Peter Terrin, Gore Vidal, Kira Wuck, Stijn Streuvels, Leïla Slimani, Alain-Fournier, Sergej Jesenin, Bernard Cooper, Niña Weijers

De Vlaamse schrijver Peter Terrin werd geboren in Tielt op 3 oktober 1968. Zie ook alle tags voor Peter Terrin op dit blog.

Uit: Yucca

“Aan de balie van de gevangenis kreeg hij een witte plastic draagtas met daarin al zijn bezittingen.
De cipier achter het glas wees naar een deur aan de zijkant. Ze draaide de sleutel om, stopte hem de tas toe en deed de deur meteen weer op slot. De vrouw paste ternauwernood in haar blauwe overhemd, de knoop van haar stropdas was verborgen onder haar slappe hals.
Viktor was hier elf jaar geweest, hij had nooit het gebouw verlaten, maar de vrouw liet niets blijken. Hij kon net zo goed een bezoeker zijn die een uurtje geleden zijn tas had afgegeven. Ze was beducht voor iets, een onnoembaar gevaar. Men had haar op het hart gedrukt onder alle omstandigheden zakelijk te blijven. Die houding paste haar slecht, zoals haar lichaam niet in het uniform paste. Kleine gouden ringetjes staken in haar kersrode oorlellen die schuin op haar bolle wangen lagen. De ringen hadden geslepen kantjes, wat haar tegelijk meisjesachtig en ouderwets maakte, een juweel dat ze bij haar vormsel van een grootmoeder had gekregen. Ze deed alsof hij niet meer voor de balie stond en naar haar keek. Ze leek hem een vrouw die huilend de liefde bedreef.
De donkere, massieve poort had een deurtje dat door een mannelijke cipier werd opengemaakt. Routine en gewoonte, de fundamenten van het gevangeniswezen, reikten tot deze uiterste grens en hadden sporen van blank hout gevormd. Buiten klonk de wereld anders, hij merkte het meteen. Hij kon het niet benoemen. Had het iets met de bomen aan de overkant te maken, met de brede kruinen? Waren autobussen vroeger stiller? Na enkele minuten voor de grote poort, kijkend naar fietsers en auto’s en voetgangers en gebouwen die hij zich niet kon herinneren, bedacht Viktor dat er een zekere uitbundigheid in de lucht hing. Hij rook het. De wereld was nu vrijer. Maar de wereld was daar niet rustiger van geworden. Misschien lag het aan hem. Het zou tijd vragen om aan alles te wennen, dat sprak vanzelf. Op dat vlak waren zijn vooruitzichten uitstekend. Hij had tijd in overvloed.
Links van de grote poort trok de kleur oranje zijn aandacht. Een vuilnisbak die tegen de muur hing. Voorop stond een symbolische afbeelding van een vuilnisbak, er was geen misverstand mogelijk. Ook dit kon hij zich niet voor de geest brengen, die kleur. Zonder de straat in te kijken werd hij drie vuilnisbakken gewaar, oranje vlekken aan de randen van zijn blikveld. De kleur was zeer doeltreffend, al lag er hier en daar vuil op straat.”

 

 
Peter Terrin (Tielt, 3 oktober 1968)

 

De Amerikaanse schrijver, dramaticus en essayist Gore Vidal werd geboren op 3 oktober 1925 in West Point, New York. Zie ook alle tags voor Gore Vidal op dit blog.

Uit: Julian

Libanius to Priscus Antioch, March [AD.] 380
Yesterday morning as I was about to enter the lecture hall, I was stopped by a Christian student who asked me in a voice eager with malice, “Have you heard about the Emperor Theodosius?”
I cleared my throat ready to investigate the nature of this question, but he was too quick for me. “He has been baptized a Christian.”
I was noncommittal. Nowadays, one never knows who is a secret agent. Also, I was not particularly surprised at the news. When Theodosius fell ill last winter and the bishops arrived like vultures to pray over him, I knew that should he recover they would take full credit for having saved him. He survived. Now we have a Christian emperor in the East, to match Gratian, our Christian emperor in the West. It was inevitable.
I turned to go inside but the young man was hardly finished with his pleasant task. “Theodosius has also issued an edict. It was just read in front of the senate house. I heard it. Did you?”
“No. But I always enjoy imperial prose,” I said politely.
“You may not enjoy this. The Emperor has declared heretic all those who do not follow the Nicene Creed.”
“I’m afraid Christian theology is not really my subject. The edict hardly applies to those of us who are still faithful to philosophy.”
“It applies to everyone in the East.” He said this slowly, watching me all the while. “The Emperor has even appointed an Inquisitor to determine one’s faith. The days of toleration are over.”
I was speechless; the sun flared in my eyes; all things grew confused and I wondered if I was about to faint, or even die. But the voices of two colleagues recalled me. I could tell by the way they greeted me that they, too, had heard about the edict and were curious to know my reaction. I gave them no pleasure.
“Of course I expected it,” I said. “The Empress Postuma wrote me only this week to say that . . .” I invented freely. I have not of course heard from the Empress in some months, but I thought that the enemy should be reminded to what extent I enjoy the favor of Gratian and Postuma. It is humiliating to be forced to protect oneself in this way, but these are dangerous times.”

 


Gore Vidal (3 oktober 1925 – 31 juli 2012)

 

De Nederlandse dichteres Kira Wuck werd geboren in Amsterdam op 3 oktober 1978. Zie ook alle tags voor Kira Wuck op dit blog.

 

We nemen ons voor te vertrekken

1
Soms lijkt het alsof ik wind mee heb
de doden mij vooruit helpen
ik staar naar mensen die dichtbij staan
alsof ze na het knipperen
van mijn ogen verdwenen kunnen zijn
ik wil dat er dingen aan mij blijven kleven

2
Is geluk verdwijnen of juist gevonden worden
ik heb geen antwoorden roep ik
zand begint zich te verplaatsen als een oude kameel
nog nooit heeft een mens de zee doen keren

3
Ik heb iets nodig wat me lichter maakt
vanaf boven gezien lijkt alles altijd omhoog te willen
de massa wordt een zwaar ademend dier
we nemen ons voor te vertrekken
maar haken steeds om de beurt af

 

 
Kira Wuck (Amsterdam, 3 oktober 1978)

 

De Frans-Marokkaanse schrijfster en journaliste Leïla Slimani werd geboren op 3 oktober 1981 in Rabat. Zie ook alle tags voor Leila Slimani op dit blog.

Uit: Chanson douce

“Les voisins se sont réunis en bas de l’immeuble. Il y a surtout des femmes. C’est bientôt l’heure d’aller chercher les enfants à l’école. Elles regardent l’ambulance, les yeux gonflés de larmes. Elles pleurent et elles veulent savoir. Elles se mettent sur la pointe des pieds. Essaient de distinguer ce qui se passe derrière le cordon de police, à l’intérieur de l’ambulance qui démarre toutes sirènes hurlantes. Elles se murmurent des informations à l’oreille. Déjà, la rumeur court. Il est arrivé malheur aux enfants.
C’est un bel immeuble de la rue d’Hauteville, dans le dixième arrondissement.
Un immeuble où les voisins s’adressent, sans se connaître, des bonjours chaleureux.
L’appartement des Massé se trouve au cinquième étage.
C’est le plus petit appartement de la résidence. Paul et Myriam ont fait monter une cloison au milieu du salon à la naissance de leur second enfant. Ils dorment dans une pièce exiguë, entre la cuisine et la fenêtre qui donne sur la rue. Myriam aime les meubles chinés et les tapis berbères. Au mur, elle a accroché des estampes japonaises.
Aujourd’hui, elle est rentrée plus tôt. Elle a écourté une réunion et reporté à demain l’étude d’un dossier. Assise sur le strapontin, dans la rame de la ligne 7, elle se disait qu’elle ferait une surprise aux enfants. En arrivant, elle s’est arrêtée à la boulangerie. Elle a acheté une baguette, un dessert pour les petits et un cake à l’orange pour la nounou. C’est son favori.
Elle pensait les emmener au manège. Ils iraient ensemble faire les courses pour le dîner.
Mila réclamerait un jouet, Adam sucerait un quignon de pain dans sa poussette.Adam est mort.
Mila va succomber.
——-

«Pas de sans-papiers, on est d’accord? Pour la femme de ménage ou le peintre, ça ne me dérange pas. Il faut bien que ces gens travaillent, mais pour garder les petits, c’est trop dangereux. Je ne veux pas de quelqu’un qui aurait peur d’appeler la police ou d’aller à l’hôpital en cas de problème. Pour le reste, pas trop vieille, pas voilée et pas fumeuse. L’important, c’est qu’elle soit vive et disponible. Qu’elle bosse pour qu’on puisse bosser.»
Paul a tout préparé. Il a établi une liste de questions et prévu trente minutes par entretien.”

 


Leïla Slimani (Rabat, 3 oktober 1981)

 

De Vlaamse schrijver Stijn Streuvels, pseudoniem voor Frank Lateur werd geboren in Heule op 3 oktober 1871. Zie ook alle tags voor Stijn Streuvels op dit blog.

Uit: In oorlogstijd (Dagboeken)

“13 oktober 1917

Aan het rijden en rotsen voor ons deur komt er geen eind, – altijd maar troepen en door de regen lijkt het een erbarmelijke aftocht.
Wat er op die wagens al geladen is, gaat alle inbeelding te buiten, – het gelijkt eerder een verhuizing, – een uittocht van foremannen dan op militaire kolonnen. En de peerden vooral zien er ellendig uit. Wat een verschil bij ’t geen we hier in oktober van ’14 zagen voorbijtrekken! En wat is er nu nog over van die prachtige stoet peerden en wagens in splinternieuw tuig van de 4de Armee?.

19 oktober 1917

Peerdenschouw; koeienschouw en… voor ’t eerst: geitenschouw. De boeren en landmensen mogen er een man op houden om de bevelen van de kommandantur uit te voeren. Maar nu komt het ergste: een veertigtal geiten worden opgeëist! De melkkoe van de kleine man. En dat verwekt veel ontroering en vooral stil verdriet. Niet alleen om het verlies van de melk die bij de kleine man het enige voedsel uitmaakt, maar ook omdat de kleine kortwoner zijn geit zo genegen is en waarlijk bemint. Ik zie o.a. een jongetje die daar ook met zijn geitje gekomen is, – een prachtig harte-geitje. Het dier is aangeslagen en moet geleverd worden en de jongen staat daar, houdt het geitje aan het zeel en streelt het met de andere hand over de rug maar terwijl rollen grote tranen uit zijn ogen over zijn wangen op zijn kiel, maar zijn aanzicht blijft strak gespannen en hij doet zienling geweld om zijn verdriet te verkroppen. Zelden heb ik zulk oprecht lijden ontwaard.

23 oktober 1917

Gisteravond, om 9 uur is er op de gemeente een jammerlijk ongeval gebeurd: een man hier uit de buurt is op een boom waar hij takken uit kapte door de soldaten van de Kommandantur, die op patrouille waren, doodgeschoten. Dat wekt de algemene ontsteltenis onder de bevolking en de verbazing te meer dat er geen nachten voorbijgaan zonder er hele bomen langs de steenweg afgezaagd en weggevoerd worden en de daders niet verontrust worden en dat er nu om enige takken een man moet doodgeschoten worden en het leven laten…”

 

 
Stijn Streuvels (3 oktober 1871 – 15 augustus 1969) 
Streuvels woonkamer in “Het Lijsternest”, zijn woonhuis in Ingooigem

 

De Franse schrijver Henri Alain–Fournier werd geboren op 3 oktober 1886 in Épineuil-le-Fleuriel (Cher). Zie ook alle tags voor Alain-Fournier op dit blog.

Uit: Le Grand Meaulnes

“D’autres invités étaient maintenant épars entre les arbres, attendant. Et trois bateaux de plaisance accostaient, prêts à recevoir les promeneurs. Un à un, sur le passage des dames, qui paraissaient être la châtelaine et sa fille, les jeunes gens saluaient profondément, et les demoiselles s’inclinaient. Etrange matinée! Etrange partie de plaisir! Il faisait froid malgré le soleil d’hiver, et les femmes enroulaient autour de leur cou ces boas de plumes qui étaient alors à la mode . . .
La vieille dame resta sur la rive, et, sans savoir comment, Meaulnes se trouva dans le même yacht que la jeune châtelaine. Il s’accouda sur le pont, tenant d’une main d’une main son chapeau battu par le grand vent, et il put regarder à l’aise le jeune fille, qui s’était assise à l’abri. Elle aussi le regardait. Elle répondait à ses compagnes, souriait, puis posait doucement ses yeux bleus sur lui, en tenant sa lèvre un peu mordue.
Un grand silence régnait sur les berges prochaines. Le bateau filait avec un brui calme de machine et d’eau. On eût pu se croire au coeur de l’été. On allait aborder, semblait-il, dans le beau jardin de quelque maison de campagne. La jeune fille s’y promènerait sous une ombrelle blanche. Jusqu’au soir on entendrait les tourterelles gémir. . . Mais soudain une rafale glacée venait rappeler décembre aux invités de cette étrange fête.
On aborda devant un bois de sapins. Sur le débarcadère, les passages durent attendre un instant, serrés les uns contre les autres, qu’un des bateliers eût ouvert le cadenas de la barrière. . . Avec quel émoi Meaulnes se rappelait dans la suite cette minute où, sur le bord de l’étang, il avait eu très près du sien le visage désormais perdu de la jeune fille! Il avait regardé ce profil si pur, de tous ses yeux, jusqu’à ce qu’ils fussent près de s’emplir de larmes. Et il se rappelait avoir vu, comme un secret délicat qu’elle lui eût confié, un peu de poudre restée sur sa joue . . .
A terre, tout s’arrangea comme dans un rêve. Tandis que les enfants couraient avec des cris de joie, que des groupes se formaient et s’éparpillaient à travers bois, Meaulnes s’avança dans une allée, où, dix pas devant lui, marchait la jeune fille. Il se trouva près d’elle sans avoir eu le temps de réfléchir:
“Vous êtes belle”, dit-il simplement.
Mais elle hâta le pas et, sans répondre, prit une allée transversale. D’autres promeneurs couraient, jouaient à travers les avenues, chacun errant à sa guise, conduit seulement par sa libre fantaisie. Le jeune homme se reprocha vivement ce qu’il appelait sa balourdise, sa grossièreté, sa sottise.”

 

 
Alain-Fournier (3 oktober 1886 – 22 september 1914)
Cover leesboek

 

De Russische dichter Sergej Aleksandrovitsj Jesenin werd geboren op 3 oktober 1878 in het dorpje Konstantinovo, bij Rjazan. Zie ook alle tags voor Sergej Jesenin op dit blog.

 

De ruw bekapte kar ging zingen

De ruw bekapte kar ging zingen,
Struweel, de vlakte vliegt voorbij.
Wéér kruisen ter herinnering en
Kapellen onderweg terzij.

Wéér ga ik ziek aan warme weedom
Als mij de haver toewaait thuis.
En op het nieuws van klokkenklepels
Slaat ongewild de hand een kruis.

O Ruslands velden, diepkarmijn, je
In de rivier gevallen blauw,
Ik min tot vreugde en tot pijn toe
Die merendroefenis van jou.

Onmeetbaar is het koel verdriet van
Je nevelige oeverriet.
Maar níet geloven in je, níet je
Beminnen, nee, dat leer ik niet.

Mijn droom laat ik me nooit ontwringen
En nooit geef ik die ketens prijs,
Wanneer vertrouwde steppen zingen
Uit grashalms psalmboek, voor de wijs.

 

Vertaald door Kees Jiskoot

 

I”m a shepherd, and  my parlours

I”m a shepherd, and my parlours
Are the ruffled pasture sides,
Slopes of verdant hills and furrows,
Balks, with booming cry of snipes.

Yellow foamy clouds are trimming
Pine-tree wood with lace designs,
While I listen, lightly dreaming,
To the whisper of the pines.

Dewy poplars, softly waving,
Shine with verdure on the scene.
I am a shepherd, and my dwelling
Is the gentle field of green.

Cows salute and hail me chatting,
Using their tongue of nods.
Fragrant flowers are inviting,
Kindly, to the river spots.

I forget all grieves and cares,
On a heap of twigs, I dream.
To the sun I say my prayers,
“nd make communion by the stream.

 

Scarlet light of sunset shows up on the lake.

Scarlet light of sunset shows up on the lake.
Grouses are crying in the wood, awake.

Hidden in hollow, cries an oriole.
I don”t feel like crying, brightness in my soul.

You”ll come out to meet me later in the day,
We”ll sit down there under stack of hay.

I will kiss and squeeze you, like an ardent boy!
One can”t blame a man for being drunk with joy.

You will chuck your kerchief as I hold you tight,
I will keep you, tipsy, in the bush all night.

Let the birds keep crying as we neck and bask.
There”s a happy yearning in the purple dusk.

 

Vertaald door Alec Vagapov

 


Sergej Jesenin (3 oktober 1878 – 28 december 1925)
Portret door klimbims

 

De Amerikaanse schrijver Bernard Cooper werd geboren op 3 oktober 1951 in Hollywood, California. Zie ook alle tags voor Bernard Cooper op dit blog.

Uit: Maps to Anywhere

“Today I was going to borrow some books about mankind’s con-cepts of utopia, but the downtown library was destroyed by fire a couple of months ago and now there is only a charred hull, stepped like a ziggurat, cordoned off at a busy intersec-tion, soot seeping from its broken windows, the whole block reeking of smoke. I thought of going to another library, but that would involve negotiating unfamiliar streets, and I’m a man entrenched in routine. I travel the city like a needle coursing through grooves of a record. Work, market, home. Work, mar-ket, home. You visit the same places often enough and each day is like the refrain of Old Black Magic–“Round and round I go, in a spin, loving that spin I’m in …” When I look back at childhood, my breakfast bowl was like the curved congress building in the South American capital of Brasilia, a city whose stark architecture was eventually overrun with clotheslines and curtains and chickens plodding through lobbies. The spotless glass-topped bureau where my mother and father kept cologne and lint brushes and shoehorns was a lot like Le Corbusier’s Radiant City, egalitarian, rational, based upon the symmetry of His and Hers. Except that my parents filed for divorce. Except that Corbu’s schematic plans are nothing now but a blur of monoliths rendered in pencil. Our yard was like a small model of Frank Lloyd Wright’s Broadacre City; the faulty fountain, wooden birdhouse, and sparse vegetable garden were as absurd as Wright’s metropolis where each resident, living in a mile-high apartment complex, would own an individual plot of farmland which they could fly to in a compact helicopter adorned with geometric designs. Anyway, I ended up staying at home today, crossing the car- pet on journeys to the window and desk and back, staring at tract houses which cover the hills like ice plant or ivy, redundant and dense. As a boy, I used to visit a local subdivision every Sunday and wander through the model home. The foyer was filled with piped-in music. I’d swing back a medicine cabinet minor to reveal the pristine enamel, the green tiers of glass. Nubby synthetic curtains, clamped tight against the view, cre-ated a dim monastic light just right for contemplation. One need only pull a cord to, swoosh, be blinded by the wall of a neighbor, shadowless and absolute across a dusty abyss.”

 


Bernard Cooper (Hollywood, 3 oktober 1951)
Cover

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijfster Niña Weijers werd geboren in Nijmegen in 1987. Zie ook alle tags voor Niña Weijers op dit blog.

Uit: De consequenties

“Met verbazing had Minnie naar haar moeders relaas geluisterd. Ze kende niemand die zo nuchter was als zij, zo wars van alles wat niet behoorde tot de meest concrete, zichtbare werkelijkheid. Haar moeder was bovendien volstrekt onsentimenteel. Nog nooit had Minnie haar uitbundig zien lachen, of huilen, of schreeuwen van woede; haar emoties werden afgemeten in minimale doseringen die ze nooit overschreed. Het leven van haar moeder, dacht Minnie wel eens, voltrok zich langs de lijnen van een Mondriaanschilderij: horizontaal en verticaal, en absoluut zonder frivoliteiten. Ze was, kortom, wel de laatste van wie je zou verwachten betekenis te hechten aan iets geheimzinnigs als een dróóm.
‘Ik weet niet waarom ik je eigenlijk bel,’ zei haar moeder, die zich hoorbaar herstelde. ‘Nu ik het hardop uitspreek klinkt het ronduit belachelijk, en al helemaal niet realistisch.’
‘Nou ja,’ zei Minnie. In een impuls, misschien om haar moeders ongemak op te heffen, had ze haar voorgesteld die middag samen te lunchen, en nu zaten ze hier. Eigenlijk was het ontroerend, dacht ze, een droom die zomaar door haar moeders pantser van rationaliteit was gebroken.
Het was de eerste dag van februari en zelfs voor de tijd van het jaar was het extreem koud. Tijdens een schaatstocht de dag daarvoor had Minnie een lelijke blauwe plek opgelopen op haar heup, die om de paar uur van kleur veranderde en waar ze dwangmatig op drukte om te voelen of het nog zeer deed – wat het deed.
‘Excuses voor dat geraaskal aan de telefoon,’ zei haar moeder nog voordat ze goed en wel haar jas had uitgetrokken. Ze klonk weer als zichzelf, helder en zakelijk. ‘Ik was pas net wakker, ik dacht niet na.’
Minnie keek naar de routineuze manier waarop ze zich van de jas ontdeed, haar sjaal netjes door de mouw haalde, haar rok gladstreek, ging zitten. Ze was mooi, haar moeder, op een onopvallende maar goed geconserveerde manier. Een professional. Minnie herinnerde zich hoe haar moeder haar vroeger opwachtte wanneer ze uit school kwam, hoe anders ze was dan de andere moeders, die simpelweg in die rol geboren leken te zijn en op een volstrekt natuurlijke manier samenvloeiden met het schoolplein, hun kinderen, de andere moeders. Haar eigen moeder leek iedere keer weer verbaasd daar te staan, alsof ze een blokje om was gelopen en per ongeluk op het schoolplein terecht was gekomen.”
Al dertig jaar werkte haar moeder bij het kwf, waar ze zich onvervangbaar maakte als rechterhand van iedere directeur die de revue passeerde.”

 

 
Niña Weijers (Nijmegen, 1987)
Achterkant cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e oktober ook mijn blog van 3 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 3 oktober 2015 deel 2.

Peter Terrin, Gore Vidal, Kira Wuck, James Herriot, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin, Bernard Cooper, Louis Aragon

De Vlaamse schrijver Peter Terrin werd geboren in Tielt op 3 oktober 1968. Zie ook alle tags voor Peter Terrin op dit blog.

Uit: Monte Carlo

“De prins glundert. De belangrijkste dag van het jaar verloopt helemaal volgens plan. Met het verplichte diner achter de rug, met de praatjes tot een bevredigend einde gebracht, zoekt hij de hand van zijn Amerikaanse vrouw. Ze is zo elegant als haar ouders met haar naam hebben voorspeld.
De sfeer is gemoedelijk, het gezelschap is inmiddels aan elkaar gewend. Door de grote glaspartijen van de ontvangstruimte stroomt het zonlicht naar binnen, in de verte weerkaatst door de azuurblauwe zee, een schittering die men bijna kan horen. Een vogel in zweefvlucht trekt zijn aandacht, hoog tegen de hemel maakt hij steeds opnieuw rondjes, glijdt hij met de luchtstroom mee en keert zich er weer tegenin, als naait hij met zijn scherpe snavel lus na lus een onzichtbare scheur in de luchtlagen. En de prins wordt die vogel, hij kijkt neer op dit lapje grond tegen de flank van een berg, als een adelaar, hij kijkt mee over Gods schouder naar de menselijke bedrijvigheid, deze concentratie van inspanning en energie en intellect, deze roemruchte opeenhoping van buitengewone welvaart en architectuur, het romantische rijm met de kleuren van het gesteente hogerop, het verblindende wit van de gerangschikte jachten in de haven eronder – een prinsdom, bedenkt hij ouder en wijzer, en nostalgisch door de wijn, als een voortdurende, nooit in te lossen belofte. Daar pal middenin, haarscherp afgetekend, het circuit voor de grand prix. Een grillige ring van geladen afwezigheid.
Hij neemt de trouwring van zijn vrouw tussen de vingers en spreekt in stilte de hoop uit dat er vandaag geen doden zullen vallen, niet zoals vorig jaar. Met zijn andere hand strijkt hij zijn snor. Daarna keert de prins zich om naar zijn genodigden, maar in gedachten is hij bij Deedee.
Jack Preston was dertien toen hij aan de tractor van boer Colin sleutelde. Het was een oude Massey Ferguson, uit de vroege jaren dertig. Hij stond tegen een van de monumentale loodsen die dwars op de weg waren gebouwd, sommige zonder muren om het hooi droog te houden, zes aan weerskanten van de straat, die daardoor toch de indruk wekte een privéweg te zijn door het landbouwbedrijf van boer Colin. Sinds twee jaar was Jack Preston een zwijgzame jongen geworden; hij stond naast zijn moeder toen een man van het leger, met zijn pet tegen de glimmende knopen van zijn uniform, over hun hoofden heen het huis in staarde en woordelijk herhaalde wat hem was opgedragen.”

 

 
Peter Terrin (Tielt, 3 oktober 1968)

Lees verder “Peter Terrin, Gore Vidal, Kira Wuck, James Herriot, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin, Bernard Cooper, Louis Aragon”

100 jaar James Herriot, Peter Terrin, Gore Vidal, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin, Bernard Cooper, Louis Aragon

De Engelse schrijver en dierenarts James Herriot (pseudoniem van James Alfred Wight) werd geboren op 3 oktober 1916 in Sunderland. Zie ook alle tags voor James Herriot op dit blog en ook mijn blog van 3 oktober 2010.

Uit: All Things Wise and Wonderful

‘She won’t go anywhere without Emmeline,’ the lady explained.
‘Emmeline?’
‘The doll.’ She held up the rubber toy. ‘Since this trouble started Lucy has become devoted to her.’
‘I see. And what trouble is that?’
‘Well, it’s been going on for about two weeks now. She’s so listless and strange, and she hardly eats anything.’
I reached behind me to the trolley for the thermometer. ‘Right, we’ll have a look at her. There’s something wrong when a dog won’t eat.’
The temperature was normal. I went over her chest thoroughly with my stethoscope without finding any unusual sounds. The heart thudded steadily in my ears. Careful palpation of the abdomen revealed nothing out of the way.

 


Christopher Timothy (James) en Robert Hardy (Siegfried) in de tv-serie “All Creatures Great And Small” (1978 – 1990)

 

The lady stroked Lucy’s curly poll and the little animal looked up at her with sorrowful liquid eyes. ‘I’m getting really worried about her. She doesn’t want to go walks. In fact we can’t even entice her from the house without Emmeline.’
‘Eh?’
‘I say she won’t take a step outside unless we squeak Emmeline at her, and then they both go out together. Even then she just trails along like an old dog, and she’s only three after all. You know how lively she is norrnally.’
I nodded. I did know. This little poodle was a bundle of energy. I had seen her racing around the fields down by the river, jumping to enormous heights as she chased a ball. She must be suffering from something pretty severe, but so far I was baffled.

And I wished the lady wouldn’t keep on about Emmeline and the squeaking. I shot a side glance at David. I had been holding forth to him, telling him how ours was a scientific profession and that he would have to be really hot at physics, chemistry and biology to gain entrance to a veterinary school, and it didn’t fit in with all this.”

 


James Herriot (3 oktober 1916 – 23 februari 1995)

Lees verder “100 jaar James Herriot, Peter Terrin, Gore Vidal, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin, Bernard Cooper, Louis Aragon”

Peter Terrin, Gore Vidal, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin, Bernard Cooper

De Vlaamse schrijver Peter Terrin werd geboren in Tielt op 3 oktober 1968. Zie ook alle tags voor Peter Terrin op dit blog.

Uit: Blanco

“Het restaurant bevond zich midden in een rij bescheiden herenhuizen.
De gevel was onopvallend; behalve een hoge plant in een terracotta pot naast de voordeur wees niets erop dat hier een zaak werd uitgebaat.
Viktor kon zich moeilijk van de indruk ontdoen dat men de glimmende plant speciaal voor deze dag gehuurd had.
De ontvangst was onpersoonlijk en de eetkamer ademde een sfeer van verouderde plechtstatigheid. De moeder van Helena, die het restaurant had gekozen, posteerde zich als enige van het gezelschap met de handen op de rug voor de vergeelde jachttaferelen en het schamele wandtapijt.
De gerechten werden opgediend onder stolpen. Toen alle borden op tafel stonden, kwam de vrouw des huizes erbij om samen met de kelners gelijktijdig de maaltijd te onthullen, maar het spektakel was weinig indrukwekkend en het eten kon warmer. Bij een blozend nichtje aan het einde van de tafel ontbrak de gratin dauphinois; de aard van dit samenzijn indachtig vond niemand het nodig er ophef van te maken, behalve Viktor. Het nichtje kreeg tranen in de ogen van schaamte toen de vrouw des huizes haar bord wegnam.
Het duurde een paar glazen rode wijn voor er verspreid gesprekken ontstonden. Links van Viktor zat Eveline, rechts Igor. Zijn zoon had de eend nauwelijks aangeraakt, alleen het bundeltje prinsessen was verdwenen.
Viktor nam zijn hand.
De jongen keek op met een bleek en vermoeid gezicht. Hij legde zijn hoofd tegen de arm van zijn vader en vroeg stil wanneer ze naar huis gingen.
Na het dessert steeg de kakofonie van kletsende mensen tot een niveau dat bij degenen die er geen deel aan namen slaap verwekte.”

 
Peter Terrin (Tielt, 3 oktober 1968)

Lees verder “Peter Terrin, Gore Vidal, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin, Bernard Cooper”

Peter Terrin, Gore Vidal, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin, Bernard Cooper

De Vlaamse schrijver Peter Terrin werd geboren in Tielt op 3 oktober 1968. Zie ook alle tags voor Peter Terrin op dit blog.

Uit: Monte Carlo

“De naam van de man is Jack Preston.
Zijn vader, zachtaardig, gesneuveld voor het vaderland, wou hem Adam noemen, maar zijn moeder vond Adam te deftig, niet passen bij hun soort eenvoudige mensen. Hem Adam noemen, dacht ze, achteroverleunend in de opgeklopte kussens, terwijl haar pasgeboren zoon de lippen om haar zeer gevoelige linkertepel sloot en daarbij een zacht kermen voortbracht, als van een overrompelend geluk na het doorstane leed, een geluk zo groot dat het niet helemaal in zijn lijfje paste, waardoor het overschot met opeenvolgende trillingen van de stembanden afgevoerd moest worden, hem Adam noemen, dacht ze, zou verkeerde verwachtingen scheppen en hem voorbestemmen voor een leven verziekt door ontgoocheling.
Jack. Naar haar doodgeboren broertje dat de voorbije maanden geen seconde uit haar gedachten was geweest en haar de nacht tevoren in een droom had bezocht, haar als een volwassen man de hand had geschud op een manier die in de droom niet de minste twijfel liet bestaan over zijn ware identiteit.
Adam, dacht zijn vader elf jaar later. De gedachte viel samen met het inslaan van een kogel vlak bij zijn gezicht. Nu hij hier op dit vreemde strand lag, getroffen in de borst, de pijn ver voorbij, nu hij geen deel meer nam aan het tumult, ebde zijn angst weg. Het mortiervuur, de schorre kreten, de fluitende kogels, de zee, alles vervaagde. Op het ogenblik dat de inslaande kogel het zand deed opspatten en een kuiltje maakte, precies in zijn blikveld, kwam de naam Adam als een warme herinnering, een onverwacht geschenk, de zoon die zijn zoon ook was. Het stille, exclusieve genoegen van een geheim verbond, besloten in één woord. Adam. Hij fluisterde, hij voelde zijn lippen bewegen, en hij stierf.”

 
Peter Terrin (Tielt, 3 oktober 1968)

Lees verder “Peter Terrin, Gore Vidal, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin, Bernard Cooper”

Peter Terrin, Gore Vidal, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin

De Vlaamse schrijver Peter Terrin werd geboren in Tielt op 3 oktober 1968. Zie ook alle tags voor Peter Terrin op dit blog.

 

Uit: Post Mortem

 

“Als een blinde zocht hij met gestrekte armen naar de handdoek. Zijn ogen openen zou het prikken erger maken.
Hoe lang was het geleden dat hij shampoo in zijn ogen had gekregen? Hij kon het zich niet herinneren. In zijn kindertijd, allicht. Misschien had hij wel vaker shampoo in zijn ogen, betere shampoo, die niet prikte. Of was dit ouder worden, kleinzerig? Zou hij straks de shampoo van Renée moeten gebruiken, geurend naar aardbei?
Je bent veertig, dacht Emiel Steegman. Veertig is niet oud.
Tot overmaat van ramp hing niet één handdoek aan het verchroomde rekje boven de radiator, binnen bereik. Steeds probeerde hij anderen, door het goede voorbeeld te geven, door handdoeken op te hangen aan het rekje, duidelijk te maken hoe zij hem met eenvoudige dingen een plezier konden doen. Hij faalde.
Zijn boodschap was niet duidelijk. Ze meenden dat hij steeds hún een plezier deed. Op den duur vonden zij het normaal.
Wat zou Otto Richter hiertegen beginnen? De beroemde, bestverkopende schrijver genoot vanzelfsprekend de voordelen van zijn gezegende leeftijd, wat echter toen hij veertig was? Had hij dan al een jongere, onderdanige vrouw, die nauw op dingen als handdoeken lette? Wat als het humeur van Richter door een handdoek danig werd verstoord, dat de woorden hem de rest van de dag in de steek lieten? Het was simpelweg ondenkbaar. Hij had een huishoudster in dienst. Net zoals de weidse etage die hij toentertijd betrok in het rijkste kwartier van de hoofdstad, maakte het niet uit of hij zich een huishoudster kon veroorloven. Een schrijver, dat was toch iemand die de wereld naar zijn hand zette?

Een flits van Tereza, zijn eigen vrouw, ze had een met kant afgezette voorschoot om, een kapje op het hoofd, meer niet; ze kwam niet voor de handdoek.
Hij wimpelde zijn gedachte af, er was geen tijd, maar hij voelde zich al minder door haar nalatigheid ontzet dan voordien.”

 

 

Peter Terrin (Tielt, 3 oktober 1968)

Lees verder “Peter Terrin, Gore Vidal, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin”

AKO Literatuurprijs voor Peter Terrin

De AKO Literatuurprijs 2012 is toegekend aan Peter Terrin voor zijn boek ‘Post Mortem’. Hij ontving de prijs uit handen van Jozias van Aartsen, voorzitter van de jury. Het was de 26e maal dat de AKO Literatuurprijs werd uitgereikt. De feestelijke uitreiking vond plaats in de Centrale Bibliotheek van Den Haag en de winnaar werd bekendgemaakt in een rechtstreekse uitzending van het actualiteitenprogramma Nieuwsuur. Zie ook alle tags voor Peter Terrin op dit blog.

 

Uit: Post Mortem

“Op het schort van Arlette, de overbuurvrouw, rankten getekende bloemen, die hij niet kon thuisbrengen. Hij had alle tijd om ernaar te kijken. Voluptueuze kelken met dramatische bloembladen en uit de kluiten gewassen meeldraden. Allicht een vrije impressie. Het schort hing aan een enkel plastic haakje, voor de rest was de enige muur in de serre witgeverfd en leeg. In zijn roman zou Arlette elke dag de bloemen dragen, ook als er bezoek was, of onder haar jas in de supermarkt.

Ze was nergens te bekennen, ze moest op de bovenverdieping met iets bezig zijn dat ze niet kon laten vallen. François had al twee keer haar naam geroepen in de trapgang, en zonder antwoord af te wachten, want zijn vrouw was thuis, dat wist hij zeker, de deur weer dichtgedaan en zich naar het bezoek in de serre gehaast. “Ze komt.”

De man was voor in de zeventig en hoorde bij het straatbeeld zoals Lodewijk dat deed, de andere overbuur. Zodra het weer het toeliet, leefde hij buiten, in de omgeving van het huis. Zijn vrouw daarentegen verliet de woning, bij Steegmans weten, nooit. Anders dan Lodewijk was François geen bezielde tuinier. Hij leek er het geduld niet voor te hebben.

Hij tuinierde niet, hij wérkte in de tuin. Of anders was hij in de weer met een hamer of een boormachine, of besteeg hij de ladder nog eens en zwaaide hij balancerend in de dakgoot of schrijlings op de nok gezeten gedag. Wanneer er niets meer te klussen viel, ook niet bij de overbuurvrouw, een weduwe, vouwde hij de tuinstoel open voor de garage, die in de tuin stond, en ging met de ledematen wijd, de voeten bloot en de ogen devoot gesloten de zon aanbidden.

Zo kwam het dat hij vroeg in de lente in een groen Adidasbroekje uit de jaren zeventig en een paar teenslippers, gebronsd als een Spanjaard, in de beschaduwde serre zat, waar het volgens de digitale

kleefthermometer op het oude buitenraam van het huis 15,8 graden Celsius was, met een luchtvochtigheidsgraad van 78%. Waar Steegman ook keek, de verharde, maar vooral langwerpige tepels die bij elke beweging van François als lusteloze slurfjes aan zijn stoere borst bengelden, kreeg hij niet uit zijn hoofd. Hij hield zich klaar om Renée ogenblikkelijk af te leiden, voor ze iets in de gaten kreeg en vragen kon stellen.”

 

Peter Terrin (Tielt, 3 oktober 1968)

Peter Terrin

De Vlaamse schrijver Peter Terrin werd geboren in Tielt op 3 oktober 1968. Hij studeerde aan de Universiteit van Gent en won in 2010 de Europese Literatuurprijs met zijn boek “De bewaker”. Terrins eerste bundel verscheen in 1998 en kreeg de naam “De Code” mee. In 2001 volgde zijn eerste roman, “Kras”. Hij werd twee keer genomineerd voor de AKO Literatuurprijs voor zijn roman “Blanco” en voor de verhalenbundel “De Bijeneters”. In 2010 werd zijn boek “De bewaker” ook genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs. Mede voor zijn laatste roman “Post mortem” is hij genomineerd voor de Halewijnprijs 2012. Zie ook alle tags voor Peter Terrin op dit blog.

Uit: Blanco

“Helena werd begraven de dag na Allerzielen.
Veel mensen die met het stormweer van de voorbije hoogdagen thuis waren gebleven, droegen vandaag hun gele en witte chrysantbollen aan.Viktor voelde zich bekeken; de begrafenis, op het nieuwe deel vlak bij de toegangspoort, leek wel een stunt van het kerkhof: dagvers verdriet, speciaal voor de laatkomers, opdat ook hún jaarlijks bezoekje stemmig plaats kon vinden.
De vier mannen vierden het touw. Ze waren onderlegd in hun vak, de eikenhouten kist zakte plechtig in het volmaakt rechthoekige graf.
Eveline, zijn zus, bracht een zakdoek naar haar gezicht.
Vanuit zijn ooghoek merkteViktor een aarzeling bij de passanten op het middenpad. Af en toe bereikte hem een zweem van vrouwenparfum, sterk en .eurig, waarin kinderen zich jarenlang geborgen en veilig wanen.
De ouders van Helena namen heimelijk elkaars hand vast, terwijl ze onbeweeglijk in het gelid bleven staan, blik op oneindig. Rechts sloot de pastoor zijn ogen en prevelde in zichzelf.Hij hield met beide handen een bijbel voor zijn schaamstreek. Hij had dikke vingers met zwart behaarde kootjes, één ervan stak obsceen in de vergulde bladsnee.Viktor begreep dat dit beeld hem onvermijdelijk tot zijn dood zou bijblijven. Het kwam hem voor dat een mensenleven barst van herinneringen die door omstandigheden worden opgedrongen.
De kist kwam tot rust op de bodem van het graf. De vier mannen ontspanden de rug en stapten nederig achteruit.
Het bleef een tijd stil. Het wachten was op de pastoor.
Zondagse hakken af en aan op het asfalt.
Viktor boog zich voorover. De kuil had loodrechte wanden en was minstens twee meter diep, beslist geen eenvoudige klus. Hij knielde om goed te kunnen kijken. De wereld zou er stukken beter op worden als iedereen met trots en toewijding zijn werk uitvoerde.
Hij voelde de hand van Eveline op zijn schouder. Hij hoorde haar snikken boven zijn hoofd, terwijl hij er maar niet in slaagde zijn blik los te maken van de eenzame kist onder hem.
Wie kon hem verzekeren dat Helena daar lag? Hij had haar drie dagen geleden in het mortuarium gezien, met een gereconstrueerd gezicht, de handen vroom gevouwen, maar niet vandaag, niet in deze kist. Lijken werden nu eenmaal om uiteenlopende doeleinden ontvreemd en verhandeld. Je kon het zo ziek niet bedenken.”

Peter Terrin (Tielt, 3 oktober 1968)

Alain-Fournier, Stijn Streuvels, Peter Terrin, Bernard Cooper, Sergej Jesenin, Gore Vidal, Louis Aragon, James Herriot, Thomas Wolfe, Wolf Klaußner, Johann Peter Uz

De Franse schrijver Henri Alain–Fournier werd geboren op 3 oktober 1886 in Épineuil-le-Fleuriel (Cher). Zie ook mijn blog van 3 oktober 2008.

Uit: Le Grand Meaulnes

„On aborda devant un bois de sapins. Sur le débarcadère, les passagers durent attendre un instant, serrés les uns contre les autres, qu’un des bateliers eût ouvert le cadenas de la barrière… Avec quel émoi Meaulnes se rappelait dans la suite cette minute où, sur le bord de l’étang, il avait eu très près du sien le visage désormais perdu de la jeune fille ! Il avait regardé ce profil si pur, de tous ses yeux, jusqu’à ce qu’ils fussent près de s’emplir de larmes. Et il se rappelait avoir vu, comme un secret délicat qu’elle lui eût confié, un peu de poudre restée sur sa joue…

À terre, tout s’arrangea comme dans un rêve. Tandis que les enfants couraient avec des cris de joie, que des groupes se formaient et s’éparpillaient à travers bois, Meaulnes s’avança dans une allée, où, dix pas devant lui, marchait la jeune fille. Il se trouva près d’elle sans avoir eu le temps de réfléchir :

« Vous êtes belle », dit-il simplement.

Mais elle hâta le pas et, sans répondre, prit une allée transversale. D’autres promeneurs couraient, jouaient à travers les avenues, chacun errant à sa guise, conduit seulement par sa libre fantaisie. Le jeune homme se reprocha vivement ce qu’il appelait sa balourdise, sa grossièreté, sa sottise. Il errait au hasard, persuadé qu’il ne reverrait plus cette gracieuse créature, lorsqu’il l’aperçut soudain venant à sa rencontre et forcée de passer près de lui dans l’étroit sentier. Elle écartait de ses deux mains nues les plis de son grand manteau. Elle avait des souliers noirs très découverts. Ses chevilles étaient si fines qu’elles pliaient par instants et qu’on craignait de les voir se briser.

Cette fois, le jeune homme salua, en disant très bas :

« Voulez-vous me pardonner ?

— Je vous pardonne, dit-elle gravement. Mais il faut que je rejoigne les enfants, puisqu’ils sont les maîtres aujourd’hui. Adieu. »

Augustin la supplia de rester un instant encore. Il lui parlait avec gaucherie, mais d’un ton si troublé, si plein de désarroi, qu’elle marcha plus lentement et l’écouta.

« Je ne sais même pas qui vous êtes », dit-elle enfin.

Elle prononçait chaque mot d’un ton uniforme, en appuyant de la même façon sur chacun, mais en disant plus doucement le dernier… Ensuite elle reprenait son visage immobile, sa bouche un peu mordue, et ses yeux bleus regardaient fixement au loin.

« Je ne sais pas non plus votre nom », répondit Meaulnes.

Ils suivaient maintenant un chemin découvert, et l’on voyait à quelque distance les invités se presser autour d’une maison isolée dans la pleine campagne.

« Voici la “maison de Frantz”, dit la jeune fille ; il faut que je vous quitte… »

Elle hésita, le regarda un instant en souriant et dit :

« Mon nom ?… Je suis mademoiselle Yvonne de Galais… »

Et elle s’échappa.“

fournier

Alain-Fournier (3 oktober 1886 – 22 september 1914)

 

 

De Vlaamse schrijver Stijn Streuvels, pseudoniem voor Frank Lateur werd geboren in Heule op 3 oktober 1871. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2006 en ook mijn blog van 3 oktober 2008.

 

Uit: De Vlasschaard

 

“Alzoo sleepte de lange winter voort, zonder een krimmeltje klaarte, in blijvende eentonigheid. Het voorjaar was al ingezet aan den tijd, maar alles bleef gesloten, toegedekt met duisternis van lange nachten en dagen daartusschen die geen dagen waren. Hoe het te noemen ’t schemeren dat van al onder uit de wolken zimperde, doodgedaan door dikken smoor, de dofheid, die zonder blos van morgen- of gloei van avondstond, een korte spanne tijds de nachten vaneen scheidde en de wereld van de eene duisternis in de andere dompelde.

De lucht was vol nattigheid; mist en waterstof zweefde in slunsen en drendels vóor den wind weg en daarin draaiden en wentelwiekten de kraaien als doodzonden zoo zwart en ze schreeuwden de eenbaarlijke triestheid in wilde kreten over ’t land.

Vermeulen stond dat te bezien door ’t venster.

– Springtijd! spotte de boer ingrimmig, ’t gelijkt beter aan de donkere zes-weken! Eene onbenamelijke verveling teisterde hem. Hij draaide rond in doelloosheid, wrokkig tegen ’t almachtige element dat hij niet bemeesteren kon en dat hem opgesloten hield in die groote, dompige keuken waar hij omdoolde met de vuisten in de broekzakken, als een noodsche winterbeer, van het venster naar ’t vuur en van ’t vuur weer naar ’t venster. Elke dag bracht den boer een nieuwe ontgoocheling. ’s Morgens kwam hij met weerzin uit den warmen polk, moe van ’t liggen en kwaad omdat hij daar in de doezeling van den slaap, de komst van ’t open weer niet kon afwachten.

Dat het ’s winters wintert vier maanden lang, dat verdroeg Vermeulen best; dat waren zijn kweekmaanden om te belijven na de lastigheid van ]’t zomerwerk; maar dat er na die vier maanden nog geen opening of schof en kwan in de lucht en geen zierken troost of leven te speuren viel als de tijd er was, de zaaitijd en ’t werk van de voorjaarsche dricht begon te dwingen, als ’t boerenjaar anders beginnen moest en ’t altijd voort slegge en zeever bleef en altijd nieuwe vrachten nattigheid in de lucht kwamen bijgemeerd… en dat er niets aan te beteren en alle vloeken machteloos bleef en de spijt moest verkropt worden:

– Zoo eens eigen herte te moeten opfretten! ’t land ligt doorgrinseld als een zompe, ’t wordt allangs om natter, – de grachten spoelen sleekvol en die smodderige misten… Verleden jaar was de dricht al vergeten en hadden we kweekende weer: het vlas stond al uit!”

 

Stijn_Streuvels

Stijn Streuvels (3 oktober 1871 – 15 augustus 1969)
Portret door Gerard Vekeman

 

De Vlaamse schrijver Peter Terrin werd op 3 oktober 1968 geboren in Tielt. Hij studeerde aan de universiteit van Gent. Terrin schrijft romans, verhalen en beschouwingen. Vrouwen en kinderen eerst (2004) werd genomineerd voor de BNG Literatuurprijs. Zowel Blanco (2003) als de verhalenbundel De bijeneters (2006) haalde de longlist van de AKO Literatuurprijs. Voor De bijeneters kreeg hij de Prijs Letterkunde van de Provincie West-Vlaanderen.  Hij werd door critici geprezen als een literair buitenbeentje, een onmodieus, klassiek schrijver. Peter Terrin schrijft een blog voor Knack.be.

 

Uit: De bewaker

 

‘Hij is halverwege de kelder aanbeland. Ik acht het ogenblik rijp om langzaam mijn Flock te richten, om geleidelijk, met de indringer nog op afstand, mijn houding te veranderen. Meteen trillen mijn gestrekte armen onder hun eigen gewicht, niet van vermoeidheid echter, ik zal lang volhouden, zo lang als het nodig is. Ik gok erop dat hij rechtshandig is, ik mik rechts van het licht, en iets hoger, naar de borst. Hij loop [sic] recht in onze val, we hoeven niets te doen. Dan houdt hij halt en laat de zaklamp onbeweeglijk voor onze voeten schijnen. De lichtkegel reikt tot een paar meter van onze schoentippen. Het is duidelijk dat hij iets heeft opgemerkt. Mijn wijsvinger heeft de trekker zo goed als overgehaald. ‘Hallo? Zijn jullie daar?’ Een zware bas, die het beeld van een grote man oproept. Harry zwijgt, ik ook. Nog één stap in onze richting en hij sterft. Maar de man blijft waar hij staat. ‘Zijn jullie daar?’ Boven het licht heb ik een witte blikkering gezien, tanden. Ik richt de Flock een fractie hoger. ‘Ik ben het,’ zegt hij. ‘De bewaker.’

 

terrin

Peter Terrin (Tielt, 3 oktober 1968) 

 

 

De Amerikaanse schrijver Bernard Cooper werd geboren op 3 oktober 1951 in Hollywood, California. Hij groeide als jonge homosexueel op in het Los Angeles van de jaren vijftig en zesrig. Sexualiteit, familierelaties, verlies en aids zijn dan ook terugkerende thema’s in zijn werk. Hij scdhreef twee bundels met memoires Truth Serum en Maps to Anywhere, een bundel met korte verhalen Guess Again en een roman A Year of Rhymes.

Uit: The Bill from My Father

A week later, my father sat beside me in the east wing of Saint Joseph’s Hospital, in Oxnard, waiting for an appointment with a geriatric specialist, less than pleased to be there. He wouldn’t have come at all if Brian hadn’t known Dr. Montrose personally and vouched for her reputation. Despite Dad’s mistrust for people in the medical profession, and whatever his misgivings about two men living together, he was proud that his son had snagged himself a doctor. Brian had a degree in psychology, not medicine, but a doctor was a doctor in my father’s book, and he couldn’t care less if an M. or Ph. preceded the D.

He turned to face me, his glasses flashing. “I don’t want you to watch me grow old.”

“Believe me,” I said, “there are plenty of things worse than growing old.”

“Such as?”

“Such as not growing old.”

For a moment we were allied in silence, remembering Bob and Gary and Ron. Their deaths were done, but their dying survived them.

“Look at it this way,” I said. “We’re growing old together.”

“It’s happening faster to me.”

“No, Dad. You and I are aging at the same rate.”

“Time goes faster when you’re older.”

“It only seems to go faster. It can’t go faster for you than it does for me.” No sooner had I said this than I realized that Einstein had, in fact, proven time’s relativity. I forged ahead anyway. “I know this is hard for you, but there may be a medical reason for your confusion…”

“Who’s confused?”

“Well, I am, for one. I’ve been confused by several things you’ve done recently. Especially your trip into the city last week. Things I’ve chalked up to…your temperament.”

“Well, I am, for one. I’ve been confused by several things you’ve done recently. Especially your trip into the city last week. Things I’ve chalked up to…your temperament.”

“I got news for you: having a temperament doesn’t make me a bad person.”

A bedraggled man in a wheelchair rolled himself into the waiting room. A thin blue tube snaked from his nostrils to a portable oxygen tank.

“Your behavior may have a physiological cause,” I continued. “It could be treatable. There’s no harm in talking to Dr. Montrose.”

“She sure as hell won’t tell me anything I couldn’t tell myself.”

“She might be able to suggest a new medication or changes in your regimen.” I didn’t mention Alzheimer’s or geriatric dementia, though these possibilities must have occurred to my father, too.”

 

cooper

Bernard Cooper (Hollywood, 3 oktober 1951)

 

De Russische dichter Sergej Aleksandrovitsj Jesenin werd geboren op 3 oktober 1878 in het dorpje Konstantinovo, bij Rjazan. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2008.

 

Saufen hier wieder, prügeln sich…

Saufen hier wieder, prügeln sich, jammern,
Wo die Harmonika spielt, gelben Frust.
Hinterbliebenes hat sich versammelt
Im Angedenken der Moskauer Rus’.

Auch ich selber, gesenkten Hauptes,
Spül mir die Augen mit Weinflaschen aus;
Um dies Verhängnis nicht länger zu schauen,
Dass durch das Hirn mal was anderes saust.

Jedem scheint etwas auf immer verloren.
Mein hellblauer Juni! Schwarzblauer Mai!
Riecht es nicht deshalb nach Aas und Vergornem
Im haltlosen Abgrund der Zecherei.

Den Russen spült’s heute so fröhlich die Blase:
Spiritus rinnt selbstgebrannt im Kanal.
Der Musiker mit eingefallener Nase
Singt von der Wolga und von der Tscheka.

Irgendwas Böses in glasigen Blicken,
Unduldsames im lauten Gegröl.
Leid tun ihnen die unreifen Böcke,
Die blühendes Leben so hitzig zerstört.

Wo sind wohl jene, die weit fort entfleuchten?
Ob unser Licht diese Weiten durchdringt?
Der Musikant heilt mit Sprit jene Seuche,
Die er sich einst in Kirgisien fing.

Nein! Solche sind nicht zu Boden zu treten.
Solcher Abschaum Sorgen nicht kennt.
Du, mein Rassenland, du mein Rass … sä … land…
Mein asiatischer Kontinent!

 

Haine nackt, gemähte Felder

Haine nackt, gemähte Felder,
Wasserlauf bringt Nebelwolken.
Als ein Rad die stille Sonne
Hinter blaue Berge rollte.

Weg hat’s Träumen angefangen,
Den man neu geebnet grade:
Er muss nicht mehr, nicht mehr lange
Auf den grauen Winter warten.

Ach, ich sah im Nebel gestern
Durch das klangerfüllte Dickicht:
Roter Mond hat sich als Füllen
Eingespannt vor unsern Schlitten.
Vertaald door Eric Boerner

jesenin

Sergej Jesenin (3 oktober 1878 – 28 december 1925)

 

 De Amerikaanse schrijver, dramaticus en essayist Gore Vidal werd geboren op 3 oktober 1925 in West Point, New York. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2006 en ook mijn blog van 3 oktober 2007 en ook mijn blog van 3 oktober 2008.

 

Uit: The Golden Age

 

Attendants parked cars in front and to the side of the mock-Georgian facade of the house of what would have been his brother-in-law, Blaise Delacroix Sanford, had Timothy and Blaise’s half sister, Caroline Sanford, ever had time to get married in those busy years when, together, they had created a film studio that, for a time, nearly changed movie history until . . . What was the name, he wondered, of Olivia De Havilland’s sister? The one who was now the lead in Rebecca.

Timothy parked at the front door. He could almost hear what’s-her-name’s voice over the screen: “Last night I dreamed I had gone back to Manderley”–or whatever the line was. Purest junk, of course. Timothy preferred his own “true to life” Hometown series of movies, but the public was supposed to be more at home with beautiful houses and beautiful people and a dark mystery at the heart of it all; not to mention a great fire that reveals a terrible secret. Even so, he had wanted desperately to direct Rebecca: something un-Farrellesque in every way.

The butler was since his time. “Sir?”

Timothy gave his name. Then: “Is my film crew here?”

The butler was now all attention. “Oh, yes, Mr. Farrell! This is an honor, sir. To meet you. Your camera people are setting up in the library.” The drawing room was full of Washington grandees, some elected; some born in place, like Alice Roosevelt Longworth, wearing for once the wrong blue; some newly arrived from abroad now that England and France were at war with Germany. Nevertheless, for an average American like the butler, the defining, the immortalizing presence of The Movies took precedence over everything else. “Shall I show you into the library, sir?”

“No, not yet. I must say hello. . . .”

Timothy had forgotten the rapid lizardlike Washington gaze when someone new enters an important drawing room. Conversations never drop a beat and all attention remains fixed on one’s group and yet the newcomer is quickly registered and placed and then set to one side, until needed. The Hollywood stare was far more honest, more like that of the doe frozen in a predator’s sight line. Fortunately, Timothy’s face was not absolutely familiar to anyone except Frederika Sanford, Blaise’s wife, who now moved swiftly through her room filled with guests, many in military uniform, some drably American, some exotically foreign, like the embassy attaches. War or peace?”

GoreVidalcirca1949

Gore Vidal (West Point, 3 oktober 1925)
Rond 1949

 

De Franse dichter, schrijver en essayist Louis Aragon werd geboren in 1897 in Parijs. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2007 en ook mijn blog van 3 oktober 2008.

 

 

Nous dormirons ensemble

 

Que ce soit dimanche ou lundi

Soir ou matin minuit midi

Dans l’enfer ou le paradis

Les amours aux amours ressemblent

C’était hier que je t’ai dit

Nous dormirons ensembles

C’était hier et c’est demain

Je n’ai plus que toi de chemin

J’ai mis mon cœur entre tes mains

Avec le tien comme il va l’amble

Tout ce qu’il a de temps humain

Nous dormirons ensemble

Mon amour ce qui fut sera

Le ciel est sur nous comme un drap

J’ai refermé sur toi mes bras

Et tant je t’aime que j’en tremble

Aussi longtemps que tu voudras

Nous dormirons ensemble

 

 

 

Les Lilas Et Les Roses 

 

O mois des floraisons mois des métamorphoses

Mai qui fut sans nuage et Juin poignardé

Je n’oublierai jamais les lilas ni les roses

Ni ceux que le printemps dans les plis a gardés

 

Je n’oublierai jamais l’illusion tragique

Le cortège les cris la foule et le soleil

Les chars chargés d’amour les dons de la Belgique

L’air qui tremble et la route à ce bourdon d’abeilles

Le triomphe imprudent qui prime la querelle

Le sang que préfigure en carmin le baiser

Et ceux qui vont mourir debout dans les tourelles

Entourés de lilas par un peuple grisé

 

Je n’oublierai jamais les jardins de la France

Semblables aux missels des siècles disparus

Ni le trouble des soirs l’énigme du silence

Les roses tout le long du chemin parcouru

Le démenti des fleurs au vent de la panique

Aux soldats qui passaient sur l’aile de la peur

Aux vélos délirants aux canons ironiques

Au pitoyable accoutrement des faux campeurs

 

Mais je ne sais pourquoi ce tourbillon d’images

Me ramène toujours au même point d’arrêt

A Sainte-Marthe Un général De noirs ramages

Une villa normande au bord de la forêt

Tout se tait L’ennemi dans l’ombre se repose

On nous a dit ce soir que Paris s’est rendu

Je n’oublierai jamais les lilas ni les roses

Et ni les deux amours que nous avons perdus

 

Bouquets du premier jour lilas lilas des Flandres

Douceur de l’ombre dont la mort farde les joues

Et vous bouquets de la retraite roses tendres

Couleur de l’incendie au loin roses d’Anjou

 

aragon

Louis Aragon (3 oktober 1897 – 24 december 1982)

 

 

De  Engelse schrijver en dierenarts James Herriot (pseudoniem van James Alfred Wight) werd geboren op 3 oktober 1916 in Sunderland. Alf Wight was de zoon van een lasser op een scheepswerf. Als jongeman woonde hij in Glasgow, waar hij in 1939 afstudeerde als dierenarts aan het Glasgow Veterinary College. In datzelfde jaar trok hij naar Engeland, waar hij werk vond als assistent in Thirsk, in Yorkshire. Wight noemde het echter in zijn boeken Darrowby. Hij bleef de rest van zijn loopbaan op hetzelfde adr
es, Kirkgate 23, werken. De praktijk is gerestaureerd en is nu een museum. Hij werkte samen met Donald Sinclair, die van Wight de fictieve naam Siegried Farnon meekreeg, en Donalds jongere broer Brian, die bekend zou worden als Tristan. In 1941 trouwde hij met Joan. ’s Avonds vertelde Wight steeds verhalen over de gebeurtenissen van de afgelopen dag. Zijn vrouw zette hem aan die op te schrijven. In 1970 verscheen dan eindelijk zijn eerste boek, If Only They Could Talk, onder het pseudoniem James Herriot.  In 1978 was zijn succes enorm. De BBC besloot een televisieserie te maken met de titel All Creatures Great and Small. Uiteindelijk werden 91 afleveringen gemaakt in 7 series, verspreid over dertien jaar (1978-1990). Ook werden er 3 zogenaamde specials van 90 minuten opgenomen (1983-1985-1990). Zijn boeken werden vertaald in veertig talen en kenden een oplage van miljoenen.

 

Uit: The Real James Herriot

 

„23 February 1995 was a beautiful day in my part of North Yorkshire. From the top of Sutton Bank on the western edge of the North York Moors National Park, it was possible to see right across the Vale of York to the Yorkshire Dales over thirty miles away. The sun shone brightly out of a cloudless winter sky and I could clearly see the familiar bulk of Pen Hill, standing majestically over the entrance to Wensleydale — the fresh whiteness of its snow-dusted slopes in vivid contrast to the dark green dale below. It was a cold, crisp, perfect winter’s day, one that normally would have had me longing to walk for mile after mile in the clean air. It was a day when I should have felt glad to be alive.
The timeless magic of the Dales has always thrilled me but, on that brilliant February day, my mood was one of emptiness, as I knew that I would never again gaze across at those distant hills without a feeling of nostalgia and regret. On that day a great friend had did. His name was James Alfred Wight, a father in whose company I had spent countless happy hours. A man I shall never forget.
I was not alone in my sorrow. On that same day, others all over the world were also mourning the loss of a friend. His name was James Herriot, the country practitioner whose skill as a writer had elevated him to the statue of the world’s most famous and best-loved veterinary surgeon. This incredibly successful storyteller, who sold more than 60 million books which had been translated into over twenty languages, wrote with such warmth, humour and sincerity that he was regarded as a friend by all who read him.“

 

alf_wight

James Herriot (3 oktober 1916 – 23 februari 1995)

 

De Amerikaanse schrijver Thomas Wolfe werd geboren op 3 oktober 1900 in Asheville, North Carolina. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2006 en ook mijn blog van 3 oktober 2008.

Uit: Look Homeward, Angel

This is a moment:

An Englishman named Gilbert Gaunt, which he later changed to Gant (a concession probably to Yankee phonetics), having come to Baltimore from Bristol in 1837 on a sailing vessel, soon let the

profits of a public house which he had purchased roll down his improvident gullet.  He wandered westward into Pennsylvania, eking out a dangerous living by matching fighting cocks against the

champions of country barnyards, and often escaping after a night spent in a village jail, with his champion dead on the field of battle, without the clink of a coin in his pocket, and sometimes

with the print of a farmer’s big knuckles on his reckless face.

But he always escaped, and coming at length among the Dutch at harvest time he was so touched by the plenty of their land that he cast out his anchors there.  Within a year he married a rugged young widow with a tidy farm who like all the other Dutch had been charmed by his air of travel, and h
is grandiose speech, particularly when he did Hamlet in the manner of the great Edmund Kean.  Every one said he should have been an actor.

The Englishman begot children–a daughter and four sons—lived easily and carelessly, and bore patiently the weight of his wife’s harsh but honest tongue.  The years passed, his bright somewhat

staring eyes grew dull and bagged, the tall Englishman walked with a gouty shuffle: one morning when she came to nag him out of sleep she found him dead of an apoplexy.  He left five children, a mortgage and–in his strange dark eyes which now stared bright and open–something that had not died: a passionate and obscure hunger for voyages.

So, with this legacy, we leave this Englishman and are concerned hereafter with the heir to whom he bequeathed it, his second son, a boy named Oliver.  How this boy stood by the roadside near his

mother’s farm, and saw the dusty Rebels march past on their way to Gettysburg, how his cold eyes darkened when he heard the great name of Virginia, and how the year the war had ended, when he was still fifteen, he had walked along a street in Baltimore, and seen within a little shop smooth granite slabs of death, carved lambs and cherubim, and an angel poised upon cold phthisic feet, with a smile

of soft stone idiocy–this is a longer tale.

 

Thomases_Wolf

Thomas Wolfe (3 oktober 1900 – 15 september 1938)

 

De Duitse schrijver Wolf Klaußner werd geboren op 3 oktober 1930 in Lichtenau. Hij bezocht het gymnasium in Ansbach en Neurenberg en studeerde daarna Engels in Erlangen en München. Na zijn studie werkte hij als docent en als vertaler. Met schrijven begon hij toen hij achttien was. Een van zijn belangrijkste thema’s was het ontstaan van het fascisme op het platteland.

 

Uit: Lebensläufe

 

Trotz aller scheinbaren Leichtigkeit hatte Loy sein Leben nie als Via Triumphalis gesehen, sich eher furchtsam gewundert, daß ihm Schwierigkeiten erspart blieben, die anderen schwer zu schaffen machten. Es waren gewaltige Brocken auf seinem Weg gelegen und er hatte sie umgehen können, mit Disziplin und Überlegung. Er hatte öfters die Zähne zusammengebissen als es zum Beispiel Johannes Schmidtkunz scheinen mochte, der ihn für ein Glückskind hielt und es ihm gönnte, doch dieser Status ist nicht dauerhaft. Wie schnell das geht, sieht man am ,,Zerrissenen” oder an mir, sagte er an der Hochzeit Violandes im September 1947.

— Bei deinem Schwiegersohn wirst du ganz schön aufpassen müssen, ein sauberer Windhund.

— Ein Knabe, sagte Konrad, — den schick ich nach England, daß er was Gescheites lernt.

— Bist du des Teufels, Konrad? Die Kinder sind glücklich, du hast Geld genug, böse Winde von ihnen abzuhalten. Ich beneide dich, schau doch hinüber (das junge Paar stand auf der Terrasse und blickte in den Abendhimmel), da willst du mit deinem ewigen Leistungszwang (— Was? Ich? Leistungszwang, lachhaft) denen ihr, weiß wie kurzes, Glück (und ob Leistungszwang: Warum hast du denn sonst promoviert? Und steuerst jetzt …)

— Ich weiß nicht. Mich hat auf einmal Dumpfheit befallen und Angst. Ich bin ein anderer geworden, seit der Conte die Verlobung ankündigte, eine Frechheit obendrein: ICH hätte doch sagen müssen, beehre mich die Verlobung meiner Tochter usw. Dieser windige Conte.

 

Franken_Lichtenau_Feste

Wolf Klaußner (3 oktober 1930 – 3 april 2005)
Vesting Lichtenau (Geen portret beschikbaar)

 

De Duitse dichter en schrijver Johann Peter Uz werd geboren op 3 oktober 1720 in Ansbach. Hij studeerde rechten aan de universiteit van Halle en maakte daar keniis met de dichters Johann Gleim en Johann Nikolaus Götz, met wie hij de oden van Anakreon vertaalde. Hij volgde een loopbaan binnen het justitiële apparaat en werd in 1790 benoemd tot rechter. Uz wordt gezien als een vertegenwoordiger van de burgerlijke Rococo-cultuur.

 

An Amor

 

Amor, Vater süsser Lieder,

Du mein Phöbus, kehre wieder!

Kehre wieder in mein Herze!

Komm, doch mit dem schlauen Scherze.

Komm und laß zugleich Lyäen,

Dir zur Seite lachend gehen.

Komm mit einem holden Kinde,

Das mein träges Herz entzünde,

Und durch feuervolle Küsse

Zum Horaz mich küssen müsse.

Willst du, Gott der Zärtlichkeiten!

Laß auch Schmerzen dich begleiten:

Ich will lieber deine Schmerzen,

Als nicht küssen und nicht scherzen.

 

johann-peter-uz

Johann Peter Uz (3 oktober 1720 – 12 mei 1796)
Kopie door Johann Michael Schwabeda naar een origineel van Georg Oswald May