en meestal was het Klaas die aftelde. Klaas is de oudste van ons. Klaas is tien minuten ouder dan Kees. Gerson is drie jaar jonger dan wij en hij kwam alleen, hij heeft geen tweelingbroer. Hij
heeft tweelingbroers, en dat zijn wij, Klaas en Kees.
Voor Klaas begon met aftellen, noemde een van ons het doel. Keukendeur. Knotwilgen. Kippenhok bij de buurman. Soms ook een veraf gelegen doel. Prikkeldraad tussen de twee stroken land naast ons huis. wc-raampje bij de buren. Heel soms een doel van vlees en bloed. Vader. Hond. Het nadeel van doelen van vlees en bloed is dat ze bewegen, en vooral met de hond kon dat voor problemen zorgen. Hij die in de oren van de hond het mooiste floot, won. Niet omdat hij het doel bereikte,
maar omdat het doel hem bereikte.
Gerson had altijd de moeilijkste doelen, doelen waarbij ver gelopen moest worden, met bochten en obstakels. Balken over de sloot en schrikdraad. Struiken. Graf stenen. Niet zomaar graf stenen, maar bepaalde grafstenen, waarbij je uiteindelijk met je vingers moest proberen de naam die Gerson genoemd had te ontcijferen. Gerson kwam vaak op de kleine begraafplaats die schuin tegenover ons huis op een heuveltje in het land lag. Een oeroude begraafplaats, waar maar heel zelden nieuwe grafstenen geplaatst werden. Hij kende alle grafzerken uit zijn hoofd, hij kon ze dromen. Wij niet.
Als hij een grafsteen als doel had bepaald, moesten wij met onze vingers de tekst lezen, en dat is niet eenvoudig.
‘Drie, twee, één, af,’ zei Klaas, altijd heel langzaam. Op drie sloten we onze ogen al. Op twee en één probeerden we ons het huis en de omgeving als een foto voor de geest te halen. Hoe langzaam Klaas ook aftelde, we kregen nooit echt lang genoeg de tijd om de foto af te drukken. Er zaten altijd wel grijze, wazige vlekken op de foto’s in onze hoofden. Die vlekken waren dan de plekken die we met moeite blindelings terug konden vinden. Op áf trokken we onze handen van de stam van de beuk af. Tijdens de eerste voorzichtige passen stootten we telkens tegen elkaar op. We liepen immers alle
drie op hetzelfde doel af. Maar na die eerste passen scheidden onze wegen. We hadden verschillende foto’s in onze hoofden, liepen verschillende kanten op. We probeerden geruisloos te lopen. Niets mocht onze aandacht afleiden en niets mocht de anderen erop wijzen waar we waren.”

 

Gerbrand Bakker (Wieringerwaard, 28 april 1962)

 

De Duitse dichteres en essayiste Monika Rinck werd geboren op 29 april 1969 in Zweibrücken. Zie ook alle tags voor Monika Rinck op dit blog.

 

tour de trance
mijn taak, zei ze, was de tijd te vergiftigen

hoe alles zich draaide, herhaalde, uitrekte
en ronddraaide, de warmte was a space so vast,
zo rampzalig groot, ze was arena,
waarin de resten van objecten dreven,
wilde slagen in de verte, niemand hoorde,
iedereen voelde, de golven van de schok.
waar iets ontbrak, werd alles groter,
draaide zich, draaide rond, raakte aan het slingeren
en bleef dan in het midden liggen.
de vermoeidheid was een kuur, het gewicht
van de atmosfeer, hallucinogene zwaarte
veerde, het draaide nu minder,
alsof de slagen, in dat, wat ze zijn,
voorwerp van de verdunning waren, als werd
de tijd, de verscheurde ruimte, nauwkeurig en
teder vergiftigd, in het weefsel steeg
de chemische zwakte, het schuimde,
verstikte, de witte voorraad van de korsten,
die zich vormde, wordt rijker en toxisch
vervlogen de slagen, het draait zich om,
draait zich onmerkbaar, en staat.

 

Vertaald door Miek Zwamborn

 

Monika Rinck (Zweibrücken, 29 april 1969)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e april ook mijn blog van 28 april 2021 en ook mijn blog van 28 april 2020 en eveneens mijn blog van 28 april 2019 deel 1 en ook deel 2.

K. P. Kaváfis, Monika Rinck

De Griekse dichter Konstantínos Petros Kaváfis werd geboren te Alexandrië (Egypte) op 29 april 1863. Zie ook alle tags voor Konstantínos Petros Kaváfis op dit blog.

 

De stoet van Dionysos

De kunstenaar Damon (een vaardiger
is er op de Peloponnesos niet) legt de laatste hand
aan de stoet van Dionysos in Parisch marmer.
De god voorop in heerlijke glans,
met kracht in zijn gang.
Bandeloosheid na hem. Naast Bandeloosheid
schenkt Dronkenschap uit een met klimopblad
omrankte amfoor de Satyrs wijn in.
Dichtbij hen is de verweekte Wijnzoet,
met halfgeloken ogen, slaperig.
En daarachter komen de zangers
Melodiemaker en Zoetzanger, dan Pretmaker, die nooit
de heilige fakkel die hij draagt laat doven,
en, zeer kuis, Mysterie –
Damon hakt ze allemaal uit. Ondertussen
gaan zijn gedachten telkens naar
zijn beloning van de koning van Syracuse,
drie talenten, een groot bedrag.
Als dat gevoegd wordt bij zijn andere geld
dan zal hij, als vermogend man, eindelijk in grote stijl kunnen leven,
en zal ook hij – wat een vreugde! – deel kunnen nemen
aan de politiek in het parlement en op de agora.

 

Bestemd voor de winkel

Hij wikkelde ze behoedzaam, met zorg
in kostbare groene zijde.

Rozen van robijnen, lelies van parels,
violen van amethisten. Zoals hij ze zich voorstelt,

verlangt, mooi vindt; niet zoals hij ze zag
in de natuur of ze bestudeerde. Hij zal ze laten

in de kluis als proeve van zijn gedurfde, knappe werk.
Wanneer een klant de winkel binnenkomt neemt hij

wat anders uit de etuis en verkoopt – schitterende sieraden –
armbanden, kettingen, halssnoeren en ringen.

 

Voordat de tijd hen verandert

Zij waren zeer bedroefd bij hun uiteengaan.
Zij wilden het niet zelf; het waren de omstandigheden.
De noodzaak om geld te verdienen maakte dat de een
ver weg moest gaan – naar New York of naar Canada.
Hun liefde was beslist niet dezelfde van voorheen:
geleidelijk was de aantrekkingskracht verminderd,
sterk verminderd was de aantrekkingskracht.
Maar uiteengaan, dat wilden ze niet.
Het waren de omstandigheden – Of is mogelijk het Lot
nu een kunstenaar gebleken door hen te scheiden
vóórdat hun gevoelens doven, voordat de Tijd hen verandert;
de een zal voor de ander altijd zijn en blijven
de mooie jongen van vierentwintig jaar.

 

Vertaald door Hans Warren en Mario Molegraaf

 

K. P. Kaváfis (29 april 1863 – 29 april 1923)
Portret door Nikos Engonopoulos, 1948

 

De Duitse dichteres en essayiste Monika Rinck werd geboren op 29 april 1969 in Zweibrücken. Zie ook alle tags voor Monika Rinck op dit blog.

 

honinghoon

Horen jullie dat? Zo honen honingprotocollen, roodgouden, fraai, pasteus:
kleverigheden. Pluis. Wat de honing bindt: protocollen.
Bevlokte unies op grijs- tot grijsblauwe tricotstof. Mensen.
Zullen. Hangen. Blijven. Net als zaden en pollen. Zoetheid van de lucht.
Gesuikerde haren. Wegen. Bruggen. Als ik ze uit mijn hoofd zet,
blijven ze eeuwig bestaan. Elke maat is waar in welke betekenis ook.
Maar met betrekking tot wat? Wat ’n sprongen! Barokke minimator
van verlangen. Wild veelvoud, waar duizenderlei ingevouwen is,
het wordt alleen niet omgezet. Het groeit nu door de huid heen naar buiten,
niet meer eronder. Barok. In engte, angst, schrilheid, nee schelheid,
zo veel sieraad dat je niet meer wilt en niets meer ziet:
randverlangen. Duizend bogen. Met deuken en putto’s. Parels.
En erboven. Allemaal vragen ze: en jij wilt nog willen?
Nee. Dan zeg je: nee. Je indruk is niet op waarheid gebouwd,
merkt het honingprotocol op, schier versierde zoetheid. Ging daar je
tongetje overheen? Tongde de weegschaal? Neem opnieuw de maat,
bij een minimaal teruggebracht verlangen. Je weet niets van barok. Pollen.

 

Vertaald door Miek Zwamborn

 

Monika Rinck (Zweibrücken, 29 april 1969)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e april ook mijn blog van 29 april 2020 en eveneens mijn blog van 29 april 2019.

Gerbrand Bakker, Monika Rinck

De Nederlandse schrijver Gerbrand Bakker werd geboren in Wieringerwaard op 28 april 1962. Zie ook alle tags voor Gerbrand Bakker op dit blog.

Uit: Knecht, alleen

“Onderweg naar de eerste afspraak met de seksuologe in het AMC kwam ik langs het Bastion Hotel dat in de buurt van de voormalige Bijlmerbajes staat. Ik zag het liggen vanuit de metro. Het regende, vandaar dat ik in de metro zat en niet op de fiets. In dat Bastion Hotel logeerde eens een Amerikaan uit Portland, Oregon. In dat hotel was ik eens samen met die Amerikaan. In 1998 was het. Een gelovige Amerikaan. Op een bepaald moment zei hij: ‘And what shall I do with this penis?’ Hij had het niet over zijn eigen penis, maar over de mijne. Ik heb geen antwoord gegeven. Ik dacht: doe wat je wilt. Ik vond het een vreemde vraag. Later belandden we allebei ook nog op de grond omdat de tweepersoonsbedden in Bastion Hotels tegen elkaar aan geschoven eenpersoonsbedden waren.
De seksuologe was een jonge vrouw en deze afspraak bleek een intake te zijn. We babbelden wat over en weer maar op een gegeven moment moest zij toch echt een aantal vragen van haar vragenlijst afwerken. Onder andere wanneer ik mijn eerste seksuele ervaringen gehad had en wanneer het tot de eerste penetratie gekomen was. Ik dacht daar even over na en ik keek haar aan. ‘Ik doe het met mannen,’ zei ik toen tegen haar. ‘Bij ons liggen die dingen iets anders. Misschien moet je er een andere vragenlijst bij pakken?’ Na een uurtje was de intake voorbij en maakten we een volgende afspraak.
Ik zat die dag in het AMC omdat mijn vriendin Annelore Kodde maanden eerder al ‘Wat een rotstreek!’ had geroepen. Ik was gestopt met het nemen van mijn antidepressivum omdat ik me goed voelde en omdat ik af wilde van een van de vervelendste bijwerkingen van een antidepressivum: een verminderd libido. Wrang genoeg verdween mijn libido vrijwel geheel in de maanden na het stoppen. Dat was niet de bedoeling, en natuurlijk had Annelore gelijk toen ik het haar vertelde en zij uitriep dat dat een rotstreek was. Maar een rotstreek van wie of wat? Dat wilde ik uitzoeken, samen met de seksuologe in het AMC, naar wie ik verwezen was door mijn huisarts.”

 

Gerbrand Bakker (Wieringerwaard, 28 april 1962)

 

De Duitse dichteres en essayiste Monika Rinck werd geboren op 29 april 1969 in Zweibrücken. Zie ook alle tags voor Monika Rinck op dit blog.

 

ik schrijf je, jij gesternte

stel je voor, implosies, kort daarop explosie,
jouw opgloeien, dan, hoe snel je afkoelt,
liefste, je wilt weg van me, hoe hel je bent
op de laatste dag, dan grijpt je de wind,
de donkerste versnelling, een wolk, nee,
een streep uit gas en ergens anders,
ver ver ver weg, staat iemand met een verrekijker
en berekent uit jouw einde de afstand
ver verwijderde melkwegen, terwijl jij als supernova
in een zog naar binnen gaat, waar geen licht is, waar echt niets is,
ook geen ontkomen is, geen droom meer is,
hoe zal ik, vraag ik je, hoe zal ik, zal ik dan

 

Vertaald door Miek Zwamborn

 

Monika Rinck (Zweibrücken, 29 april 1969)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e april ook mijn blog van 28 april 2021 en ook mijn blog van 28 april 2020 en eveneens mijn blog van 28 april 2019 deel 1 en ook deel 2.

K. P. Kaváfis, Monika Rinck

De Griekse dichter Konstantínos Petros Kaváfis werd geboren te Alexandrië (Egypte) op 29 april 1863. Zie ook alle tags voor Konstantínos Petros Kaváfis op dit blog.

 

Agelaos

Op het congres van Naupaktos zei Agelaos
verstandige dingen: Grieken moeten niet meer
met Grieken oorlog voeren. Dichtbij woedt
een strijd die ons bedreigt. Of Carthago
danwel Rome zegeviert, men zal zich
nadien tegen ons keren. Koning
Philippos, beschouw toch alle Grieken als uw onderdaan.
Wenst u oorlog, bereidt u zich dan voor
op de confrontatie met de overwinnaar in Italia.
De tijd is voorbij om elkaar te bevechten.
Koning Philippos, redt Griekenland.

In de vreselijke, rampzalige dagen
van Kynoskephalae, Magnesia, Pydna
zouden vele Grieken zich de wijze woorden,
die nergens op uitliepen, herinneren.

 

Vertaald door Hans Warren en Mario Molegraaf

 

Alexandrijnse koningen

Ze verzamelden zich, de Alexandriërs,
om Cleopatra’s kinderen te zien,
Caesarion en zijn broertjes
Alexander en Ptolemaeus, bij hun eerste
publieke optreden, in het Gymnasium,
waar ze tot koningen werden gekroond
temidden van de luisterrijke gelederen der soldaten.

Alexander werd koning geheten
van Armenië, Medië en de Parthen.
Ptolemaeus werd koning geheten
van Cilicië, Syrië en Phoenicië.
Caesarion stond verder naar voren,
gekleed in rozenkleurige zijde,
met op zijn borst een krans van hyacinten,
om zijn middel een dubbele rij saffieren en amethisten,
de riempjes van zijn sandalen wit, bestikt met lilaroze parels.
Híj werd geheten meer dan zijn broers,
híj werd geheten: Koning der Koningen.

 

Vertaald door Hans Boland

 

Toen de wachter het licht zag

’s Winters en ’s zomers zat hij uit te kijken
op het dak van de Atriden, de wachter. Nu heeft hij
goed nieuws. Ver weg zag hij een vuur ontvlammen.
En hij is blij; ook aan zijn inspanning komt een eind.
Het is zwaar om dag en nacht
in de warmte en in de kou, in de verte
over de Arachneon te turen naar vuur. Nu
is het verlangde teken verschenen. Als het geluk
komt geeft het minder vreugde
dan verwacht. Toch is duidelijk
dit gewonnen: we zijn verlost van hoop
en verwachting. Er staat de Atriden veel
te wachten. Men hoeft niet wijs te zijn
om dat te voorzien, nu hij het licht zag,
de wachter. Daarom: geen overdrijving.
Goed is het licht, ook zij die komen zijn goed,
hun woorden en hun daden, ook die zijn goed.
En laten we wensen dat alles in orde komt. Maar
Argos kan het zonder Atriden stellen.

Huizen zijn niet eeuwig.
Velen zullen natuurlijk van alles te zeggen hebben.
Wij moeten luisteren. Maar we zullen ons niet
voor de gek laten houden door Onmisbaar, Uniek, Groot.
Een andere onmisbare, unieke en grote
zal altijd meteen gevonden worden.

 

Vertaald door Marjoleine de Vos

 

K. P. Kaváfis (29 april 1863 – 29 april 1923)

 

De Duitse dichteres en essayiste Monika Rinck werd geboren op 29 april 1969 in Zweibrücken. Zie ook alle tags voor Monika Rinck op dit blog.

 

Berg

Horen jullie dat, zo honen honingprotocollen: Wat zal ik denken? Niets.
Je zult niet denken. Je komt er niet doorheen. Er staat een berg voor.
De berg bestaat uit vele bergen, enkele bestaan uit slijk,
sommige uit schroot, andere weer uit triolen, uit molm of kurk.
Je komt er niet doorheen. Ze groeien je, pruikenbok, over het voorhoofd,
over de ogen. Ze hebben samenhang. Je moet nu niets denken.
Maar moet ik niet denken, dat ik mij vandaag zal, omdat ik mij
morgen kan? Nee, verheug je, je zult en moet nu niets denken.
Maar stel je voor: Wat je niet denkt is duizendmaal erger
dan al het gedachte. Het komt altijd terug. Zoals een berg terugkeert,
die ik met schoepen, baggermolens en brandy, met 200-decibelsymfonieën
van Haydn, met zeer lange hortende delen, met perslucht,
koevoet en een heerschaar van zware gereedschappen voor altijd wegdroeg.
De berg zegt: Spoedig zal alles effen en vlak zijn. En komt terug.

 

Vertaald door Hélène Gelèns en Miek Zwamborn

 

Monika Rinck (Zweibrücken, 29 april 1969)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e april ook mijn blog van 29 april 2020 en eveneens mijn blog van 29 april 2019.

Gerbrand Bakker, Monika Rinck

De Nederlandse schrijver Gerbrand Bakker werd geboren in Wieringerwaard op 28 april 1962. Zie ook alle tags voor Gerbrand Bakker op dit blog.

Uit: De kapperszoon

‘Ik ben bezig met een nieuwe roman,’ zegt de schrijver met het ooit stroblonde haar.
‘Ach,’ zegt Simon.
‘Waarin een kapper het belangrijkste personage is.’
‘Hm.’
‘Dus nu wil ik vragen of ik niet hier een paar dagen zou mogen zitten.’
‘Hier?’ vraagt Simon.
‘Niet in deze stoel natuurlijk.’ Hij gebaart naar de stoel die voor het raam staat. ‘Daar bijvoorbeeld, of tegen de wand.’
‘En dan?’ vraagt Simon. Tegen de wand is uitgesloten, dat is precies de plek waar Simon niemand wil hebben, dat is de plek van waaraf ze hem in zijn rug kijken.
De schrijver met het inmiddels grijze haar komt hier al jaren. Een paar ringetjes in zijn linkeroor, zijn handen in zijn schoot gevouwen onder de kapmantel, zijn schoenen stevig op de voetensteun die tegen de plint staat. Vrijwel altijd meldt hij waarom hij in de stoel zit. Een literair festival in Londen. Een boekpresentatie op de Nederlandse ambassade in Berlijn. Een prijsuitreiking in Spanje. Hij is als Martine en Jason. Ouderwets, ergens. Er is iets, iets met andere mensen, een feest, een vakantie, een bijeenkomst, dus ga je naar de kapper. En hij is niet helemaal als Martine en Jason, want de schrijver heeft enorme vliegangst. Hij doet alles altijd met de trein. Simon wil serieus op zijn vraag ingaan, deze man is niet zomaar iemand die wat voor zich uit schrijft. Hij is een vertaald schrijver, die in het buitenland prijzen toegekend krijgt, iemand die leeft van zijn werk. Simon is, vindt hij zelf, een gemiddelde lezer. Hij heeft alle boeken van deze man in huis, domweg omdat de schrijver hem die boeken geeft. Simon heeft de romans gelezen en elke keer als de schrijver in zijn stoel zit, is hij beducht voor de vraag wat hij van deze of die roman heeft gevonden, hoewel hij ook weet dat de schrijver zoiets nooit zou doen omdat hem dat op de een of andere manier niet lijkt te interesseren. Er is één boek, Beneden is het kil, over een dochter die op een dag haar moeder in de kelder stopt omdat ze haar niet langer kan verdragen, dat hem erg beviel.
‘Je moet je niks van me aantrekken,’ zegt de schrijver.
‘Nou…’ zegt Simon.
‘Het gaat mij erom dat ik zie wat je doet, dat ik je woorden hoor gebruiken, woorden die te maken hebben met knippen en scheren, woorden die ik niet ken.’

 

Gerbrand Bakker (Wieringerwaard, 28 april 1962)

 

De Duitse dichteres en essayiste Monika Rinck werd geboren op 29 april 1969 in Zweibrücken. Zie ook alle tags voor Monika Rinck op dit blog.

 

Blussen

Horen jullie dat, zo honen honingprotocollen. Waren de hoornen
op het spoor, wilden vuur vouwen, blussen. Zodat het uitgaat.
Ai, kijk nou, de schemering. Het penseel er diep ingedoopt.
Aquamarijn. En Paynegrijs. De heidegeesten gingen slapen.
Waren op de terugweg. Nieuwe maan trad op, daarna de grote barst.
In het script, in het beeld, overal. Spanrupsen langs de lichaamsgrenzen.
Was dat zonet, gisteren, vanmorgen toen de vrouw op het open veld
de softbal wierp? Toen er geen schaduw was en haar armen
rood opgloeiden? Brandden? Wanneer waren de guirlandes? Klingklang.
Toen de vliegende draak zijn tong adderachtig uitstak en nergens,
werkelijk nergens meer vuur was? Neem de ring van je vinger,
een lichte streep of een potloodtekening? Onvolkomenheden.
En van de breuk de grote schok en het blussen, ingelijst
door de half gebluste schrik dat er iets ontbreekt, maar wat?

 

Vertaald door Miek Zwamborn

 

Monika Rinck (Zweibrücken, 29 april 1969)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e april ook mijn blog van 28 april 2021 en ook mijn blog van 28 april 2020 en eveneens mijn blog van 28 april 2019 deel 1 en ook deel 2.

Hans Warren, Monika Rinck

De Nederlandse dichter, schrijver en criticus Hans Warren werd op 20 oktober 1921 geboren in Borssele. Zie ook alle tags voor Hans Warren op dit blog.

Uit: Geheim dagboek 1949 – 1951 (Deel 3)

“7 september 1950
19 uur, in ’t hotel. Wat me overkwam toen ik een paar dagen geleden op een regenachtige avond door de Rue de Bièvre liep, heb ik nog niet genoteerd. Dat is een wat lugubere straat op de linkeroever, in een wijk die met zijn zwarte muren en in natte keien weerspiegelende schaarse gaslantarens zó dienen kan als décor voor een griezelfilm.
Het was een uur of tien. Opeens hoorde ik een meeslepend rythme, oosterse muziek. Ik zag een klein café, zinken toogje, wat zitplaatsen random. De smalle deur stond open, er waren enkel Noordafrikanen, tot op de stoep. ‘Cela vous plaît, la musique orientale?’ vraagt er een met blinkende ogen. Ik knik. ‘Ga dan toch naar binnen!’ Wat aarzelend ga ik aan het toogje staan. De patron is een Algerijn, in kennelijke staat. Er zijn drie muzikanten, een met een ‘oud’, een soort luit, een met een trom die half uit een hoes je steekt, en een jongen met een tamboerijn. Een paar dozijn fonkelende ogen kijken me aan, sommige fluwelig, vriendelijk, andere lachend, weer andere verwonderd of wat achterdochtig. Ik ben de enige Europeaan in het gezelschap. Ik kan mijn ogen niet van de luitspeler afhouden. Hij heeft een expressieve bruine kop met vlammende, blikkerende ogen, en sterk gebogen neus, en onder de donkere snor lacht zijn mond met te grote, flitsende tanden. Hij buigt zijn zwarte krullebol verliefd over zijn instrument, en hij voert het rythme op, woest, hartstochtelijk. Trom en tamboerijn moeten mee. Hij lacht me met zijn ogen toe, met die diepe glimlach die een noorderling niet ‘zomaar’ geven kan, en dan knapt de muziek abrupt af.
De patron schenkt zich voor mijn rekening een ‘fine’ in, en ik loop naar de muzikanten. ‘Had ik maar beter materiaal’ zegt de speler, wijzend op de drie of vier gesprongen snaren van zijn luit. Het is een instrument met een mooie warme klank, en hij is er een virtuoos op, maar er is met het ding geleefd. Het hout is bekrast en uitgebeten door drankvlekken. De man moet achter in de twintig zijn, de tromspeler, die een mager, benig gezicht heeft waarin veruiteenstaande reeënogen, schat ik op dertig, en de jongen met de tamboerijn op zestien. De luitist draagt een donkerrood jasje boven een khakibroek. ‘U zult nu iets moois horen’, hij begint te preludiëren.
‘Maar ga toch zitten’. De tamboerijnjongen haalt een stoel voor me, schuift die aan hun tafeltje. Ik haal m’n glas van de toog. ‘Mon ami hollandais, hóllandais!’ wordt er al geroepen, alsof ik er van door wou gaan. Daar zit ik dan.
De luitist gaat zingen, zijn stem domineert het instrument. En als bij de meeste oosterse liederen zoekt de zangstem andere wegen in een rythme dat toch ook weer past bij het strakkere rythme van de begeleiding. Zijn mond lacht als hij zingt, en zijn rose tong klapt telkens omhoog tussen die flikkerende tanden. Zijn ogen sproeien vuur, hij wiegt, buigt over zijn instrument, hij geeft de trommelspeler, wiens vingers en hand nu zó vlug gaan dat ik ze als schimmen zie waaieren, kopjes als een poes, liefkozingen, en hij plukt met meesterlijke zekerheid de fantastische melodie uit de snaren.”

 

Milieuvervuiling

Gore plastic zakken, fladderend, vastgehaakt
aan stokken in een tochtsloot ergens op Schouwen
zo’n lichtloze middag tussen Sint en Kerst:
Chileense flamingo’s.

Ooit fantaseerde ik een zwoel moeraswoud
vol orchideeën, roepen, slingers baardmos
en spiegelend onder smaragden waaierkruinen
Chileense flamingo’s.

 

De zwartkoptuinfluiter

Eigenlijk al van mijn kindertijd af
denk ik al aan mijn uitvaart.
Ik zou willen dat iedereen dan
gelukkig was, dat vreemde geluk
om iets wat te mooi is, wat pijn doet.
Ik heb mij daarbij muziek voorgesteld,
een klagende hobo van Albinoni,
of dat ik op een bandje voor jullie
een stoïsch, dankbaar gedicht voorlas;
maar eigenlijk hoop ik dat het mei zal zijn
onder hoge beuken, en heel stil,
en dat dan opeens twee zwartkopjes gaan zingen
tegen elkaar in. Laat dan niemand spreken,
want iets mooiers, iets ontroerenders
bestaat er niet op aarde.

 

Hans Warren (20 oktober 1921 – 19 december 2001)

 

De Duitse dichteres en essayiste Monika Rinck werd geboren op 29 april 1969 in Zweibrücken. Zie ook alle tags voor Monika Rinck op dit blog.

 

HEMELSE HARDHEID

Horen jullie dat, zo honen honingprotocollen. Een halve wereld uit blauw licht.
Is dat lucht of wand? Stomme vogels, mereldummy’s, ja mussen,
In kunsthars en verharder geband, in doorzichtige kubussen gegoten.
Je zou bijna huilen. Of in plaats van vogels tjilpen en springen.
Maar nog ligt er een zware slaap op jou en alleen je droom
weet van de anderen. Hij denkt voor je, bv.: Wat is een schap?
Er doelgericht iets inleggen, met één hand die zeker is en vakkundig.
Omdat het daar thuishoort, een inbreuk, zo precies passend, je huivert.
Nu lig je wakker in je tent uit geld en wil je alles betalen.
Blijf hier, wacht op het einde van de wand. Versier de randen van de dag
met sluimer, nee, erger nog, vlecht de kitsch in je haar.
Maar kijk, het kwetsbare leven ‘s morgens is niet niks!
Geen verkeerd woord, sta op, kijk uit het raam, hoe een halve wereld
uit blauw licht ontluikt, daar! Een oranjetipje landt, beeft, explodeert.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Monika Rinck (Zweibrücken, 29 april 1969)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e oktober ook mijn blog van 20 oktober 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

K. P. Kaváfis, Monika Rinck

De Griekse dichter Konstantínos Petros Kaváfis werd geboren te Alexandrië (Egypte) op 29 april 1863. Zie ook alle tags voor Konstantínos Petros Kaváfis op dit blog.

 

Τrojanen  

Ons pogen is, van wie voor rampspoed is geboren;
ons pogen is zoals van de Trojanen.
Iets krijgen wij wel voor elkaar, iets komen
wij er wel bovenop, en voelen dan
hoe er begin van moed en goede hoop is.

Maar altijd duikt er wel iets op en stopt ons af.
Achilles bij de gracht verschijnt voor onze
ogen en jaagt ons met zijn luide kreten angst aan.–

Ons pogen is zoals van de Trojanen.
Wij menen dat we, moedig, vastbesloten,
de neergang nog wel zullen keren van ons lot,
en staan daarbuiten pal en gaan de strijd aan.

Maar als de grote crisis eenmaal daar is,
gaan onze moed en vastbeslotenheid teloor;
en overstuur raakt onze ziel, verlamt dan,
en rondomheen de muren rennen wij

om zo ons leven nog te redden door de vlucht.

Maar, onze val staat vast. Boven is, op de muren,
begonnen reeds de jammerklacht. Van onze
dagen herinneringen en gevoelens wenen er.
Bitter om ons weent Priamos met Hekabe.

 

Ver weg

Graag had ik die herinnering verteld…
Maar zo vervaagd is zij allengs… haast niets is ervan over —
want ver weg, in mijn vroegste jongenstijd is zij gelegen.

Een huid die wel gemaakt leek van jasmijn…
In die augustusmaand — was het augustus? — op een avond…
Amper weet ik de ogen nog; waren ze niet diepblauw…?
Ach ja: diepblauw, als een saffier zo blauw.

 

Vertaald door Hero Hokwerda

 

Chandelier

In a room -empty, small, four walls only,
covered with green cloth-
a beautiful chandelier burns, all fire;
and each of its flames kindles
a sensual fever, a lascivious urge.

In the small room, radiantly lit
by the chandelier’s hot fire,
no ordinary light breaks out.
Not for timid bodies
the lust of this heat.

 

Vertaald door George Barbanis

 

K. P. Kaváfis (29 april 1863 – 29 april 1923)

 

De Duitse dichteres en essayiste Monika Rinck werd geboren op 29 april 1969 in Zweibrücken. Zie ook alle tags voor Monika Rinck op dit blog.

 

HOHO HORTENSIA

hoho hortensia, jij was er, als solitaire stond je
in je vaas en ik schreef je niet, jij stond te rotten
en werd toch niet kleiner. kom nu niet bij me aan
met kinderschorten of briefpapier. ik ben er toch, ik –
zorg voor je. hortensia, ken je die lampen niet,
waar je model voor staat, rond (natuurlijk rond) en
zo geliefd in clubs en retro-discotheken? ken je niet.

of een rond (jahaa, rond) ruimtestation in orion,
wie woont daarin? hoho hortensia, je raadt het niet:
frank sinatra met een schortje om, fixing drinks, bezig
met de cocktailgarde en de sodafles, woont
met zijn barcombi in jouw omgekeerd gewelfde midden,
en buiten alleen maar univers. hoor je mij, hortensia.
buiten alleen maar univers en grote zwarte zwartheid.

 

Vertaald door Monique de Waal

 

Monika Rinck (Zweibrücken, 29 april 1969)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e april ook mijn blog van 29 april 2020 en eveneens mijn blog van 29 april 2019.

Hans Warren, Monika Rinck

De Nederlandse dichter, schrijver en criticus Hans Warren werd op 20 oktober 1921 geboren in Borssele. Zie ook alle tags voor Hans Warren op dit blog.

Uit: Geheim dagboek 1949 – 1951 (Deel 3)

“1949 15 nov., aan de Noordnol.
Ik ben met dit schrift naar de zeedijk gegaan, in de overtuiging dat ik hier in de heldere atmosfeer van deze novemberdag ook helderder en meer in rust denken kan. Ik twijfel aan de juistheid van mijn veronderstelling, want hoewel ik een eenzame plek heb uitgekozen, word ik al lastig gevallen door een strandjutter die iets ziet dobberen op het water van de Honte, en die vraagt of hij mijn verrekijker even gebruiken mag. Ik heb die, onvoorzichtig genoeg, naast me neergelegd. Verder informeert hij welke vogeltjes er zo schreeuwen op het strand, en of die ook zwemmen kunnen.
Na mijn te korte antwoorden verdwijnt hij, zijn klompen klotsend over het basalt. Nu komt de zon verblindend op dit papier schijnen en valt er een zwerm minuscule insecten over me heen. Ik kijk naar de luidruchtige vogeltjes op het fijngeribbelde strand. Zwarte silhouetjes aan de blinkende vloedlijn. Ze fluiten vrolijk, en een ervan vecht met een kleine meeuw, wier wieken en uitwaaierende staart van puur zonlicht lijken. Het platgeslagen donkerbruine zeewier aan mijn voeten geurt zilt, de insectjes drijven als goudstofjes voorbij. Grote zeeschepen varen stampend langs, het water glanst verblindend, en uit mijn door de zon beschenen winterjas stijgt een lucht van warme wol.
Al deze uiterlijkheden, terwijl ik wil zoeken in mijn binnenste naar waarheden die ik in de beslotenheid van mijn kamer niet vinden kan. Nu is de man toch weg, al liet hij zijn fiets achter me staan. Kraaien krassen somber, en ver weg, in de polder, schittert de vergulde haan op de toren. Daar gaat ook Sebastiaan ergens achter een met drie paarden bespannen ploeg. Om over Sebastiaan te denken ben ik hier gekomen, om me te bezinnen over het weinig constante van mijn gevoelens. Elke nieuwe geliefde of vriend is voor mij tegelijk slavernij en bevrijding. De een verdrijft de ander, hoeveel dode genegenheden draag ik al niet in me om. Op een bepaald moment ben ik bereid alles te geven. Door een of andere oorzaak vermindert de interesse en dan sterft het gevoel af. Zelfs de grootste liefde laat nauwelijks een spoor na. Er komt een wassen beeld bij in het museum van de herinnering. Nu heerst Sebastiaan. Hij vermoedt het nog niet eens, maar ik kan van te voren precies het verloop schetsen: ik word zijn beste vriend, merk dat het nooit iets worden kan, geef het op, et l’histoire se répète, Sebastiaan in het museum.”

 

En marge

I
Ik kan alle lentes buitensluiten
als jij maar binnen mijn lichaam ligt
ik kus mijn boeken voor het venster
nu je achter mij slaapt in bed
de ogen waarmee ik je vorm daar raad
nog rood en mijn bloed nog prikkend
in alle poriën van mijn handen.
Als een bandjir stroomde mijn lichaam
nu kalmeer ik boven witte bladen
koel op mijn ogen geur van drukinkt
onhoorbare strijkstokken je adem
mijn leeftocht voor een nieuw bestaan.

heb je mij dan lief, dat je
telkens als een duif terugkeert
op de til van mijn hart

II
Sneeuw en regen stuiven door gonzende straten
mijn lippen vinden in je haar het voorjaar;
lage wolken verflarden in huilende draden
ik kniel en leg mijn hoofd in een warm nest.

maar heb je mij lief

in het park van la Malmaison
preludiëren de lijsters
je lippen krullen trots als smeedijzer
over heuvels en zwarte bossen
valt de storm uit
je ogen slaan kou en donker om me op.

in het park van la Malmaison
kloppen de spechten een rouwmars
waar ben je waar ben je
de zwaan op de vijver van Joséphine
zwelt zijn hals voor een schemerig spiegelballet.

III
Ik vecht met het woord en ik vecht met de rede
opdat je leven zult in een woning
die het wat langer uithoudt dan dit hart
ik ben verdwaald in ’t vicieuze stroomgebied van aders

en in de doolhof van mijn hersens voor
’t rechtvaardigen van je bestaan in mij.
Was je een spie onder mijn ooglid
ik wist je pijn
maar je bent een zwarte ster wier vonk
mij jaren na de dood bereikt
een woekerende cel in mijn onwetend lichaam.

 

Hans Warren (20 oktober 1921 – 19 december 2001)

 

De Duitse dichteres en essayiste Monika Rinck werd geboren op 29 april 1969 in Zweibrücken. Zie ook alle tags voor Monika Rinck op dit blog.

 

het was voorbij

het was voorbij – de zomer was het zeker
de zon kende alleen nog tegenstellingen
en waar ze weg was, was ze weg.
vanaf zondag veel koeler maar
nog niet – wat voor een licht
dat ons verlengde en de gevels
in de juiste hoek bracht, harde schaduwen
iets geometrisch – een strak ingesnoerd pakket
was de som van deze zomer – een momentje
meneer dokter benn veegt nog even
de zware rozen weg –

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Monika Rinck (Zweibrücken, 29 april 1969)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e oktober ook mijn blog van 20 oktober 2018 deel 1 en eveneens deel 2.