H.H. ter Balkt, Piet Gerbrandy, William Carlos Williams, Ken Kesey, Abel Herzberg, Dilip Chitre, Ludwig Roman Fleischer, Albertine Sarrazin, Mary Stewart

De Nederlandse dichter H.H. (Herman Hendrik) ter Balkt werd geboren in Usselo op 17 september 1938. Zie ook alle tags voor H. H. Ter Balkt op dit blog.

 

Bezichtiging der landerijen
Aan Johan Egberink

Boekelo op twee mijlen van hier waar
oom Jan Tolstoj las achter de ploeg. Zijn zoon
rijdt ons over zijn landerijen;daar licht groen
naast de kalkovens der koeltanks het sein

op dat de constellatie verraadt van
de alerte apparatuur. Het kalfje
slobbert uit een emmer, uit de weiden loopt
op zijn gemak het vee de loopstal in.

De beekjes zijn er nog, één maïsakker en
dikbestoft de draaibank van mijn moeders
oud-oom: timmerman die in delirium

ten onder ging. Meimaan op de weiden, en
op het water in het grindgat. Hectaren
dicht aaneen. De frambozen, de boomgaard heen.

 

Rondeel

Oud gereedschap mensheid moe
zwierf door de zeeën en de landen
stem- en roemloos als kontrabande
oud gereedschap mensheid moe,
zonk onder voetstap en haaietanden
sloot nerf en handvat, handgreep toe
oud gereedschap mensheid moe
stierf toegetakeld onder stranden
onder velden, pleinen, onder toe-
gesloten ogen, schedels, handen
werd ingemetseld achter wanden
als Suster Bertken droef te moe,
oud gereedschap mensheid moe.

 

De eg

Een grote trom van anekdoten is de grond.
Eg aan de muur, die is daarvan ver weg.
Eg is ingescheept voor een reis die niet komt.

Mollenschrik; fetisj de opgehangen eg,
van de specie in de muur, van de stofruit
en de dakpan omlaagrollend naar de grond

Optekenaar, dronken van grond, geen egel
onnozele hals savonds drinkend uit de snelweg,
vluchtigheid van asfalt kleurend met tijd.

Het doet mij stilstaan te zien hoe hij
hangt of schommelt: een spotter
zoetjes rottend in het weer en de winden.

Hij schreef formules in de grond, halm
groeide dan hoog en groen tot je de grond
niet meer zag; eg. De grond was dan weg.

Nee geen tederheden, verbannen diepte.
Hang maar verga maar bedenk maar er
staan er meer tegen de muur, eg.

 

 
H.H. ter Balkt (17 september 1938 – 9 maart 2015)

 

De Nederlandse dichter, essayist en classicus Piet Gerbrandy werd geboren in Den Haag op 17 september 1958. Zie ook alle tags voor Piet Gerbrandy op dit blog.

 

In ruimten kruipen spinnen tussen buizen.
Ik wil het beest verslaan dat mij vergalt.

Tong slaat zich rauw op gril van elpen klippen.
Hoofd breekt zich over bron van lijfsbehoud.

Ik wil de pleisters van de goten rukken.
Het voorwerp dat mij stilt smeult in de hoek.

Blijmoedig wil ik wanhoop wijn inschenken.
Wat kan zal ooit en erger dan verwacht.

Ik wil ver heen mij nergens voort bewegen.
Ik zoek een bergzame plek om neer te zijgen.

Ik zal een feest begaan dat mij bevalt.

 

Drie muzen

I
Wij zitten, lui ter hand, op rug
van wijzen danig om ons heen
te denken.

Zo vinden wij de boomgrens
goed geregeld en waarderen
wij ontbreking van de dood.

Dat er de vrouw bestaat
met rondingen van zachtst
graniet, geen koude hoeken

van een zeer kristal, geen
snijdend erts, maar magma
zonder weerga, zint.

Ook dat zij vaak wel weet
waarom iets is.

 

 
Piet Gerbrandy (Den Haag, 17 september 1958)

 

De Amerikaanse dichter William Carlos Williams werd geboren in Rutherford (New Jersey) op 17 september 1883. Zie ook alle tags voor William Carlos Williams op dit blog.

 

Kora In Hell: Improvisations I

1
Fools have big wombs. For the rest?—here is pennyroyal if one knows to use it. But time is only another liar, so go along the wall a little further: if blackberries prove bitter there’ll be mushrooms, fairy- ring mushrooms, in the grass, sweetest of all fungi.

2
For what it’s worth: Jacob Louslinger, white haired, stinking, dirty bearded, cross eyed, stammer tongued, broken voiced, bent backed, ball kneed, cave bellied, mucous faced—deathling,—found lying in the weeds “up there by the cemetery.” “Looks to me as if he d been bumming around the meadows for a couple of weeks.” Shoes twisted into incredible lilies: out at the toes, heels, tops, sides, soles. Meadow flower! ha, mallow! at last I have you. (Rot dead marigolds—an acre at a time! Gold, are you?) Ha, clouds will touch world’s edge and the great pink mallow stand singly in the wet, topping reeds and a closet full of clothes and good shoes and my-thirty-year’s-master’s-daughter’s two cows for me to care for and a winter room with a fire in it—. I would rather feed pigs in Moonachie and chew calamus root and break crab’s claws at an open fire: age’s lust loose!

3
Talk as you will, say: “No woman wants to bother with children in this country”;—speak of your Amsterdam and the whitest aprons and brightest doorknobs in Christendom. And I’ll answer you: “Gleaming doorknobs and scrubbed entries have heard the songs of the housemaids at sun-up and—housemaids are wishes. Whose? Ha! the dark canals are whistling, whistling for who will cross to the other side. If I remain with hands in pocket leaning upon my lamppost—why—I bring curses to a hag’s lips and her daughter on her arm knows better than I can tell you—best to blush and out with it than back beaten after.

 

 
William Carlos Williams (17 september 1883 – 4 maart 1963)
Cover

 

De Amerikaanse schrijver Ken Kesey werd geboren in La Junta (Colorado) op 17 september 1935. Zie ook alle tags voor Ken Kesey op dit blog.

Uit: Sometimes a Great Notion

“Recalling this, and the wise doctor’s words, I relaxed my grip on the armrests and pulled the lever to recline the seat. Hell, I sighed, exiled even from the sanctuary of insanity. What a drag. Madness might have been a good way to explain terror and excuse anarchy, I mooned, a good whipping boy to blame in the event of mental discomfort, an interesting avocation to while away the long afternoon of life. What a crashing drag … But then … on the other hand, I decided, as the bus thundered slowly through town, you never can tell: it might have constituted as bad a drag as sanity. You would probably have to work too hard at it. And at times, almost certainly, a little sneak of memory would slip past your whipping boy and you would be whacked just as hard as ever by that joker’s bladder of reality, of pain and heartache and hassle and death. You might hide in some Freudian jungle most of your miserable life, baying at the moon and shouting curses at God, but at the end, right down there at the damned end when it counts … you would sure as anything clear up just enough to realize the moon you have spent so many years baying at is nothing but the light globe up there on the ceiling, and God is just something placed in your bureau drawer by the Gideon Society. Yes, I sighed again, in the long run insanity would be the same old cold-hearted drag of too solid flesh, too many slings and arrows, and too much outrageous fortune. I reclined my seat another notch and closed my eyes, trying to resign myself that there was nothing I could do about this runaway anarchy I had hold of but wait for the pharmaceutical pilot to come on and take over the controls and let me sleep. But the pills seemed uncommonly slow in coming on. And in this ten- or fifteen-minute wait—the billowing; the ringing; the bus, empty but for its solitary passenger in the back, huffing and whooshing through the town—before the barbiturates took effect … I was forced at last to consider those questions I had been skirting so skillfully. Like: “What in the shit you hope to accomplish running back home?” I knew that all that obscure Oedipal pap I had fed Peters about measuring up or pulling down might be approaching some kind of truth . . . but even if I were able to bring off one of these coups, what did I hope to accomplish? And like: “Why should one want to wake up dead anyway?’ If the glorious birth-to-death hassle is the only hassle we are ever to have . . . if our grand and exhilarating Fight of Life is such a tragically short little scrap anyway, compared to the eons of rounds before and after—then why should one want to relinquish even a few precious seconds of it? And—thirdly—like: “If it’s such a goddamned hassle—why fight it?”

 

 
Ken Kesey (17 september 1935 – 10 november 2001)
Cover

 

De Nederlandse toneel- en kroniekschrijver en essayist Abel Herzberg werd geboren in Amsterdam op 17 september 1893. Zie ook alle tags voor Abel Herzberg op dit blog.

Uit: Meat and vegetables

“Matzes: Iedereen weet, dat de Joden aan de vooravond van hun Paasfeest de seideravond vieren, die veel, veel ouder is dan de weg naar Rome. In de christelijke overlevering is de seideravond bewaard gebleven als het heilige avondmaal en uiteraard volledig van inhoud veranderd. Er zit namelijk buitengewoon weinig heiligs in de seideravond, het is bijna allemaal profaan wat de klok slaat. Men werpe mij nu niet tegen, dat de seideravond een godsdienstig gebruik is. Want afgezien daarvan, dat men erover kan twisten wat onder ‘heiligheid’ in de Joodse godsdienst moet worden verstaan, wijst het opheffen of het sublimeren van materiële, historische feiten tot religieuze gebruiken, niet op het belang der religie, maar op dat van die feiten. En op de seideravond wordt niets anders dan een materieel, historisch feit herdacht, te weten de uittocht uit Egypte, de afwerping der slavernij, de geboorte der nationale zelfstandigheid, kortom, zo iets als de oorlog 1940-1945. De vrome mensen zeggen, dat dit door de hand van God is geschied, maar ook als men dit erkent, belet dat niemand om in te zien dat het het wereldse, het politieke gebeuren geweest is, hetwelk diepe en blijvende indruk gemaakt heeft.
Het jongste kind van het gezin stelt op seideravond de beroemde vier vragen naar de betekenis van het ritueel, dat het daar voor zich ziet. De eerste vraag betreft de betekenis van de matzes.
De vader geeft antwoord. Hij toont de matzes, die hij voor zich heeft liggen, en zegt: ‘Dit is het brood der ellende, dat onze voorouders hebben gegeten bij hun uittocht uit het land, waar zij door Pharao werden onderdrukt’. En hij vertelt, hoe dat zich heeft toegedragen, hoe er bij die uittocht geen tijd was om het brood te doen rijzen, en hoe die voorouders toen ongegist of ongezuurd brood hebben gegeten. Waaraan hij toevoegt: ‘Niet één geslacht is uitgetrokken, maar van geslacht tot geslacht moet ieder zich beschouwen als ware hij zelf slaaf in Egypte geweest, en als ware hij zelf bevrijd’. De kinderen luisteren en ondergaan de gebeurtenis (zij zal zich vijf en dertig eeuwen geleden hebben afgespeeld) als hun eigen actualiteit.”

 

 
Abel Herzberg (17 september 1893 – Amsterdam, 19 mei 1989)
Cover biografie

 

De Indiase dichter, schrijver, schilder en regisseur Dilip Purushottam Chitre werd geboren op 17 september 1938 in Baroda. Zie ook alle tags voor Dilip Chitre op dit blog.

 

The Felling of the Banyan Tree

My father told the tenants to leave
Who lived on the houses surrounding our house on the hill
One by one the structures were demolished
Only our own house remained and the trees
Trees are sacred my grandmother used to say
Felling them is a crime but he massacred them all
The sheoga, the oudumber, the neem were all cut down
But the huge banyan tree stood like a problem
Whose roots lay deeper than all our lives
My father ordered it to be removed

The banyan tree was three times as tall as our house
Its trunk had a circumference of fifty feet
Its scraggy aerial roots fell to the ground
From thirty feet or more so first they cut the branches
Sawing them off for seven days and the heap was huge
Insects and birds began to leave the tree

And then they came to its massive trunk
Fifty men with axes chopped and chopped
The great tree revealed its rings of two hundred years
We watched in terror and fascination this slaughter
As a raw mythology revealed to us its age
Soon afterwards we left Baroda, for Bombay
Where there are no trees except the one
Which grows and seethes in one’s dreams, its aerial roots
Looking for the ground to strike.

 

 
Dilip Chitre (17 september 1938 – 10 december 2009)

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Ludwig Roman Fleischer werd geboren op 17 september 1952 in Wenen. Zie ook alle tags voor Ludwig Fleischer op dit blog.

Uit: Nichts als die Wahrheit

„Mit den Kneipensperrstunden in engem und wertvollem Zusammenhang steht das Jugendschutzgesetz, welches Jugendliche am Alkoholgenuss in der Öffentlichkeit hinde
rt. In fast allen Kneipen müssen junge oder jung wirkende Menschen ihre identity card bei sich haben und vorweisen. Nur, wenn aus derselben hervorgeht, dass man zumindest achtzehn Jahre alt ist, darf man ein Bier trinken. Viele Bars und Pubs haben das Alkoholschutzalter auf zwanzig, einige sogar auf dreiundzwanzig Jahre angehoben. Wer nicht wenigstens wie Vierzig aussieht, muss sich ausweisen, selbst, wenn er bereits drei akademische Grade erworben oder den Nobelpreis für Chemie erhalten hat. Englische Jugendliche betrinken sich zu Hause bei ihren mit ihnen überforderten Eltern, im dormitory ihrer private school, in den Parks oder Fußballstadien.
Es gibt Restaurants, in denen aus nicht näher bekannten Gründen – regulations nennt sie der Besitzer üblicherweise – kein Alkohol ausgeschenkt werden darf. Es ist dem Gast allerdings freigestellt, die eine oder andere Flasche Wein ins Lokal mitzunehmen; gern werden ihm Wirt oder Wirtin einen Korkenzieher und ein Weinglas zur Verfügung stellen. In Anbetracht der britischen Kochkunst ist es angenehmerweise ziemlich gleichgültig, ob man zum Lamm in Pfefferminzsauce, den Schweinswürsten mit Erdäpfelmatsch, der Pizza mit Pommes Frites oder den Ravioli auf versengten Toastscheiben Blauburgunder, Tee, Coca Cola oder Hustensaft trinkt.
Es sind aber noch zahllose andere regulations in Kraft, die Ordnung in den englischen Alltag bringen: Zum Beispiel das queuing-up system auf Postämtern, Banken, Reise- und Versicherungsbüros. Die hinter Panzerglas verschanzten und mit Mikrophonen ausgestatteten Bediensteten haben ein wachsames Auge für Verstöße gegen Schlangenstandregeln und verweigern jedem, der sich nicht angestellt hat – weil er zum Beispiel der einzige Kunde ist – unweigerlich die erheischte Dienstleistung. Schlange zu stehen hat man auch bei Bushaltestellen, Fahrkartenschaltern und Theatertageskassen, wobei jede dieser Institutionen ihr eigenes queuing-up system vorschreibt.“

 


Ludwig Roman Fleischer (Wenen, 17 september 1952)

 

De Franse dichteres en schrijfster Albertine Sarrazin werd geboren op 17 september 1937 in Allgiers. Zie ook alle tags voor Albertine Sarrazin op dit blog/

 

Verona Lovers

Sur les frais oreillers de marbre ciselé
Où fane un lours feston de corolles savantes
Se confondent sans fin les amants aux amantes
Qui se sont fait mourir du verbe ensorcelé

Avares du vieillir ô vous enviez-les
D’avoir sur le tremplin des extases silentes
Laissé ce million de minutes naissantes
Et bien royalement le monde tel qu’il est

Cette nuit-là comme il s’aimèrent sans mensonge
Quelque pouce géant dans sa toute bonté
A fait rouler leurs yeux hors des coffres du songe

Cependant que très loin sur les terres bénies
Les violons têtus enchantaient les Asies
Et riaient de tendresse leurs divinités

 

 
Albertine Sarrazin (17 september 1937 – 10 juli 1967)
Cover

 

De Engelse dichteres schrijfster Mary Stewart werd geboren op 17 september 1916 in Sunderland. Zie ook alle tags voor Mary Stewart op dit blog.

Uit: The Moonspinners

“Did you ever hear the legend of the moonspinners?’
‘The what?’
‘Moonspinners. They’re naiads — you know, water-nymphs. Sometimes, when you’re deep in the countryside, you meet three girls, walking along the hill tracks in the dusk, spinning. They each have a spindle, and onto these they are spinning their wool, milk-white, like the moonlight. In fact, it is the moonlight, the moon itself, which is why they don’t carry a distaff. They’re not Fates, or anything terrible; they don’t affect the lives of men; all they have to do is to see that the world gets its hours of darkness, and they do this by spinning the moon down out of the sky. Night after night, you can see the moon getting less and less, the ball of light waning, while it grows on the spindles of the maidens. Then, at length, the moon is gone, and the world has darkness, and rest, and the creatures of the hillsides are safe from the hunter and the tides are still . . .’
Mark’s body had slackened against me, and his breathing came more deeply. I made my voice as soft and monotonous as I could.
‘Then, on the darkest night, the maidens take their spindles down to the sea, to wash their wool. And the wool slips from the spindles, into the water, and unravels in long ripples of light from the shore to the horizon, and there is the moon again, rising from the sea, just a thin curved thread, reappearing in the sky. Only when all the wool is washed, and wound again into a white ball in the sky, can the moonspinners start their work once more, to make the night safe for hunted things . . .’
Beyond the entrance of the hut, the moonlight was faint, a mere grayness, a lifting of the dark… not enough for prying eyes to see the place where Mark and I lay, close together, in the dark little hut. The moonspinners were there, out on the track, walking the mountains of Crete, making the night safe, spinning the light away.”

 

 
Mary Stewart (17 september 1916 – 9 mei 2014)
Scene uit de gelijknamige film uit 1964

H.H. ter Balkt, Piet Gerbrandy, William Carlos Williams, Ken Kesey, Abel Herzberg, Dilip Chitre, Ludwig Roman Fleischer, Albertine Sarrazin, Mary Stewart

De Nederlandse dichter H.H. (Herman Hendrik) ter Balkt werd geboren in Usselo op 17 september 1938. Zie ook alle tags voor H. H. Ter Balkt op dit blog.

 

Gehoorzaam de wesp

Gehoorzaam de wesp
en zijn angel: zet
zoetigheid op tafel
Geliefkoosde dranken

Onder de linden
is het goed toeven,
kleverig
met een wesp op je glas

De wet van de wesp
is ouder dan wielen
hard als gesloten water
in de winter

Tot prinsjesdag, in september
leven de wespen, daarna
gaan zij op reces en
sterven een voor een

 

De benzinepomp

Strogele vogelschrik
wreed gestroomlijnd

’s nachts op zijn mooist
in de benzineboomgaard,

verjaagt noch verschrikt:
lokt de koplamp.

Tondelzwam,
vuurgevaarlijk

niet gedetermineerd
door Linnaeus.

Eksters leidt hij langs
’t nikkel in de kassa,

de plukkers drenkt hij
in de boomgaard.

Romp zonder armen,
mokkend crucifix;

een zwam, onwelriekend
aan de muur van stallen.

Aluminium
dagen, ijzeren jaren

kloppend op de snelweg
voedt zijn boodschap.

Benzinepomp,
vijfde evangelieschrijver!

Zuilenheilige
die zijn volgelingen

toeroept ‘Vlieg
naar de koperen einder!

Daar is de zoetheid.
Daar hangt de vrucht’.

 

Klein Hoefblad

Hoefblad werpt zijn heel verre van
gloeiende sterren op de groene planeet,
trillende schijnsels in de winterwind:
ze zweven en staan toch bijna stil.

Niet erg dichtbij, op een stuk of wat
parsecs, brandt de Orionnevel op ’t groot
gasveld; sterren vóór duizend eeuwen,
bloeiden op, t uur dat de verkenner

scheepging, zijn al bijna roemloze
reis naar de planeet, na parsecs geland.
Rondziend (op zijn stengel) fluistert hij
‘Orion’, pluis bootst de lichten na.

‘Alles zo klein hier’, seint hij stil
naar de Orionnevel: hoefblad blijft hier,
gast uit het blauw die zijn missie vergat,
onontraadseld, fbi en radar ten spijt.

 

 
H.H. ter Balkt (17 september 1938 – 9 maart 2015)
Cover

Lees verder “H.H. ter Balkt, Piet Gerbrandy, William Carlos Williams, Ken Kesey, Abel Herzberg, Dilip Chitre, Ludwig Roman Fleischer, Albertine Sarrazin, Mary Stewart”

H.H. ter Balkt, Piet Gerbrandy, William Carlos Williams, Ken Kesey, Abel Herzberg, Dilip Chitre, Ludwig Roman Fleischer, Albertine Sarrazin, Mary Stewart

De Nederlandse dichter H.H. (Herman Hendrik) ter Balkt werd geboren in Usselo op 17 september 1938. Zie ook alle tags voor H. H. Ter Balkt op dit blog.

 

De intocht

Bosranden; belynxte daken. Veestapel mild bestierd,
Magusanus vereerd, en in de braamstruiken dropen bij
tijd en wijle wolven, everzwijnen af; rook trouw baken
wanneer je verdwaald was; runen wezen altijd de weg.

Toen dreunde, een dag, intocht van de taal, beelden
op munten verstomd, bliksemend weerlicht op mijlpalen;
toen bestonden wij pas: geschiedenis nam ons in, met
heldere weefsels, citroenen, ingekrastheid en wijn.

Intocht wees onze plaats aan: rebellie! Maar eerst
vervaardigden wij nog bakstenen, bouwden kazernes op,
boden onze rogge aan, wildbraad; langs hun straatweg.

Overwonnenen. Maar nu bestonden wij pas. Hoe machtig
hun wereld waarin bliksems heersten, getemde tekens
die alles verlichten! Wij staken de koppen bij elkaar.

 

Doods Droom Doos

Wat je niet denkt of raadt
Wat niet op je afrijdt
Op weg of straat, slaapt nog
In de Doods Droom Doos

Wat je niet zegt of vermoedt
Wat je niet overpeinst
Schenkt je zoeter dan room
Doods, Doods Droom Doos

Genadige hoop, concreter
Dan windroos en hondsroos
Verlaat ons niet, blijf weg
Van Doods, Doods Droom Doos.

 

Erger nog

‘Erger nog, Nederland begint zijn kracht
te verliezen,’ karmiakt een manifest uit
Nul 4; koude wind over de waterzuivering
aan de Zwartewaterallee bij de nertsfarm.

Chichele de aartsbisschop die de koning
de expeditie naar Frankrijk aanried, rust
oorlogen ten spijt in vol ornaat en ook
zonder, op zijn tombe in Canterbury en ja

het mooie oog van de maanvis trok van zee
naar koude zee, bij Katwijk; maar zijn oog
dat niet langer leefde bleef, wijdgeopend
nog altijd menselijk en bijna levend kijken.

 

 
H.H. ter Balkt (17 september 1938 – 9 maart 2015)

Lees verder “H.H. ter Balkt, Piet Gerbrandy, William Carlos Williams, Ken Kesey, Abel Herzberg, Dilip Chitre, Ludwig Roman Fleischer, Albertine Sarrazin, Mary Stewart”

H.H. ter Balkt, Piet Gerbrandy, William Carlos Williams, Ken Kesey, Abel Herzberg, Dilip Chitre

De Nederlandse dichter H.H. (Herman Hendrik) ter Balkt werd geboren in Usselo op 17 september 1938. Zie ook alle tags voor H. H. Ter Balkt op dit blog.

 

Hondsdraf

Dat draaft maar, hondsdraf
Dat draaft maar

Pijlsnel, in ’t blauw, eeuw
in en andere uit

Eer de staak de hop droeg
was hondsdraf de hop

genas wie zwak was,
troostte de hutten

Oud-heilbrenger, beroemde;
hé, Blauwe Loper!

Stadswapen
voor de onbekende stad

Plant hondsdraf, inwoners
Hondsdraf onder je ramen

Ruil jullie tamme anjer
in voor de balling

 

Elegie van de varkens

Er is zoiets droefs in de wijze ogen van varkens
dat zij wel profeten lijken voor de slachttijd.
(ik heb het niet erg op profeten en jij? Nee
meer houd ik van het klimop dat omhoog klimt)
Hun slagtand uitgerukt als zij op de lopende band
het moederlijf uittrekken, exodus heet Egypte,
de rode zee door van hun verlossing, stro tegemoet
en de messenrijke afgodsbeelden van de mens.
Soms staat er één, een oude beer onder de oude
boom van de kennis, oud uitstervend appelras,
doodstil en kijkt naar de wind op de horizon,
door inzicht blinder dan van nature bijna.

Bijna zie je, in de bruidsachtige herfstsluiers
in de lispelende wind, in de kruidigheid, de gedachte-
wolk op zijn topzware kop: gestreept rende ik, ever
eenmaal, en wat ben ik nu! O jammer van de getemde
varkens, zij zijn de dichters onder de dieren,
melancholiek en van weinig nut totdat aan de muur
afgebrand, hun speklaag openklapt als een elegie.

 

Aardappelen

Platvloerser en toch blijmoediger plant
leeft er bijna niet in dit sombere land.
De aardappel is zo Hollands: hij danst dom
de aardappelmand in en veel later de mond.
Het bruin van oude veelgebruikte balzakken
en van wel zeer versleten bruiden paart hij
aan varkensachtige rondheid, Grootmogoldom
en de gezichtsuitdrukking van rollende munt.
Op de balzaal van gods akker wiegelt hij blij
en zijn spaarbank heeft hij onder de grond

 

 
H.H. ter Balkt (17 september 1938 – 9 maart 2015)
In 1973

Lees verder “H.H. ter Balkt, Piet Gerbrandy, William Carlos Williams, Ken Kesey, Abel Herzberg, Dilip Chitre”

Constantijn Huygens-prijs voor Mensje van Keulen

 

Constantijn Huygens-prijs 2014 voor Mensje van Keulen

De Nederlandse schrijfster Mensje van Keulen ontvangt de Constantijn Huygens-prijs 2014 voor haar gehele oeuvre. Aan de Constantijn Huygens-prijs is een bedrag van € 10.000 verbonden. Mensje van Keulen werd op 10 juni 1946 geboren in Den Haag. Zie ook alle tags voor Mensje van Keulen op dit blog.

Uit: Het Andere Gezicht

“De wodka die ik die avond dronk, was de eerste alcohol die ik proefde sinds de avond van het ongeluk. Ik fantaseerde over de ander die in mijn bed had gelegen en zag een donker meisje met stevige schouders en lange, gespierde benen. Ik probeerde me voor te stellen hoe de volgende vrouw zou zijn bij wie Toby in zou trekken. Er waren er genoeg, ouder en rijker dan ik. Ineens kreeg ik het gevoel dat ik aan het verdwijnen was. Het gevoel werd zo sterk en beangstigend dat ik hardop de voorwerpen om me heen begon op te noemen en toen de namen van collega’s en van mijn familie. Beetje bij beetje kwam ik terug, in mijn huis, in mijn kamer. Kaarsrecht zat ik uiteindelijk weer in mijn stoel, helderder dan voorheen.
Tegen twaalven kleedde ik me om. Een zwarte broek, een grijze, dunne skitrui waarvan ik de col dicht ritste, een zwart colbert waarvan ik de kraag opzette. Ik kamde mijn haar met wat gel naar achter, trok dunne, katoenen handschoenen aan en ging de stad in. Ik was blij dat het nog steeds regende en dat ik mijn paraplu kon ophouden. Via het Museumplein liep ik naar de Leidsebuurt. Ik was hier veel uit geweest en was niet ver ervandaan opgegroeid in een huis aan het Singel, maar ik liep onwennig alsof ik uit de provincie kwam.
Bab’s Bar. Het stond klein op het raam. Ik zette mijn paraplu in de hoek naast de deur en ging door een gordijn van twee leren lappen naar binnen. Een man, leunend op een van de hoog aan de muur bevestigde tafeltjes, keek in mijn richting en draaide zich weer om. Verder toonde niemand belangstelling. Mannen en jongens hingen aan de bar of stonden in groepjes te praten. Op een dansvloertje achterin werd gedanst. Sommigen deden dat innig, tegen elkaar schurend, handen op billen. Anderen dansten voor zichzelf, uitgelaten, gracieus, hoekig en lomp. Een van hen was een man van middelbare leeftijd met een ontbloot, dik bovenlijf en een zware, gouden halsketting. Leren broeken. Een spijkerbroek met scheuren. Een driedelig pak. Een T-shirt met I survived Charlie’s Deli. Snorren, ringetjes door oren, neus of lip, gebruinde gezichten, tatoeages, geverfd haar. Ik viel niet op.”

 
Mensje van Keulen (Den Haag, 10 juni 1946)

 

Ook andere schrijvers zijn bekroond.

Dichter en criticus Piet Gerbrandy krijgt de Jan Campert-prijs 2014, een poëzieprijs, voor zijn dichtbundel “Vlinderslag”. Zie ook alle tags voor Piet Gerbrandy op dit blog.

Schrijver Jan van Mersbergen ontvangt voor “De laatste ontsnapping“ de F. Bordewijk-prijs 2014, de jaarlijkse prijs voor de beste roman. Zie ook alle tags voor Jan van Meersbergen op dit blog.

De tweejaarlijkse J. Greshoff-prijs voor essay’s 2014 gaat naar columnist en criticus Bas Heijne voor zijn Couperus-essay “Angst en schoonheid”. Zie ook alle tags voor Bas Heijne op dit blog.

Literair productiehuis Behoud de Begeerte krijgt de driejaarlijkse G.H. ‘s-Gravesande-prijs voor bijzondere literaire verdiensten 2014.

Piet Gerbrandy

De Nederlandse dichter, essayist en classicus Piet Gerbrandy werd geboren in Den Haag op 17 september 1958.Gerbrandy studeerde van 1976 tot 1984 klassieke talen en vergelijkende indo-europese taalwetenschap te Leiden en doceert Klassiek en Middeleeuws Latijn aan de Universiteit van Amsterdam. Hij schrijft vertalingen, essays, gedichten en poëzierecensies. Hij heeft onder andere de Institutio Oratoria van Marcus Fabius Quintilianus uit het Latijn vertaald. In 1993 begon hij met het schrijven van essays voor het weekblad De Groene Amsterdammer; in 1996 werd hij poëzierecensent bij de Volkskrant. In 2007 verscheen zijn boek “Het feest van Saturnus. De literatuur van het heidense Rome”, en in 2008 een door hem in het weekblad Opinio begonnen publieke gedachtewisseling met de rechtsfilosoof Andreas Kinneging in de vorm van achtmaal twee brieven, “Het goede leven”. Gerbrandy promoveerde in 2009 op een proefschrift over de poëzie van H.H. ter Balkt en Jacques Hamelink. Hij was tot 2004 leraar klassieke talen in het middelbaar onderwijs in onder andere Groenlo (Marianum) en in zijn woonplaats Winterswijk. Gerbrandy is de kleinzoon van de voormalige minister-president, Pieter Sjoerds Gerbrandy. Zie ook alle tags voor Piet Gerbrandy op dit blog.

 

Twee jongens kloven stammen, stoken brand

Pan, tot de rand gepompt water, een anker,
zanger van butsen sist op geblakerde staven.

Steken droog hout in de stapel, brengen de koude
tot kook, vatten smoezelig weefsel, zij tillen
het bijna ontilbare op.

Rennen dan rond met wat ziedt, roepen
woest van gevaarlijk plezier. En de vrouwen,

de jonge, van blozende benen, van stro
in bruisende vlechten, hoe schrikken,
hoe snaterend slaan zij op vlucht.

Spil hitte, giet baarlijke wel in hartgrondige put.

 

 

Geen griepje, nee liever steriele

Geen griepje, nee liever steriele
slangen door de neus, haperende
symbolen op een schermpje, op de walkman

die doorschreeuwt als ik niet meer hoor,
My Favourite Things. Zo wil ik dat het gaat:
weloverwogen en onopgemerkt.

Anonymous, particulier verzekerd.

 

 

 
Piet Gerbrandy (Den Haag, 17 september 1958)

Sartre, Gerbrandy en van Haren

De Franse schrijver en filosoof Jean Paul Sartre werd geboren op 21 juni 1905 in Parijs. Hij volgde middelbaar onderwijs op het Henri IV Lyceum in Parijs, waar hij Paul Nizan leerde kennen. Van 1922 tot 1924 doorliep hij de voorbereiding op het Louis-de-Grand lyceum. In 1924 werd hij toegelaten aan de École normale supérieure. Daar ontmoette hij Simone de Beauvoir, die zijn levensgezellin werd. Na een aanvankelijke uitsluiting werd hij in 1929 toegelaten tot de studie filosofie. Sartre was een tijd leraar in het Franse middelbaar onderwijs, maar hij is nooit universiteitsprofessor geweest. Dat wilde hij ook niet. Hij publiceerde filosofische essays en ontwikkelde zich als voortrekker van het toenmalige Franse existentialisme. Tegelijkertijd raakte hij publiekelijk bekend door zijn roman La Nausée (1938), novelles (Le Mur 1939) en theaterstukken (Les Mouches 1943). Daarmee won hij een groot publiek voor zijn ideeën; hij kon zijn intellectuele imago tevens gebruiken om zich uit te spreken inzake politieke kwesties.

 

Citaten: 

 

« Il y a deux espèces de pauvres, ceux qui sont pauvres ensemble et ceux qui le sont tout seuls. Les premiers sont vrais, les autres sont des riches qui n’ont pas eu de chance. « 

 

(Le diable et le bon dieu, p.122, Folio n° 52)

 

« Pas besoin de gril : l’enfer, c’est les Autres.»

 

(Huis Clos, Livre de Poche n° 1132, p.75)

 

« L’homme n’est rien d’autre que son projet, il n’existe que dans la mesure où il se réalise, il n’est donc rien d’autre que l’ensemble de ses actes, rien d’autre que sa vie. « 

 

(L’existentialisme est un humanisme, p.55, Éd. Nagel, 1968)  

 

 


Jean-Paul Sartre (21 juni 1905 –  15 april 1980)

 

De twee dichters op Poetry International die vandaag live via internet te zien waren:

 

De Nederlandse dichter Piet Gerbrandy is classicus, dichter en essayist. Ook schrijft hij beschouwingen voor De Groene en poëziekritieken voor de Volkskrant. Zijn debuut Weloverwogen en onopgemerkt werd bekroond met de Van der Hoogtprijs 1997; Nors en zonder haten werd genomineerd voor de VSB poëzieprijs.

 

 

Zes vrouwen delven een hol

 

De hut van de eerste? Kast in een muur

leger in kindhoge netels haar brieven

dwaaltuin van lagen papier met een lint.

 

De tweede beschouwde nacht als dag

hulde haar denderend lijf in dekens achtte geen

pad haar voeten waardig dan rails.

 

Een kus van de derde bracht schade toe

aan haar lippen die proefden van al wat aarde

voortbracht het keurden versmaadden.

 

De vierde was eenoog in maanden van licht

van vlekloos het goede betrachten in krap

ledikant voor tederheid bittere ernst werd.

 

Wie was vijf dan het wicht zonder oren?

Dan wie niet in zijn kon geloven? Niet

wist van geboorte ontdane beloften van pijn?

 

Onbeholpen tastte straks de hand van de laatste

onder dierloos tentdoek naar zaklamp

om te zien of woorden woorden bleven.

 

Zes weduwen dragen de kist.

 

 

© 2001, Piet Gerbrandy
Uit: De zwijgende man is niet bitter
Meulenhoff, Amsterdam, 2001

 

 


Piet Gerbrandy (Den Haag, 17 september 1958)

 

De Nederlandse dichteres Elma van Haren werd geboren in Roosendaal. Op haar zeventiende behaalde Van Haren haar gymnasiumdiploma, daarna studeerde ze vijf jaar aan de kunstacademie in Den Bosch en vertrok korte tijd later naar Amsterdam.
Elma van Haren debuteerde in 1988 met de bundel De reis naar het welkom geheten, die werd bekroond met de C. Buddingh’-prijs voor nieuwe Nederlandse poëzie. In 1997 ontving ze de Jan Campert-prijs voor haar bundel Grondstewardess. Het gedicht ‘Het schitterende’ uit de bundel Eskimoteren werd gekozen als een van de drie beste gedichten van 2000.
Van Harens poëzie kenmerkt zich door los rijm en een eigenzinnige typografie, alsof impressies en fragmenten op willekeurige wijze met elkaar verbonden zijn.

 

 

Er was eens…

 

 

Zuiver belletjesschrift; zeepbel,

                                                          tinkelende bellenblazerij.

De lucht vol grijze vochtigheid,

een nevellucht boven blauwe velden met

             een gloeiende kern van aandachtig licht

             dat probeert door te breken.

Dan vallen er gaten in de lucht, verglaasd van kou,

elke glinstering om je heen een brandend wit.

Zeepbellen, samengebald tot iets dat zich op wil richten;

             een messcherpe gedachte,

             zonder hart en tong en handen.

 

Die ’s nachts door het open raam

langs je gezicht komt waaien als een vrieskou,

waarin een brandgeur hangt.

                                                                       Indringend.

Een ijskoude brandlucht.

Ergens moet vuur woeden, ergens

stijgt een kolom hitte op die niet meer kan dalen,

             vanwege de koude zware lucht eronder.

 

De dag daarop voel je een PING!

als je in iemands ogen kijkt en

             de kassa springt open.

Daar ligt al het goud en zilver te rinkelen.

Je kan het zo pakken, maar het vervaagt,

wanneer het in je handpalm ligt,

             want licht in de morgen is dik en wit

             met onverbloemd zicht op wat levend is.

 

Nu probeer je er alleen ’s nachts naar te raden.

Je kunt het ruiken, je meent dat het beweegt.

Donker is heimelijk en al wat

steels is maakt het steelser

(en angsten scherper, pijn gemarmerd),

             maar dit grenzeloze tovert de ruimte open,

             wijd en weidser en al wat je ooit voor ogen zag,

             of in je handen had of dacht of sprak,

             zal onbesproken blijven,

             want plaatsgevonden heeft het niet.

© 2005, Elma van Haren
Uit: Zacht gat in broekzak

 De Harmonie, 2005

 


Elma van Haren (Roosendaal, 29 augustus 1954)