Tonnus Oosterhoff, Stéphane Mallarmé

De Nederlandse dichter en schrijver Tonnus Oosterhoff werd geboren in Leiden op 18 maart 1953. Zie ook alle tags voor Tonnus Oosterhoff op dit blog.

 

Wij hebben in verzegeld aardewerk

Wij hebben in verzegeld aardewerk
tweeduizend jaar oude bienen met zeventien vleugelen
en tweeëntwintig pootjes gevonden, in verzegeld
aardewerk gevonden en benoemd; benoemd
hoe in Artis de tijd is begonnen te vliegen.
We bestudeerden de avondklok de avondklok
nam zijn raderen onder zijn armen, vluchtte de nacht in.

Want een verschijnsel met twee voelhorentjes draait
zijn kopje en is het oude niet meer.
Het gedraagt zich tegenover het wezen ervoor
als ernaast. Het herkent ernaast niet maar eet het.

Wat wij verbinden valt in ons gele doodshoofd weer
uit en uiteen. Echter in het doodshemd van zakken
vol enen en nullen past meer dan erin kan,
zuinig met bijfiguren omspringen, dat is onzinnig.

 

Ik zit met stil lichaam

Ik zit met stil lichaam, korte armen en palmen,
maar heel lange vingers in mijn ouderwetse rookstoel.
dampweten dampweette gedampweet
dampweten deurklopper doodklap.
Rooksociëteit De Dampkring.

Waar bewaart u uw koffer? Onder het bed?
Onder het bed of op zolder?
Ik heb de ruit met een stok
stuk geslagen en ontmoette veel
rennende mensen die hun plaats niet verlieten.

 

Onafzienbaar doodsbed met luchtpomp

Onafzienbaar doodsbed met luchtpomp,
het lijk is er wegens overcompleet
onder gaan liggen.

Humor
heb je of heb je niet
onder de wriemelpootjes van het gras
ook als je je dag eens niet hebt.

Nu verlaat me niet meer.
Sta om me heen en dring in me
pijn stiller geen is er

 

Tonnus Oosterhoff (Leiden, 18 maart 1953)

 

De Franse dichter Stéphane Mallarmé werd geboren in Parijs op 18 maart 1842. Zie ook alle tags voor Stéphane Mallarmé op dit blog.

 

Grafsteen van Charles Baudelaire

De diep bedolven tempel laat de grafmond gapen
Van een riool dat modder en robijnen braakt
Waar gruwelijk een god Anubis uit ontwaakt
Om zijn laaiende bek met woest geblaf te schrapen

Of heeft het nieuwe gas de loense dot herschapen
Die om gij weet het welke schandvlek wordt gewraakt
Tot een schel licht waarin een eeuwig schaambeen blaakt
Waarvan de vlucht met de lantaarn mee vreemd gaat slapen

Welk loof verdroogd in avondloze steden bidt
Zo vroom voor zijn gedachtenis als zij er zit
Tegen het marmer tevergeefs van Baudelaire

Afwezig uit de sluier huiverend om haar
Deze zijn Schaduw zelf een gift te zijner ere
Altijd door ons te ademen zelfs met lijfsgevaar.

 

Vertaald door Paul Claes

 

Stéphane Mallarmé (18 maart 1842 – 9 september 1898)
Portret door Auguste Renoir, 1892

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e maart ook mijn blog van 18 maart 2020 en eveneens mijn blog van 18 maart 2019 en ook mijn blog van 18 maart 2018 deel 2 en eveneens deel 3 en ook mijn blog van 18 maart 2017 deel 3.

T. S. Eliot

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

Song

When we came home across the hill
No leaves were fallen from the trees;
The gentle fingers of the breeze
Had torn no quivering cobweb down.

The hedgerow bloomed with flowers still,
No withered petals lay beneath;
But the wild roses in your wreath
Were faded, and the leaves were brown.

 

Preludes

III

You tossed a blanket from the bed,
You lay upon your back, and waited;
You dozed, and watched the night revealing
The thousand sordid images
Of which your soul was constituted;
They flickered against the ceiling.
And when all the world came back
And the light crept up between the shutters
And you heard the sparrows in the gutters,
You had such a vision of the street
As the street hardly understands;
Sitting along the bed’s edge, where
You curled the papers from your hair,
Or clasped the yellow soles of feet
In the palms of both soiled hands.

IV

His soul stretched tight across the skies
That fade behind a city block,
Or trampled by insistent feet
At four and five and six o’clock;
And short square fingers stuffing pipes,
And evening newspapers, and eyes
Assured of certain certainties,
The conscience of a blackened street
Impatient to assume the world.

I am moved by fancies that are curled
Around these images, and cling:
The notion of some infinitely gentle
Infinitely suffering thing.

Wipe your hand across your mouth, and laugh;
The worlds revolve like ancient women
Gathering fuel in vacant lots.

 

Tante Helen

Mijn tante Helen Slingsby is nooit getrouwd.
Ze woonde in een klein huis bij een chic plein
Onder de hoede van een viertal knechten.
Toen zij stierf, werd het stil in de hemel
En stil aan haar eind van de straat.
De blinden gingen dicht en de lijkbezorger veegde zijn voeten –
Hij had zoiets al eerder meegemaakt.
Er werd naar behoren gezorgd voor de honden,
Maar kort daarop stierf ook de papegaai.
De Saksische klok op de schouw tikte door
En de huisknecht zat op de eettafel
Met op zijn knieën de tweede dienstmeid –
Die zo oppassend was geweest toen haar meesteres nog leefde.

 

Vertaald door Paul  Claes

 

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
Portret door Patrick Heron, 1949

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e september ook mijn blog van 26 september 2018 en ook mijn blog van 26 september 2017 en eveneens mijn blog van 26 september 2015 deel 2.