Arnon Grunberg, Paul van Ostaijen, Hugo Ball, Danilo Kiš, Jane Bowles, Ishmael Reed

De Nederlandse schrijver Arnon Grunberg werd geboren in Amsterdam op 22 februari 1971. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007 en ook mijn blog van 22 februari 2008 en ook mijn blog van 22 februari 2009.

 

Uit: Tirza

 

De gasten druppelen later binnen dan Hofmeester verwachtte. Het is half acht en er is nog niemand. Daarom eet hij de eerste portie gebakken sardines zelf maar op. Eigenlijk had hij pas later op de avond willen beginnen met het bakken van de sardines, maar hij had zich niet in kunnen houden. Drie sardines heeft hij al op. Hij eet de graat mee. Je merkt er weinig van, het zijn zulke kleine visjes.
Hij loopt naar Tirza’s kamer om haar een versgebakken sardientje aan te bieden. Ze heeft een zwarte jurk aan die al jaren in haar kast hangt, niet de jurk die hij samen met haar voor dit feest heeft aangeschaft. Een van driehonderd euro met bijpassende schoenen van bijna hetzelfde bedrag.
Hij moet teleurgesteld hebben gekeken, want ze slaat een arm om hem heen en zegt: ‘Ik doe hem nog weleens aan, pap, maar vanavond staat hij me niet.Vanavond gaat echt niet. Ik ben er niet voor in de stemming. Het is gewoon niet de jurk die bij deze avond hoort.’
Hij glimlacht grootmoedig met het bord sardientjes in zijn hand. ‘Maar we hebben hem voor deze avond gekocht, Tirza, speciaal voor jouw feest,’ zou hij willen zeggen. Hij zwijgt. Zijn teleurstellingen zijn zijn zaak. Ze moeten onzichtbaar blijven voor de wereld. Als Tirza zich omdraait, glimlacht haar vader nog steeds, schijnbaar onaangedaan. ‘Jou staat alles,’ zegt hij en laat haar alleen.
Hofmeester opent de badkamerdeur. Ibi is in bad gaan liggen met de Elle, het soort damestijdschrift dat ze vroeger verachtte.
‘Papa,’ roept ze, ‘kun je niet kloppen?’
Hij laat zijn blik gedachteloos over haar lichaam glijden, een paar seconden staart hij naar haar buik.‘Sorry,’ zegt hij,‘ben je zwanger?’
‘Papa,’ roept ze, ‘stel niet dat soort rare vragen en laat me alleen.’
Hij sluit de badkamerdeur en gaat zijn slaapkamer binnen. De echtgenote weet nog altijd niet wat ze zal aantrekken. Om de moeilijke beslissing uit te stellen – misschien schiet haar plotseling iets te binnen – föhnt ze eerst haar haren.Vrijwel naakt zit ze voor de spiegel in de slaapkamer, de föhn losjes in haar handen. Een nasmeulende peuk in een asbak.Kennelijk heeft ze de asbakken ergens gevonden.“

 

arnon-grunberg300

Arnon Grunberg (Amsterdam, 22 februari 1971)

 

 

De Vlaamse dichter en schrijver Paul van Ostaijen werd geboren in Antwerpen op 22 februari 1896. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007 en ook mijn blog van 22 februari 2008 en ook mijn blog van 22 februari 2009.

 

VORST

 

Is Vorst

         breken scherp en helder de stenen rijen

         wegen scheuren

Schel schelt de schel

         van de trem in de duizelruimte

         hoge hoepel

         staalhemel   staalhelm

Naar klare spanbanen strammen stappen

         laarzen slaan de straat tot luide ruimte

 

Is Vorst

         breken stenen scherp

         slaan laarzen klaar

         schellen de schellen schel

         helder

 

                  helder

                            helder

         duizelruimte luidt

 

 

 

ARCHAÏSCHE PASTORALE

 

Ter kerk ging

de kleine jonkvrouw

                   in haar linkerhand draagt zij

                   voor de kleinsten suiker en zoethout

 

             &n
bsp;     in haar rechter   haar hart

                   roza suikergoed

                               voor Onze Lieve Vrouw

 

en heel wit

           kaarswit

zo is zij

           simpele zang

           in haar oranje franjeskleed

           het blauwe lint is blauw toch

Blauw

 

 

Avondgeluiden


Er moeten witte hoeven achter de zoom staan

van de blauwe velden langs de maan

’s avonds hoort gij aan de verre steenwegen

paardehoeven

dan hoort gij alles stille waan

van verre maanfonteinen zijpelt plots water

-gij hoort plots het zijpelen

van avondlik water –

de paarden drinken haastig

en hinniken

dan hoort men weer hun draven stalwaarts

 

van_ostaijen

Paul van Ostaijen (22 februari 1896 – 18 maart 1928)

 

De Duitse dichter en schrijver Hugo Ball werd geboren op 22 februari 1886 in Pirmasens. Zie ook
mijn blog van 22 februari 2007 en ook mijn blog van 22 februari 2008 en ook mijn blog van 22 februari 2009.

 

Ich liebte nicht

 

Ich liebte nicht die Totenkopfhusaren

Und nicht die Mörser mit den Mädchennamen

Und als am End die großen Tage kamen,

Da bin ich unauffällig weggefahren.

 

Gott sei’s geklagt und ihnen, meine Damen:

Gleich Absalom blieb ich an langen Haaren,

Dieweil sie schluchzten über Totenbahren

Im Wehbaum hängen aller ihrer Dramen.

 

Sie werden auch in diesen Versen finden

Manch Marterspiel und stürzend Abenteuer.

Man stirbt nicht nur durch Minen und durch Flinten.

 

Man wird nicht von Granaten nur zerrissen.

In meine Nächte drangen Ungeheuer,

Die mich die Hölle wohl empfinden ließen.

 

 

Cabaret

 

Der Exhibitionist stellt sich gespreizt am Vorhang auf

und Pimpronella reizt ihn mit den roten Unterröcken.

Koko der grüne Gott klatscht laut im Publikum.

Da werden geil die ältesten Sündenböcke.

 

Tsingtara! Da ist ein langes Blasinstrument.

Daraus fährt eine Speichelfahne. Darauf steht: »Schlange«.

Da packen alle ihre Damen in die Geigenkästen ein

und verziehen sich. Da wird ihnen bange.

 

Am Eingang sitzt die ölige Camödine.

Die schlägt sich die Goldstücke als Flitter in die Schenkel.

Der sticht einer Bogenlampe die Augen aus.

Und das brennende Dach fällt herunter auf ihren Enkel.

 

Hugo_Ball

Hugo Ball (22 februari 1886 – 14 september 1927)

 

De Servische schrijver Danilo Kiš werd geboren op 22 febrari 1935 in Subotica. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007 en ook mijn blog van 22 februari 2008 en ook mijn blog van 22 februari 2009.

 

Uit: Ein Grabmal für Boris Dawidowitsch (Vertaald door Ilma Rakusa)

 

»Mögen die Angaben über seine früheste Kindheit noch so nichtssagend sein – sie beschwören deutlich genug die provinzielle Grisaille mitteleuropäischer Kleinstädte zu Beginn dieses Jahrhunderts: die ebenerdigen grauen Häuser mit ihren Höfen, welche von der langsam vorbeiziehenden Sonne durch eine klare Demarkationslinie in Quadrate von tödlicher Helligkeit und von modrigem, finsterem Schatten zerteilt werden; die Akazienalleen, die im Frühling widerlich duften, wie die nach Kinderkrankheiten riechenden Hustensirupe und Hustenbonbons; den kühlen Barockglanz der Apotheke mit ihren strahlendweißen gotischen Porzellangefäßen; das düstere gimnázium mit dem gepflasterten Schulhof (Bänke von abgeblättertem Grün, galgenähnliche verlassene Schaukeln, weißgetünchte Holzklosette); das Rathaus in Mariatheresiagelb, der Farbe welker Blätter und herbstlicher Rosen, wie’s in den Romanzen heißt, welche die Zigeunerkapelle allabendlich im Garten des Grandhotels zum besten gibt.
Karl Taube, der Sohn des Apothekers, träumte – wie viele Kinder der Provinz – von jenem glücklichen Tag, da er durch seine dicken Brillengläser zum letzten Mal, aus der Vogelperspektive des Abschieds, auf seine Stadt blicken würde – mit der gleichen Trauer und Abscheu, die man empfindet, wenn man im Album der Gymnasiumszeit mit der Lupe die abgeschmackten gelben Schmetterlingsleichen betrachtet. Im Herbst 1920 bestieg er im Budapester Ostbahnhof den Erste-KlasseWagen des Schnellzugs Budapest-Wien; als der Zug sich in Bewegung setzte, winkte der junge Karl noch einmal seinem Vater zu (der mit wehendem Seidentaschentuch wie ein kleiner dunkler Fleck in der Ferne verschwand), dann trug er seine Ledertasche eilig in den Dritte-Klasse- Wagen und setzte sich zwischen die Arbeiter.«

 

Danilo_Kis_az_Alternativ_kulturalis_forumon

Danilo Kiš (22 februari 1935 – 15 oktober 1989)
Hier samen met Susan Sontag (links)

 

De Amerikaanse schrijfster Jane Bowles werd als Jane Auer geboren op 22 februari 1917 in New York. Zie ook mijn blog van 22 februari 2009.

 

Uit:  Jane und Paul Bowles. Leben ohne anzuhalten (Dubbelbiografie van Jens Rosteck)

 

„Die höchst unkonventionelle Verbindung zweier der wichtigsten amerikanischen Schriftsteller ihrer Ära nahm im Vorkriegs- New York der späten Dreißiger ihren Anfang, führte das Duo auf Abenteuerreisen nach Mittelamerika und Paris, zum Inselkauf nach Sri Lanka und schließlich in einen jahrzehntelang

währenden (Alp-) »Traum am Ende der Welt«, in das Tanger der Nachkriegszeit.

Dort, im Grenzland zwischen Europa, Afrika und Atlantik, im ästhetischen, gesellschaftlichen wie erotischen Freiraum der »Internationalen Zone«, kamen sie Hippies, Drogenabhängigen und Aussteigern zuvor, hielten bereits ab den frühen Fünfzigern Hof, standen im Zentrum mondäner Parties, erweiterten ihre Kreativität und erprobten neue Schreibtechniken durch ungehemmten Kif-Konsum, spürten den Musiktraditionen des Maghrebs nach, erkundeten die Wüste, nahmen an rituellen Trance-Zeremonien teil, wurden Zeugen innenpolitischer Unruhen. Und lockten bald die Vertreter der beat generation – mit der sie nicht allzuviel gemein hatten, aber schleunigst von ihr

vereinnahmt wurden – in ihr Refugium an diesem geheimnisvollen, abgründigen und gefährlichen äußersten Zipfel Nordwestafrikas voller Verheißung, in die dream city.

Beide wurden in und um New York geboren. Beide verweigerten sich frühzeitig tradierten Vorstellungen von Familienleben und Männer- oder Frauenrolle. Jane wuchs vaterlos mit einer dominanten Mutter auf, erlitt einen schweren Reitunfall und wurde zu Pflegeaufenthalten in schweizerische Sanatorien eingewiesen. Nach unwirklichen Monaten in alpinem Ambiente kehrte sie auf einem Atlantikdampfer in die Staaten zurück, wo sie einem enfant maudit der französischen Literatur, dem Romancier Céline, begegnete – ein Schlüsselerlebnis. Janes augenblicklichen Entschluß, selbst Schriftstellerin zu werden, krönte ein abgeschlossener Roman

der Jugendlichen in französischer Sprache. Noch nicht volljährig, lebte sie mit älteren Gefährtinnen zusammen, führte ein Bohème-Dasein in Manhattan und wurde zum Dauergast so mancher Lesbenlokale. Die kettenrauchende Trinkerin, Exzentrikerin und Vielrednerin laborierte jahrelang an Romanen (Two Serious Ladies) und Fragmenten, bei deren mühseligem Abschluß ihr Paul willkommene Hilfestellung leistete.“

 

JaneBowles

Jane Bowles (22 februari 1917 – 4 mei 1973)
Hier met Truman Capote

 

De Afro-Amerikaanse dichter, schrijver en essayist Ishmael Scott Reed werd geboren op 22 februari 1938 in Chattanooga, Tennessee. Zie ook mijn blog van 22 februari 2009.

 

beware : do not read this poem

 

tonite, thriller was
abt an ol woman, so vain she
surrounded herself w /
many mirrors

 

it got so bad that finally she
locked herself indoors & her
whole life became the
mirrors

 

one day the villagers broke
into her house , but she was too
swift for them . she disappeared
into a mirror
each tenant who bought the house
after that , lost a loved one to

 

the ol woman in the mirror :
first a little girl
then a young woman
then the young woman/s husband

 

the hunger of this poem is legendary
it has taken in many victims
back off from this poem
it has drawn in yr feet
back off from this poem
it has drawn in yr legs

 

back off from this poem
it is a greedy mirror
you are into this poem . from
the waist down
nobody can hear you can they ?
this poem has had you up to here
belch
this poem aint got no manners
you cant call out frm this poem
relax now & go w / this poem

move & roll on to this poem

 

do not resist this poem
this poem has yr eyes
this poem has his head
this poem has his arms
this poem has his fingers
this poem has his fingertips

 

this poem is the reader & the
reader this poem

 

statistic : the us bureau of missing persons re-
ports that in 1968 over 100,000 people
disappeared leaving no solid clues
nor trace only
a space in the lives of their friends

 

IshmaelReed

Ishmael Reed (Chattanooga, 22 februari 1938)


Zie voor nog meer schrijvers van de 22e februari ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Arnon Grunberg, Paul van Ostaijen, Hugo Ball, Danilo Kiš, Jane Bowles, Ishmael Reed, Morley Callaghan, Jules Renard, Sean O’Faolain, James Russell Lowell, Edna St. Vincent Millay, Ottilie Wildermuth

De Nederlandse schrijver Arnon Grunberg werd geboren in Amsterdam op 22 februari 1971. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007 en ook mijn blog van 22 februari 2008.

 

Uit: Onze Oom

 

De aangebrande korsten van een stoofschotel? Rijst met restjes vlees? Hij was uit de slaapkamer gekomen om te kijken wat er aan de hand was, waar het geluid vandaan kwam, wat dat geluid te betekenen had, hoewel dat een overbodige vraag was – wat kon zo’n geluid betekenen? – en daarop had hij haar voor het eerst gevoeld. Hoewel ze enkele meters van hem vandaan stond, had hij het idee dat ze hem aanraakte. Nog voor hij haar had gezien, nog voor het licht van zijn zaklantaarn op haar gezicht was gevallen, meende hij dat ze hem betastte zoals een blinde dat doet.
Hij was zijn carrière begonnen als verkenner. Hij rook de ander voor hij hem zag. En hoewel die alertheid was verdwenen, ze had hem verlaten zoals een geliefde je verlaat, was ze er deze nacht weer. Sterker dan vroeger. Even had hij de zekerheid terug dat het leven niets anders was dan de concentratie waarmee je je omgeving observeerde.
Hij had haar beschenen met zijn zaklantaarn, hij had haar vlechten gezien, niet voor lang, maar lang genoeg om te besluiten dat hij meer licht nodig had. Ze had op dezelfde plek gestaan waar ze nu nog steeds stond.
Hij bleef haar aankijken terwijl zijn ondergeschikten elders zwijgend door het huis liepen en hij de zaklantaarn op de grond richtte om haar niet te verblinden. Een ogenblik had hij zich afgevraagd of ze wist wat er in de slaapkamer met haar ouders was gebeurd, maar toen had hij zich weer geconcentreerd op haar vlechten, de langste vlechten die hij ooit had gezien.“

 

Grunberg

Arnon Grunberg (Amsterdam, 22 februari 1971)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Paul van Ostaijen werd geboren in Antwerpen op 22 februari 1896. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007 en ook mijn blog van 22 februari 2008.

 

Verlangen

 

Meenge mooie meid heeft door de domme, lange nacht,

naar het naakte bijzijn van de minnaar smartelik getracht,

zij heeft in de grote leegte van haar wit bed, de peluw gekust,

als wilde ze zijn matte hoofd in rust gesust.

 

Haar hoofd was ongerust te midden van de wilde haregeur,

haar armen grepen, bang begeren, om’t onzekere genot

dat zich niet bieden wou, als een wrang gebod

aan haar verlangen, door de nacht, – ’n weerstandloze deur. –

 

Haar vingren koesterden de naaktheid van het eigen lijf en rilden;

het eigen lijf dat onvoldaan bleef en vermoeid, onder het geheim

van deze koestering; de nacht, als één levende adem, trilde.

 

Haar adem ging opgelost in de nachtelike adem,

haar verlangen tot de eindelike slaap gesmacht.

Meenge mooie meid door de zware, zwoele nacht.

 

 

Else Lasker-Schüler

 

Dauwkorrels vingen mijn handen als ogen

 en mij zoende de klare ziel.

 

Witte straten, massaal leger dat naar de rustplaats,

– o, Ik centrum van de wereld, – marsjeert.

 

Woorden zijn wegvallende gordijnen:

o ontwaken van de schone prinses en het zwemmen

van haar ogen in het onvatbare water.

 

Uw verzen zijn als sterren die de onmetelikheid van de hemel

   beduiden.

Blauw: papier van de magiërster: mijn onschuld.

 

De wereld is boordevol goedheid,

doch een nieuwe drup doet de kelk niet overvloeien.

Dat is het stille, goede wonder. Het diepe wonder van de

   werkelikheid.

 

 

 

Melopee

Voor Gaston Burssens

 

Onder de maan schuift de lange rivier

Over de lange rivier schuift moede de maan

Onder de maan op de lange rivier schuift de kano naar zee

 

Langs het hoogriet

langs de laagwei

schuift de kano naar zee

schuift met de schuivende maan de kano naar zee

Zo zijn ze gezellen naar zee de kano de maan en de man

Waarom schuiven de maan en de man getweeën gedwee naar de zee

 

VanOstaijen

Paul van Ostaijen (22 februari 1896 – 18 maart 1928)

 

De Duitse dichter en schrijver Hugo Ball werd geboren op 22 februari 1886 in Pirmasens. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007 en ook mijn blog van 22 februari 2008.

 

 

Ein und kein Frühlingsgedicht

 

Ein Doppeldecker steigt aus jeder Flasche

Und stößt sich heulend seinen Kopf kaputt.

Der Übermensch verzehrt die Paprikagoulasche,

Zerbröselnd Semmeln, rülpsend in den Kälberschutt.

 

Den Gästen hängt der Kiefer bis zur Treppe,

Dort hinterlist’ge Fallen tätlich legend.

Aus dem Aburte schlitzt Lolô die Tangoschneppe,

Verpestend mit dem Lockendampf die Absinthgegend.

 

Denn siehe, ich bin bei euch alle Tage

Und meine schmettergelbe Lusttrompete packt euch an.

Der umgekippten Erektionen Frühlingsklage

Buhlt veilchenblau im Bidet mit dem Schwan(n).

 

 

 

Die Erfindung

 

Als ich zum ersten Male diesen Narren

Mein neues Totenwäglein vorgeführt,

War alle Welt im Leichenhaus gerührt

Von ihren Selbstportraits und anderen Schmarren.

 

Sie sagten mir: nun wohl, das sei ein Karren,

Jedoch die Räder seien nicht geschmiert,

Auch sei es innen nicht genug verziert

Und schließlich wollten sie mich selbst verscharren.

 

Sie haben von der Sache nichts begriffen,

Als daß es wurmig zugeht im Geliege

Und wenn ich mich vor Lachen jetzt noch biege,

 

So ist es, weil sie drum herum gestanden,

Die Pfeife rauchten und den Mut nicht fanden,

Hineinzusteigen in die schwarze Wiege.

 

ballhpor

Hugo Ball (22 februari 1886 – 14 september 1927)

 

De Servische schrijver Danilo Kiš werd geboren op 22 febrari 1935 in Subotica. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007 en ook mijn blog van 22 februari 2008.

 

Uit: A Tomb for Boris Davidovich (Vertaald door Duska Mikic-Mitchell)

 

Miksha didn’t become a master craftsman. For two more years he sewed on buttons at Reb Mendel’s listening to his Talmudic reasonings, and then was forced to leave, sent off with a curse. One day in the spring of the notable year 1925, Reb Mendel complained that one of his Cochin hens had disappeared. “Reb Mendel,” said Miksha, “look for the thief among the Jews.” Reb Medel understood the force of the insult and for some time didn’t mention his Cochin hen. Miksha was also silent; he was waiting for Reb Mendel to conquer his pride. The old man struggled within himself, each day sacrificing a hen on the altar of this Talmudic haughtiness. With a stick in his hand, he kept vigil in the chicken coop until dawn, frightening away a skunk by barking like a dog. At dawn he fell asleep, and another hen disappeared from the chicken coop. “Let the great Righteous One smite me, He who said that all living creatures are equally worthy of His care and mercy,” said Reb Mendel on this ninth day. “Is it possible that one Cochin hen worth at least five chevronets is equal to a skunk who robs the poor and stinks far and wide?” “It isn’t, Reb Mendel,” said Miksha. “A Cochin hen worth at least five chevronets can’t be compared with a stinking skunk.” He said no more. He waited for the skunk to destroy what it could destroy, and to prove to Reb Mendel that his Talmudic prattle about the equality of all God’s creatures was worthless until justice was achieved on earth by earthly means. On the eleventh day Reb Mendel, exhausted by futile vigils, swollen and red-eyed, his hair full of feathers, stood in front of Miksha and began to beat his breast. “Herr Micksat, help me!” “All right, Reb Mendel,” said Miksha. “Brush off your caftan and take the feathers out of your hair. Leave this matter to me.”

 

Danilo_Kis1nw

Danilo Kiš (22 februari 1935 – 15 oktober 1989)

 

De Amerikaanse schrijfster Jane Bowles werd als Jane Auer geboren op 22 februari 1917 in New York. Zij bracht het grootste deel van haar jeugd door in Woodmere op Long Island. Op 15-jarige leeftijd kreeg zij tuberculose. Zij werd daarvoor in een sanatorium in Zwitserland behandeld, maar zou haar hele leven daar last van blijven houden. Na dit verblijf in Europa keerde zij in 1934 terug naar New York. Hier begon zij te experimenteren met biseksualiteit. Zij trouwde met de schrijver en componist Paul Bowles in 1938. Het echtpaar Bowles woonde in New York tot 1947. Daarna verhuisde Paul naar Tanger (Marokko) waar Jane een jaar later ook naartoe trok. Bowles wordt gezien als een writers’ writer en is onbekend bij het grote publiek. Tennessee Williams, Truman Capote en John Ashbery beschouwden haar als een van de beste en meest onderschatte Amerikaanse schrijfsters aller tijden. Als gevolg van overmatig drankgebruik, kreeg zij een beroerte in 1957, toen zij 40 was. Haar gezondheid ging daarna steeds verder achteruit. Jane Bowles stierf op 56-jarige leeftijd in een Spaanse kliniek.

 

Uit: Zwei sehr ernsthafte Damen (Vertaald door Adelheid Dormagen)

 

In Andys Wohnung war es zum Ersticken heiß. Die Möbel waren braun, und keines der Kissen passte richtig zu den Stühlen.
“So, Endstation”, sagte Andy. “Machen Sie’s sich bequem. Ich ziehe mir bloß was aus.” Einen Augenblick später kam er in einem Bademantel aus billigstem Material zurück. Die Enden des Gürtels waren teilweise abgekaut.
“Was ist denn mit Ihrem Gürtel passiert?”, fragte Miss Goering.
“Mein Hund hat das verbrochen.”
“Oh, Sie haben einen Hund?”, fragte sie.
“Früher htte ich mal einen Hund, eine Zukunft und ein Mädchen”, sagte er, “aber das hat sich alles geändert.”

(…)

 

“Sie halten nicht viel von Gesprächen, oder?”, sagte sie.
“Sie meinen ‘reden’?”
“Ja.”
“Nein, tu ich nicht.”
“Warum denn nicht?”
“Man sagt zuviel, wenn man redet”, antwortete er geistesabwesend.
“Aber interessiert es Sie denn nicht herauszufinden, wie die Menschen sind?”
Er schüttelte den Kopf. “Nein, hab keinen Bedarf, was über andere rauszufinden; und was viel wichtiger ist, die brauchen nichts über mich rauszufinden.”

  

jane2

Jane Bowles (22 februari 1917 – 4 mei 1973)
Jane en Paul Bowles

 

De Afro-Amerikaanse dichter, schrijver en essayist Ishmael Scott Reed werd geboren op 22 februari 1938 in Chattanooga, Tennessee, maar groeide op in Buffalo, New York, waar hij de  University of Buffalo bezocht. Reed schreef o.a. The Free-Lance Pallbearers (1967, zijn eerste roman), Yellow Back Radio Broke-Down (1969), Mumbo Jumbo (1972), Flight to Canada (1976), The Last Days of Louisiana Red (1974), Reckless Eyeballing (1986), en Japanese By Spring (1993). Ook doceerde hij 35 jaar lang aan de University of California, Berkeley,

 

Jacket Notes

 

Being a colored poet

Is like going over

Niagara Falls in a

Barrel

 

An 8 year old can do what

You do unaided

The barrel maker doesn’t

The you can cut it

 

The gawkers on the bridge

Hope you fall on your

Face

 

The tourist bus full of

Paying customers broke-down

Just out of Buffalo

 

Some would rather dig

The postcards than

Catch your act

 

Amile from the drink

It begins to storm

 

But what really hurts is

You’re bigger than the

Barrel

 

Reed

Ishmael Reed (Chattanooga, 22 februari 1938)

 

De Canadese schrijver Morley Callaghan werd geboren op 22 februari 1903 in Toronto. Hij studeerde rechten, maar ging vervolgens als journalist voor de Toronto Daily Star werken, waarbij hij Ernest Hemingway leerde kennen. Net als Hemingway schreef Callaghan korte verhalen en trok hij naar Parijs. Tot zijn eerste werken behoren Strange Fugitive 1928, A Native Argosy 1929, A Broken Journey 1928 en Such is my Beloved 1934. Als zijn meesterwerk geldt de roman The Loved and the Lost uit 1951. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007.

Uit: Such Is My Beloved

„Father Dowling took off his hat and looked around slowly as if it were most important that he find a proper place to put it. He saw the room with the faded blue flowers on the wall-paper, the thick blue curtains on the window, the wide iron bed, painted white but chipped badly at the posts, and the copper-colored carpet that had a spot worn thin near the side of the bed. There were two chairs in the room. A door led into the next room. While he was looking around, the tall fair girl, who was wearing a loose blue dress that concealed the angularity of her body, assumed a ready smile, came over beside him and began to help him off with his coat with a dreadful efficiency. And the little, dark one with the round brown eyes and the smooth soft skin and a big bunch of black hair at the nape of her neck, jumped up from her chair with the same impressive efficiency, and in the affected manner of a great lady, extended her left hand with the elbow crooked as if he would be permitted just to touch the tips of her fingers. “How do you do, Sweetie. We are so mighty pleased to see you. You can’t go wrong in coming here to see me.”
“Who said he was coming to you?”
“He’ll want to come to me. Won’t you want to come to me?”
“Take it easy, Midge. Don’t be so pushing. He doesn’t want you. Why, he first spoke to me. You heard him speak to me. Hell, though, if Rosy Cheeks wants you, it’s all the same to me.”
“I’m not trying to rush him. Let him suit himself.”

 

callaghan5

Morley Callaghan (22 februari 1903 – 25 augustus 1990)

 

De Ierse schrijver Sean O’Faolain werd geboren op 22 februari 1900 in Cork. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007.

The Heavenly Banquet

Ascribed to St Brigid

 

I would like to have the men of Heaven

in my own house;

with vats of good cheer

laid out for them.

I would like to have the three Marys,

their fame is so great.

I would like people

from every corner of Heaven.

 

I would like them to be cheerful

in their drinking.

I would like to have Jesus, too,

here amongst them.

 

I would like a great lake of beer

for the King of Kings.

I would like to be watching Heaven’s family

drinking it through all eternity.

 

 

Vertaald door Sean O’Faolain

 

Sean O'Faolain

Sean O’Faolain (22 februari 1900 – 20 april 1991)

 

De Franse schrijver Jules Renard werd geboren op 22 februari 1864 in Châlons-du-Maine. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007.

Uit: La Galette

 

„C’est une espèce de galette qu’on appelle brûlée. C’est une galette plate et sèche que ma cousine Nanette fait, le jour qu’elle cuit, avec ce qu’elle gratte de pâte collée au fond de l’arche, quand elle a préparé tous ses pains de ménage. Et il faut encore, pour qu’elle se décide à faire sa galette, qu’il lui reste un morceau de beurre de la semaine. Mais j’aurais tort de m’imaginer que cette brûlée est pour moi. Nanette ne se préoccupe de personne. Elle utilise seulement les miettes de son arche.

Si je lui dis que j’aime la brûlée et que je ne connais rien de meilleur qu’un bout de brûlée chaude avec un verre de vin blanc, elle me répond :

— Moque-toi des pauvres gens comme nous. Va, mange tes gâteaux ; tu n’auras pas de notre galette de malheureux.

Voilà comme elle me répond, et le lendemain matin, de bonne heure, elle arrive portant sa brûlée dans une serviette. Elle le pose sur ma table et dit :

— Je t’apporte tout de même un quartier de brûlée. Si tu la veux, tu la prendras. Si tu ne la veux pas, tu la laisseras.

Je ne dis ni oui ni non.

— Je parie, dit-elle, que tu vas la donner à ton chien.

Je ne lève même pas les épaules.

— Et peut-être, dit-elle, que c’est trop grossier pour la fine gueule de ton chien, et qu’aussitôt que je serai partie, tu jetteras ma brûlée dans tes ordures.

J’ai l’air de ne plus entendre.“ 

 

Renard

Jules Renard (22 februari 1864 – 22 mei 1910)

 

De Amerikaanse dichter, essayist, uitgever en diplomaat James Russell Lowell werd geboren op 22 februari 1819 in Cambridge, Massachusetts. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007.

May is a pious fraud

 

May is a pious fraud of the almanac.

A ghastly parody of real Spring

Shaped out of snow and breathed with eastern wind;

Or if, o’er-confident, she trust the date,

And, with her handful of anemones,

Herself as shivery, steal into the sun,

The season need but turn his hour-glass round,

And Winter suddenly, like crazy Lear,

Reels back, and brings the dead May in his arms,

Her budding breasts and wan dislustred front

With frosty streaks and drifts of his white beard

All overblown. Then, warmly walled with books,

While my wood-fire supplies the sun’s defect,

Whispering old forest-sagas in its dreams,

I take my May down from the happy shelf

Where perch the world’s rare song-birds in a row,

Waiting my choice to upen with full breast,

And beg an alms of springtime, ne’er denied

Indoors by vernal Chaucer, whose fresh woods

Throb thick with merle and mavis all the years.

 

James-Russell-Lowell

James Russell Lowell (22 februari 1819 – 12 augustus 1891)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Edna St. Vincent Millay werd geboren op 22 februari 1892 in Rockland, Maine. Toen zij acht jaar was scheidden haar ouders en Edna ging met haar moeder en zusters in Camden, Maine, wonen. In 1917, na haar opleiding, vestigde zij zich in New York en begon zij te schrijven om in haar onderhoud te voorzien. Haar eerste bundel Renascence and Other Poems verscheen. Onder het pseudoniem Nancy Boyd schreef zij ook korte verhalen.  In 1923 trouwde zij met de tijke Nederlander Eugen Jan Boissevain. Ook kreeg zij dat jaar voor haar bundel The Harp Weaver and Other Poems de Pulitzer Prize

 

Ashes Of Life

  

Love has gone and left me and the days are all alike;

Eat I must, and sleep I will,—and would that night were here!

But ah!—to lie awake and hear the slow hours strike!

Would that it were day again!—with twilight near!

 

Love has gone and left me and I don’t know what to do;

This or that or what you will is all the same to me;

But all the things that I begin I leave before I’m through,—

There’s little use in anything as far as I can see.

 

Love has gone and left me,—and the neighbors knock and borrow,

And life goes on forever like the gnawing of a mouse,—

And to-morrow and to-morrow and to-morrow and to-morrow

There’s this little street and this little house.

 

 

City Trees

  

The trees along this city street,

Save for the traffic and the trains,

Would make a sound as thin and sweet

As trees in country lanes.

 

And people standing in their shade

Out of a shower, undoubtedly

Would hear such music as is made

Upon a country tree.

 

Oh, little leaves that are so dumb

Against the shrieking city air,

I watch you when the wind has come,—

I know what sound is there.

 

Edna_millay

Edna St. Vincent Millay (22 februari 1892 – 19 oktober 1950)

 

De Duitse schrijfster Ottilie Wildermuth werd geboren op 22 februari 1817 in Rottenburg am Neckar. In 1847 stuurde zij voor het eerste een verhaal (Eine alte Jungfer) op voor publicatie in het Morgenblatt. Toen het was aangenomen ging zij door met het schrijven van verhalen, novellen, familie-en jeugdverhalen. Zij werd een van de bekendste schrijfsters van haar tijd. In 1871 kreeg zij de grote gouden medaille voor kunst en wetenschap.

 

Uit: Eine alte Jungfer

In der Vorstadt des Städtchens, wo ich meine Jugend verlebt, stand ein gar freundliches Häuschen, das aus seinen vier Fenstern recht hell in die Welt hinausschaute; daneben ein Garten, nicht eben kunstvoll angelegt noch zierlich gepflegt, sondern zum Teil mit Küchengewächsen, zum größeren aber mit lustigem Gras und mit Obstbäumen bestanden. Dicht neben dem Häuschen breitete ein stattlicher Nußbaum seine dunkelgrünen Zweige aus und warf seinen Schatten und zur Herbstzeit seine Früchte gastlich weit in die Straße hinein, ein geschätzter Sammelplatz für die liebe Jugend der ganzen Vorstadt. Minder freundlich und einladend erschien ein Paar kleiner fetter Möpse, die sich abwechselnd oder gemeinsam auf der Gartenmauer sehen ließen und die obbemeldete Jugend und die Vorübergehenden beharrlich anbellten, ohne jedoch die mindeste Furcht zu erregen, da ihre beschwerliche Leibesbeschaffenheit ihnen nicht gestattet hätte, ihre Drohungen auszuführen.

Wer nun erwartet, an den Fenstern des Häuschens einen lockigen Mädchenkopf zu erblicken, wie das in ländlichen Novellen der Fall zu sein pflegt, der täuscht sich. Nein, so oft die Hausglocke gezogen wurde, und das geschah sehr oft, erschien am Fenster das allzeit freundliche, aber sehr runzelvolle Angesicht der Jungfer Mine, der unumschränkten Herrin und Besitzerin des Häuschens. Und doch wurde dieses gealterte Antlitz von jung und alt so gern gesehen wie nur je eine blühende Mädchenrose, und ihre Beliebtheit stieg noch von Jahr zu Jahr, was bei jungen Schönheiten gar selten der Fall ist.“

 

Ottilie_Wildermuth_von_Sophie_Pilgrem

Ottilie Wildermuth (22 februari 1817 – 12 juli 1877)
Portret door Sophie Pilgrem, rond 1835

Arnon Grunberg, Paul van Ostaijen, Hugo Ball, Danilo Kiš, Morley Callaghan, James Russell Lowell, Sean O’Faolain, Jules Renard

De Nederlandse schrijver Arnon Grunberg werd geboren in Amsterdam op 22 februari 1971. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007.

Uit: Fantoompijn

In een ziekenhuis in Rome is gisteren aan het eind van de middag de schrijver Robert G. Mehlman aan zijn verwondingen bezweken. Enkele maanden geleden was Mehlman in opspraak gekomen door op het strand van de badplaats Sabaudia toeristen en politie te bedreigen met een keukenmes. Onder nooit helemaal opgehelderde omstandigheden heeft de politie het vuur op Mehlman geopend. De verwondingen die hij daarbij opliep is de schrijver niet meer te boven gekomen. De laatste twee weken waarschuwden de artsen dat zijn toestand langzaam verslechterde.

Mehlman debuteerde officeel met de roman 268 op de wereldranglijst. Werkelijke roem viel hem ten deel toen De Pools-joodse keuken in 69 recepten de wereld veroverde. Alleen al in Duitsland werden van dit kookboek meer dan 700.000 exemplaren verkocht. Wereldwijd zijn er ruim vijf miljoen exemplaren over de toonbank gegaan.

Mehlman groeide op in Amsterdam, bracht een groot gedeelte van zijn leven door in New York, en verbleef de laatste jaren in badplaatsen in Zuid-Europa, Marokko en Tunesi‘. Vanuit de hele wereld is geschokt gereageerd op het overlijden van Mehlman. De Oostenrijkste president, die Mehlman een hoge onderscheiding heeft verleend, noemde zijn overlijden een gevoelig verlies voor iedereen die de Pools-joodse keuken een warm hart toedraagt.”

arnon-grunberg

Arnon Grunberg (Amsterdam, op 22 februari 1971)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Paul van Ostaijen werd geboren in Antwerpen op 22 februari 1896. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007.

 BELGIESE ZONDAG

Een gramofoon van ’s morgens acht

iemand vergeet niet zijn soldatetijd
en speelt clairon
het bier is flauw
                    limonade
UIT ZUIVERE VRUCHTEN

Na de hoogmis wast bewondering
voor de renners de coureurs
  21 7 17 48 83
fraaie hoofdgroep door het dorp
jonge boeren en arbeiders spreken
         sportliterair
         citaten ult de Sportwereld
Koorknapen gaan onkelwaarts zondagsent
                         TE DEUM zingend
Vrouwen wachten op
          deemstering
                         kaarten zijn spekvet
  Fumez la cigarette    Dubec
  La Cigarette du Connaisseur
alle dorpelingen zijn kenners
             zij roken la cigarette Dubec

Kinderen zijn vuil
                huizen ook
Mijn land zondag alpdruk boos

 

BERCEUSE PRESQUE NEGRE

De sjimpansee doet niet mee

Waarom doet de sjimpansee niet mee

                     De sjimpansee

                                is

                   ziek van de zee

Er gaat zoveel water in de zee

Meent de sjimpansee

 

 

WINTER

De witte weg zucht

venster een stil leven

met de twee geraniën

achter de ruit

waar ook leggen tans

mijn ogen

         op de bloemen

         die zij schiepen

         dauw

 

PaulvanOstaijen

Paul van Ostaijen (22 februari 1896 – 18 maart 1928)

 

De Duitse schrijver Hugo Ball werd geboren op 22 februari 1886 in Pirmasens. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007.

Narzissus

Ein helles Mädchen spitzt die Kniee, tanzend.
Narzissus sanft vibrierend küßt ihr blaues Haar.
Zwei gelbe Autos keuchen, fort sich pflanzend,
Und trollen dumpf, geschwächt, zu der Kasinobar.

 

Es lästern oft Kokotten und Chauffeure.
Doch vor der Taube beugen sie den Nacken tief.
Der Bauch des Universums schwillt aus einem Göhre,
Und Hahn und Pferd verdrehn die Hälse schief.

 

Es auch geschieht ein ungeheures Tun:
Maria hebt sich von dem Wolkensitze.
Die Zeppeline schreien, Dreatnougths fliehn.
Ein Grenadier feikt in die Opiumspritze.

 

Es bleibt kein Hund im Schoße der Madonnen.
Viel Senatoren, Patriarchen jappt das hohe Seil.
Auf Sacco-Ösen schrillen Querpfeif-Wonnen
Der Teufel, die aus Lüften schießen steil.

 

(Ha Hu Baley)    

 

 

 

Totentanz 1916

So sterben wir, so sterben wir
Und sterben alle Tage,
Weil es so gemütlich sich sterben lässt.
Morgens noch in Schlaf und Traum,
Mittags schon dahin,
Abends schon zu unterst im Grabe drin.

 

Die Schlacht ist unser Freudenhaus,
Von Blut ist unsre Sonne,
Tod ist unser Zeichen und Losungswort.
Kind und Weib verlassen wir:
Was gehen sie uns an!
Wenn man sich auf uns nur verlassen kann!

 

So morden wir, so morden wir
Und morden alle Tage
Unsere Kameraden im Totentanz.
Bruder, reck Dich auf vor mir!
Bruder, Deine Brust!
Bruder, der Du fallen und sterben musst.

 

Wir murren nicht, wir knurren nicht,
Wir schweigen alle Tage
Bis sich vom Gelenke das Hüftbein dreht.
Hart ist unsre Lagerstatt,
Trocken unser Brot,
Blutig und besudelt der liebe Gott.

 

Wir danken Dir, wir danken Dir,
Herr Kaiser für die Gnade,
Dass Du uns zum Sterben erkoren hast.
Schlafe Du, schlaf sanft und still,
Bis Dich auferweckt
Unser armer Leib, den der Rasen deckt.

 

ball

Hugo Ball (22 februari 1886 – 14 september 1927)

 

De Servische schrijver Danilo Kiš werd geboren op 22 febrari 1935 in Subotica. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007.

Uit: Een verhaal om van te blozen (Vertaling: Reina Dokter)

 

Een nacht op open zee, in de buurt van de koraalbanken. Ik voel voor de zekerheid of mijn pistool onder mijn kussen ligt. Ja, alles in
orde. Voor het geval dat de bemanning aan het muiten slaat of de mannen van Big Joe het schip enteren. Alleen nog de patrijspoort wat verder open zetten: het is een broeierige tropische nacht. Je hoort het gekrijs van de meeuwen. Ik moet goed uitslapen. Morgen wacht me een zware dag.

‘Hé Sám, wat heb jij van je opstel gemaakt?’

 

‘Weet ik veel. Het zal wel goed zijn.’

‘Wat moet je daar nou over schrijven? Zo’n stom onderwerp. Waar heb jij over geschreven?’

‘Hoe mijn moeder naar Baksa gaat, ik wacht haar op bij de rivier, mijn buik rammelt als die van een hongerige wolf. En dan komt ze eraan. Dat is alles. Ik heb de glimlach van het brood in haar mand beschreven.’

‘Sám, jij fantaseert altijd maar wat. Wat is dat nou weer, een brood dat glimlacht? Wat bedoel je daar nou mee?’

‘Zomaar wat. De geur van het brood misschien. Maar waar heb jij dan over geschreven?’

‘Hoe je brood bakt. Hoe mijn moeder naar de zolder gaat om meel te halen, je weet wel, hoe ze de broden in de oven stopt en ze er later weer uit haalt. Dat hebben wij allemaal geschreven. Alleen jij hebt weer iets bijzonders.’

‘Gal, ik moet zo nodig, maar ik ben te lui om op te staan. Ik lig zo lekker hier in de schaduw, ik heb geen zin om naar het toilet te gaan.’

‘Ik moet ook. Nog even en ik doe het in mijn broek. Maar wat doe jij weer deftig. Het toilet! Dat heet plee of w.c., of: waar ook de keizer te voet gaat.’

‘Straks gaat de bel en dan doen we het in onze broek. Dat zal je zien. Ik tenminste wel.’

‘Draai je om en doe het hier. Achter mij.’

‘Dat was ik al van plan. Maar stel je voor dat er een meisje aankomt. Ik denk niet dat het me hier lukt.’

 

DaniloKis

Danilo Kiš (22 februari 1935 – 15 oktober 1989)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 22 februari 2007.

De Canadese schrijver Morley Callaghan werd geboren op 22 februari 1903 in Toronto.

De Amerikaanse dichter, essayist, uitgever en diplomaat James Russell Lowell werd geboren op 22 februari 1819 in Cambridge, Massachusetts.

De Ierse schrijver Sean O’Faolain werd geboren op 22 februari 1900 in Cork.

De Franse schrijver Jules Renard werd geboren op 22 februari 1864 in Châlons-du-Maine.

 

 

Gottfried Benn, Novalis, Angela Krauß, James Holmes, Georges-Arthur Goldschmidt, Jurgis Baltrušaitis, Gisela Elsner, Franz Innerhofer, Klaus Konjetzky

De Duitse dichter en schrijver Gottfried Benn werd geboren in Mansfeld op 2 mei 1886.Benn was de zoon van een dominee en moest aanvankelijk theologie studeren, wat hem niet beviel. Na wat aandringen mocht hij in Magdeburg, en later Berlijn, geneeskunde aanvatten; zijn eerste gedichtbundel, Morgue, over het Parijse lijkenhuis, werd op controverse onthaald: Benn hanteerde zeer plastische beschrijvingen van dood en verval. Tijdens de WO I was Benn als legerdokter in Brussel werkzaam. Hij publiceerde onder de titel Gehirne („hersenen“) een aantal novelles omtrent de dokter Rönne; zijn stijl was ontdaan van alle gekunsteldheid, en incorporeerde medische vaktermen, alledaagse spreektaal en vreemde woorden. Benn schreef als een medicus, met veel aandacht voor het onderscheid tussen lichaam en geest en expressieve beeldspraak die vaak schokkend was in haar onverbloemdheid. Na de oorlog vestigde hij zich in Berlijn als specialist voor huid- en geslachtsziekten. Benn werd een zeer gezaghebbend dichter, die talloze essays en redevoeringen schreef, waaronder een over Stefan George, die in 1933 overleed. Met George had Benn de strikte scheiding tussen kunst en de wereld gemeen; parallel met Nietzsche streefde hij naar een vernietiging van de achterhaalde waarden van religie en staatsordening, en geïnspireerd door de ‘irrationele’ psychologieën van onder andere Jung zocht hij heil in de scheppingskracht van de kunstenaar.

Einsamer nie

Einsamer nie als im August:
Erfüllungsstunde -, im Gelände
die roten und die goldenen Brände,
doch wo ist deiner Gärten Lust?

Die Seen hell, die Himmel weich,
die Äcker rein und glänzen leise,
doch wo sind Sieg und Siegsbeweise
aus dem von dir vertretenen Reich?

Wo alles sich durch Glück beweist
und tauscht den Blick und tauscht die Ringe
im Weingeruch, im Rausch der Dinge, -:
dienst du dem Gegenglück, dem Geist.

 

Nur zwei Dinge

Durch soviel Formen geschritten,
durch Ich und Wir und Du,
doch alles blieb erlitten
durch die ewige Frage:wozu?

Das ist eine Kinderfage.
Dir wurde erst spät bewußt,
es gibt nur eines:ertrage
– ob Sinn, ob Sucht, ob Sage –
dein fernbestimmtes: Du mußt.

Ob Rosen, ob Schnee, ob Meere,
was alles erblühte, verblich,
es gibt nur zwei Dinge: die Leere
und das gezeichnete Ich.

GottfriedBenn

Gottfried Benn (2 mei 1886 – 7 juli 1956)

 

De Duitse, romantische, dichter en schrijver Novalis, pseudoniem van Georg Friedrich Philipp Freiherr von Hardenberg, werd geboren in Oberwiederstedt op 2 mei 1772. Novalis was de tweede van elf kinderen. In 1794 beëindigde hij zijn Rechtenstudie in Jena, Leipzig en Wittenberg met glans. In maart 1795 verloofde hij zich – zonder dat zijn ouders ervan wisten – met de twaalfjarige Sophie von Kühn. Na haar dood in 1797 ging hij in Freiberg weer studeren, onder andere chemie en wiskunde. Ook op zijn tweede verloving, in 1798 met Julie von Charpentier, volgde geen huwelijk. Na een maandenlange ziekte overleed hij in 1801 vroegtijdig. Hierdoor werd hij een legendarische figuur (er bestaat zelfs zoiets als “Novalismus”). In zijn werk komen een aantal typisch romantische motieven terug: “Sehnsucht”, melancholie, doodsverlangen, … Ook het motief van de nacht speelde een grote rol in zijn poëzie (Hymnen an die Nacht, 1800). Zie ook mijn blog van 2 mei 2006.

 

Muß immer der Morgen wiederkommen?

Muß immer der Morgen wiederkommen?
Endet nie des Irrdischen Gewalt?
Unselige Geschäftigkeit verzehrt
Den himmlischen Anflug der Nacht?
Wird nie der Liebe geheimes Opfer
Ewig brennen?
Zugemessen ward
Dem Lichte Seine Zeit
Und dem Wachen –
Aber zeitlos ist der Nacht Herrschaft,
Ewig ist die Dauer des Schlafs.
Heiliger Schlaf!
Beglücke zu selten nicht
Der Nacht Geweihte –
In diesem irrdischen Tagwerck.
Nur die Thoren verkennen dich
Und wissen von keinem Schlafe
Als den Schatten
Den du mitleidig auf uns wirfst
In jener Dämmrung
Der wahrhaben Nacht.
Sie fühlen dich nicht
In der goldnen Flut der Trauben
In des Mandelbaums
Wunderöl
Und dem braunen Safte des Mohns.
Sie wissen nicht
Daß du es bist
Der des zarten Mädchens
Busen umschwebt
Und zum Himmel den Schoos macht –
Ahnden nicht
Daß aus alten Geschichten
Du himmelöffnend entgegentrittst
Und den Schlüssel trägst
Zu den Wohnungen der Seligen,
Unendlicher Geheimnisse
Schweigender Bote.

 

Geistliche Lieder

XV

 

Ich sehe dich in tausend Bildern,
Maria, lieblich ausgedrückt,
Doch keins von allen kann dich schildern,
Wie meine Seele dich erblickt.

Ich weiß nur, daß der Welt Getümmel
Seitdem mir wie ein Traum verweht,
Und ein unnennbar süßer Himmel
Mir ewig im Gemüte steht.

 

NOVALIS

Novalis (2 mei 1772 – 25 maart 1801)

 

De Duitse schrijfster Angela Krauß werd geboren op 2 mei 1950 in Chemnitz. Van 1976 tot 1979 studeerde zij aan het Literaturinstitut Johannes R. Becher in Leipzig, waar zij sinds 1981 leeft als zelfstandig schrijfster. Krauß toont in haar verhalen en romans een gedetailleerd en sceptisch beeld van de werkelijkheid in de DDR en van de tijd na de val van de muur.

Uit: Weggeküßt

„Der Elcheber zum Beispiel, er lebt hinter dem Zaun zum Zoo in einem offenen Geviert. Auf dem Weg zum Frühstück gehe ich kurz auf die Zehenspitzen und sehe, wie er hinter einer halbhohen Mauer auf- und abmarschiert. Er frißt Eicheln und Blätter. Sein Rücken ist schlank, erdfarben, ohne Haar und regelmäßig gewulstet, wie ein geschnürtes Fleischstück. Sein Kopf ist ebenfalls schlank mit einer tütenförmigen, rüsselartigen Schnauze. Sein ganzer Anblick läßt erschrecken. Ringsum die Goldfasane, die rosenfarbenen Flamingos, Papageien aus Honduras, und Fische fahren im Kreis wie auf buntbemalten Karussellen. Da auf einmal trottet der Elcheber von seinem Erdhaufen herunter, trocken, rissig, ledern, ein altes, zu fest verschnürtes Gepäckstück, etwas, das auf Gerümpelböden vergessen wurde, ein Sack aus Zeiten grassierender Not, etwas Abgegriffenes, fest Verschlossenes, eine vergessene eiserne Ration, und richtet zögernd seine wasserblauen Augen auf mich.
Er guckt immer nach oben, ohne den Kopf zu heben. Die Wirbelsäule eine Waagerechte bis in die Rüsselspitze, die helle Iris bis hinauf an den Lidrand gedreht. Er ist ewig, nicht einmal bewundert will er werden; seine Augen schwimmen fort.“

 

krauss

Angela Krauß (Chemnitz, 2 mei 1950)

 

De Amerikaanse dichter en vertaler James Stratton Holmes werd geboren in Collins, Iowa, op 2 mei 1924.Hij verhuisde in 1950, op 26-jarige leeftijd voorgoed naar Nederland. Hij publiceerde behalve als James S. Holmes ook onder de pseudoniemen Jim Holmes en Jacob Lowland. Aan Holmes werd in 1956 als eerste niet-Nederlander de prestigieuze Martinus Nijhoff-prijs toegekend, de voornaamste Nederlandse onderscheiding op het gebied van literaire vertalingen. Eén van Holmes’ knapste prestaties was wel zijn vertaling van Martinus Nijhoffs lange gedicht Awater, een werk dat ook in het buitenland niet onopgemerkt zou blijven. Zowel de dichter als zijn vertaler oogstten roem, en zelfs twee Nobelprijswinnaars, T.S. Eliot en Joseph Brodsky voelden zich na lezing ervan genoopt in het openbaar te reageren: volgens Eliot zou Nijhoff wereldberoemd zijn geweest als hij niet in het Nederlands maar in het Engels geschreven had, terwijl Brodsky zonder omhaal liet weten dat Awater tot de beste gedichten behoorde die hij ooit gelezen had. Holmes raakte gaandeweg uitzonderlijk goed ingeburgerd in Nederland, niet alleen door de grote en gevarieerde kennissenkring die zich vormde rond zijn werk als dichter en vertaler, maar vooral ook door de uitgebreide vriendenkring die hij om zich heen wist te verzamelen in de hoofdstedelijke gay scene.. Hij nam dan ook probleemloos zitting in uiteenlopende besturen en commissies, trad zelfs toe tot de redaktie van het Nederlands-Vlaamse jongerentijdschrift “Gard Sivik” en werkte mee aan literataire tijdschriften als “Litterair Paspoort”, “De Gids”, “De Nieuwe Stem”, “Maatstaf” en “De Revisor”. Hij was niet alleen actief lid van de Nederlandse en Internationale PEN, de Vereniging van Letterkundigen, de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en de Nationale Unesco Commissie, maar hij was bovendien bestuurslid van de Stichting ter Bevordering van de Vertaling van Nederlands Letterkundig Werk in het Buitenland, het Nederlands Genootschap van Vertalers en de organisatie Schrijvers, School, Samenleving en hij was erelid van de Vlaamse Vereniging van Letterkundigen.

 

BERSAGLIERI SONG

                                              for E. du Perron

 

A gentleman going up the street

a gentleman going down the street

two gentlemen going up and down

that is the one gentleman goes up

and the other gentleman goes down

right in front of the shop of Henryson and Wenryson

right   in   front   of   the   shop   of   Henryson   and   Wenryson

     the   famous   hatmakers

they meet each other

one gentleman takes his high hat in his right hand

the other gentleman takes his high hat in his left hand

the one gentleman and the other

the right and the left the one going up and the one going down

the left going up

the right going down

each with his high hat his own high hat his bloody own high hat

pass each other

right in front of the door

of the shop

of Henryson and Wenryson

the famous hatmakers

then the two gentleman

the right and the left the one going up and the one going down

once past each other

put their hats on their heads again

don’t misunderstand me

each puts his own hat on his own head

that is their right

that is the right of these two gentlemen

 

 

Vertaling van Alpejagerslied van Paul van Ostaijen door James Holmes

 

Holmes

James Holmes (2 mei 1924 – 6 november 1986)

 

De Frans-Duitse schrijver, essayist en vertaler Georges-Arthur Goldschmidt werd geboren op 2 mei 1928 in Reinbek bij Hamburg. Hij begint met schrijven in de jaren zestig, eerst voor tijdschriften. Later volgen essays en romans in het Frans. Daarnaast maakt hij naam als criticus en vertaler van auteurs als Friedrich Nietzsche, Walter Benjamin, Franz Kafka, Adalbert Stifter, Johann Wolfgang Goethe en Peter Handke, met wie hij bevriend is.

Uit: Die Aussetzung

 „Scherenschnittgenau stand der tellerblaue Morgenhimmel über dem Bergkamm, jede Tanne davor ausgespart. Die noch länglichen Schatten bildeten die Unebenheiten der Abhänge nach. Aus der Schlucht stiegen Dampfschwaden vom Nachtregen auf. Der Junimorgen leuchtete wie schon seit Tagen nicht mehr, das Licht war hochgolden, die Umrisse scharf, ein Tag voll Erwartungen und sich öffnenden Weiten.
Über das Fenstersims hinuntergebeugt
konnte man mit den Kieselsteinen vor dem Haus spielen und zugleich drinnen mit den Füßen auf dem Holz des Fußbodens scharren. Im Hintergrund stampfte der Bauer umher und die Kühe rasselten an den Ketten im Stall während die beiden Töchter sie versorgten. Seitlich vom Wohnraum, hinter einer dünnen Holzplanke, lag der Stall unter niedrigen Deckenbalken, waagrechte Tannenstämme, vielleicht vor langer Zeit am Abhang im Rauschen des Sonnenmorgens gestanden. Die Knollen und Ansätze der Äste standen dunkelbraun heraus. Vor genau hundert Jahren, 1844, waren die Balken eingesetzt worden.

An diesem Morgen sollten sie beide, der Bauer und der Knabe, Mist fahren und er hatte sich schon vorgestellt, wie die eingesackte überkrustete hartgrau gewordene Oberfläche reißen würde mit der warmbraunen, durchhalmten Masse darunter.“

 

GOLDSCHMIDT

Georges-Arthur Goldschmidt (Reinbek, 2 mei 1928)

 

De Litouwse schrijver en vertaler Jurgis Baltrušaitis werd geboren op 2 mei 1873 in Paantvardys. Baltrušaitis  Hij publiceerde drie bundels gedichten in het Litouws en eveneens drie in het Russisch. Hij maakte veel Russische vertalingen van moderne literatuur van schrijvers als Henrik Ibsen, Oscar Wilde, August Strindberg, Knut Hamsun en Gabriele D’Annunzio. Zijn vertaling van Honger van Knut Hamsun werd een klassieker en wordt nog steeds herdrukt.

THE WANDERER’S HARP

I have been roaming on for days and days.

Ensnared in days, I wander on and on,

Whole days along my destined roads and ways,

As long as I am able, till I’m gone.

 

In morning’s garden I found flowers sweet;

I trampled many of them as I went,

Yet briars – even more of them I met.

My gains were small, compared with what I spent.

 

It dawned on me through agony and fears

How blind it is, the universal mind;

Though all night long I listen to the stars

No harmony among them do I find.

 

Ah man, it is not given you to see

What lasts an hour, and what goes on for aye;

And where you, too, a droplet in a sea,

Are sent to quail, and wherefrom do you hail…

 

And so with drooping heart and downcast head

Prostrate, I wait and wait, all gloom despite,

For somebody to offer me his aid

To solve the riddle set by dark and light.

 

 

Vertaald door Dorian Rottenberg

 

TO THE CRUCIFIED HOMELAND

An orphan’s fate, to stray and stumble

On ways of blood and fire, is thine…

Yet in your wordless grief, my humble,

Believing heart, await the Sign…

 

Hail beats the crop, stark lightnings cleave it,

The ancient shields are sighs and groans,

Yet He who built this land, believe it,

Makes wine of tears and bread of stones.

 

You labor painfully and slowly

Through fruitless days of blight and sleet,

Yet trust and deem divine the lowly,

Mute stigmata of bleeding feet.

 

And though the pain seem daily greater

And blessing bitter from above,

Lift up the mind to the Creator

For the last victory of love.

 

 

Vertaald door Ants Oras

 

BALTRUSAITIS

Jurgis Baltrušaitis (2 mei 1873 – 3 januari 1944)

 

De Duitse schrijfster Gisela Elsner werd geboren op 2 mei 1937 in Nürnberg. Tot 1959 studeerde zij filosofie, germanistiek en theaterwetenschappen in Wenen. Daarna werkte zij als zelfstandig schrijfster in o.a. Frankfurt am Main, Rome, Londen, Parijs, Hamburg en New York. In 1963 brak zij door met “Die Riesenzwerge”, een satirische – groteske beschrijving van het kleinburgerdom. Zij slaagde er nooit in het succes ervan te evenaren. Mede hierdoor, en door persoonlijke problemen maakte zij in 1992, een einde aan haar leven.

Uit: Die Riesenzwerge

»Jeden Morgen das gleiche!« ruft mein Vater jeden Morgen. Und während er durch den Korridor eilt, stopft er sich das Oberhemd in die Hose, knöpft er sich seine Kleider zu von unten herauf, indem er erst die Knöpfe des Hosenschlitzes einerseits in die Knopflöcher des Hosenschlitzes andererseits schiebt bis hinauf zum Hosenbund und dessen Knopf in dessen Loch, indem er dann die Hemdsknöpfe in die Knopflöcher des Hemds schiebt von unten herauf dem Kragen zu. Und immer beim Zuknöpfen, wenn er beim obersten, beim Kragenknopf angelangt ist, und meine Mutter dabei, durch das Sieb auf seinem Napf den Kaffee zu gießen, will ihm dieser Knopf nicht ins Knopfloch hinein, und er ruft: »Das mindeste, was der Mensch von einem Knopf verlangen kann ist: daß er durch das Knopfloch paßt!«, und meine Mutter, die Kaffeekanne in der Hand haltend, ruft: »Laß mich lieber machen!« und er ruft: »Damit du mir den siedendheißen Kaffee über’s Hemd schüttest!«, und meine Mutter, indem sie die Kaffeekanne auf den Tisch stellt, ruft: »Jetzt habe ich die Hände frei!« doch er, mein Vater, und dies, indem er reißt und zerrt an diesem Knopf, ruft: »Laß deine Finger fort!«, und gleich darauf. »Jetzt ist er ab!«
»Ich nähe ihn wieder an«, murmelt meine Mutter, nun schon im Korridor. Sie hebt den Nähkasten unter der Konsole unter dem Garderobenspiegel hoch, trägt ihn am Henkel ins Eßzimmer. »Iß du nur in Ruhe«, sagt sie. »Laß du nur dein Hemd an. Ich kann ihn auch so annähen.«
Ich sage es nun, wie sie sitzen, meine Eltern, wie ich sie sitzen sah, beim Frühstück, bis eines Morgens meine Mutter, als der Faden riß und ich im Eßzimmer ihnen zusah, meine Mutter also sagte: »Lothar, du machst mich vollkommen! Mach, daß du hinauskommst! Sonst kann ich mich nicht mehr!«, bis mein Vater rief. »Wenn du dich morgens noch einmal blicken läßt, dann!«, sage es nun, weil ich weiß, daß sie sitzen wie ich sie sitzen sah, immer noch.“

 

elsner2

Gisela Elsner (2 mei 1937 – 13 mei 1992)

 

De Oostenrijkse schrijver Franz Innerhofer werd geboren op 2 mei 1944 in Krimml. Na als hulpknecht op de boerderij van zijn vader gewerkt te hebben leerde hij voor smid. Vanaf 1966 bezocht hij het gymnasium voor werkenden en studeerde hij aansluitend Duits en Engels aan de universiteit van Salzburg. Zijn eerste autobiografische roman “Schöne Tage”, waarin hij zijn moeilijke jeugd beschrijft, maakte hem op slag beroemd. Innerhofer pleegde zelfmoord in 2002.

Uit: Schöne Tage. Schattseite. Die großen Wörter

„Der Pflege einer kinderlosen Frau entrissen, sah Holl sich plötzlich in eine fremde Welt gestellt. Es waren da große Räume und viele Menschen, die keine Zeit hatten für Kinder, denn sich mußten sich heftig bewegen. Die Felder waren verwahrlost und die Menschen hungrig. Gleich zu Beginn stifteten die Vorgänge um Holl eine große Verwirrung in ihm. Die Gegenstände, die auf einmal so groß und so neu auf ihn wirkten, wagte er nicht anzufassen. Von den vielen neuen Gesichtern kannte er zwei ganz flüchtig, aber er verstand nichts. Am Nachmittag und am Abend wurde er in eine große Kammer gelegt. Wenn er aufwachte, schrie er, bis jemand kam und ihn herausholte. Dann fürchtete er sich vor den Strümpfen, die man ihm auf einer Bank, während er sich wehrte, rasch über die Beine zog. Die Strümpfe waren rauh. Er zog sie sich aus, und die anderen zogen sie ihm wieder an. Er wand sich und fiel von der Bank, ohne daß er es begriff. Zwei Hände packten ihn und setzten ihn auf die Bank zurück, wo er weinte, weg wollte und wieder hinunterfiel, so daß es den Frauen, die seinetwegen von der Arbeit weg mußten, oft zuviel wurde, sie ihn packten und schlugen. Diese Vorgänge wiederholten sich oft, denn die Erwachsenen konnten sich nicht vorstellen, daß das Kind erst angefangen hatte, eine neue Welt zu begreifen. Aus einer kleinen Welt in eine Welt von Stößen und Schlägen, meistens irgendwo in eine Ecke verbannt, schaute Holl den Frauen zu, die unentwegt kamen und gingen. Eine mußte er Mutter nennen und eine Großmutter. Von früh bis spät wurde dem Kind gesagt, was es nicht tun dürfe und was es tun müsse, was es sonst noch hörte, war ihm unverständlich, waren fremde Worte, an fremde Menschen gerichtet. Es war eine große Welt, in die Holl, bald da- bald dorthin gesetzt, sich hineinzutappen versuchte.“

 

INNERHOFER

Franz Innerhofer (2 mei 1944 – 19 januari 2002)

 

De Duitse schrijver en dichter Klaus Konjetzky werd geboren op 2 mei 1943 in Wenen. Hij groeide op in München, waar hij ook geschiedenis, germanistiek en filosofie studeerde. Begin jaren zeventig was Konjetzky mede-uitgever van de Literarischen Hefte en redacteur van het tijdschrift Kürbiskern.

 

An die Eltern

 

(Ihr kennt das Leben,

also laßt mich es kennenlernen)

 

Ihr sprecht

von der Verantwortung, die ihr für mich habt –

aber ihr wollt nur,

daß ich so werde wie ihr.

 

Ihr sagt,

ich solle mich mehr für Kultur interessieren –

aber euch interessieren nicht

die Lieder der Rolling Stones.

 

Ihr behauptet,

Fernsehen macht träge –

aber ihr sitzt regelmäßig

vor Dalli Dalli.

 

Ihr sagt,

es komme auf den Menschen an –

aber ihr verlangt,

dass ich mir die Haare schneiden lasse.

 

Ihr sprecht

von den Erfahrungen, die ihr gemacht habt –

aber ihr wollt nicht,

daß ich in eine Diskothek gehe.

 

Ihr fordert

Vertrauen und Offenheit –

aber ihr sperrt, wenn ihr geht,

das Telephon ab.

 

Ihr sagt,

es sei nicht alles in Ordnung im Lande –

aber euch stört

mein Kontakt zur Gewerkschaftsjugend.

 

Ihr beklagt

die Gleichgültigkeit der Jugend –

aber über Kriegsdienstverweigerung

laßt ihr mit euch nicht reden.

 

Ihr verurteilt

die Gewalttätigkeit vieler Jugendlicher –

aber ihr verbietet mir

die Zärtlichkeit von Susi.

 

Ihr wünscht mir

eine bessere Zukunft –

aber ihr meßt mich

an eurer Vergangenheit.

 

KONJETZKY

Klaus Konjetzky (Wenen, 2 mei 1943)

Arnon Grunberg, Paul van Ostaijen, Hugo Ball, Morley Callaghan, Danilo Kiš, James Russell Lowell, Sean O’Faolain, Jules Renard

De Nederlandse schrijver Arnon Grunberg werd geboren in Amsterdam op 22 februari 1971. Hij schrijft meestal onder zijn eigen naam, maar maakte ook enige tijd gebruik van het heteroniem Marek van der Jagt. Op 23-jarige leeftijd debuteerde Grunberg bij Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar met Blauwe maandagen, een sterk autobiografische roman waarin onder andere zijn joodse afkomst aan bod komt. Het boek werd een internationaal succes: in Nederland werd het bekroond met de Anton Wachterprijs voor het beste debuut en het Gouden Ezelsoor voor het best verkochte debuut. Het werd vertaald naar het Engels, Duits, Deens, Italiaans, Frans, Spaans, Zweeds en Japans. Met zijn tweede roman, Figuranten (1997), bevestigde hij zijn talent.

Uit: De joodse messias

 ‘Op zondag,’ zei de moeder, nadat ze was gaan verliggen, ‘op zondag heeft hij nooit iemand doodgeslagen, want de dag van de Heere was hem heilig. Zelfs onder die barre omstandigheden.’
  ‘Hoor je dat, Xavier?’ vroeg de architect. ‘Hoor je dat?’
  Er kwam geen antwoord. De zoon had visioenen die hij niet kon duiden en die hij daarom meteen weer vergat. Hij hield er alleen een vaag en onprettig gevoel aan over. Een soortgelijk gevoel had hij aan zijn ontmaagding overgehouden.
  De architect zei: ‘Als er toen al fitness had bestaan, had de geschiedenis er anders uitgezien. Mensen als je opa wisten niet waar ze heen moesten met hun overtollige energie.’
  ‘En hij sloeg nooit voor niets,’ voegde de moeder eraan toe.
  Xavier stond op, hij wilde de deur opentrekken. Maar de vader liet zich van zijn plankje glijden, gaf zijn zoon een vriendschappelijke stomp en zei: ‘Nog niet jongen. Het kwartier is nog niet voorbij. Even lekker uitzweten.’
  Xavier deed geen poging meer de deur te openen. Hij ging weer op zijn handdoekje zitten. Door het snelle opstaan vreesde hij dat hij zijn bewustzijn zou gaan verliezen. Hij was duizelig.
  Ik moet mijn ouders ontzien, dacht Xavier, ze hebben het al moeilijk genoeg. Hij pakte de hand van zijn vader, die nog altijd bij de deur stond om ervoor te zorgen dat die niet voortijdig werd geopend, en zei: ‘Papa, zo meteen gaan we lekker fitnessen.’ En toen drukte hij talloze kussen op de hand van zijn vader.

 

GRUNBERG

Arnon Grunberg (Amsterdam, op 22 februari 1971)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Paul van Ostaijen werd geboren in Antwerpen op 22 februari 1896. De dichter had als bijnaam Meneer 1830, omdat hij als dandy in de mode van die tijd in Antwerpen langs de Meir en de Keyserlei flaneerde. Zijn modernistische werk getuigt van een eigenzinnig en veelvormig expressionisme, maar het onderging ook invloeden van het dadaïsme en het vroege surrealisme. Paul van Ostaijen was een overtuigd flamingant en raakte betrokken bij het activisme, waardoor hij na de WO I een tijdje naar Berlijn vluchtte. Daar kwam hij in contact met literatoren en kunstenaars van het Berlijnse dadaïsme en expressionisme. Hij verzeilde er in een diepe geestelijke crisis. Nadat hij teruggekeerd was naar België en in Brussel een kunstgalerie had geopend, begon hij te lijden aan tuberculose. Hij stierf aan de gevolgen hiervan in het sanatorium van Miavoye-Anthée in de Ardennen. Zijn ‘zuivere lyriek’ werd postuum uitgegeven onder de titel Nagelaten gedichten.

 

BELGIESE ZONDAG

 

Een gramofoon van ’s morgens acht

iemand vergeet niet zijn soldatetijd

en speelt clairon

het bier is flauw

                 limonade

UIT ZUIVERE VRUCHTEN

 

Na de hoogmis wast bewondering

voor de renners      de coureurs

&n
bsp;
21     7     17   48     83

fraaie hoofdgroep door het dorp

jonge boeren en arbeiders spreken

        sportliterair

        citaten ult de Sportwereld

Koorknapen gaan onkelwaarts zondagsent

                    TE DEUM zingend

Vrouwen wachten op

        deemstering

                    kaarten zijn spekvet

   Fumez la cigarette     Dubec

   La Cigarette du Connaisseur

alle dorpelingen zijn kenners

          zij roken la cigarette Dubec

 

Kinderen zijn vuil

                huizen ook

Mijn land zondag alpdruk boos

 

Ostaijen

Paul van Ostaijen (22 februari 1896 – 18 maart 1928)

 

De Duitse schrijver Hugo Ball werd geboren op 22 februari 1886 in Pirmasens. Hij was een van de voormannen van dada, de groep kunstenaars die in 1916, temidden van het geweld van de Eerste Wereldoorlog, de staat van anarchie uitriepen in de Europese cultuur. Zijn inzet was altijd radicaal, ook toen hij zich later bekeerde tot een dadaïstische vorm van katholicisme. Na zijn onafgemaakte opleiding sociologie en filosofie ging de Duitse schrijver en performer Ball werken als theater directeur, en toneelschrijver totdat in de zomer van 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Ball meldde zich prompt als vrijwilliger, uit vaderlandsliefde, maar werd vanwege een ‘zwak hart’ weer naar huis gestuurd. pas een bezoek als burger aan het front in Vlaanderen leerde hem de oorlog met andere ogen te bezien. In WO I emmigreerde (de pacifist) Ball, samen met zijn vrouw naar Zürich, waar hij werkte als journalist en waar hij optrad in cabarets. Begin 1916 wist Ball de eigenaar van een café ervan te overtuigen dat een door hem georganiseerd literair cabaret de verkoop van bier en andere dranken sterk zou doen stijgen. De caféhouder had er geen flauw idee van wat hem boven het hoofd hing. Dada was zonder Ball vermoedelijk nooit ontstaan, want hij was het die – samen met zijn vrouw, de nachtclubzangeres Emmy Hennings – in de Züricher Spiegelgasse het ‘Cabaret Voltaire‘ had opgericht, bedoeld om binnen- en buitenlandse kunstenaars een podium te verschaffen, waar dada in de loop van 1916 het levenslicht zag. Hij zou zelfs het woord dada (dat in Frans stokpaardje betekent) uit een dictionaire hebben opgepikt, toen er een naam moest worden gekozen voor het tijdschrift dat Tzara met de medewerkers van het ‘Cabaret Voltaire‘ wilde uitgeven. Ball werd mede hierdoor één van de leidinggevende figuren van de dada-beweging. Ball organiseerde ook de Galerie dada, waar ook werk van kandinsky werd geëxposeerd. In 1917 breekt Ball met dada en wordt hij directeur van een uitgeverij in Bern. Hier naast bleef hij schrijven, zoals bijvoorbeeld zijn autobiografie ‘Die Flucht aus der Zeit’.

 

Ick bin in Tempelhof jeboren

Ick bin in Tempelhof jeboren
Der Flieder wächst mich aus die Ohren.
In meinem Maule grast die Kuh.

Ick geh zuweilen sehr und schwanger
Auf einem Blumen-i-o-anger
Mein Vater, was sagst Du dazu?

Wir gleichen sehr den Baletteusen,
Pleureusen – Dösen – Schnösen – lösen.
Gewollt zu haben – selig sein.

Verehrte Herrn, verehrte Damen,
Die um mich hören herzu kamen
Dies widmet der Gesangverein.

Und Jungfraun kamen wunderbar
Geschmeide scheidegelb im Haar
Mit schlankgestielten Lilien.

Der Kakagei und Papadu
Die sahen auch dabei dazu
Und kamen aus Brasilien.

(Klarinetta Klaball)

 

Ball

Hugo Ball (22 februari 1886 – 14 september 1927)

 

De Canadese schrijver Morley Callaghan werd geboren op 22 februari 1903 in Toronto. Aan het eind van de jaren twintig behoorde hij tot de kring van moderne schrijvers van Montparnasse in Parijs waartoe o.a. ook James Joyce en F. Scott Fitzgerald onderdeel uitmaakten. Als zijn meesterwerk beschouwt men de roman The Loved and the Lost uit 1951.

Uit: Luke Baldwin’s Vow

“He was so excited that he could hardly keep himself under water and work effectively. From the collie’s neck the rope stretched to the now imbedded rock, and when he grabbed the rope and tried to slash it with one swift cut there seemed to be no strength in his arm; the rope seemed to slide away from him. Again he slashed and the knife came drifting feebly at the rope, bending it as if the knife and the rope were made of rubber. He knew he couldn’t stand it anymore, not if the rope bent like that again; he couldn’t stand it because his own strength was failing and he knew that each passing second took what was left of Dan’s life.”

CALLAGHAN

Morley Callaghan (22 februari 1903 – 25 augustus 1990)

 

De Servische schrijver Danilo Kiš werd geboren op 22 febrari 1935 in Subotica. Naast Ivo Andrić geldt hij als een van de belangrijkste schrijvers van Servië. Zijn vader stierf in het concentratriekamp Auschwitz-Birkenau, zijn moeder vluchtte met hem naar Hongarije, waar ze haar zoon voor de zekerheid in 1939 liet dopen en waar zij het einde van de oorlog meemaakten. Vanaf 1954 studeerde Kiš vergelijkende literatuurwetenschap in Belgrado. In 1962 verschenen zijn twee eertse boeken: Mansarda: satirična poema (dt. Die Dachkammer) en Psalam 44. Kiš werkte lange tijd in Belgrado en in Novi Sad als vertaler uit het Hongaars, Russisch en Frans. Daarna werd hij lector voor Servokroatisch in Frankrijk en pendelde hij vaak heen en weer. In 1979 vestigde hij zich in Frankrijk. Voor Enciklopedija mrtvih (dt. Enzyklopädie der Toten) kreeg hij de Ivo-Andrić-Preis. In 1980 kreeg hij voor zijn hele oeuvre de Grand Aigle d’Or.

 

Uit: Die mechanischen Löwen

 

„MÁRIA RIGÓ: Andreas Sam! Andreas Sam … (Mit Tränen in den Augen) Herr du mein Gott, wie konnte ich mich nicht früher erinnern! Der kleine Andreas Sam, der Sohn von Herrn Eduard Sam, der kleine Sam, der sich immer mit Julija Szabó amüsiert hat …
Andi, Andi, wer könnte sich nicht erinnern … Und ich habe so oft an euch gedacht … (Verwirrt) An dich, an deine Schwester, an euch alle. Kaum hattest du Julija Szabó erwähnt, habe ich mich sofort erinnert… (Droht ihm mit dem Finger) Du meinst wohl, deine gute alte Lehrerin wäre schon völlig verkalkt und erinnerte sich an gar nichts mehr. Oh, du warst ein großer Taugenichts… Ein Taugenichts, wie mein Oto, bei Gott … Ich weiß, du hast der kleinen Julija den Kopf verdreht … Das habe ich schon damals gewußt … Ach, wie wird sich der Emil freuen, wenn er hört, wer da zu Besuch gekommen ist. Ich weiß nur wirklich nicht, wo er so lange bleibt …
Vielleicht sollte ich jemanden nach ihm schicken, damit man weiß, was mit ihm ist … damit er endlich nach Hause kommt … Wie konnte ich mich bloß nicht erinnern … Als wäre es gestern, so genau sehe ich alles vor mir. Du hast dich wirklich sehr verändert … Ich erinnere mich, du bist immer mit so einem großen Hundspazierengegangen, am Flußufer entlang … Und hast dich mit Julija im Heuschober versteckt… Ich kenne dich, habe ich dich jetzt endlich erwischt… Andi, Andi… Also darauf muß auch ich ein Gläschen trinken, obwohl der Arzt es mir verboten hat, sogar vor dem Essen, ein Gläschen Raki zu trinken, trotzdem, bei solch seltenen Anlässen trinke auch ich einen Tropfen. Auf dein Wohl …
JUNGER MANN: Auf Ihr Wohl, Frau Lehrerin …“

 

danilo2

Danilo Kiš (22 februari 1935 – 15 oktober 1989)

 

De Amerikaanse dichter, essayist, uitgever en diplomaat James Russell Lowell werd geboren op 22 februari 1819 in Cambridge, Massachusetts. De zoon uit een familie van aanzien studeerde in Harvard en vestigde al snel zijn naam als dichter met de werken A Year’s Life and Other Poems (1841) en Poems (1844). In 1855 werd Lowell hoogleraar voor literatuur in Harvard, vanaf 1857 was hij uitgever van de Atlantic Monthly en in 1867 publiceerde hij de tweede serie van de door de burgeroorlog geïnspireerde Biglow Papers. Na de burgeroorlog schreef hij weliswaar verder gedichten, maar richtte hij zich meer en meer op essays en literaire kritiek.

 

REMEMBERED MUSIC

 

A FRAGMENT

 

Thick-rushing, like an ocean vast

  Of bisons the far prairie shaking,

The notes crowd heavily and fast

As surfs, one plunging while the last

  Draws seaward from its foamy breaking.

 

Or in low murmurs they began,

  Rising and rising momently,

As o’er a harp Æolian

A fitful breeze, until they ran

  Up to a sudden ecstasy.

 

And then, like minute-drops of rain

  Ringing in water silvery,

They lingering dropped and dropped again,

Till it was almost like a pain

  To listen when the next would be.

 

jrlowell

James Russell Lowell (22 februari 1819 – 12 augustus 1891)

 

Sean O’Faolain is het pseudoniem van de Ierse schrijver John Whelan. Hij werd geboren op 22 februari 1900 in Cork. O’Faolain schreef vooral gedichten en korte verhalen die zich afspelen in de midden- en onderklasse van Ierland. Daarbij had hij oog voor de schaduwzijden van de Ierse nationale beweging en van het katholicisme op het eiland, maar ook voor de repressieve pokitiek van de Britten aan het begin van de eeuw. Andere verhalen gaan ook over de emigratie naar Amerika van veel Ieren en de problemen die daaruit voortkwamen.

Uit: The Trout

 “One of the first places Julia always ran to when they arrived in G —-  was The Dark Walk.  It is a laurel walk, very old, almost gone wild, a lofty midnight tunnel of smooth,  sinewy branches. Underfoot the tough brown leaves are never dry enough to crackle: there is always a suggestion of damp and cool trickle.
She raced right into it. For the first few yards she always had the memory of the sun behind her, then she felt the dusk closing swiftly down on her so that she screamed with pleasure and raced on to reach the light at the far end; and it was always just a little too long in coming so that she emerged gasping, clasping her hands, laughing, drinking in the sun. When she was filled with the heat and glare she would turn and consider the ordeal again.
‘This year she had the extra joy of showing it to her small brother, and of terrifying him as well as herself And for him the fear lasted longer because his legs were so short and she had gone out at the far end while he was still screaming and racing.
When they had done this many times they came back to the house to tell everybody that they had done it. He boasted. She mocked. They squabbled.
“Cry baby!”
“You were afraid yourself, so there!”
“I won’t take you any more.”
“You’re a big pig.”
“I hate you.”
Tears were threatening, so somebody said, “Did you see the well?” She opened her eyes at that and held up her long lovely neck suspiciously and decided to be incredulous. She was twelve and at that age little girls are beginning to suspect most stories: they have already found out too many, from Santa Claus to the stork.  How could there be a well! In The Dark Walk?  That she had visited year after year? Haughtily she said, “Nonsense.”

 

Ofaolain

Sean O’Faolain (22 februari 1900 – 20 april 1991)

 

De Franse schrijver Jules Renard werd geboren op 22 februari 1864 in Châlons-du-Maine. Hij werkte eerst als huisleraar en jurist, maar begon vanaf 1886 romans, verhalen en toneelstukken te publiceren. Behalve romans in naturalistische stijl schreef hij ook werk waarin hij aan de psychologische beschrijving van zijn personages de voorrang geeft boven de handeling. Omdat Renard een groot talent had om de geobserveerde werkelijkheid in treffende beschrijvingen te vatten is hij ook beroemd wegens zijn aforismen.

 

Uit: Journal de Jules Renard 1905-1910

 

— 1905 —

1er janvier.

Huot est parti furieux, mais il reviendra, mort ou vif ; et, dans quatre ans, on verra : M. Renard ne sera pas toujours maire ! Les petits gars trouvent déjà que ça va mieux. M. Roy, le nouvel instituteur, donne des bons points. Il constate que les petits ne savent rien.

Les Huot ont laissé l’école en état de saleté. Lui, crasseux, pas rasé, en pantoufles, le jour d’un mariage. Elle sent la chemise sale, ne se nettoie jamais les dents.

Le poëte Ponge va reprendre la plume : les nationalistes relèvent la tête !

L’argent, il l’appelle « le numéraire ».

Sa maison est terminée : quatre pièces, dont une pour le four où l’on « trafique ».

— Vous avez un premier étage ?

— Oh ! ça ne se fait pas chez nous. Les gens de Germenay disent qu’ils en font faire, mais c’est par vantardise. Ils disent que c’est un premier, mais c’est un grenier, et ça leur sert de grenier. »

 

renard

Jules Renard (22 februari 1864 – 22 mei 1910)