Peter Buwalda, Norbert Hummelt

De Nederlandse schrijver, journalist en redacteur Peter Buwalda werd geboren in Blerick op 30 december 1971. Zie ook alle tags voor Peter Buwalda op dit blog.

Uit: Verse probz (De Zwaag)

“Ooit las ik een verhaal over Norman Maller die in een hotellobby Joost Zwagerman ontmoet. Een ongewoon stuk was het, een soort interview, maar dan geschreven als een kort verhaal waarin Maller en Zwagerman rondliepen als personages. Er stonden zinnen in als: ‘Wachtend op Maller trok Zwagerman een pakje sigaretten: En: ‘Zwagerman zag dat Maller zijn gehoorapparaten uitdeed: Goed! vond ik.
Maar het beste kwam nog. Op de helft van het stuk boog Mailer zich naar Zwagerman toe en daagde hem uit om het zo te doen: schrijf je interview in de derde persoon, dat heb ik ook vaak gedaan, het levert een kort verhaal op waarvan de lezer zal smullen. Deal?
Deal, zei Zwagerman.
Tien jaar later was ik thuis bij de Zwaag. Zo noemde ik hem toen nog, we kenden elkaar pas kort. Sommige mannen vinden elkaar blindelings in voetbal, weer anderen in xenofobie, Joost en ik smeerden de contactpuntjes met Amerikaanse literatuur. Dan begon het meteen te knetteren. Zozeer te knetteren dat de Zwaag — die ik op zijn aandringen Joost was gaan noemen — een idee opperde. Waarom gaan jij en ik niet naar Philip Roth, vroeg hij, dan interviewen we hem. Samen! Deal?
Deal, stamelde ik. De weken erna troffen we voorbereidingen. Joost stelde een brief op, ik gaf via De Bezige Bij rooksignalen af aan New England, waar Roth resideerde in een blokhut. Iedere avond, vlak voor het indommelen, stelde ik me voor hoe het zou zijn, ik en Joost, samen in Roths blokhut.
Een beetje eng, toch. Ik zei dan wel Joost’ tegen de Zwaag, maar ik vond hem stiekem toch nog wel larger than life.
‘Gelukkig is Philip Roth erbij,’ zei Suzy.
Ik zweeg, en dacht: misschien is het meer wat voor een kort verhaal, eigenlijk.
‘Op de heenvlucht spraken Zwagerman en Buwalda honderduit over Roths boeken en hadden ze het heel leuk. De eerste zes uur, tenminste. Toen kwamen ze op het idee hun Engels te oefenen.
Buwalda’s Engels bleek slechter dan dat van Zwagerman, een stuk slechter zelfs, zoveel slechter dat Zwagerman een tukje wilde doen.
Tijdens de landing kwamen de vrienden te spreken over de rolverdeling tijdens het interview. Misschien moest Zwagerman de lange vragen stellen, en Buwalda de korte? In het hotel bekeken ze ter voorbereiding een oud gesprek tussen Michael Zeeman en Philip Roth. “Zeg,” blafte Roth na een meanderende essayistische vraag van Zeeman over 7he Human Stain, “heb jij dat boek wel gelezen, eigenlijk?”

 


Peter Buwalda (Brussel, 30 december 1971)

 

De Duitse dichter en schrijver Norbert Hummelt werd geboren op 30 december 1962 in Neuss. Zie ook alle tags voor Norbert Hummel top dit blog en ook mijn blog van 24 juni 2009.

 

alien

plotseling viel me de sterrenhemel op, lang niet
gezien het diepe blauwe en het felle geschitter.
het was de noordelijke van de beide hemels, myriaden
zeer heldere lichamen onbegrijpelijk ver verwijderd
en die zwak schijnende sluierachtige band, melkweg
genoemd, was werkelijk zichtbaar. daar dacht ik, het was
aan zee, wat curieus, zolang ik mij kan heugen, kwam
er toch een ruimteschip niet meer daarboven vandaan
en die cirkels, die men vroeger in zuid-engeland zo vaak
in korenvelden aantrof, al lang, werkelijk lang niks meer
van gehoord. maar de afgelopen nacht in een stortvloed
van beelden, ik lag alleen in het verkeerde bed, mijn enig
lichaam brandde aan beide kanten, waren de aliens er weer.
ik heb geen idee, hoe koud het was. we moesten weg, in alle
haast moesten we onze spullen pakken, maar waar naartoe? we
bleven hangen, het was al nacht, keulen niet de stad meer waar
we thuishoorden. ik heb geen idee hoe we ontsnapt zijn,
maar nog altijd bekijk ik de sterrenhemel met wantrouwen.

 

Vertaald door Jan Baeke

 


Norbert Hummelt (Neuss, 30 december 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e december ook mijn blog van 30 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Stefan Brijs, Norbert Hummelt

De Vlaamse schrijver Stefan Brijs werd geboren op 29 december 1969 in Genk. Zie ook alle tags voor Stefan Brijs op dit blog.

Uit: De engelenmaker

“Hun hoofd…’ zei hij langzaam, ‘hun hoofd is gespleten: En met zijn gestrekte rechterhand trok hij in een snelle beweging een verticale streep van zijn voorhoofd, recht over zijn neus, tot aan de onderzijde van zijn kin.
`Tsjak!’ zei hij daarbij.
Geschrokken deden Gunther en Seppe een pas naar achteren, terwijl Robert en Julius naar het smalle hoofd van lange Meekers bleven kijken, als zou ook dat elk ogenblik in tweeën scheuren. ‘Ik zweer het je. Je kon zo tot achter in hun keel kijken. En ook, echt waar, ook kon je hun blote hersenen zien liggen:
`Hun-wá?’ vroeg Gunther.
`Hun-her-se-nen!’ herhaalde lange Meekers en hij tikte met zijn wijsvinger op het voorhoofd van de dove jongen.
`Bwèèèk!’ riep die uit.
`Hoe zagen ze eruit?’ vroeg Robert.
`Als een walnoot. Maar dan veel groter. En slijmeriger.”
“Jeetje”, zei Julius, die een rilling over zijn rug voelde lopen.
`Als het raampje open was geweest; ging lange Meekers stoer verder en hij stak zijn arm naar voren, `had ik ze zo met mijn hand kunnen grijpen.’
De andere jongens volgden met open mond de beweging van zijn hand, die tot een klauw werd gevormd. Maar meteen daarop wees hij met diezelfde hand naar voren en stuurde zo alle blikken naar de taxi, zowat dertig meter verderop, waarvan Victor Hoppe het achterste portier opende. De dokter verdween half in de auto en kwam een paar tellen later opnieuw te voorschijn met een grote, donkerblauwe reiswieg, waaruit nog altijd een ontzettend gehuil opsteeg. Aan de twee hengsels droeg hij de wieg over het tuinpad de woning binnen, op de voet gevolgd door de taxichauffeur, die twee grote koffers meezeulde. Na een minuut of drie, waarin het op en rond het dorpsplein gonsde van de stemmen, kwam de chauffeur naar buiten, trok de voordeur achter zich dicht en haastte zich naar zijn auto om zichtbaar opgelucht weg te rijden.
In café Terminus voerde Jacques Meekers die middag het hoogste woord en gaf uitvoerig een beschrijving van wat zijn zoon had gezien, daarbij geen overdrijving schuwend. Vooral de oudere inwoners waren een en al oor en wisten te vertellen dat ook Victor Hoppe zelf een afwijking in zijn gezicht had.
`Een hazenlip, verklaarde Otto Lelieux. `Zoals zijn vader, herinnerde Ernst Liebknecht zich. “Hij lijkt trouwens als twee druppels water op hem.”

 


Stefan Brijs (Genk, 29 december 1969)

 

De Duitse dichter en schrijver Norbert Hummelt werd geboren op 30 december 1962 in Neuss. Zie ook alle tags voor Norbert Hummlt top dit blog en ook mijn blog van 24 juni 2009.

 

uitgang

niet alleen in dromen is ´t me vaak gebeurd dat
ik de uitgang door de juiste deur niet
vond in treinen stapte in de foute richting
een station dat me nog maar vaag bekend was
dat was schrikken maar de stolp zat om me heen en
ik kon me niet verroeren van die ene plek
daar ik juist een passage in een boek las begon
ik het kolken in mijn bloed te voelen ik
dwaalde in het bos en voelde warm licht
en liet me willoos naar een helling sleuren
beelden kwamen bij me op maar kwetsten niet
meer zoals gewoonlijk want onder de dode kruinen
bloeide wildernis met varens en met vingerhoed
en ik stapte weer door de straatravijnen
onoverzichtelijk ver in mijn bloed langs
vensterloze kamerrijen liep ik en
rende een poos verloren in het rond tot iets onder
mijn jas trilde ik greep ernaar met mijn
rechterhand en stond stil en ademde zwaar aan de
rand van het perron boog ik me voorover en zag de rails

 

Vertaald door Peter Holvoet-Hanssen en Jessica Manthey

 


Norbert Hummelt (Neuss, 30 december 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e december ook mijn blog van 29 december 2018.

Peter Buwalda, Norbert Hummelt

De Nederlandse schrijver, journalist en redacteur Peter Buwalda werd geboren in Blerick op 30 december 1971. Zie ook alle tags voor Peter Buwalda op dit blog.

Uit: De wethouders van Juinen. (20e Kellendonklezing)

“Neem nou bijvoorbeeld Frans Kellendonk, ik heb al zijn romans, verhalen en essays gelezen, maar ik heb geen idee of de man van scherp eten hield. Zelf heb ik op televisie verteld dat ik drie keer per week hete Thaise curry eet. En nog veel meer egocentrische, onbelangrijke, triviale onzin. Waarom eigenlijk? Om mijn roman verder te helpen, waarschijnlijk. Maar een eigenschap van goede fictie is dat ze van a tot z voor zichzelf spreekt. Een boek dat het van zijn schrijver moet hebben lijkt me een misbaksel.
Vroeger, in Kellendonks tijd en ervoor, zweefde een schrijver als een onzichtbare god boven de wateren van zijn werk. Ik had vijftien romans van Philip Roth gelezen voor ik hem op televisie hoorde vertellen wat ik eigenlijk al wist. Een maestro als Nabokov heb ik nooit zien bewegen. Die weigerde overigens uit de losse pols te praten. „Mijn stijl is het enige dat ik heb”, zei hij, en schreef daarom alles uit voor hij zijn mond opende.
Dat is nu wel anders, de schrijver van vandaag gedraagt zich als de wethouder van Juinen – u weet wel, de kleine ijdeltuit uit de sketches van Koot en Bie die zich vals glimlachend vóór zijn burgemeester elleboogt. De burgemeesters waar ik en mijn generatiegenoten pontificaal vóór staan zijn onze eigen boeken. We openbaren ons aan het publiek via quizzen en talkshows, in columns, op Facebook en Twitter, in de talloze interviews die we geven.
Die omgekeerde volgorde is even eigentijds als onnatuurlijk. Literatuur draait vanzelfsprekend om die ándere stem, om het veel krachtiger geluid dat opstijgt van de pagina. Alleen daar, op de pagina, bestaat de schrijver. Wanneer alles een beetje gelukt is achter het bureautje, zit het ego in de roman; de afzender blijft achter als een leeg geschraapte botervloot. Toch is ‘zichtbaarheid’ het mantra van iedereen die tegenwoordig een boek schrijft.
Niet dat de ouwehoerende, quizzende, koekhappende, spijkerpoepende schrijver veel te verwijten valt. Ik snap onszelf best. We leven nu eenmaal in een onvertoond mediatijdperk; kranten, tijdschriften, radio, televisie, en daarbovenop: internet met zijn social media – nooit eerder in de geschiedenis bestonden er zoveel te bestijgen podia. Het is ook een kwestie van techniek, van mogelijkheid, van vraag en aanbod, van gelegenheid die de dief maakt. Begin jaren zestig, toen Nederland nog maar twee televisienetten had, zaten ze er ook gewoon hoor, Harry Mulisch, Godfried Bomans en Hella Haasse, in een lichtvoetig taalquizje dat Hou je aan je woord heette. Zelfs zij hadden al door dat televisie een wonderkastje is. Ik heb het zelf zien gebeuren, thuis op de bank: Bonita Avenue liep al aardig, maar pas met een stevig item in De Wereld Draait Door ging de lont erin. Dat maakt het verdomde moeilijk om geen causaal verband te vermoeden tussen succes en het hebben van een bekende kop.”

 

Peter Buwalda (Blerick, 30 december 1971) 

 

De Duitse dichter en schrijver Norbert Hummelt werd geboren op 30 december 1962 in Neuss. Zie ook alle tags voor Norbert Hummel top dit blog en ook mijn blog van 24 juni 2009.

 

de eerste sneeuw

je zegt je wist al toen je naar het raam
liep het is de merel die ons daar bespiedt
zo diep als jij in mijn armen ligt hield hij

zich vliegend aan zichzelve vast nu zit hij
stil in de donkere takkenvork waar nog
sporen van iets wits resteren die zijn zeker

pas met de nacht gekomen en stuiven omlaag
als hij de tak verlaat in je slaap zeg je       
heb je de eerste sneeuw geroken maar

wat ons deed scheiden is nog niet besproken
zijn de lijsterbessen dan nog niet bijna
bevroren ik zag ze glanzen in het takkenwerk

 

Vertaald door Peter Holvoet-Hanssen en Jessica Manthey

 

Norbert Hummelt (Neuss, 30 december 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e december ook mijn blog van 30 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Peter Buwalda, Norbert Hummelt

De Nederlandse schrijver, journalist en redacteur Peter Buwalda werd geboren in Blerick op 30 december 1971. Zie ook alle tags voor Peter Buwalda op dit blog.

Uit: Otmars zonen

“Maar dan is er dus Otmar Smit uit Venlo. Wanneer de man Dolfs moeder komt ophalen voor de nieuwe James Bond of voor een cabaretvoorstelling in de Maaspoort, brengt hij altijd iets voor hem mee, meestal een bouwpakket dat precies in de roos is, het goede vliegtuig, de goede schaal, de goede wereldoorlog. Een keer blijft hij een hele zondagmiddag in de flat om Dolf aan de eettafel waarop ze kranten hebben uitgespreid voor te doen hoe je een Vickers-tweedekker opschildert. De verf zit in begeerlijke miniblikjes die Otmar koopt in een winkel in Venlo waarvan zijn moeder het bestaan niet eens vermoedt. Ze voeren ernstige gesprekken over welke lijm de beste is, uit een tube of uit een potje, en ook over de vliegtuigen zelf, of de boordmitrailleur van de schots en scheve Vickers al tussen de propellers door schoot, of de Sopwith Camel die aan visdraad boven zijn bureau hangt een beetje wendbaar was – zaken waarvoor je bij vaders moet zijn, ziet hij in.
Zonder twijfel heeft zijn moeder al eerder aanbidders gehad. De stroopwafelboer op de markt snijdt de bovenste wafel van haar zakje altijd in de vorm van een hart. De muziekleraar, een man met een glazen oog, wil dat hij de groeten doet aan zijn moeder. Verdwaalde vaders op het schoolplein maken grapjes tegen haar, wat Dolf verbaast, want zo aardig is ze niet. Wel is ze anders dan andere moeders. Om te beginnen heet ze al gek, Ulrike Eulenpesch, ‘waarom heten jullie Uilenpis,’ vraagt een jongen op school met wie hij meteen begint te vechten – maar ze praat ook gek, als het knappe zusje van prins Claus, zegt Otmar. Bij Duitse postorderbedrijven bestelt ze fleurige zijden blouses en taillehoge pantalons waaronder ze open schoenen met gouden riempjes aantrekt, zelfs als het regent. Wanneer hij in de klas zit, ziet hij haar vanuit zijn ooghoeken het schoolplein op komen, ze heeft een asblond kapsel dat ze overeind houdt met grote wolken hairspray. ‘Scheisse, hoe kan die Elnett nou al op zijn?’ roept ze vanuit het douchehok, waarna ze ’s middags samen de bus naar Venlo nemen, de Maasbrug over, en hand in hand door de Vleesstraat naar het Nolensplein lopen om bij Die 2 Brüder von Venlo nieuwe bronzen flacons te kopen, en ook meteen koffie en sigaretten en harde broden; daar houdt zijn moeder van, net als van goud en ‘geschoolde zang’. Tijdens het bedden verschonen zingt ze Duitse aria’s. ‘Jouw moeder was bij de operette in Wuppertal,’ zegt Otmar als Dolf een brutale mond geeft, ‘dus wees een beetje lief voor d’r.’
Hij doet wat hij kan. Al dacht hij toen ze nog met z’n tweeën waren niet in die termen over zijn moeder, als over iemand voor wie je extra lief moest zijn; haar karakter leent zich niet voor medelijden, ze is een vrouw die als ze verdrietig is boos wordt of gaat schoonmaken. De enige vrouwen die op haar lijken ziet hij in reclames voor shampoo van Schwarzkopf op de Duitse televisie, maar die wonen in grote huizen en gedragen zich vrolijk.”

 

Peter Buwalda (Blerick, 30 december 1971) 

 

De Duitse dichter en schrijver Norbert Hummelt werd geboren op 30 december 1962 in Neuss. Zie ook alle tags voor Norbert Hummel top dit blog en ook mijn blog van 24 juni 2009.

 

Klaprozen

zojuist was het fulda. het bleke licht van de plafondlampen
van de reiswagon wordt constant voor me weerspiegeld
in het raam. je schrijft bij jou is het bedekt en koel

mijn hartslag stoort me het bedrukte gevoel
al op de heenreis vloog het me aan buiten de weilanden
veel bos e. de wolken, wat ik ook zie, het doet mij

niet goed het oude stuwen in mijn bloed. eergisteren
was er het golvende groen e. wind op het erf hoe
de boom bewoog hoorde ik de waarschuwingskreten van de ekster

ze vloog achter me aan vanuit een ander leven er was een
boom op het erf maar op een ochtend licht e. een stem
spreekt van ver: kassel ligt achter ons. nog altijd

is het een goede twee en een half uur, rusteloos ben ik e.
ouder dan jij e. raas roerloos op göttingen af e. zie
de taluds rood van klaprozen e. kan mijn gestaag vloeiende tijd

geen van de voorbij trekkende beelden beloven.
dat e. de ondraaglijke wachttijd totdat je me na de ruzie
weer kust laat me zeker voor hildesheim bezwijken.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Norbert Hummelt (Neuss, 30 december 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e december ook mijn blog van 30 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Willy Spillebeen, Norbert Hummelt, Georg von der Vring, Daniil Charms, Heinrich Hart, Betty Paoli, Maurice Bedel

De Vlaamse dichter en schrijver Willy Spillebeen werd geboren in Westrozebeke op 30 december 1932. Zie ook alle tags voor Willy Spillebeen op dit blog.

Uit: De sfinks op de belt

“Behoedzaam zette hij de fles aan de mond, betastte met de tong de scherpe randen, dronk dan gulzig. Voelde zich doorstroomd van koelte. Een nieuw gevoel. Rust. Een soort loomheid. Het werd stilaan avond. Een warme wind stak op. Vogels vlogen in groepjes over. De zon die hij vanwege de bomen aan de overkant niet zag dan als een tam, oranje vuur, ging onder. Acht uur. Hij kon nog rustig een uur doorfietsen. Een nachtasiel zoeken. Een hooiweide met oppers. In het hooi is het heerlijk slapen. Nu wisten grootvader en grootmoeder zéker dat hij niet naar huis kwam. Tenzij ze nog zouden wachten. Nee, ze hadden reeds de school opgebeld, misschien was grootvader zelf ernaartoe. Paniek thuis. Ook op de school. De directeur, ontsteld, verwonderd, dan bang – hij was natuurlijk verantwoordelijk hiervoor, hij had nu niemand die de paraplu moest houden: ‘Ik heb Wim toch naar huis gestuurd, ja, omstreeks twee uur, ik had u verwacht, mijnheer Persoons’; ontduikend: ‘Ja, als hij niet thuis is gekomen, dan kan ik er evenmin iets aan verhelpen’; verwijtend: ‘U hebt hem niet voldoende in handen, mijnheer Persoons’. En grootvader, stokoud, doodmoe (om medelijden mee te hebben): ‘Wat moeten we doen, mijnheer directeur? Misschien durft de jongen niet naar huis komen?’. De directeur: ‘Kijk, mijnheer Persoons, de politie kan misschien tussenbeide komen, discreet natuurlijk (onze school, ziet u, wij wensen geen stunt van de vijand, eu, nja, ik bedoel… enfin… U begrijpt wel wat ik bedoel, nietwaar). Wil ik ze voor u opbellen? Tenslotte is hij een leerling van het instituut. Voorlopig kan in de omgeving worden rondgekeken. Als hij morgen nog niet terug is moeten wij zijn signalement doorgeven. Maar ik geloof niet dat hij zover weg zal zijn. Hij fietst beslist hier in de omtrek rond. Kunt u mij helpen bij het opmaken van zijn signalement? Ja? Dus, euh, verdwenen uit de school – jaja, dat breng ik in orde – de zestienjarige Wim Persoons, wonende – ja, zijn adres heb ik hier – 1,75 m, gekleed in rood sporthemd met opengeslagen boord, bruingeruite broek en zwarte lakschoenen. Persoonsbeschrijving: de jongeman heeft donker, naar achter gekamd lang haar, rond gezicht met zware kin, spitse neus, bruine ogen; o ja, een pokdalig aangezicht.Hij verplaatst zich met een rode herenfiets met versnelling, waarop vermoedelijk bruine boekentas en een pak in bruin papier waarin een schilderij geschilderd door zijn vader. Het schilderij stelt een jong meisje voor – zijn tante Jenny, zegt u, wonende Kazernestraat 19, te Gent (ja, zo ongeveer moet tantes adres zijn), och welnee, dat is niet belangrijk. De vermiste heeft identiteitspapieren bij zich en honderd frank. Het is niet onmogelijk dat hij de grens is overgetrokken.”

 

 
Willy Spillebeen (Westrozebeke, 30 december 1932)

 

De Duitse dichter en schrijver Norbert Hummelt werd geboren op 30 december 1962 in Neuss. Zie ook alle tags voor Norbert Hummel top dit blog en ook mijn blog van 24 juni 2009.

 

Nachtlied

die nacht ist wieder da, ich stehe lauschend
über mein kind gebeugt an seinem bett, um
einen atemzug mit mir hinauszunehmen, aber
alles still; die nase scheint ganz frei zu sein
kein rasseln geht, u. ist es auch nicht völlig
finster hier im zimmer, so kann ich doch das
heben oder senken der bettdecke nicht ohne
zweifel sehen. in mir ist alles ungewiß wie je
ein zwielicht, das durch die lamellen dringt.
ein bellen nebenan, ein krankenwagen sind
zeichen, daß die welt besteht. ich muß es
glauben, es ist leicht, morgen früh, wenn gott
will, hören wir wieder die ringeltaube. ihr ruf
erinnert mich .. es ist august, mein liebling,
alles still. ich weiß nur sicher, daß die dielen
knarren, so vorsichtig ich mich bewegen mag.
es ist passiert; ein kurzes schlafeszucken mit
dem fuß rührte die spieluhr an, sie singt; oder
war es meine hand, die um die decke streicht.
ein kurzes wimmern nur, damit ich gehen kann.

 

Blues

das licht brach nochmals durch die glasbausteine u.
spielte auf den fliesen, dem parkett, u. zeigte so wie
gähnend leer der raum war, denn in dem haus war
nicht mal mehr ein bett. auch war kein echo da wie
noch vor gar nicht lange, was daran liegen mochte, daß
auch niemand sprach, ich ging nur langsam durch die
leeren zimmer, während das licht durch glasbausteine
brach. die glasbausteine lange nicht gesehen, als hier
noch möbel standen, fielen sie nicht auf, es war ein
wintertag u. draußen schien die sonne, das paßte nicht
u. machte mir was aus. ich ging noch einmal durch die
leeren zimmer. dann kam von draußen auch noch der
gesang von vogelstimmen, die zu überhören mir leider
gottes nicht so ganz gelang. das licht brach nochmals
durch die glasbausteine, dies wahrzunehmen kam ich
nicht umhin, so ging ich lieber wieder in den keller, wo
noch im hobbyraum ein alter spiegel hing. da sah ich
augen, aber nicht nur meine. da tanzten welche, waren
hinter mir. es lagen erdnußlocken auf dem laminat. es
lief musik, u. eine platte sprang. ich wandte mich, doch
tanzen sah ich keine. am boden keine flips, nur staub
u. stille. u. licht, das schwach durchs kellerfenster drang.

 

 
Norbert Hummelt (Neuss, 30 december 1962)

 

De Duitse dichter, schrijver en schilder Georg von der Vring werd geboren op 30 december 1889 in Brake (Oldenburg). Zie ook alle tags voor Georg von der Vring op dit blog.

 

Nachtlied

Sage, hast du das Gras erdacht,
oder war es ein anderer Meister?
Ich habe nur dies und das gemacht,
aber hätt ‘ ich das Gras erdacht,
wäre ich wohl ein anderer Meister.
Einsame Nacht,
in eine Glockenblume zu gehn,
mitten ins Blau verwehn –

Sag hast du den Flieder erdacht,
oder war es ein anderer Meister?
Ich habe nur kleine Lieder gemacht,
aber hätt ‘ ich den Flieder erdacht,
wäre ich wohl ein anderer Meister.
Einsame Nacht,
in eine Mohnblume einzugehn,
mitten ins Rot verwehn –

Sag, hast du den Schlummer erdacht,
oder war es ein anderer Meister?
Ich habe nur Freude und Kummer gemacht,
aber hätt’ ich den Schlummer erdacht,
wäre ich wohl ein anderer Meister.
Einsame Nacht,
in deine Fernen einzugehen,
mitten ins Weltenwehn.
Gute Nacht. 

 

Wolk’ bei Wolke

Wolk’ bei Wolke türmt der Sommer.
Thron bei Thron enthüllt der Himmel.
Sichtbar bist du, Gott, geworden,
Der verborgen lag im Winter.

Heute preisen dich der Toten
Chöre und der Chor der Bienen.
Winters hört ich nur die eigne
Kehle schrein, die nach dir flehte.

Heut erhebt sich einer Grille
Süße Stimme, die dir Dank sagt.
Winters hört ich nur den eignen
Atem keuchen, der dir Lob sang.

Herrlich wär’s, Gott zu gedenken
Eines Menschen, der sein Herz
Noch zu deinem Lob erhob,
Als sein Aug ein Bad von Salz war.

 

 
Georg von der Vring (30 december 1889 – 1 maart 1968)
Zelfportret in soldatenjas, 1923

 

De Russische dichter en schrijver Daniil Charms (pseudoniem van Daniil Ivanovitsj Joevatsjov)werd geboren in  Sint-Petersburg op 30 december 1905. Zie ook alle tags voor Daniil Charms op dit blog.

The Hunters (Fragment)

Six men went hunting, but only four returned.
Two, in fact, hadn’t returned.
Oknov, Kozlov, Stryuchkov and Motylkov returned home safely, but Shirokov and Kablukov perished on the hunt.
OKNOV went around very upset the whole day and wouldn’t even talk to anyone. Kozlov walked round behind Oknov with great persistence, badgering him with all manner of questions, by which means he drove Oknov to a point of extreme irritation.
KOZLOV: Do you fancy a smoke?
OKNOV: No!
KOZLOV: Do you want me to bring you that thing over there?
OKNOV: No!
KOZLOV: Perhaps you’d like me to tell you a funny story?
OKNOV: No!
KOZLOV: Well, do you want a drink? I’ve got some tea and cognac here.
OKNOV: Not content with just having smashed you over the skull with this stone, I’ll rip your leg off as well.
STRYUCHKOV AND MOTYLKOV: What are you doing? What are you doing?
KOZLOV: Pick me up from the ground.
MOTYLKOV: Don’t you get excited now, that wound will heal.
KOZLOV: And where’s Oknov?
OKNOV (Ripping off Kozlov’s leg): I’m right here.
KOZLOV: Oh, my gosh golly!
STRYUCHKOV AND MOTYLKOV: Seems he’s ripped the leg off him as well!
OKNOV: Ripped it off and thrown it over there!

 

 
Daniil Charms (30 december 1905 – 2 februari 1942)
Portret door Alisa Ivanova Poret, 1939

 

De Duitse schrijver en criticus Heinrich Hart werd geboren op 30 december 1855 in Wesel. Zie ook alle tags voor Heinrich Hart op dit blog.

Uit: Kinder des Lichts

„Achtzehn Jahre alt … Einen Augenblick seh’ ich mich selbst ganz deutlich vor mir – die eckige, ungelenke Knabengestalt und ich höre mich rufen: Nimm mich mit, Vincenz! Damals kannt’ ich euch noch nicht, ihr Augen des frühen Todes. Aber schauernd empfand ich es dann und wann, daß ein Mensch mit diesen Augen, die immerdar in sichtlose Ferne spähten, nur hineinragte in die Dinge dieser Welt, nicht aber hineingehörte, wie wir, die aus dichterem Erdstoff Geballten. Er war ein Jahr älter als ich. Wir saßen zusammen in Prima und er gerade in der Bank hinter mir. Wenn ich mich umwandte, sah ich sein derbes, knochiges Gesicht, die Stirn halb verdeckt von dem straffen, hellblonden Haar. Es war nichts Krankhaftes an ihm; nur die Augen glänzten wie aus zartem Nebel hervor und der feine Mund paßte übel zu der starken Nase und dem kräftigen Kinn. Umgang pflegte er mit keinem von uns und so wußt’ ich wenig von ihm. Selten auch mischte er sich in unser Streitgespräch, an dem wir anderen vor Beginn des Unterrichts uns ereiferten. Aber er horchte aufmerksam zu und stets war sein Gesicht hell von einem Lächeln innerer Teilnahme. Eines Morgens, als ich mit drei Mitschülern über Gott und Unsterblichkeit mich heiser stritt, zupfte mich Vincenz plötzlich am Rock. Unwillig dreht’ ich mich um, doch sein Auge entwaffnete mich sofort. Er sprach gewöhnlich mit etwas schwerer, unbeholfener Stimme, und als ich fragte: »Was willst du?« antwortete er fast stotternd: »Du! kann ich wohl mal zu dir kommen, oder kommst du lieber zu mir?« Ich stieß nur ein Ja, ja natürlich! hervor und wandte mich wieder. An das Versprechen dacht’ ich nicht weiter. Abends aber, als ich auf meinem Zimmer hockte, fühlt’ ich eine Beklemmung, als ob ich etwas versäumt. Ich wußte nur nicht was. Auf einmal gingen mir ganz in dem Tonfall, wie ich sie gehört, die Worte durch den Sinn: Oder kommst du lieber zu mir? Und ich wiederholte innerlich drei, vier Mal: Ja, ja ich komme. Das Gefühl, das ich dabei empfand, wurde ich die ganze Nacht hindurch nicht los. Es bannte mich so, daß ich am anderen Tage, sobald ich Vincenz sah, auf ihn zustürzte und herausplatzte: Du! ich komme heut’ zu dir. Er nickte und strich mir leise über die Schulter. Nachmittags ging ich zu ihm. Er wohnte in einer schmalen Gasse, die zum Dome führte. Durch die niedere Hausthür trat ich unmittelbar in die dämmrig dunkle Küche.“

 

 
Heinrich Hart (30 december 1855 – 11 juni 1906)

 

De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Betty Paoli (eig. Barbara Elisabeth Glück ) werd geboren op 30 december 1814 in Wenen. Zie ook alle tags voor Betty Paoli op dit blog.

 

Bruch der Freundschaft

Nessun maggior dolore.

Ob auch nur schwer, doch läßt es sich verwinden,
Wenn Liebe ihren flücht′gen Schwur uns bricht.
Wie sollten mit dem Lebensfrühling nicht
Auch seine Düfte und sein Glanz verschwinden?

Ich weiß ein bänger, schmerzlicher Empfinden:
Der Freundschaft, die einst uns′rer Seele Licht,
Zu starren in das todte Angesicht,
Und wieder einsam sich im All zu finden.

Was sonst dein Herz an Freuden auch verlor,
Verglichen mit so ungeheuerm Wehe,
Schnellt jedes andern Schale hoch empor!

Dort ward doch nur Vergängliches zerschlagen;
Hier starb ein Göttliches, und schaudernd sehe
Ich die Vernichtung sich an Ew′ges wagen.

 

Den Zukunftschwärmern

Ein neues Leben, meint ihr, wird beginnen,
Wenn vor dem Licht, das eifrig ihr entfachtet,
Der Wahn, von dem die Welt jetzt noch umnachtet,
Wie Nebel vor der Sonne wird zerrinnen?

»Weht einst der Freiheit Banner von den Zinnen,
»Wird Jeder einst dem Andern gleich geachtet,
»Dann flieht der Schmerz, in dem die Menschheit schmachtet,
»Flieht alle Qual und alle Noth von hinnen.«

Vermeßt euch nicht zu viel! Ob, muthgeschwellt,
Im Kampfe wider Pfaffen und Tyrannen,
Ihr einst die letzte ihrer Burgen fällt:

Der Schmerz, er flieht darum doch nicht von dannen,
Es wäre denn ihr könntet aus der Welt
Der Leidenschaft Dämonen auch verbannen.

 

 
Betty Paoli (30 december 1814 – 5 juli 1894)
Cover

 

De Franse dichter en schrijver Maurice Bedel werd geboren op 30 december 1883 in Parijs. Zie ook alle tags voor Maurice Bedel op dit blog.

Uit: Journal de guerre – 1914-1918

« Au petit jour je remarque que la voie est gardée par des espèces de gardes nationaux vêtus de costumes mi-civils, mi-militaires. La plupart ont une capote réglementaire, mais beaucoup ont comme coiffure une casquette de cycliste ou un chapeau mou, voire un chapeau de paille. Ces braves gens ne prêtent pas à rire : ils sont, le fusil à la main, d’une gravité, d’un sérieux émouvants. À Toul, la gare est envahie de dragons, d’artilleurs, de canons, de caissons, de chevaux. Beaucoup d’ordre dans tout cela. Détail frappant : les employés de la gare font la toilette des quais, les arrosent et les balaient. Bon signe. Des fantassins gardent chaque pont, chaque aiguille, presque chaque poteau télégraphique.
2 AOÛT Nancy À Nancy où nous arrivons à 6 heures et demie, treize heures après notre départ de Paris, foule avinée, tumultueuse, dans la gare, au buffet, dans les salles d’attente. Sur un quai, gardé par des gendarmes, quelques femmes et quelques enfants : des Allemands qu’on expulse.
La foule est d’une familiarité horrible. Des hommes qui puent le vin m’interpellent : « Vous voyez cette main-là, mon lieutenant, ça en étranglera encore bien une douzaine, vous savez ! » On entend des conseils comme celui-ci : « Mon vieux, jamais deux sans trois, et puis, tu sais vise à la gueule ! » Vers 8 heures — Un train se forme pour la direction d’Épinal. De nouveaux bruits circulent : la voie est bombardée du côté de Saint-Nicolas. Des patrouilles de uhlans3 ont été vues aux abords de Nancy ! …. Que sais-je ? Dans le train je rencontre le capitaine Sainte-Claire-Deville. Enfin un homme avec qui échanger des impressions ! Il se rend dans un des forts d’Épinal4. Il est persuadé qu’Épinal, dans le plan allemand, doit être négligé et que l’attaque se fera plutôt par Verdun. Il fait un temps magnifique. Tous, nous avons la gaîté au coeur et la certitude de la victoire. Nous traversons une partie de la Lorraine, si jolie par cette belle matinée. La voie est gardée par les comiques G.V.C. (gardes des voies et communications).5 À partir de Blainville nous voyons les quais de débarquement envahis de cuirassiers de Lyon, de hussards de Tarascon. Ils sont déjà là Épinal Nous arrivons à midi à Épinal. Il y règne une animation extraordinaire. À la gare, beaucoup d’ordre. Tout a l’air de s’y passer avec une méthode merveilleuse.”

 


Maurice Bedel (30 december 1883 – 16 oktober 1954)
Portret door Maurice Nico Eekman, 1943

Willy Spillebeen, Norbert Hummelt, Georg von der Vring, Daniil Charms, Heinrich Hart, Betty Paoli, Maurice Bedel

De Vlaamse dichter en schrijver Willy Spillebeen werd geboren in Westrozebeke op 30 december 1932. Zie ook alle tags voor Willy Spillebeen op dit blog.

 

Oidipous

De holle weg was te smal voor twee wagens
en de oudste chauffeur nam de voorrang.
Er sneuvelde een spiegel. Discussies.
Toen greep de jongste ineens een geweer
en schoot zijn ‘aanrander’ neer.
Zag dat daar lag het zieltogend lichaam
van een man oud genoeg om zijn vader te zijn.
Scheurde naar een bordeel in de stad
die tussen de bomen voorbij een viersprong
met een boskapel haar skyline had.
Zag dat hij lag naast het leeggeroofd lichaam
van een vrouw oud genoeg om zijn moeder te zijn.

Ik las in de krant dat een jonge man
zich te pletter had gereden
op een viersprong tegen een boskapel.
Misschien had daar de sfinks gezeten
en had ook hij het antwoord niet geweten
op haar raadsel over de mens.

 
Willy Spillebeen (Westrozebeke, 30 december 1932)

Lees verder “Willy Spillebeen, Norbert Hummelt, Georg von der Vring, Daniil Charms, Heinrich Hart, Betty Paoli, Maurice Bedel”

Allerheiligen (Norbert Hummelt)

 

Dolce far niente – Bij Allerheiligen

 


Griekse icoon van Alle Heiligen, 18e eeuw

 

Allerheiligen

sie sperren abends lang schon nicht mehr zu; nah den laternen
sieht man, wo man tritt; weil sich die augen rasch gewöhnen
können, wirkt nach u. nach der ganze weg beleuchtet. wann

wenn nicht heute kann man zu so später stunde getrost zu seinen
lieben toten gehen. die lichte leuchten nie so dicht, so traulich
aufgestellt in bodennähe, dass man geführt wird von dem warmen
schein, wenn auch kein lebender mehr unterwegs sein wird. doch
kann ich trotzdem eines nicht verstehen. waren nicht sonst um diese
Jahreszeit die gräber vielfach schon mit torf bestreut? war ich nicht

selber einer, der da streuen ging, bis alle erde zugedeckt erschien?
jetzt liegt die krume unverhüllt; vom torf ist man gemeinhin ab-
gekommen. friert denn die erde winters nicht mehr zu? ist niemand

mehr da unten drin, dem eine warme decke guttun könnte, jetzt, wo
die tage (uhr ist umgestellt) mit einem mal rapide kürzer werden? ist
das organische schon so weit abgebaut, dass man von überresten kaum

mehr reden kann? sind pilze u. bakterien mit ihrer arbeit schon zum
schluss gekommen? das längst; doch bin ich nicht gewohnt, die dinge,
die in rede stehen, auf diese kühle art zu sehen. ist hier doch stets

der ort gewesen, wo ich den toten nahe war, in rufweite zu gott. da gab
es etwas, das durch wolken dringt. ich habe ein dreitagelicht; es ist
fast hell geworden, seit ein vogel singt; urahne, urangst, mutter u. Kind.

 


Norbert Hummelt (Neuss, 30 december 1962)
Neuss, St. Quirinus Münster

 

Zie voor de schrijvers van de 1e november ook mijn vorige blog van vandaag.

Douglas Coupland, Willy Spillebeen, Norbert Hummelt, Rudyard Kipling, Georg von der Vring

De Canadese schrijver Douglas Coupland werd geboren op 30 december 1961 in een militaire kazerne in Rheinmünster-Söllingen in Duitsland. Zie ook alle tags voor Douglas Coupland op dit blog.

Uit: Generation A

“How can we be alive and not wonder about the stories we use to knit together this place we call the world? Without stories, our universe is merely rocks and clouds and lava and blackness. It’s a village scraped raw by warm waters leaving not a trace of what existed before.

Imagine a tropical sky, ten miles high and a thousand years off on the horizon. Imagine air that feels like honey on your forehead; imagine air that comes out of your lungs cooler than when it entered.

Imagine hearing a dry hiss outside your office building’s window. Imagine walking to the window’s louvered shutters and looking out and seeing the entire contents of the world you know flow past you in a surprisingly soothing, quiet sluice of gray mud: palm fronds, donkeys, the local Fanta bottler’s Jeep, unlocked bicycles, dead dogs, beer crates, shrimper’s skiffs, barbed wire fences, garbage, ginger flowers, oil sheds, Mercedes tour buses, chicken delivery vans.

…corpses

…plywood sheets

…dolphins

…a moped

…a tennis net

…laundry baskets

…a baby

…baseball caps

…more dead dogs

…corrugated zinc

Imagine a space alien is standing with you there in the room as you read these words. What do you say to him? Her? It? What was once alive is now dead. Would aliens even know the difference between life and death?”

 

Douglas Coupland (Rheinmünster-Söllingen, 30 december 1961)

Lees verder “Douglas Coupland, Willy Spillebeen, Norbert Hummelt, Rudyard Kipling, Georg von der Vring”

Paul Bowles, Theodor Fontane, Peter Lund, Joshua Clover, Norbert Hummelt

De Amerikaanse schrijver, dichter en componist Paul Bowles werd geboren in New York op 30 december 1910. Zie ook mijn blog van 30 december 2006 en ook mijn blog van 30 december 2007en ook mijn blog van 30 december 2008 en ook mijn blog van 30 december 2009.

Uit: The Stories of Paul Bowles

“No,” the musician answered, and he played several more notes.

Amar went over to the door.

“Is there still time?” he said.

“Yes.”

He stepped inside the door. There was no light, but he could feel warm air blowing upon his face from the corridor to the right. He walked ahead, letting his hand run along the damp wall beside him. Soon he came into a large dimly lit room with a tile floor. Here and there, at various angles, figures lay asleep, wrapped in gray blankets. In a far corner a group of men, partially dressed, sat about a burning brazier, drinking tea and talking in low tones. Amar slowly approached them, taking care not to step on the sleepers.

The air was oppressively warm and moist.

“Where is the bath?” said Amar.

“Down there,” answered one of the men in the group, without even looking up. He indicated the dark corner to his left. And, indeed, now that Amar considered it, it seemed to him that a warm current of air came up from that part of the room. He went in the direction of the dark corner, undressed, and leaving his clothes in a neat pile on a piece of straw matting, walked toward the warmth. He was thinking of the misfortune he had encountered in arriving in this town at nightfall, and he wondered if his clothes would be molested during his absence. He wore his money in a leather pouch which hung on a string about his neck. Feeling vaguely for the purse under his chin, he turned around to look once again at his clothing. No one seemed to have noticed him as he undressed. He went on. It would not do to seem too distrustful. He would be embroiled immediately in a quarrel which could end badly for him.

A little boy rushed out of the darkness toward him, calling: “Follow me, Sidi, I shall lead you to the bath.” He was extremely dirty and ragged, and looked rather more like a midget than a child. Leading the way, he chattered as they went down the slippery, warm steps in the dark. “You will call for Brahim when you want your tea? You’re a stranger. You have much money….”

Amar cut him short. “You’ll get your coins when you come to wake me in the morning. Not tonight.”

“But, Sidi! I’m not allowed in the big room. I stay in the doorway and show gentlemen down to the bath. Then I go back to the doorway. I can’t wake you.”

“I’ll sleep near the doorway. It’s warmer there, in any case.”

“Lazrag will be angry and terrible things will happen. I’ll never get home again, or if I do I might be a bird so my parents will not know me. That’s what Lazrag does when he gets angry.”

“Lazrag?”

“It is his place here. You’ll see him. He never goes out. If he did the sun would burn him in one second, like a straw in the fire. He would fall down in…”

 

Paul Bowles (30 december 1910 – 18 november 1999)

 

 

Lees verder “Paul Bowles, Theodor Fontane, Peter Lund, Joshua Clover, Norbert Hummelt”

Paul Bowles, Theodor Fontane, Peter Lund, Joshua Clover, Norbert Hummelt, Douglas Coupland, Rudyard Kipling, Willy Spillebeen, Daniil Charms, Georg von der Vring, Heinrich Hart, Betty Paoli, Maurice Bedel

De Amerikaanse schrijver, dichter en componist Paul Bowles werd geboren in New York op 30 december 1910. Zie ook mijn blog van 30 december 2006 en ook mijn blog van 30 december 2007 en ook mijn blog van 30 december 2008.

 

Uit: The Sheltering Sky

 

„The difference is partly one of time, he would explain. Whereas the tourist generally hurries back home at the end of a few weeks or months, the traveler, belonging no more to one place than to the next, moves slowly, over periods of years, from one part of the earth to another. Indeed, he would have found it difficult to tell, among the many places he had lived, precisely where it was he had felt most at home. Before the war it had been Europe and the Near East, during the war the West Indies and South America. And she had accompanied him without reiterating her complaints too often or too bitterly.

At this point they had crossed the Atlantic for the first time since 1939, with a great deal of luggage and the intention of keeping as far as possible from the places which had been touched by the war. For, as he claimed, another important difference between tourist and traveler is that the former accepts his own civilization without question; not so the traveler, who compares it with the others, and rejects those elements he finds not to his liking. And the war was one facet of the mechanized age he wanted to for get.

In New York they had found that North Africa was one of the few places they could get boat passage to. From his earlier visits, made during his student days in Paris and Madrid, it seemed a likely place to spend a year or so; in any case it was near Spain and Italy, and they could always cross over if it failed to work out. Their little freighter had spewed them out from its comfortable maw the day before onto the hot docks, sweating and scowling with anxiety, where for a long time no one had paid them the slightest attention. As he stood there in the burning sun, he had been tempted to go back aboard and see about taking passage for the continuing voyage to Istanbul, but it would have been difficult to do without losing face, since it was he who had cajoled them into coming to North Africa. So he had cast a matter-of-fact glance up and down the dock, made a few reasonably unflattering remarks about the place, and let it go at that, silently resolving to start inland as quickly as possible.“

 

paulbowles

Paul Bowles (30 december 1910 – 18 november 1999)

 

De Duitse schrijver Theodor Fontane werd geboren in Neuruppin op 30 december 1819. Zie en ook mijn blog van 30 december 2008.

Uit: Der Stechlin

 Im Norden der Grafschaft Ruppin, hart an der mecklenburgischen Grenze, zieht sich von dem Städtchen Gransee bis nach Rheinsberg hin (und noch darüber hinaus) eine mehrere Meilen lange Seenkette durch eine menschenarme, nur hie und da mit ein paar Dörfern, sonst aber ausschließlich mit Förstereien, Glas- und Teeröfen besetzte Waldung. Einer der Seen, die diese Seenkette bilden, heißt »der Stechlin«. Zwischen flachen, nur an einer einzigen Stelle steil und kaiartig ansteigenden Ufern liegt er da, rundum von alten Buchen eingefaßt, deren Zweige, von ihrer eignen Schwere nach unten gezogen, den See mit ihrer Spitze berühren. Hie und da wächst ein weniges von Schilf und Binsen auf, aber kein Kahn zieht seine Furchen, kein Vogel singt, und nur selten, daß ein Habicht drüber hinfliegt und seinen Schatten auf die Spiegelfläche wirft. Alles still hier. Und doch, von Zeit zu Zeit wird es an ebendieser Stelle lebendig. Das ist, wenn es weit draußen in der Welt, sei’s auf Island, sei’s auf Java zu rollen und zu grollen beginnt oder gar der Aschenregen der hawaiischen Vulkane bis weit auf die Südsee hinausgetrieben wird. Dann regt sich’s auch hier, und ein Wasserstrahl springt auf und sinkt wieder in die Tiefe. Das wissen alle, die den Stechlin umwohnen, und wenn sie davon sprechen, so setzen sie wohl auch hinzu: »Das mit dem Wasserstrahl, das ist nur das Kleine, das beinah Alltägliche; wenn’s aber draußen was Großes gibt, wie vor hundert Jahren in Lissabon, dann brodelt’s hier nicht bloß und sprudelt und strudelt, dann steigt statt des Wasserstrahls ein roter Hahn auf und kräht laut in die Lande hinein.«

Das ist der Stechlin, der See Stechlin.

Aber nicht nur der See führt diesen Namen, auch der Wald, der ihn umschließt. Und Stechlin heißt ebenso das langgestreckte Dorf, das sich, den Windungen des Sees folgend, um seine Südspitze herumzieht. Etwa hundert Häuser und Hütten bilden hier eine lange, schmale Gasse, die sich nur da, wo eine von Kloster Wutz her heranführende Kastanienallee die Gasse durchschneidet, platzartig erweitert. An ebendieser Stelle findet sich denn auch die ganze Herrlichkeit von Dorf Stechlin zusammen; das Pfarrhaus, die Schule, das Schulzenamt, der Krug, dieser letztere zugleich ein Eck- und Kramladen mit einem kleinen Mohren und einer Girlande von Schwefelfäden in seinem Schaufenster. Dieser Ecke schräg gegenüber, unmittelbar hinter dem Pfarrhause, steigt der Kirchhof lehnan, auf ihm, so ziemlich in seiner Mitte, die frühmittelalterliche Feldsteinkirche mit einem aus dem vorigen Jahrhundert stammenden Dachreiter und einem zur Seite des alten Rundbogenportals angebrachten Holzarm, dran eine Glocke hängt.”

Fontane_neurupp

Theodor Fontane (30 december 1819 – 20 september 1898)
Standbeeld, gemaakt door Max Weise, in Neuruppin

 

 

De Duitse schrijver en regisseur Peter Lund werd geboren op 30 december 1965 in Flensburg. Zie en ook mijn blog van 30 december 2008.

 

Uit: No Sex

 

1. Szene (Ausschnitt)

Eine heruntergekommene Altbauküche, rechts halb angeschnitten ein Raum, der später Freddys Zimmer sein wird. Freddy und Sanya sitzen auf dem Küchentisch. Lange Pause.

FREDDY

(schüchtern) Fang du an.

SANYA

(fröhlich) Nein, du.

FREDDY

Nun mach schon.

SANYA

(sehr fröhlich) Du sagst doch immer, daß ich zuviel rede. (Freddy guckt strafend.) Nun sag schon: Ich bin Freddy, und das ist Blabla und so weiter.

FREDDY

Ich bin Freddy, und das ist Sanya –

SANYA

(ihn unterbrechend) Und ich rede zuviel.

FREDDY

Und wir haben ein Problem –

SANYA

Ich bin Türkin.

FREDDY

(aus dem Konzept gebracht) Darum geht es doch gar nicht.

SANYA

(ernsthaft) Aber das ist ein Problem.

FREDDY

Also, als Sanya und ich uns vor vier Wochen kennenlernten –

SANYA

Nicht unser Problem.

FREDDY

Da haben wir uns noch gedacht –

SANYA

Mein Problem.

FREDDY

Also, vor vier Monaten –

SANYA

Drei. Drei Monate und 22 Tage, um genau zu sein.

FREDDY

Möchtest du lieber erzählen?

SANYA

(fröhlich) Nein, nein. Du machst das ganz fabelhaft.

FREDDY

Kennengelernt haben wir uns also vor drei Monaten und zweiundzwanzig Tagen.

SANYA

Da sind wir zusammengezogen!

FREDDY

Mein’ ich ja.

SANYA

Kennengelernt  haben wir uns erst viel später.

FREDDY

Also, als wir zusammengezogen sind, war noch alles in Ordnung.

SANYA

Und dann haben wir uns kennengelernt, und jetzt haben wir ein Problem.“

 

lund_peter

Peter Lund (Flensburg, 30 december 1965)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en criticus Joshua Clover werd geboren op 30 december 1962 in Berkeley, California. Zie en ook mijn blog van 30 december 2008.

I come across the paving stones

The brief capital of disturbances.
And within that city lies the city
Utopia with its little sojourns
And orange sodas, Utopia with
Its watermelons and televisions.
Inside, city that holds the happiest
Disturbances of my youth behind gold
Façades. Staggering up from the river
Full of forget in the flare of evening
One sees a city where the negative
Held its court. And inside that, city which
Is little more than a theory of red
In everyday life: red suburbs, rouge
Of nostalgia, series of scrawled changes.

 

 

Early Style

 

Ruins is utopia

From the perspective of

Before melancholy

And sex at the level of

Language promenading

Around the littoral of first

Failures of the codex

Colored morning

Pointing out over this

Being being being-left-empty

 

Joshua_Clover

Joshua Clover (Berkeley, 30 december 1962)

 

De Duitse dichter en schrijver Norbert Hummelt werd geboren op 30 december 1962 in Neuss. Zie ook mijn blog van 24 juni 2009.

monolog

 

nacht ist es. drüben huschen die schatten, wir liegen wach.

woher diese innere unruhe stammt, weiß man nicht, oder?

ist es das sonnenlicht mitten im winter, das uns irgendwie

 

fertig macht? fängt jetzt das herzklopfen wieder an? hörst

du denn noch meine armbanduhr ticken? worüber denkst du

im dunkeln nach? einmal, ich wohnte noch nicht in berlin,

 

sah ich riesige schwärme krähen über der stadt am himmel

ziehen. ich ging allein durch die leere mitte, werderscher

markt, am außenamt, u. die straßen zogen mich weiter, ich

 

war nur immer zum gehen verdammt. einmal, da lebte noch

meine mutter u. wir spazierten am bahndamm entlang, da

kamen die alten gedanken wieder u. gingen mir ständig neu

 

durch den sinn, so daß ich ihr nicht gut zuhören konnte,

aber sie redete so vor sich hin. u. eine krähe rief aus den

zweigen zu einer anderen krähe im gras, was meine mutter

 

nicht gerne hörte, denn es erinnerte sie an was. drüben sehen

wir wieder die schatten, riesenhaft huschen sie an der wand

u. ich kann die unruhe spüren u. ich brauche jetzt deine hand.

 

Hummelt

Norbert Hummelt (Neuss, 30 december 1962)

 

De Canadese schrijver Douglas Coupland werd geboren op 30 december 1961 in een militaire kazerne in Rheinmünster-Söllingen in Duitsland. Zie en ook mijn blog van 30 december 2008.

 

Uit: Hey Nostradamus!

 

I believe that what separates humanity from everything else in this world — spaghetti, binder paper, deep-sea creatures, edelweiss and Mount McKinley — is that humanity alone has the capacity at any given moment to commit all possible sins. Even those of us who try to live a good and true life remain as far away from grace as the Hillside Strangler or any demon who ever tried to poison the village well. What happened that morning only confirms this.
It was a glorious fall morning. The sun burned a girly pink over the mountain ranges to the west, and the city had yet to generate its daily smog blanket. Before driving to school in my little white Chevette, I went into the living room and used my father’s telescope to look down at the harbor, as smooth as mercury, and on its surface I could see the moon dimming over East Vancouver. And then I looked up into the real sky and saw the moon on the cusp of being over-powered by the sun.
My parents had already gone to work, and my brother, Chris, had left for swim team hours before. The house was quiet — not even a clock ticking — and as I opened the front door, I looked back and saw some gloves and unopened letters on the front hallway desk. Beyond them, on the living room’s gold carpet, were some discount warehouse sofas and a lamp on a side table that we never used because the light bulb always popped when we switched it on. It was lovely, all that silence and all that calm order, and I thought how lucky I was to have had a good home. And then I turned and walked outside. I was already a bit late, but I was in no hurry.
Normally I used the garage door, but today I wanted a touch of formality. I had thought that this morning would be my last truly innocent glance at my childhood home — not because of what really ended up happening, but because of another, smaller drama that was supposed to have unfolded.
I’m glad that the day was as quiet and as average as it was. The air was see-your-breath chilly, and the front lawn was crunchy with frost, as though each blade had been batter fried. The brilliant blue and black Steller’s jays were raucous and clearly up to no good on the eaves trough, and because of the frost, the leaves on the Japanese maples had been converted into stained-glass shards.“

 

coupland

Douglas Coupland (Rheinmünster-Söllingen, 30 december  1961)

 

De Britse schrijver en dichter Joseph Rudyard Kipling werd geboren op 30 december 1865 in Bombay, India. Zie ook mijn blog van 30 december 2006 en ook mijn blog van 30 december 2007 en en ook mijn blog van 30 december 2008.

The White Man’s Burden

Take up the White Man’s burden–
Send forth the best ye breed–
Go bind your sons to exile
To serve your captives’ need;
To wait in heavy harness,
On fluttered folk and wild–
Your new-caught, sullen peoples,
Half-devil and half-child.

Take up the White Man’s burden–
In patience to abide,
To veil the threat of terror
And check the show of pride;
By open speech and simple,
An hundred times made plain
To seek another’s profit,
And work another’s gain.

Take up the White Man’s burden–
The savage wars of peace–
Fill full the mouth of Famine
And bid the sickness cease;
And when your goal is nearest
The end for others sought,
Watch sloth and heathen Folly
Bring all your hopes to nought.

Take up the White Man’s burden–
No tawdry rule of kings,
But toil of serf and sweeper–
The tale of common things.
The ports ye shall not enter,
The roads ye shall not tread,
Go mark them with your living,
And mark them with your dead.

Take up the White Man’s burden–
And reap his old reward:
The blame of those ye better,
The hate of those ye guard–
The cry of hosts ye humour
(Ah, slowly!) toward the light:–
“Why brought he us from bondage,
Our loved Egyptian night?”

Take up the White Man’s burden–
Ye dare not stoop to less–
Nor call too loud on Freedom
To cloke your weariness;
By all ye cry or whisper,
By all ye leave or do,
The silent, sullen peoples
Shall weigh your gods and you.

Take up the White Man’s burden–
Have done with childish days–
The lightly proferred laurel,
The easy, ungrudged praise.
Comes now, to search your manhood
Through all the thankless years
Cold, edged with dear-bought wisdom,
The judgment of your peers!

Kipling

Rudyard Kipling (30 december 186518 januari 1936)

 

 

De Vlaamse dichter en schrijver Willy Spillebeen werd geboren in Westrozebeke op 30 december 1932. Zie ook mijn blog van 30 december 2006 en ook mijn blog van 30 december 2007 en en ook mijn blog van 30 december 2008.

 

Aarde

 

Aarde mijn vrouw. In je voren
viel het zaad, rijpt het graan.
Jouw schoot is de hoeve waarover
de tijd in seizoenen gaat:
gestalten van licht en schaduw,
veel licht, dat vloeit, overstroomt,
en brandt als bloed in de aders,
dan zand wordt of stollend lood.

 

Aarde mijn vrouw. Hoe geuren
de bossen, een houtduif koert.
Haar roep is het moe losscheuren
uit je schoot en de stilte bloeit
diep in het water van de avond.
Aarde, je lijf smaakt naar brood.
Vrouw, die ik aarzelend nader,
jouw schoot wordt mijn bloeiende dood.

 

spillebeen

Willy Spillebeen (Westrozebeke, 30 december 1932)

 

De Russische dichter en schrijver Daniil Charms (pseudoniem van Daniil Ivanovitsj Joevatsjov) werd geboren in  Sint-Petersburg op 30 december 1905. Zie ook mijn blog van 30 december 2007  en en ook mijn blog van 30 december 2008.

 

The Red-Haired Man 

 

There was a red-haired man who had no eyes or ears.

Neither did he have any hair, so he was called red-haired theoretically.

 

He couldn’t speak, since he didn’t have a mouth. Neither did he have a nose.

He didn’t even have any arms or legs. He had no stomach and he had no back and he had no spine and he had no innards whatsoever. He had nothing at all!

 

Therefore there’s no knowing whom we are even talking about.

In fact it’s better that we don’t say any more about him.

 

 

PUSHKIN AND GOGOL

 

GOGOL: (Falls onto stage from the wings and lies quietly.)

PUSHKIN: (Enters, stumbles over Gogol and falls.) The Devil! It seems I’ve stumbled over Gogol!

GOGOL: (Rises.) How disgusting! You can’t even rest. (Walks, stumbles over Pushkin and falls.) It seems I’ve stumbled over Pushkin!

PUSHKIN: (Rising) Not a minute of peace! (Walks, stumbles over Gogol and falls.) The Devil! It seems I’ve stumbled over Gogol again!

GOGOL: (Rising) Always drunk! (Walks, stumbles over Pushkin and falls.) How disgusting! Again it’s Pushkin!

PUSHKIN: (Rising) Hooliganism! Sheer hooliganism! (Walks, stumbles over Gogol and falls.) The Devil! Again it’s Gogol!

GOGOL: (Rising) This is sheer mockery! (Walks, stumbles over Pushkin and falls.) Again it’s Pushkin!

PUSHKIN: (Rising) The Devil! Really, the Devil! (Walks, stumbles over Gogol and falls.) Gogol!

GOGOL: (Rises.) Disgusting! (Walks, stumbles over Pushkin and falls.) Pushkin!

PUSHKIN: (Rising) The Devil! (Walks, stumbles over Gogol and falls off stage.) Gogol!

GOGOL: (Rising) Disgusting! (Exits.)

(From off stage is heard Gogol’s voice: “Pushkin!”)

 

kharms01

Daniil Charms (30 december 1905 – 2 februari 1942)

 

De Duitse dichter, schrijver en schilder Georg von der Vring werd geboren op 30 december 1889 in Brake (Oldenburg). Zie en ook mijn blog van 30 december 2008.

 Oktoberrose

Oktoberrose, schöne
Und letzte Künderin,
Wo sind des Sommers Töne,
Wo seine Lieder hin?

Ob ich an dich gedenke,
Ob sich dein Duft bewahrt,
Die herbstlichen Geschenke
Sind all von deiner Art.

Es kommt eine Wind von Osten,
Der weht dich aus der Zeit.
Die Gartentore rosten
Vor deiner Ewigkeit.

Vor Ostern

Der volle Mond rollt übern Berg,
ich hab es wohl gesehen,
auch sah ich einen Baum als Zwerg
weit in der Ebene stehen.

Die Nacht im März ist klar und kalt.
Viel Gräser müssen frieren.
Ach möchten doch die Veilchen bald
das junge Gras verzieren.

Dass ich vor Tag und wo ich steh
am Zaun viel blaue Nester seh
und Laub, sie zu umhüllen,
und Küsse, die sie füllen.

VonDerVring

Georg von der Vring (30 december 1889 – 1 maart 1968)

 

De Duitse schrijver en criticus Heinrich Hart werd geboren op 30 december 1855 in Wesel. Zie en ook mijn blog van 30 december 2008.

 

Uit: Ein Lyriker à la mode (Samen met zijn broer Julius)

 

Diese Massenproduktion müßte Bedenken erregen auch dann, wenn wir es mit lauter Meisterschöpfungen zu thun hätten, weil selbst des Guten zu viel geschehen kann, in Wirklichkeit jedoch stehen wir einer Sündfluth todter Mittelmäßigkeit gegenüber. Das hat ein anderes Preisausschreiben an den Tag gebracht. Eine Aufforderung nämlich der “Deutschen Zeitung” in Wien, ein Lied zu schreiben, das den für die Wahrung ihres Deutschthums kämpfenden Österreichern zur Volkshymne werden könnte, eine Aufforderung also, die mancherlei Unkenntniß verräth, von poetischem Schaffen sowohl, wie von der Natur des Volksgeistes, hat gleichwohl nicht mehr und nicht weniger als 1500 Gedichte ins Leben gerufen. Und von diesen 1500 wurden drei für preiswürdig erkannt, welche, sobald sie veröffentlicht erschienen, von der gesammten Kritik fast einstimmig als Erzeugnisse dilettantischer Mache verurtheilt sind. Nun mag es zugegeben werden, daß unter den nichtgekrönten Liedern dieses oder jenes die gekrönten weit überragte, aber die Mehrzahl muß ohne Zweifel, – die geachteten Namen der Preisrichter lassen wohl das Zugeständniß eines Fehlers, aber nicht einer völligen Verkehrtheit zu, – noch unter das Niveau der auserwählten eingeordnet werden. Ein maßloses Ueberwuchern von Mittelmäßigkeit und Dilettantismus läßt sich demnach schwerlich läugnen, ebensowenig die Gefahr, welche jede einseitige Ueberwucherung zur Folge hat, es fragt sich nur, was die Gefahr in diesem Falle bedeutet. Unmittelbar ist es zunächst die Literatur, die Poesie, welche zu leiden hat. Allerdings kann der Unterschied zwischen wahrer und dilettantischer Poesie nicht durch eine Gleichung bestimmt, nicht wie an einem Skelett demonstrirt werden, denn das, was metrische Zeilen zu einem Gedicht macht, dieses innerste Sein der Poesie, steht über dem Erkennen, – wohl aber giebt es einzelne Eigenschaften, welche jedem Kunstwerk unerläßlich sind. Das sind Wahrheit der Empfindung, innige Verschmelzung von Form und Inhalt und eigenartige Persönlichkeit; Mangel an einer dieser Eigenschaften charakterisirt den Dilettanten.“

 

Hart

Heinrich Hart (30 december 1855 – 11 juni 1906)
Boekomslag, Heinrich en Julius Hart

 

 De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Betty Paoli (eig. Barbara Elisabeth Glück ) werd geboren op 30 december 1814 in Wenen. Zie en ook mijn blog van 30 december 2008.

Im Winter

Wiesengrund und Bergeshöh’
Liegen wie begraben,
Auf dem schimmernd weißen Schnee
Tummeln sich die Raben.

Mag die Sonne auch ihr Licht
Fernehin entsenden,
Es erquickt und wärmet nicht,
Kann nur schmerzlich blenden.

Dicht vor meinem Fenster steht
Eine schlanke Linde,
Mit Demanten übersä’t
Stöhnet sie im Winde.

An die Scheiben pocht sie leis’,
Leis’ wie Glöckchen läuten;
Was sie sagen will, ich weiß
Mir es wohl zu deuten.

Arme Linde! Tag und Nacht
Scheinst du mir zu klagen:
»Dürft ich doch, statt todter Pracht,
Wieder Blüthen tragen!«

paoli

Betty Paoli (30 december 1814 – 5 juli 1894)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 30 december 2008.

 

De Franse dichter en schrijver Maurice Bedel werd geboren op 30 december 1883 in Parijs.