Menno Wigman, Jonathan Littell, Ferdinand Bordewijk, Mercè Rodoreda, Harold Pinter, Boeli van Leeuwen, R. K. Narayan, Eugen Egner, Claude Simon

De Nederlandse dichter en vertaler Menno Wigman werd geboren in Beverwijk op 10 oktober 1966. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Menno Wigman op dit blog.

 

Oneindig wakker
                    Rühmen, das ists! – Rilke

Mooie dingen, allemaal mooie dingen:
je hand die voor het eerst een kattenvacht streelt,
je moeder die bezorgd je knie verbindt,
zes moegedraafde paarden in de zon,
het onweer waar augustus mee begon,
Diana’s hand die naar je broek afgleed,
haar lichaam waar je blind de weg in vond,
de kleur van een kwatrijn van J.C. Bloem,
Nick Cave die dwars door Paradiso zong,
een woord als moerbei, huisraad, ravelijn,
de vondst van een nog net niet schurftig rijm:—
mooie dingen, allemaal mooie dingen
zoals de treinen waarop ik gezoend heb,
het zachte golven van een dranklokaal,
een meisjeskamer die naar adel geurt,
het wonder dat geen dag zich ooit herhaalt,
o mooie dingen en mijn mond benoemt het
voor ik me met het domme zwart verzoend heb.

 

Binnenbrand

Beelden, beelden, zo helder en geheim
dat ik op slag verstijfde – elke boom,
het hele bos keek mee. Ik schrok niet eens,
ik viel meteen twee dijen in toen ik
het vond. Pas later kreeg het een verhaal.

Zoals vandaag. Wie graaft mijn glimlach op?
Wie engelt me het bed in? De meisjes
onder mijn matras, die zijn zo snel,
die bliksemen op mijn bevel hun kleren uit,
die heten niet, die leven niet, die zijn

zo weggelegd. Maar ’s avonds zie ik soms
dat bos waar ik mijn eerste boekje vond:
een stronk met dijen, schaamgras, lillend licht,
mijn ogen smeulen en de hemel kleurt.
Die middag als een open wond.

 

 Tot besluit

Ik ken de droefenis van copyrettes,
van holle mannen met vergeelde kranten,
bebrilde moeders met verhuisberichten,

de geur van briefpapieren, bankafschriften,
belastingformulieren, huurcontracten,
die inkt van niks die zegt dat we bestaan.

En ik zag Vinexwijken, pril en doods,
waar mensen roemloos mensen willen lijken,
de straat haast vlekkeloos een straat nabootst.

Wie kopiëren ze? Wie kopieer
ik zelf? Vader, moeder, wereld, DNA,
daar sta je met je stralend eigen naam,

je hoofd vol snugger afgekeken hoop
op rust, promotie, kroost en bankbiljetten.
En ik, die keffend in mijn canto’s woon,

had ik maar iets nieuws, iets nieuws te zeggen.
Licht. Hemel. Liefde. Ziekte. Dood.
Ik ken de droefenis van copyrettes.

 

 
Menno Wigman (Beverwijk, 10 oktober 1966)

Lees verder “Menno Wigman, Jonathan Littell, Ferdinand Bordewijk, Mercè Rodoreda, Harold Pinter, Boeli van Leeuwen, R. K. Narayan, Eugen Egner, Claude Simon”

Menno Wigman, Ferdinand Bordewijk, Jonathan Littell, Harold Pinter, Boeli van Leeuwen, R. K. Narayan, Eugen Egner

De Nederlandse dichter en vertaler Menno Wigman werd geboren in Beverwijk op 10 oktober 1966. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Menno Wigman op dit blog.

 

Afscheid van mijn lichaam

Waarom, mijn lichaam, was je mij zo weinig waard?
Waarom bleef ik zo koppig tronen in mijn hoofd
en woonde ik mezelf zo hevig uit?

O ja, ik hield van wijn, van zwaar doorrookte feesten,
lucide kaders en oneindig gulle lakens.
Zo leefde ik verlicht mijn tijd aan stukken.

Nu lig ik op een zaal, mijn hart, die logge spier,
verlaat me, laf als een gedicht laat het me staan
en voor het eind van deze avond zakt de dood
mijn longen in.

De zon was mij nooit opgevallen als hij niet
steeds onderging. Geen lucht, geen flonkering, geen hoop.
Waarom, mijn lichaam, heb ik nooit in je geloofd?

 

Rien ne va plus

‘Ik wou dat ik nooit een gedicht had gezien’
Slauerhoff

Je zult maar zestien zijn en lelijk. Jij bent het.
Maar je wilt dichter worden, melkt de woorden van
Rimbaud en Baudelaire en slurpt je moeders soep
onder vijandig licht. En ’s avonds op je kamer
zit je je ouders tegen de vlakte te schrijven,
je dicht en heerst in het geniep over het leven,
een lelijk joch met een duivel tussen zijn dijen
dat ooit de mooiste meisjes zal berijden –
ja en je hand die nu zo woest papier bekrast
houdt op een dag een vlammend boekwerk vast.
Je naam in druk, de schoonheid van een vrouw: het komt,
het komt. Je bent een dichter nu en haast elk meisje
trapt erin. Gretig ben je, slordig met geluk.
Je leeft. Leeft niet. Schuilt steeds verscheurd in een gedicht
en haalt pas adem als je gure schoonheid ziet.
En nu, haast zesendertig, ziek en mensenschuw,
door poëzie van alles om je heen vervreemd,
nu kijk je naar je hand en spuug je op je pen.
Is het walging? Onmacht? Zelfhaat misschien?
Had je maar nooit een gedicht gezien.

 

 
Menno Wigman (Beverwijk, 10 oktober 1966)

Lees verder “Menno Wigman, Ferdinand Bordewijk, Jonathan Littell, Harold Pinter, Boeli van Leeuwen, R. K. Narayan, Eugen Egner”

Menno Wigman, Ferdinand Bordewijk, Jonathan Littell, Harold Pinter, Boeli van Leeuwen, R. K. Narayan

De Nederlandse dichter en vertaler Menno Wigman werd geboren in Beverwijk op 10 oktober 1966. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Menno Wigman op dit blog.

 

Oud Verhaal

Als ik kon spreken zou je alles weten:
hoe ik een zomer lang in een vitrine
heb gelegen, tussen domme dolken lag
te geeuwen en op een vreemde feestdag
door vijf verwarde vingers werd bevrijd.

Bevrijd. En in een dekenkist verstopt.
Er waren avonden dat ik werd gestreeld.
Dan zei een stem: ‘Ik heb oren, ik hoor dingen.
Hoe kan Deborah zoiets doms beginnen?’

Het is een oud verhaal van stug metaal.
Maar in de nacht van twaalf op dertien acht
vertrok ik in een vestzak met een hart

dat sloeg. Een stem. Getier. En toen, opnieuw,
die meisjesnaam. Het kwam op dienen aan.

 

Alles wat je wilde, het was alles

Het was de welving van een schouderblad,
het fosfor van een nieuwe dronkenschap,
de slapeloosheid van een wereldstad.

Je sliep nooit twee keer met dezelfde dag
en leven was pas leven als er ’s nachts
een halo uit je glas te voorschijn brak.

Een juni en je peinst aan een vermolmd
ontbijt: ik zwierf om zoveel mensen heen,
verruilde zoveel zonlicht voor een zweem

van eeuwigheid en moet je nu eens zien:
die rouwrand rond m’n brood, dat zeepsoplicht,
die vuile handen en dat nevelhoofd.

Had ik maar minder in mijn dorst geloofd.
Gaf ik maar minder om het tegengif
voor mijn zorgvuldig bestudeerde dood.

 

 
Menno Wigman (Beverwijk, 10 oktober 1966)

Lees verder “Menno Wigman, Ferdinand Bordewijk, Jonathan Littell, Harold Pinter, Boeli van Leeuwen, R. K. Narayan”

Menno Wigman, Ferdinand Bordewijk, Jonathan Littell, Harold Pinter, Boeli van Leeuwen, R. K. Narayan

De Nederlandse dichter en vertaler Menno Wigman werd geboren in Beverwijk op 10 oktober 1966. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Menno Wigman op dit blog.

 

Vuilstort

Een terp van dode dingen tergt de lucht.
Niets is zichzelf. Veel jichtig huisraad. Vocht,
zwart vocht dat uit een koelkast welt. Voorgoed
kapot, versjacherd, mensenhanden moe
tijgt me een stad van afval tegemoet.

En ik kijk en ik kijk. En als ik loop
verlies ik haar, ik voel een baard, mijn jas
verrafelt waar ik sta en alle wolken
jagen Greenwich achterna.

Dan gaat het snel: er drijft een dorpskerk door
het water, wier en vis bevolkt de Dam,
nat, grijs, week, dacht je randstad, zag je zee.

Om wat ik van de tijd, van Holland weet
schrijf ik voor wie dit onder water leest.

 

Nu ik

Hoeveel boeken moest ik lezen, hoeveel harten
moest ik breken om het licht te zien
dat vrolijk en pervers mijn ziel bevrijdt?

Ik zag met eigen ogen wat mijn handen deden
en hoe ik ook mijn spijt met inkt beklaag:
geen hond die twee keer om een klaaglied vraagt.

Ik hang vijf zomermaanden voor mijn raam.
Ik verf mijn haar en leef zoveel ik kan.
En komt de herfst eraan:¡no pasarán!

 

Bij de uitvaart van het boek

De schrijver met zijn ongeschoren woede,
de dichter van drie doodgeboren boeken:
daar staan ze met hun doos vol slome woorden.
Sterk spul of niet: de uitvaart van het boek,
we naderen de uitvaart van het boek.

Vannacht, ik was nog op, stond de literatuur
dronken aan mijn deur. Rot op, riep ik, rot op,
je hebt je kans gehad. Toen droop ze af
en keek ik weer wat grand old Google bracht.

We lezen om te leren hoe te leven.
En ik, mijn boeken moe, ging stil naar bed.
Wat ging er mis? Wat moet ik schrijven? Schrijf,

schrijf het, schrijf het op, smeer je wijsheid uit,
kom brallen op mijn stoep. Ik ga naar bed.

 


Menno Wigman (Beverwijk, 10 oktober 1966)

Lees verder “Menno Wigman, Ferdinand Bordewijk, Jonathan Littell, Harold Pinter, Boeli van Leeuwen, R. K. Narayan”

Ferdinand Bordewijk, Menno Wigman, Jonathan Littell, Eugen Egner, Mercè Rodoreda, Harold Pinter, Claude Simon, Boeli van Leeuwen, Ivan Boenin, Frederick Barthelme, R. K. Narayan, James Clavell, Rie Cramer, Louise Mack, Aleksis Kivi, Robidé van der Aa, Kermit Rooseveldt sr.

De Nederlandse schrijver Ferdinand Bordewijk werd geboren op 10 oktober 1884 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2006 en mijn blog van 10 oktober 2007 en ook mijn blog van 10 oktober 2008 en ook mijn blog van 10 oktober 2009.

Uit: Bint

Was de hel van de grootste geestelijke eentonigheid? De Bree deed dien nacht weer een paar maal zijn ronde. Hij had een zaktoorts. Hij richtte dien naar de plafonds. In de flauwe schemering lagen zij stil, of snurkend, of woelend. Een had zijn dek weggetrapt. Hij legde het recht.

Dien morgen was hij vroeg op, als altijd. Van den waard hoorde hij dat er twee waren weggegaan, zeker een eind om.

– Met de fiets?

– Met de vélo.

– Hoe lang geleden?

– O, al een uur of twee.

De Bree ging naar boven. Er lag een vore tusschen zijn wenkbrauwen. Hij kwam in de kamers. Ze waren allen wakker. Ze hadden gestoeid of gevochten. Ze hadden zich voor den vorm weer toegedekt. Hun bloote teenen staken onderuit de dekens.

Hij kwam in een kamer waar er maar één lag. Heiligenleven en Punselie waren weg. Van der Karbargenbok lag naar hem te kijken, dek tot zijn kin, snavelerboven, kleine oogen somber gloeiend.

– En nou jij.

De Bree trok hem aan zijn kopveeren uit het nest.

– Waar zijn die twee?

– Weet niet.

– Kerel, als je het me niet zegt, krijg je een trap onder je …..

Hij hield op. De gier stond er bij, woedend en vernederd. De Bree begreep in een flits wat er in hem omging. Hij wist misschien niet waar de anderen waren heengegaan. Hij had het wel gezien, maar hij had niet meegewild. Hij had het gewild en toch ook niet gewild. Hij was vernederd omdat de anderen de eenheid hadden verbroken. Hij was woedend omdat hij niet met hen was meegegaan. De Bree moest ten slotte waardeeren, dat de saamhoorigheid het had gewonnen. Wist hij hun doel dan kon hij toch niet klikken.

De gier staarde naar den grond. Hadden de anderen een verleidelijk beeld opgehangen van een reis naar de verte, naar de Middellandsche Zee, werken en bedelen onderweg?

De Bree was woedend als de gier.

– Kleed je aan, zei hij alleen.”

bordewijk

Ferdinand Bordewijk (10 oktober 1884 –  28 april 1965)

 

De Nederlandse dichter en vertaler Menno Wigman werd geboren in Beverwijk op 10 oktober 1966.  Zie ook mijn blog van 10 oktober 2008 en ook mijn blog van 10 oktober 2009.

De kunst van het feesten

is de kunst je als een kenner te vervelen
en langzaam, slok na slok, de doffe streken
van het daglicht te vergeten, is de kunst

je lichter te bewegen, wild en wilder
alle hoop en wanhoop van je af te slaan,
is de kunst een schoonheid te bewegen

naar het Prado van je bed te gaan.

 

Bijna dertig

Nee, die juli bracht bepaald geen
revolutie in mijn bed. Hoe de zomer
zich ook gaf, het leek te laat om nog
een nieuwe hartstocht op te lopen.

Dus dook ik onder voor het zwermen
van de lust en heulde vrolijk
met de slaap. Bijna dertig dacht ik,
wordt mij toch iets te helder. En ik zag
hoe alle parken overbloeiden,
hoe de hitte uit de hemel sloeg,

hoe de horde joeg op ander bloed
en zich vergrijpen wilde aan
een blonde levensgloed. En ik zag af.
Versliep de revolutie in mijn bed.
Vergat alvast te leven.

 

Aan een man in de supermarkt

En toen, gifmuze, kroop hij in mijn blik:
een man, klein, dik, met onbemand gezicht
die keek alsof hij Ron of Ruud moest heten.
En alles wat hij dacht was mij bekend:
belasting, voetbal, Emma, missverkiezing,

broccoli, koffiefilters – heel zijn mond
een dunne brief vol blanco levensdrift.
En ik was in verwachting van een scheef
gedicht, wou hem haten, kon het niet –
want alles wat hij droomt, dacht ik, droom ik

niet beter. Groet, gegroet dus, vale oom
die net zo magisch over lakens droomt.
De rij in, dan naar huis, deurmat, ijskast,
de bank, de oven, later weer die slaap.
Ik ben zo bang dat je niet eens bestaat.

wigman

Menno Wigman (Beverwijk, 10 oktober 1966)

 

De Amerikaanse schrijver Jonathan Littell werd geboren in New York op 10 oktober 1967. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2009.

Uit: The Kindly Ones (Vertaald door Charlotte Mandell)

 „Once, I found myself in Germany on a business trip; I was meeting the head of a big lingerie company, to sell him some lace. Some old friends had recommended me to him; so, without having to ask any questions, we both knew where we stood with each other. After our discussion, which went quite well, he got up, took a book down from his shelf, and handed it to me. It was the posthumous memoirs of Hans Frank, the Generalgouverneur of Poland; it was called Facing the Gallows. “I got a letter from Frank’s widow,” he said. “She had the manuscript, which he wrote after his trial, published at her own expense; now she’s selling the book to provide for her children. Can you imagine that? The widow of the Generalgouverneur! – I ordered twenty copies from her, to use as gifts. And I advised all my department chiefs to buy one. She wrote me a moving letter of thanks. Did you know him?” I assured him I hadn’t, but that I would read the book with interest. Actually I had run into Hans Frank once, briefly, maybe I’ll tell you about it later on, if I have the courage or the patience. But just then it would have made no sense talking about it. The book in any case was awful – confused, whining, steeped in a curious kind of religious hypocrisy. These notes of mine might be confused and awful too, but I’ll do my best to be clear; I can assure you that they will at least be free of any form of contrition. I do not regret anything: I did my work, that’s all; as for my family problems, which I might also talk about, they concern no one but me; and as for the rest, I probably did go a little far toward the end, but by that point I was no longer entirely myself, I was off-balance, and anyhow the whole world was toppling around me, I wasn’t the only one who lost his head, admit it. Also, I’m not writing to feed my widow and children, I’m quite capable of providing for them. No, if I have finally decided to write, it really is probably just to pass the time, and also, possibly, to clear up one or two obscure points, for you perhaps and for myself.“

 littell

Jonathan Littell (New York, 10 oktober 1967)

 

De Duitse schrijver, tekenaar en musicus Eugen Egner werd geboren op 10 oktober 1951 in Ingelfingen. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2009.

Uit: Dies ist gar keine richtige Geschichte

„In letzter Zeit werde ich oft fälschlicherweise für einen Postboten gehalten. Einmal geschah es, daß ich stundenlang völlig selbstvergessen vor dem Gartentor eines Einfamilienhauses verharrte, als traute ich mich wegen eines bissigen Hundes nicht auf das Grundstück.

Im Vorgarten, gleich neben dem Weg zum Haus, stand ein aus vier Holzstücken kreuz und quer zusammengenageltes Gebilde, in dessen Betrachtung ich mich nun vertiefte, bis endlich ein Mann mittleren Alters aus dem Haus gelaufen kam und mir zurief: »Keine Angst, das ist kein richtiger Hund!«

Er öffnete das Törchen, um mich, den vermeintlichen Postboten, einzulassen. Ich tat erleichtert und zog ein paar Briefe aus der Tasche. (Längst habe ich mir angewöhnt, in solchen Situationen den Leuten ein wenig Post zu überreichen, damit keine langen Diskussionen entstehen.) Der Mann ging die Briefe durch.

»Nur wieder Reklame und Rechnungen«, kommentierte er mürrisch.

Ich schlug vor: »Die Rechnungen können Sie gleich bei mir bezahlen.«

»Später«, antwortete er. »Kommen Sie doch mit ins Haus, ich möchte Ihnen etwas zeigen.«

»Geht es um Holz?«

»In der Tat, ja«, erwiderte der Mann verblüfft, »woher wissen Sie das?«

Ich schwieg, um eine geheimnisvolle Wirkung bemüht. In der Diele gesellte sich die Ehefrau zu uns.

»Zeigen wir es ihm?« fragte sie ihren Mann.

Er nickte: »Ich denke schon.«

»Sind Sie ein Ästhet?« erkundigte sie sich sodann bei mir. »Letzte Woche hatten wir nämlich einen homosexuellen Dichter hier, der interessierte sich nicht dafür.«

»Laß ihn, Margret«, sprach der Ehemann besänftigend.

»Ich sehe es in seinen Augen, er hat gewiß den rechten Sinn dafür.«

Inzwischen hatte uns das Wohnzimmer aufgenommen.“

egner

Eugen Egner (Ingelfingen, 10 oktober 1951)

 

De Catalaanse schrijfster Mercè Rodoreda werd geboren op 10 oktober 1908 in Barcelona. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2009.

Uit: The Salamander (Vertaald door Martha Tennent)

I strolled down to the water, beneath the willow tree and through the watercress bed. When I reached the pond I knelt down. As always, the frogs gathered around me. Whenever I arrived, they would appear and come jumping toward me. As soon as I started to comb my hair, the mischievous ones would stroke my red skirt with the five little braids or pull at the festoon on my petticoat full of ruffles and tucks. The water would grow sad and the trees that climbed the hill would gradually blacken. But that day the frogs jumped into the water, shattering the mirror in the pond, and when the water grew still again his face appeared beside mine, as if two shadows were observing me from the other side. So as not to give the appearance of being frightened, I stood up and without saying a word began walking calmly through the grass. But the moment I heard him following me, I looked back and stopped. A hush fell over everything, and one end of the sky was already sprayed with stars. He stopped a short distance away and I didn’t know what to do. I was suddenly filled with fear and began to run, but when I realized he would overtake me, I stopped under the willow tree, my back to the trunk. He came to me and stood there, both arms spread wide so I could not run away. Then, gazing into my eyes, he began to press me against the willow, my hair disheveled, between the willow and him. I bit my lips to keep from screaming; the pain in my chest was so great I thought my bones were on the point of breaking. He placed his mouth on my neck, and where he had laid his mouth I felt a burning.”

 rodoreda

Mercè Rodoreda (10 oktober 1908 – 13 april 1983)

 

De Britse schrijver Harold Pinter werd geboren op 10 oktober 1930 in Londen. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2006  en ook mijn blog van 10 oktober 2008 en ook mijn blog van 28 december 2008 en ook mijn blog van 10 oktober 2009.

Uit Press Conference

„PRESS Sir, before you became Minister of Culture I believe you were the head of the Secret Police.

MINISTER That is correct.

PRESS Do you find any contradiction between those two roles?

MINISTER None whatsoever. As head of the Secret Police it was my responsibility, specifically, to protect and to safeguard our cultural inheritance against forces which were intent upon subverting it. We were defending ourselves against the worm. And we still are.

PRESS The worm?

MINISTER The worm.

PRESS As head of the Secret Police what was your policy towards children?

MINISTER We saw children as a threat if – that is – they were children of subversive families.

PRESS So how did you employ your policy towards them?

MINISTER We abducted them and brought them up properly or we killed them.

PRESS How did you kill them? What was the method adopted?

MINISTER We broke their necks.

PRESS And women?

MINISTER We raped them. It was all part of an educational process, you see. A cultural process.

PRESS What was the nature of the culture you were proposing?

MINISTER A culture based on respect and the rule of law.

PRESS How do you understand you present role as Minister of Culture?

MINISTER The Ministry of Culture hold to the same principles as the guardians of National Security. We believe in a healthy, muscular, and tender understanding of our cultural heritage and our cultural obligations. These obligations naturally include loyalty to the free market.

PRESS How about cultural diversity?

MINISTER We subscribe to cultural diversity; we have faith in a flexible and vigorous exchange of views; we believe in fecundity.“

pinter

Harold Pinter (10 oktober 1930 – 24 december 2008)
Hier als acteur in Samuel Beckett’s “Krapp’s Last Tape“

 

De Franse schrijver Claude Simon werd geboren op 10 oktober 1913 te Tananarive (Madagaskar) als zoon van een Franse legerofficier. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2008 en ook mijn blog van 10 oktober 2009.

Uit: Les Géorgiques

„Cette longue description de la maison de la vieille dame et en particulier ce passage du placard où sont enfouies les preuves du crime du général laissent apparaître de façon nette l’importance du secret dans la vie de la famille et en particulier de la vieille dame qui, ayant gardé cachés ces papiers au point qu’ils sont devenus un poids, se sent soulagée à l’idée de mourir. Mais c’est sans compter sur l’oncle Charles qui va distiller tout le secret puisque c’est lui qui va transmettre les papiers et donc faire éclater la vérité. […]

[…] La description du cadavre ne nous laisse donc aucun doute sur le décès de la vieille dame comme le montrent la périphrase « la gisante » et l’expression « dernière garde pour qu’elle emporte dans sa tombe » : l’arrière-petite-fille du général est morte chez elle, au plus près de son secret. Dans la première partie du texte, on comprend bien que la vieille dame a espéré emporter avec elle le secret dans sa tombe comme le dit clairement ce fragment de phrase : « qu’une fois morte, une fois la dernière chair du nom disparue, cela n’aurait alors plus d’importance ».

simon

Claude Simon (10 oktober 1913 – 6 juli 2005)

 

De Antilliaanse (Curaçaose) schrijver Willem Cornelis Jacobus (Boeli) van Leeuwen werd geboren op 10 oktober 1922 op Curaçao. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2006 en ook mijn blog van 10 oktober 2008 en ook mijn blog van 10 oktober 2009.

Uit: De gorilla

‘In Berlijn te zijn geweest in een dierentuin versierd met flamingoveren, waar ik de grootste gorilla ter wereld heb zien sterven van angst en het paard van Johannes in een brandende etalage heb ontmoet en in een schuilkelder een vrouw met de rug van een wezel heb gestreeld, om daarna in Leiden rechten te studeren…! […] Wat te beginnen met de verlate puberteitsriten van het corps, de platvloersheid van de professoren – wat moet een creool uit Curaçao daarmee beginnen? Hij die onsterfelijk is geweest op de rand van het bestaan, kon geen groentjes verdragen met kaalgeschoren koppen, want hij heeft kaalgeschoren koppen gezien op levende doodshoofden.’

Uit: De Rots der struikeling

 „Niemand wandert ungestraft unter Palmen: wij hebben reeds te lang onder verdorde kokosbomen gelopen, die nog op vervallen plantages te vinden zijn. In het isolement van een benauwde gemeenschap, gevangen in de melancholie van onze eigen situatie, zien we geslachten ten onder gaan als bomen, die langzaam in de dorre grond door gebrek aan voedsel sterven.“

vanleeuwen

Boeli van Leeuwen (10 oktober 1922 – 28 november 2007)

 

De Russische dichter en schrijver Ivan Aleksejevitsj Boenin werd geboren in Voronezj op 10 oktober 1870. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2009.

Midnight

November. Midnight damp. Chalk-white beneath
The moon the village lies, by the oppressive
Hush overcome. The tide sweeps in, impassive,
Its voice all deep solemnity and breadth.

The port flag, soaked, droops on its slender mast.
Just o’er the mast, above the mass of hazy
Clouds torn in parts and running swiftly east,
The disc of moon glides, strangely white and glassy.

I reach the steps. Mysterious the light
And duller here, the tide’s voice fiercer, louder.
The bathhouse piles, defenseless, heave and shudder.

Far out – a grey abyss. No sea in sight.
Below, amid the foam that seethes and hisses,
Like seals wet by the surf the boulders glisten.


The Bedouin

The Dead Sea, and, beyond, the greyish, broken
Line of the hills. Noon. Mealtime. Deft of hand,
He bathes his mare, then sits a hookah smoking
On Jordan’s shore. Like molten bronze the sand.

The Dead Sea, and, beyond, in space suspended,
Mirages swimming in a golden haze.
Light. Warmth. A wild dove coos. The oleander
And storksbill with the reds of springtime blaze.

He sits, a hooded hawk, and smokes, and raises
His voice in song, and, droning sleepily,
The tamarisk and oleander praises.

Bard, robber, nomad tribesman, glad is he
To coils of smoke in simple verse and flowing
The peaks to liken beyond Siddim showing!

 

Vertaald door Natasha Bulashova en Greg Cole

boenin

Ivan Boenin (10 oktober 1870 – 8 november 1953)

 

De Amerikaanse schrijver Frederick Barthelme werd geboren op 10 oktober 1943 in Houston, Texas. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2009.

Uit: Waveland

A year after Katrina swept across the Mississippi Gulf Coast and destroyed everything in or near its path, Vaughn Williams was spending a quiet fall afternoon with the television, waiting for his new girlfriend, Greta Del Mar, to get home from work. It was raining and out the window of Greta’s bungalow, where he’d been living for the last two months, he could still see the devastation of the landscape–everything was gone, vanished, flattened. Three houses on this block of Mary Magdalene Street survived, a few others spotted the landscape here and there, but the rest were leveled. Waveland looked like one of those unpopulated atolls in the Pacific people were always doing TV specials about. Bombing range stuff. By now, a year after the storm, there were a few trailers up on concrete blocks, some tents hooked onto pickups, but that was it. He and Greta were like shipwreck victims washed up on some -blown–out shore. Vaughn was ten years older than Greta, both of them split from their spouses–he by divorce, she by the still-unsolved killing of her husband, Bo, a half-decade before. He’d been shot in the head in his sleep. Their marriage hadn’t been pretty, stuffed with Bo’s infidelities, abuse, ridicule, and embarrassment, but worse was the aftermath, when Greta was indicted for the crime. She was exonerated, of course, and the charges were dismissed; but too much damage was already done.“

 barthelme
Frederick Barthelme (Houston, 10 oktober 1943)

 

De Indiase schrijver Rasipuran Krishnaswami Narayan werd geboren op 10 oktober 1906 in Madras. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2009.

Uit: The English Teacher

“Wife, child, brothers, parents, friends…We come together only to go apart again. It is one continuous movement. They move away from us as we move away from them. The law of life cannot be avoided. The law comes into operation the moment we detach ourselves from our mother’s womb. All struggle and misery in life is due to our attempt to arrest this law or get away from it or in allowing ourselves to be hurt by it. The fact must be recognized. A profound unmitigated loneliness is the only truth of life. All else is false.”

narayan

R. K. Narayan (10 oktober 1906 – 13 mei 2001)

 

De Brits – Amerikaanse schrijver en regisseur James Clavell (pseudoniem van Charles Edmund DuMaresq de Clavelle) werd geboren op 10 oktober 1924 in Sydney. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2008 en ook mijn blog van 10 oktober 2009.

Uit: King Rat

 “I’m going to get that bloody bastard if I die in the attempt.” Lieutenant Grey was glad that at last he had spoken aloud what had so long been twisting his guts into a knot. The venom in Grey’s voice snapped Sergeant Masters out of his reverie. He had been thinking about a bottle of ice-cold Australian beer and a steak with a fried egg on top and his home in Sydney and his wife and the breasts and smell of her. He didn’t bother to follow the lieutenant’s gaze out the window. He knew who it had to be among the half-naked men walking the dirt path which skirted the barbed fence. But he was surprised at Grey’s outburst. Usually the Provost Marshal of Changi was as tight-lipped and unapproachable as any Englishman.
“Save your strength, Lieutenant,” Masters said wearily, “the Japs’ll fix him soon enough.”
“Bugger the Japs,” Grey said. “I want to catch him. I want him in this jail. And when I’ve done with him—I want him in Utram Road Jail.” Masters looked up aghast. “Utram Road?”
“Certainly.”
“My oath, I can understand you wanting to get him,” Masters said, “but, well, I wouldn’t wish that on anyone.”
“That’s where he belongs. And that’s where I’m going to put him. Because he’s a thief, a liar, a cheat and a bloodsucker. A bloody vampire who feeds on the rest of us.”
Grey got up and went closer to the window ofthe sweltering MP hut. He waved at the flies which swarmed from the plank floors and squinted his eyes against the refracted glare of the high noon light beating the packed earth. “By God,” he said, “I’ll have vengeance for all of us.”
Good luck, mate, Masters thought. You can get the King if anyone can. You’ve got the right amount of hate in you. Masters did not like officers and did not like Military Police. He particularly despised Grey, for Grey had been promoted from the ranks and tried to hide this fact from others.“ 

 clavell

James Clavell (10 oktober 1924 – 6 september 1994)

 

De Nederlandse dichteres, schrijfster en illustrator Rie Cramer werd geboren in Sukabumi op Java, ndonesië op 10 oktober 1887. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2009.

Eén in uw diep verdriet

Holland, hoe hebben wij zoovele malen
Uw knusse kalmte hekelend, bespot,
Hoe spraken wij, verwaten, vreemde talen,
En waren zonder aandacht voor uw lot.
Maar zie, – nu weten wij ons diep verbonden,
Ons brandt eenzelfde smaad, eenzelfde smart,
Nu bloeden wij, verscheurd uit eendre wonden,
Nu bonkt ons hart naast aan uw eigen hart.

Nu liggen wij des nachts in ’t donker wakker
En voelen bang het trillen van uw grond,
Als lagen wij dicht naast een ouden makker,
Wakend, waar hij ten doode werd gewond.
Hoe schrijnt het heimwee, nu w’u zien gehavend,
Naar oude stadjes in hun milde rust,
En naar uw weiden, dauwend in den avond,
En naar het wonder van uw zilvren kust.

Naar hooge lanen om een vredig buiten,
Naar ’t kleppend klokje van een klein gehucht.
Naar blanke vaarten, donkre visschersschuiten,
En naar de wijdheid van uw wolkenlucht.
Hoe is het, dat ons hart zoo zelden heugde
De blijdschap om dit schoon, vertrouwd verschiet?
Holland, – nu het te laat is voor uw vreugde,
Laat ons dan één zijn in uw diep verdriet!

cramer

Rie Cramer (10 oktober 1887 – 18 juli 1977)

 

De Australische dichteres en schrijfster Louise Mack werd geboren op 10 oktober 1870 in Hobart, Tasmania. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2009.

To Sydney

CITY, I never told you yet—
O little City, let me tell—
A secret woven of your wiles,
Dear City with the angel face,
And you will hear with frowning grace,
Or will you break in summer smiles?

This is the secret, little town,
Lying so lightly towards the sea;
City, my secret has no art,
Dear City with the golden door;
But oh, the whispers I would pour
Into your ears—into your heart!

You are my lover, little place,
Lying so sweetly all alone.
And yet I cannot, cannot tell
My secret, for the voice will break
That tries to tell of all the ache
Of this poor heart beneath your spell.

Dreaming, I tell you all my tale;
Tell how the tides that wash your feet
Sink through my heart and cut its cords.
Dreaming, I hold my arms, and drag
All, all into my heart—the flag
On the low hill turned harbourwards,

And all the curving little bays,
The hot, dust-ridden, narrow streets,
The languid turquoise of the sky,
The gardens flowing to the wave,
I drag them in. O City, save
The grave for me where I must lie.

Yet humbly I would try to build
Stone upon stone for this town’s sake;
Humbly would try for you to aid
Those whose wise love for you will rear
White monuments far off and near,
White, but unsoiled, undesecrate.

 mack

Louise Mack (10 oktober 1870 – 23 november 1935)

 

De Finse dichter en schrijver Aleksis Kivi werd geboren als geboren Alexis Stenvall in Palojoki op 10 oktober 1834. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2009.

Uit: Seven Brothers

JUHANI: On one corner of the earth a day of peace still gleams for us. Ilvesjärvi lake yonder, below Impivaara, is the harbour to which we can sail away from the storm. Now my mind is made up.
LAURI: Mine was made up last year already.
EERO: I’ll follow you even into the deepest cave on Impivaara, where it is said the Old Man of the Mountains boils pitch, with a helmet made of a hundred sheepskins on his head.
TUOMAS: We’ll all move there from here.
JUHANI: Thither we’ll move and built a new world.”

kivi

Aleksis Kivi (10 oktober 1834 – 31 december 1872)
Standbeeld in Helsinki

 

De Nederlandse dichter en schrijver Robidé van der Aa (eig. Christianus Petrus Eliza van der Aa) werd geboren op 10 oktober 1791 in Oosterbeek. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2009.

Herfstliedje

Wie Lente bezinge, wij wijden ons lied
Het vruchtbaarst saizoen, dat er daagt;
Wanneer ons de tuin zijne bloemen nog biedt,
De boomgaard zijn vruchten reeds draagt;

Als ’t appeltje, gloeijend van sierelijk rood,
Ons lacht uit het looverdak aan,
De saprijke peer als tot plukken ons noodt,
De wingerd zoo rijk is belaân.

’t Is feest voor de landjeugd in boomgaard en veld,
Als, najaar, ge uw schatten ons biedt;
Daarom wordt gij vrolijk en dankbaar vermeld,
En wijden we u heden ons lied.

 vanderAA

Robidé van der Aa (7 oktober 1791 – 14 mei 1851)

 

De Amerikaanse schrijver, zakenman en officier Kermit Roosevelt sr. Werd geboren op 10 oktober 1889 in Sagamore Hill in Oyster Bay, New York. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2009.

Uit: War In The Garden Of Eden

„It was at Taranto that we embarked for Mesopotamia. Reinforcements were sent out from England in one of two ways–either all the way round the Cape of Good Hope, or by train through France and Italy down to the desolate little seaport of Taranto, and thence by transport over to Egypt, through the Suez Canal, and on down the Red Sea to the Indian Ocean and the Persian Gulf. The latter method was by far the shorter, but the submarine situation in the Mediterranean was such that convoying troops was a matter of great difficulty. Taranto is an ancient Greek town, situated at the mouth of a landlocked harbor, the entrance to which is a narrow channel, certainly not more than two hundred yards across. The old part of the town is built on a hill, and the alleys and runways winding among the great stone dwellings serve as streets. As is the case with maritime towns, it is along the wharfs that the most interest centres. During one afternoon I wandered through the old town and listened to the fisherfolk singing as they overhauled and mended their nets. Grouped around a stone archway sat six or seven women and girls. They were evidently members of one family–a grandmother, her daughters, and their children.

The old woman, wild, dark, and hawk-featured, was blind, and as she knitted she chanted some verses. I could only understand occasional words and phrases, but it was evidently a long epic. At intervals her listeners would break out in comments as they worked, but, like “Othere, the old sea-captain,” she “neither paused nor stirred.”

Kermit_Roosevelt_1926

Kermit Roosevelt sr. (10 oktober 1889 – 4 juni 1943)
Portret door John Singer Sargent

Ivan Boenin, Frederick Barthelme, R. K. Narayan, James Clavell, Rie Cramer, Louise Mack, Aleksis Kivi, Kermit Roosevelt sr., Robidé van der Aa

De Russische dichter en schrijver Ivan Aleksejevitsj Boenin werd geboren in Voronezj op 10 oktober 1870. Vanaf 1889 woonde hij in Charkov waar hij o.m. werkzaam is als ambtenaar, bibliothecaris en assistent-redacteur van Orlovskiy Vestnik. Daarna woonde hij afwisselend in Moskou en Sint-Petersburg. In 1891 publiceerde hij zijn eerste korte verhaal in Russkoye Bogatstvo, het literaire tijdschrift van N.K. Michailovskij. Tien jaar later, in 1901 publiceerde hij zijn eerste bundel gedichten onder de titel Listopad, die zeer gunstig werd ontvangen door de Russische critici. Hij raakte bevriend met Anton Tsjechov met wie hij een correspondentie voerde. Daarnaast onderhield hij vriendschappelijke contacten met Lev Tolstoj en Maxim Gorki. Voor het uitbreken van WO I maakte Boenin enkele reizen naar o.m. Ceylon, Palestina, Turkije en Egypte. Boenin stond uiterst vijandig tegenover de machtsgreep van de Bolsjewieken in 1917, die hij een “bloedige waanzin” noemde. In 1918 verliet hij Moskou en reise hij af naar Odessa, waar hij later de “rode terreur” van de Bosjewieken van dichtbij meemaakte. Boenin heeft over de wederwaardigheden van deze periode “Vervloekte dagen” geschreven, dat in 1925 gepubliceerd werd in het Westen. In 1920 vluchtte Boenin op een schip naar Frankrijk. Boenin verwierf de meeste roem met zijn korte verhalen, waarvan Het Einde van de Wereld, Mitja’s liefde, Antonov appels De Zonnesteek wellicht de bekendste zijn. Daarnaast schreef hij dagboeken, reisverslagen en gedichten, en maakte hij vertalingen van o.m. de poëzie van Byron, Tennyson, Musset, Coppé en Longfellow (‘The Song of Hiawatha’). Voor deze laatste vertaling ontving hij de prestigieuze Poesjkin-prijs.

 

 

A Farewell

 

Blasting the malachites beneath the rudder,

The seething sea spews pearly blobs of foam.

The shore sails nearer as we move from under

The ship’s smooth, towering shape and make for home.

 

The pier is empty. Pigeons coo and chatter

And peck at corn and scraps of food… At sea,

The ship’s stern sways, the bowsprit draws a pattern

Upon the dimming sky’s dark canopy.

 

Where now? March. Dusk. In port, the church bells ringing.

Of spring and sadness full this soul of mine.

Lights at the inn… No, home I’ll go, I’m thinking!

For I am drunk – drunk though I’ve touched no wine.

 

 

 

Istanbul

 

Starved, mangy dogs with mournful, pleading eyes,

Descendants of the ones that in a bygone

Age from the steppeland came, and, stung by flies,

Dragged in the wake  of dusty, creaking wagons.

 

The conqueror was rich and powerful,

And with his hordes, proud city, he invaded

Your palaces, and named you Istanbul,

And then sought rest, a lion gorged and sated.

 

But faster move the days than birds in flight!

Black loom the trees in Scutari; unnumbered

The tombs they shade, their marble shapes as white

As bones bleached by the rays of many summers.

 

Upon the dust of shrines and temples falls

The dust of ages, and the plainti
ve howling

Of dogs the gloom of desert sands recalls

Beneath Byzantium’s walls and arches crumbling.

 

Bare the Serail, its glory spent and past,

Its trees, now dry, bent low in desolation…

O Istanbul! Dead nomad camp, the last

Great relic of a last and great migration!

 

 

Vertaald door Natasha Bulashova en Greg Cole

 

Boenin

Ivan Boenin (10 oktober 1870 – 8 november 1953)

 

De Amerikaanse schrijver Frederick Barthelme werd geboren op 10 oktober 1943 in Houston, texas. Hij is een broer van de schrijvers Donald enSteve Barthelme. Van 1961 tot 1967 studeerde hij in New Orleans en Houston. Eigenlijk wilde hij beeldend kunstenaar worden en in het begin verdiende hij zijn geld o.a in een reclamebureau. In 1977 studeerde hij af aan de Magister an der Johns Hopkins University en werd hij docent creatief schrijven aan de University of Southern Mississippi in Hattiesburg. Barthelme schrijft korte verhalen en romans en wordt tot het minimalisme gerekend. Iets wat hij zelf niet op ptijs stelt.

 

Uit: Driver

 

“RITA SAYS the living-room lights keep her awake when she goes to bed before I do, which is most of the time. The light comes down the hall and under the bedroom door, she says, and in the dark it’s like a laser. So on Sunday, after she’d gone to bed, I started to read Money in semidarkness, tilting the pages to get the light from a book lamp clipped onto the magazine. That didn’t work, so I gave it up and watched a TV program about low riders in San Diego. They put special suspensions in their cars so they can bounce them up and down. That’s not all they do, but it’s sort of the center of things for them. I’d seen the cars before, seen pictures of them jumping – a wonderful thing, just on its own merits. I watched the whole show. It lasted half an hour, and ended with a parade of these wobbling, hopping, jerking cars creeping down a tree-lined California street with a tinkly Mexican love song in the background, and when it was done I had tears in my eyes because I wasn’t driving one of the cars. I muted the sound, sat in the dark, and imagined flirting with a pretty Latin girl in a short, tight, shiny dress with a red belt slung waist to hip, her cleavage perfect and brown, on a hot summer night with a breeze, on a glittering street, with the smell of gasoline and Armor All in the air, oak leaves rattling over the thump of the car engine, and me slouched at the wheel of a violet Mercury, ready to pop the front end for a smile.

            In the morning I left a note attached to the refrigerator with the tiny TV-dinner magnet, telling Rita what time I’d be home from the office, then got in the Celica and headed for the freeway. I’d been in traffic for half an hour, most of it behind a bald, architect-looking guy in a BMW 2002, when I saw a sign for Kleindienst Highway Auto Sales. This was a hand-painted sign, one quarter billboard size, in a vacant lot alongside the freeway – a rendering of a customized 1947 Ford. I got off at the next exit and went back up the feeder to get to this place, which was a shell-paved lot with a house trailer at the rear, strings of silver and gold decorations above, and a ten-foot Cyclone fence topped with knife wire.”

 

Barthelme

Frederick Barthelme (Houston, 10 oktober 1943)

 

De Indiase schrijver Rasipuran Krishnaswami Narayan werd geboren op 10 oktober 1906 in Madras. Hij wordt beschouwd als de pionier van de Engelstalige literatuur in India. Vanaf zijn debuut Swami and Friends (1937) situeerde hij bijna al zijn romans en verhalen in een fictief stadje (Malgudi, gemodelleerd naar zijn woonplaats Madras)–- als een Indiase Faulkner, maar dan schrijvend in een eenvoudiger stijl en met een Tsjechoviaans oog voor tragikomische zedensatire.  Narayans korte verhalen over Malgudi zijn verzameld in Malgudi Landscapes. Zijn bekendste romans zijn The English Teacher (1945), waarin een leraar de dood van zijn vrouw probeert te verwerken, The Guide (1958) en The Vendor of Sweets (1967), waarin het rustige leven van een vrome hindoe wordt verstoord door de komst van zijn nietsnuttige zoon uit Delhi.

 

Uit: My Days: A Memoir

 

“Ours was a Lutheran Mission School – mostly for boarders who were Christian converts. The teachers were all converts, and, towards the few non-Christian students like me, they displayed a lot of hatred. Most of the Christian students also detested us. The scripture classes were mostly devoted to attacking and lampooning the Hindu gods, and violent abuses were heaped on idol-worshippers as a preclude to glorifying Jesus. Among the non-Christians in our class I was the only Brahmin boy, and received special attention; the whole class would turn in my direction when the teacher said that Brahmins claiming to be vegetarians ate fish and meat in secret, in a sneaking way, and were responsible for the soaring price of those commodities. In spite of the uneasy time during the lessons, the Biblical stories themselves enchanted me. Especially the Old Testament seemed to be full of fascinating characters….

What I suffered in the class as a non-Christian was nothing compared to what Christian missionary suffered when he came to preach at our street corner. If Christian salvation came out of suffering, here was one who must have attained it. A European missionary with a long beard, escorted by a group of Indian converts carrying violins and harmoniums, would station himself modestly at the junction between Vellala Street and Purasawalkam High Road. A gentle concert would begin unobstrusively. A few onlookers stopped by, the priest nodded to everyone in a friendly manner, casting a genial look around, while the musicians rendered a full-throated Biblical hymn over the babble of the street, with its hawkers’ cries and the jutka-drivers’ urging of their lean horses. Urchins sat down in the front row on the ground, and all sorts of men and women assembled. When the preacher was satisfied that he had gathered a good audience, he made a sign to the musicians to stop. His speech, breaking into the abrupt silence that ensued, was delivered in an absolutely literary Tamil, stiff and formal, culled out of a dictionary, as far away from normal speech as it could be.”

 

rknarayan
R. K. Narayan (10 oktober 1906 – 13 mei 2001)

 

 

De Brits – Amerikaanse schrijver en regisseur James Clavell (pseudoniem van Charles Edmund DuMaresq de Clavelle) werd geboren op 10 oktober 1924 in Sydney. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2008.

 

Uit: Noble House

 

„:45 p.m.:

The police officer was leaning against one corner of the information counter watching the tall Eurasian without watching him. He wore a light tropical suit and a police tie and white shirt, and it was hot within the brightly lit terminal building, the air humid and smell-laden, milling noisy Chinese as always. Men, women, children, babes. An abundance of Cantonese, some Asians, a few Europeans.

“Superintendent?”

One of the information girls was offering him a phone. “It’s for you, sir,” she said and smiled prettily, white teeth, dark hair, dark sloe eyes, lovely golden skin.

“Thanks,” he said, noticing that she was Cantonese and new, and did not mind that the reality of her smile was empty, with nothing behind it but a Cantonese obscenity. “Yes?” he said into the phone.

“Superintendent Armstrong? This is the tower—Yankee 2’s just landed. On time.”

“Still Gate 16?”

“Yes. She’ll be there in six minutes.”

“Thanks.” Robert Armstrong was a big man and he leaned across the counter and replaced the phone. He noticed her long legs and the curve of her rump in the sleek, just too tight, uniformed chong-sam and he wondered briefly what she would be like in bed. “What’s your name?” he asked, knowing that any Chinese hated to be named to any policeman, let alone a European.“

 

Clavell

James Clavell (10 oktober 1924 – 6 september 1994)

 

De Nederlandse dichteres, schrijfster en illustrator Rie Cramer werd geboren in Sukabumi op Java, Indonesië op 10 oktober 1887. Rie Cramer groeide op in Indonesië. Zelf gaf ze later aan dat haar moeder koel en afstandelijk was. Haar vader was er bijna nooit, hij was kapitein en daarom vaak afwezig. Ze begon kinderverhalen te schrijven en tekeningen te maken. In dit genre heeft zij veel gepubliceerd. Ze illustreerde ook sprookjes van de gebroeders Grimm, Charles Perrault (de Sprookjes van Moeder de Gans), van Hans Christian Andersen en Russische sprookjes, daarnaast heeft ze ook boeken van Nienke van Hichtum geïllustreerd. Later schreef Cramer romans, toneelstukken en hoorspelen onder de pseudoniemen Marc Holman en Annie Smit. Tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef zij Verzen van Verzet. Rie Cramer is driemaal getrouwd geweest, maar ze vond zichzelf niet geschikt voor een gezinsleven en hechtte aan haar vrijheid. Ze trok veel naar het buitenland. Op Majorca kocht ze een huis en daar heeft ze lange tijd met vrienden gewoond.

 

 

Zij zullen hem niet knechten

 

Zij zullen hem niet knechten,

Den Nederlandschen Leeuw,

Al schonden zij zijn vrijheid

Met bommen en geschreeuw!

Zij zullen hem niet knechten,

Al is hij overmand!

Eens zal hij weer bevechten

Den vijand van ons land!

 

Al pleegden laffe ploerten,

Die zich, tot schand’ en smaad,

Eens Hollands burgers noemden,

Een lasterlijk verraad.

Zij zullen hem niet knechten,

Al schonden zij zijn vree!

Eens zal hij weer bevechten

Duitschland en d’ N.S.B.!

 

Al zijn ook onze steden

Verwoest en platgebrand,

Al vielen onzen helden

De wapens uit de hand, –

Zij zullen hem niet knechten,

Noch dwingen onder ’t juk!

De Leeuw zal blijven vechten,

Ons redden uit den druk!

 

Om Hollands land te redden,

Toen het verslagen lag,

Is vechtend hij geweken,

Maar…… onder Hollands vlag!

Zij zullen hem niet knechten!

Strijdend naast Albion,

Zal hij zoo lang nog vechten

Tot hij den oorlog won.

 

CRAMER

Rie Cramer (10 oktober 1887 – 18 juli 1977)

 

De Australische dichteres en schrijfster Louise Mack werd geboren op 10 oktober 1870 in Hobart, Tasmania. Haar vader was een predikant die van staat naar staat trok in verband met zijn werk. Tegen de tijd dat zij naar school moest vestigde de familie zich in Sydney. Later maakte zij reizen naar Europa en tijdens WO I berichtte zij van het front voor de “Daily Mail” en de “Evening News”. Haar eerste roman werd gepubliceerd in 1896 en haar eerste dichtbundel in 1901.

 

Before Exile 

 

Here is my last good-bye,

This side the sea.

Good-bye! good-bye! good-bye!

Love me, remember me.

 

This is my last good-bye,

This side the sea.

I bless, I pledge, I cling,

Love me, remember me.

 

This is my last good-bye

To each dear tree,

To every silent plain,

Love me, remember me.

 

This is my last good-bye,

This side the sea.

O friends! O enemies!

Love me, remember me.

 

You will remain, but I

Must cross the sea.

My heart is faint with love,

O Land! remember me.

 

You will not even ask

What claim has she.

She loved us, she has gone…

’Tis all, remember me.

 

This is what you will say,

My Land across the sea,

She was of us, has gone…

And you’ll remember me.

 

Here is my last good-bye

This side the sea.

Farewell! and when you can,

Love me, remember me.

louise_mack

Louise Mack (10 oktober 1870 – 23 november 1935)

 

De Finse dichter en schrijver Aleksis Kivi werd geboren als geboren Alexis Stenvall in Palojoki op 10 oktober 1834. Kivi wordt wel de vader van de Finse literatuur genoemd. Van zijn werken zijn de roman De zeven gebroeders (Seitsemän veljestä) en het toneelstuk Nummisuutarit (De schoenmakers op de heide) het bekendst.  In 1846, toen hij 11 was, verhuisde hij naar Helsinki om naar school te gaan. Hij leerde hier Zweeds wat een voorwaarde was om later verder te studeren en om priester te worden. In 1852 moest hij wegens geldgebrek de school verlaten. Met de hulp van een oudere vriend rondde hij in 1857 zijn opleiding alsnog af. In 1859 wordt Kivi toegelaten tot de Universiteit van Helsinki, waar hij literatuur studeert en interesse in theater ontwikkelt. Zijn eerste toneelstuk Kullervo is gebaseerd op tragisch verhaal uit de Kalevala. Van 1863 wijdde Kivi al zijn tijd aan schrijven. Over zijn roman De zeven gebroeders deed hij 10 jaar. In de jaren 1870 raakte Kivi verslaafd aan alcohol en leed hij aan schizofrenie. Hij werd opgenomen in een ziekenhuis (Lapinlahti) voor geesteszieken in Helsinki. Een van de zaken die bijdroegen aan zijn verval was de slechte ontvangst van zijn in 1870 verschenen roman De zeven gebroeders.

 

My Heart’s Song 

 

Absalon, my son, that I could have died for you, my son.

Life holds no pleasure, let me descent to hell, weeping

 

Grove of Tuoni, grove of evening,

There a sandy cradle is waiting,

There I will carry my child.

 

There the child is free from sorrow

In the wood, in the meadow

Tending the cattle of Tuoni.

 

There my child is free from sorrow

When the evening casts it’s shadow

Rocked in the cradle of Tuoni.

 

There my child is free from sorrow,

Lulled to sleep by a birdsong mellow,

Rocked in a cradle of gold.

 

Peace of Tuoni, far from passion

Far away from man’s oppression

Far from the treacherous world. 

 

Kivi

Aleksis Kivi (10 oktober 1834 – 31 december 1872)
Portret door Sigurd Wettenhovi-Aspan

 

De Amerikaanse schrijver, zakenman en officier Kermit Roosevelt sr. Werd geboren op 10 oktober 1889 in Sagamore Hill in Oyster Bay, New York, Hij was de tweede zoon van de Amerikaanse president Theodore Roosevelt en een neef van Franklin D. Roosevelt. Roosevelt was ook medeoprichter van de United States Lines.

 

Uit: War In The Garden Of Eden

 

As we steamed out of the harbor we were joined by two diminutive Japanese destroyers which were to convoy us. The menace of the submarine being particularly felt in the Adriatic, the transports travelled only by night during the first part of the voyage. To a landsman it was incomprehensible how it was possible for us to pursue our zigzag course in the inky blackness and avoid collisions, particularly when it was borne in mind that our ship was English and our convoyers were Japanese. During the

afternoon we were drilled in the method of abandoning ship, and I was put in charge of a lifeboat and a certain section of the ropes that were to be used in our descent over the side into the water. Between twelve and one o’clock that night we were awakened by three blasts, the preconcerted danger-signal. Slipping into my life-jacket, I groped my way to my station on deck. The men were filing up in perfect order and with no show of excitement. A ship’s officer passed and said he had heard that we had been torpedoed and were taking in water. For fifteen or twenty minutes we knew nothing further. A Scotch captain who had charge of the next boat to me came over and whispered: “It looks as if we’d go down. I have just seen a rat run out along the ropes into my boat!” That particular rat had not been properly brought up, for shortly afterward we were told that we were not sinking. We had been rammed amidships by one of the escorting destroyers, but the breach was above the water-line. We heard later that the destroyer, though badly smashed up, managed to make land in safety.

We laid up two days in a harbor on the Albanian coast, spending the time pleasantly enough in swimming and sailing, while we waited for a new escort. Another night’s run put us in Navarino Bay. The grandfather of Lieutenant Finch Hatton, one of the officers on board, commanded the

Allied forces in the famous battle fought here in 1827, when the Turkish fleet was vanquished and the independence of Greece assured.“

Kermit_Roosevelt_1926

Kermit Roosevelt sr. (10 oktober 1889 – 4 juni 1943)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Robidé van der Aa (eig. Christianus Petrus Eliza van der Aa) werd geboren op 10 oktober 1791 in Oosterbeek. Hij was advocaat in Leiden, van 1818-1834 procureur te Leeuwarden en daarna jurist en inspecteur bij het onderwijs te Arnhem. Zijn geschriften en daden getuigen van vaderlandsliefde (o.a. na de dood van Jan van Speijk), van belangstelling in volksgeluk, maatschappelijke welvaart en, naar zijn vermogen, in de letteren. Van der Aa werd in 1837 medewerker van De Gids. De samenwerking in de redactie (met name Potgieter) werd echter geen succes. Van der Aa werd afgescheept met onbelangrijke klusjes, terwijl Potgieter achter zijn rug Bakhuizen van den Brink binnenhaalde als redacteur. Toen uitgever Beijerinck de uitgave in 1841 overdroeg aan P.N. van Kampen, was Van der Aa binnen De Gids feitelijk overbodig geworden.

 

 

Het nieuwe boekje

 

Naatje had een boek gekregen,

Dat vol fraaije plaatjes was;

Schoon zij daaglijks daarin las,

Spaarde zij het toch terdegen:

Hoe naauwkeurig men ’t beziet,

Vlek of scheuren vindt men niet.

 

Zij vertoont het haar Mamaatje,

Die, met ware moedervreugd,

Om die netheid zich verheugt.

Kussend zegt zij: ‘Lieve Naatje!

Wie, als gij, zijn boekje spaart,

Is gewis er meerder waard.’

 

VanDerAa

Robidé van der Aa (7 oktober 1791 – 14 mei 1851)