Yvonne Keuls, Rafael Alberti

De Nederlandse schrijfster Yvonne Keuls werd geboren op 17 december 1931 in Batavia, toen nog een onderdeel van Nederlands-Indië. Zie ook alle tags voor Yvonne Keuls op dit blog.

Uit: Meneer en mevrouw zijn gek

“Ik had met de auto kunnen komen. ‘Over parkeren hoeft u zich geen zorgen te maken. Bloemendaal heeft voldoende parkeergelegenheid,’ aldus de folder. Maar ik verkies de bus, om weer even dat terug-naar-af-gevoel van Gemma door me heen te laten gaan. Het weer helpt daarbij mee. Barre regen. Met opzet vraag ik de buschauffeur om mij een seintje te geven als Bloemendaal in zicht komt, want uit ervaring weet ik dat er dan altijd wel een medepassagier zijn diensten aanbiedt. En zo ook nu. ‘Ik moet er ook zijn, ik loop wel met u mee,’ zegt een wat oudere man en hij gaat maar meteen tegenover me zitten opdat ik hem niet zal ontvlieden. `Dus u kent het niet, anders zegt u niet: Geef me een seintje.’ `Nee, ik ken het niet,’ lieg ik en ik wacht rustig tot hij opening van zaken zal geven. Tot mijn verbazing gebeurt dat niet, pas tegen het eind van de rit zegt hij: `Zo, nog één halte. En dan ga ik weer naar mijn zuster. Die zit er nu ook weer zo’n tien jaar. Kent u mijn zuster? Iedereen kent mijn zuster. Ida heet ze. Ida Been. Die in die rolstoel.’ Hij verwacht van mij geen antwoord, tuurt gewoon naar buiten en poetst zijn bewasemde raampje schoon. ‘Kijk, daar ligt het. Ach, ach wat een regen, het lijkt wel of heel Bloemendaal huilt. Weet u hoe groot het is? 72 hectare, net een landgoed van de koningin, met hoge bomen en parken, en wat ik persoonlijk niet zo geslaagd vind, met donkere sloten met van dat overhangende groen en vijvers met de dood op de bodem. Echt iets om jezelf in te smijten als je depressief bent. En neemt u maar van mij aan dat er in de loop der jaren heel wat kopje-onder zijn gegaan in die rottige vijvers en dat de helft ervan niet boven is gekomen. Ik heb weleens gevraagd, is het niet verstandig om die plomp te dempen? Maar dan gooien ze zich onder een auto, zeiden ze, hierzo, de provinciale weg die langs de inrichting loopt, die is zo onveilig als de pest, je mag er zeventig rijden, maar honderd is het gemiddelde. Ja, dat walst wel plat. Gaat u ook iemand opzoeken?’ `Ik ga naar de vergadering van de Patiëntenraad.’ `0,’ zegt hij. ‘Mijn zuster zit ook in de Patiëntenraad. Ze is altijd tegen.’ Hij zwijgt. Terwijl ik voor me kijk, voel ik zijn onderzoekende blik op me. Hij denkt kennelijk dat ik ook een patiënt ben. Ik krijg een stempel. `Zozo, tja-ja-ja…’ zucht hij. Zelfs hij. Met een zuster tien jaar in een inrichting. Zelfs hij doet eraan mee. Als ik wil uitstappen, tikt hij me op de schouder en wijst vervolgens naar buiten, naar de poort waar een man naast een racefiets staat, in professioneel wielrenners-outfit, een veldfles aan de mond. `Daar staat-ie weer,’ zegt hij. ‘Als hij hier langs komt, stapt hij altijd af om naar binnen te gluren. En als je hier toevallig loopt, voelt hij zich betrapt, begint hij meteen te kwekken. Vertelt altijd hetzelfde. Dat hij gevoel heeft en geen steen is, dat de wereld naar de knoppen gaat door de luchtvervuiling en de graffiti. Dat hij Peugeot rijdt”.

 


Yvonne Keuls (Batavia, 17 december 1931)

 

De Spaanse dichter en schrijver Rafael Alberti werd geboren op 16 december 1902 in El Puerto de Santa María (Cádiz). Zie ook alle tags voor Rafael Alberti op dit blog.

 

Met Pablo Neruda in het hart

II.
Maar op een dag baadde het gelaat van Spanje in bloed,
het oude hart werd met een mes doorstoken,
een golf van haat verhief zich in de duisternis
en er was geen zee, er waren geen poorten of muren
die de botsing tussen licht en donker konden stoppen.

Jullie zult vragen: waarom spreekt zijn poëzie
niet van de droom, van de bladeren,
van de grote vulkanen in zijn land?
Komt en ziet het bloed in de straten.

Dat zei je toen
en nu kan ik, zoals je zelf vaak toegaf,
zeggen dat de pupillen in je ogen anders werden,
dat Spanje in je hart gedrongen was,
dat je voor Spanje opnieuw de wereld introk,
geraakt door haar doorzeefde licht,
je zang bedekt met het bloed van de straten.

De jaren zijn voorbijgegaan,
grimmige, droevige oorlogen zijn voorbijgegaan,
wat kwam was duisternis en tranen (zelden de zon),
de nacht heeft lang gezeteld met z’n zwarte zwaard,
terwijl jij, Pablo, innige vriend van de vrede,
van het goede voor de mens,
van het woord dat uitrolt over zee
en over hoge bergen,
Pablo van de plechtige rivieren en de tere blaadjes van de bloem,
van de zuidelijke, oeverloze luchten,
van de open hartstocht en de juiste straffen,
toen je meer de stem was van de hoop,
toen je het licht hoog ophief voor je volk,
(ik hoorde ’t op een ochtend) stierf,
stierf van verdriet, omringd door moordenaars,
terwijl in Chili het bloed door de straten stroomde.

Komt en ziet zijn geschonden huis,
zijn gebroken deuren en ramen,
komt en ziet zijn in de as gelegde boeken,
zijn schelpencollecties in gruzelementen,
komt en ziet zijn gevallen lichaam,
zijn immense hart, gestort
op het puin van zijn kapotte dromen,
terwijl het bloed nog altijd door de straten stroomt.

 

Vertaald door Barber van de Pol

 

 

Rafael Alberti (16 december 1902 – 27 oktober 1999)
Monument voor Rafael Alberti in Leganés, een voorstad van Madrid

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e december ook mijn blog van 17 december 2018 en eveneens mijn blog van 17 december 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Adriaan van Dis, Rafael Alberti

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit: De kolonie mept terug

“WE GAAN EEN REIS MAKEN. Van kolonie naar revolutie. Van heden naar toekomst. Maar we beginnen met Stilte:
De vogels zongen. De auto’s knorden niet meer. Geen streep aan de hemel. Coronavirus: lockdown maart 202o. Heerlijke tijd — niet voor een bijstandsmoeder met jengelkinderen maar wel voor iemand die naar een lege agenda verlangt om te schrijven aan de tiende Kousbroeklezing. Te houden 14 april 2020. Het was zo stil in huis dat ik de boeken in mijn kast hoorde fluisteren. Leesherinneringen drongen zich op. Als ik voor de dikke meter boeken van Rudy Kousbroek stond, hoorde ik zijn stem. Krakerig, en ik rook zelfs de geur van een verboden sigaret.
Kousbroek is naar schatting mijn meest gepavoiseerde auteur: plakkertjes, post-itvelletjes, leesvaantjes. Al lezend kon ik het kennelijk niet laten om veel van zijn zinnen aan te strepen. Zoals deze: ‘Schaamte, spijt en verlangen, dat zijn voor mij de emoties verbonden aan ons koloniale verleden, maar de meeste van deze is het verlangen.
Toen Kousbroek in februari 1992 te gast was in ons VPRO-boekenprogramma — om over zijn toen net verschenen Het Oost-Indisch kampsyndroom te komen praten — vroeg ik hem naar dat verlangen: de beelden, de tropensensaties die hem het sterkst waren bijgebleven. Een vraag die ik van zijn redacteur Tilly Hermans moést stellen. `Eh, eh… dat weet ik niet meer.’ De schrijver van vloeiende zinnen klapte totaal dicht. Op papier kon hij prachtig mijmeren over de opdampende geuren na een tropische regen en de smaak van schaafijs, maar er publiekelijk over praten vond hij kennelijk te beschamend. Ook in zijn essays over de kolonie Nederlands-Indië verkoos hij de strenge toon boven gezwijmel. Bij herlezing trof het me zelfs hoezeer hij de schaamte en de schuld grondiger heeft verkend dan het verlangen.
Al die strepen en papiertjes in zijn boeken zijn stille getuigen van een gesprek dat ik al jaren met hem voer — ook na zijn dood. Ach, lieve Rudy, wat heb ik toch veel van je geleerd. Dat ik niet `jappen’ moest zeggen, maar ‘Japanners’, niet `concentratiekamp’ maar ‘interneringskamp’. En: `Hoed je voor leedconcurrentie’. Kousbroek was allergisch voor zelfmedelijden en wars van een cultuur van slachtofferschap. `Slachtofferschap is in. Het verovert de wereld:* Om die reden lukte het hem ook nauwelijks te schrijven over het verblijf in zijn laatste kamp Si Rengo-Rengo. Hij was streng voor zichzelf en streng voor zijn Indische lotgenoten. Natuurlijk erkende hij de abominabele manier waarop de mensen uit Indië door de Nederlandse regering zijn behandeld’, maar dat was nog geen excuus om de feiten te verdraaien. Al besefte hij wel dat clichés en mythes een functie hebben: ‘de mensen willen helemaal niet weten of ’t echt waar is — het geeft betekenis aan hun leven en daarom houden ze eraan vast. Pogingen om iets ervan te ontzenuwen roepen alleen maar woede op, dan zijn zij “diep gekwetst” omdat “hun lijden niet wordt erkend.”

 


Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

 

De Spaanse dichter en schrijver Rafael Alberti werd geboren op 16 december 1902 in El Puerto de Santa María (Cádiz). Zie ook alle tags voor Rafael Alberti op dit blog.

 

Met Pablo Neruda in het hart

I.
Eerst zeiden ze (ik hoorde het vroeg in de ochtend):
Pablo Neruda is vermoord.

Het was van heel ver dat zijn brieven kwamen,
hulpkreten, kreten vol eenzaamheid en pijn,
van ver over zee.

Ach, ik vergeet mijn eigen taal,
sorry voor de fouten.
Stuur me een woordenboek.

Op een dag, op een wintermiddag,
viel een manuscript, als de laatste reddeloze bladeren van de herfst,
in mijn handen open.
Het heette: Verblijf op aarde.

Als as, als zee zich bevolkende,
in de overstroomde traagheid, in het vormeloze,
of zoals hoog boven de wegen
de klokken kruiselings weergalmen…

Het was een dode galop,
een hart dat in de verte sloeg,
een kreet, nee niet van de aarde,
meer van de verzonken wortels van het vuur,
de geboortepijn van een boom, de pijn
van een steen die verkalkt is door de bliksem.

Pablo Neruda is gestorven. (Dat hoorde ik een andere ochtend).
De zaak was rechtgezet; wat maakt het uit?
Door mijn tranen heen komen de herinneringen.

Hoe kan ik die ochtend op mijn terras vergeten,
de laatste sneeuw tegen het blauwe decor van de Guadarrama,
de eerste woorden van onze ontmoeting,
zijn verre beeld, eindelijk aanwezig?

Je gaf ons alles, toen,
de goedheid van de pas verschenen broeder,
wanhopige, onstuimige zangen,
en in ruil gaven wij je vreugde
en daarmee de hand waar je lang op wachtte.
Zo werd je immense eenzaamheid bevolkt,
werd Miguel, Manolo, Vicente, Federico…,
werd heel de lyrische stem van Spanje
die de vleugels monteerde aan je groene paard,
want mooi waren de winden die het doorsneed
en mooi de nieuwe galop van de hoeven op de uitgesleten stenen.

 

Vertaald door Barber van de Pol

 


Rafael Alberti (16 december 1902 – 27 oktober 1999)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e december ook mijn blog van 16 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Rafael Alberti, Pierre Lachambeaudie, V.S. Pritchett, Mary Russell Mitford, Olavo Bilac

De Spaanse dichter en schrijver Rafael Alberti werd geboren op 16 december 1902 in El Puerto de Santa María (Cádiz). Zie ook alle tags voor Rafael Alberti op dit blog.

 

De ogen van Picasso (Fragment)

Altijd een en al ogen,
onontkoombare ogen.
Met zijn ogen eet hij woorden.
Hij is een zevenoog.
Honderdduizend ogen in twee ogen.
De grote oogopslag.
als een donkere knop
en nog een knop.
Sleutelgaten waardoor hij
schilderijen ziet.
Je spert je ogen open
als hij je bijt met zijn ogen.
Het oog van de naald
met de draad die hij door een tekening haalt.
Hij nagelt je vast met zijn ogen
In één knippering van je ogen.
Oog dat loert,
aanvalt,
verschroeit,
onderzoekt.
Oog van liefde.
Oog dat waakt,
een schildwacht.
Spoor aan de laars,
een kaars,
rebellenoog dat openbaart.

Sluit ze niet, die ogen,
Sla ze niet neer die ogen.
Leg ze af, die ogen,
Ruk ze uit, die ogen
en je bent kreupel
of je bent mank.
Dan zet je jezelf weer in elkaar,
of je haalt jezelf uit elkaar,
je zet je neus af
en zet hem weer op,
zet hem nog eens af
en zet er twee op.

oog dat je aan het spit rijgt,
dat je pezen doorsnijdt,
dat je tepels doet rijzen,
dat je tepels doet verkleinen,
waarvan je een vuistslag kunt krijgen,
dat je billen doet zwellen,
je berooft van je billen,
je met een snoer omwikkelt.
je aan een draad rijgt,
je binnenstebuiten zal rukken
helemaal in stukken,
je zal ranselen, in elkaar zal drukken,
aan elkaar genaaid, vernietigd,
een lappendeken, vloeibaar.

het volmaakte en het overschot.
De wereld van rust
hing aan een draad.
Hij sneed hem door.
In die warrige kluwen,
een, chaotische klomp,
zette hij het scherp
van zijn mes, zijn penseel.

 

Vertaald door Alfonso Nypels

 


Rafael Alberti (16 december 1902 – 27 oktober 1999)
Hier met Pablo Picasso (links) in 1966

 

De Franse fabeldichter Pierre Lachambeaudie werd geboren op 16 december 1807 bij Sarlat. Zie ook alle tags voor Pierre Lachambeaudie op dit blog.

 

Le Somnambule

Obéissant aux caprices d’un rêve,
A minuit un homme se lève,
Et tout droit vers un gouffre il va sans tâtonner.
Le versant allait l’entratner,
Lorsqu’un ami du danger le retire.
Le Somnambule éveillé sur-le-champ,
«Que maudit soit, dit-il, le rustre, le méchant
Qui dissipe mon rêve au gracieux sourire!
Sans toi je parvenais aux portes du bonheur’… •
Bientôt de sa colère il comprit l’injustice,
Et d’actions de grâce il combla son sauveur.

Vous peuples, vous enfants, que l’erreur ou le vice
Berce d’un rêve dangereux,
Ne blàmez pas le père ou l’ami généreux
Dont la voix vous réveille au bord du précipice.

 


Pierre Lachambeaudie (16 december 1807 – 7 juli 1872)
Borstbeeld op Père-Lachaise, Parijs

 

De Britse schrijver en criticus (Victor Sawdon) V. S. Pritchett werd geboren op 16 december 1900 in Ipswich, Suffolk. Zie ook alle tags voor V. S. Pritchett op dit blog.

Uit: The Pritchett Century

“Since my boyhood I have been vain of being born just before the end of 1900 and at every birthday thinking of myself as pretty well as old as the century. I was at ease with its assumptions for fourteen years: after that, two dreadful wars, huge social changes, technological revolution, the disappearance of British power, the rise of the Welfare State, a decade or two of “peace” in the world abroad, dramatic threats once more.
Now I am eighty I see I have been shaken up like a dice in a box, if not as brutally as people born ten years earlier than myself. Many are still alive and in voice. I am abashed by my survival rather than proud of it; there is no merit in it. The credit goes to those secretive gamblers we call the genes.
I come of long-lived forebears among whom there were few defaulters on the Yorkshire side. Also, because of the great advances of medical science and hygiene, the average expectation of life in Great Britain has enormously increased in the past fifty years or more. The old are no longer revered curiosities; on the contrary, often a social problem. We swarm in cities and resorts, ancient mariners who square our shoulders as we pick one another out at a glance in the pubs, the shops, the park seats, the planes and the tourist buses. Our skins do not yet give off the eerie smell of senility. That glance of ours is often frisky, conspiratorial and threatening, warning you that we could a tale unfold if we should happen to get a grip on your wrist.
Not a day’s illness—we boast—except a winter cough or a twinge of arthritis or gout; we speak of these twitches as medals we have won. Smoke like fish (we go on), drink like a chimney, pity people who do not work a twelve-hour day, who have not ducked their heads through two world wars or known the good old hard times. And as for this new thing called sex …!
As our tongues wag and our metaphors mix we turn into actors on our conspicuous stage. We are good at pretending to be modest; we refuse to acknowledge we are ever in the wrong or incompetent. A brisk eighty-year-old electrician came to do a job at my house six years ago and serenely drove his drill clean through a hidden water pipe I had warned him of. He turned accusingly on me as the water spouted over us. Like all us oldies he congratulated himself and boasted he had never done such a thing to a water pipe. He and I still greet each other as we rush by in the street, equals in conceit and folly, and say how young we feel.”

 

 
V.S. Pritchett ( 16 december 1900 – 20 maart 1997)
Cover

 

De Engelse schrijfster Mary Russell Mitford werd geboren op 16 december 1787 in Alresford, Hampshire. Zie alle tags voor Mary Russell Mitford op dit blog.

Uit: Our Village

“Then comes the village shop, like other village shops, multifarious as a bazaar: a repository for bread, shoes, tea, cheese, tape, ribands, and bacon; for everything, in short, except the one particular thing which you happen to want at the moment, and will be sure not to find. The people are civil and thriving, and frugal withal; they have let the upper part of their house to two young women (one of them is a pretty blue-eyed girl) who teach little children their A B C, and make caps and gowns for their mammas,—parcel schoolmistress, parcel mantua-maker. I believe they find adorning the body a more profitable vocation than adorning the mind.
Divided from the shop by a narrow yard, and opposite the shoemaker’s, is a habitation of whose inmates I shall say nothing. A cottage,—no, a miniature house, with many additions, little odds and ends of places, pantries, and what not; all angles, and of a charming in-and-outness; a little bricked court before one half, and a little flower-yard before the other; the walls, old and weather-stained, covered with hollyhocks, roses, honeysuckles, and a great apricot-tree; the casements full of geraniums (ah, there is our superb white cat peeping out from amongst them); the closets (our landlord has the assurance to call them rooms) full of contrivances and corner-cupboards; and the little garden behind full of common flowers,—tulips, pinks, larkspurs, peonies, stocks, and carnations,—with an arbor of privet, not unlike a sentry-box, where one lives in a delicious green light, and looks out on the gayest of all gay flower-beds. That house was built on purpose to show in what an exceeding small compass comfort may be packed. Well, I will loiter there no longer.
The next tenement is a place of importance,—the Rose inn; a whitewashed building, retired from the road behind its fine swinging sign, with a little bow-window room coming out on one side, and forming, with our stable on the other, a sort of open square, which is the constant resort of carts, wagons, and return chaises. There are two carts there now, and mine host is serving them with beer in his eternal red waistcoat. He is a thriving man and a portly, as his waistcoat attests, which has been twice let out within this twelvemonth.Our landlord has a stirring wife, a hopeful son, and a daughter, the belle of the village; not so pretty as the fair nymph of the shoe-shop, and far less elegant, but ten times as fine; all curl-papers in the morning, like a porcupine, all curls in the afternoon, like a poodle; with more flounces than curl-papers, and more lovers than curls. Miss Phœbe is fitter for town than country; and to do her justice, she has a consciousness of that fitness, and turns her steps townward as often as she can.”

 
Mary Russell Mitford (16 dcember 1787 – 10 januari 1855)
Cover

 

De Braziliaanse dichter Olavo Bilac werd geboren op 16 december 1865 in Rio de Janeiro. Zie ook alle tags voor Olavo Bilac op dit blog.

 

Tercets

Still night it was, when first she said to me
Between two kisses that I could not stay,
And I, with tear-filled eyes, began to plea:

“At least please wait until the break of day!
Your room’s a fragrant nest, my heart is glad …
And see what darkness hovers out that way!

I low can you turn me out, alone and sad,
To wed the night and cold that’s in my breast
With that cold night with which the road is clad?!

Hear? it’s the wind! a storm! the sky’s distressed!
Don’t throw me out into the rain-swept gale!
Don’t ban me from your bed, let me find rest!

I´ll die of heartbreak and from yearning fail…
Oh wait! until the sun bursts forth, I pray,
Come warm me with your youth, I´m cold and pale!

And on your lap permit my head to lay
As once it did before you had complained …
Please wait a while! let night turn into day!”

—And she held out her arms. And I remained.

 

Vertaald door Frederic G. William

 


Olavo Bilac (16 december 1865 – 28 december 1918)
Borstbeeld in Recife

Rafael Alberti, Pierre Lachambeaudie, V.S. Pritchett, Mary Russell Mitford, Olavo Bilac

De Spaanse dichter en schrijver Rafael Alberti werd geboren op 16 december 1902 in El Puerto de Santa María (Cádiz). Zie ook alle tags voor Rafael Alberti op dit blog.

 

De slaapwandelende engelen

II
Ook nog,
ook nog de onzichtbare ogen
van de alkoven,
tegen een koning in duisternis.

Jullie weten wel dat mijn mond
een put vol namen is,
vol nummers en dode letters.
Dat de echo’s zich vervelen
zonder mijn woorden
en datgene wat ik nooit zei
de wind misprijst en haat.
Jullie mogen niets horen.
Laat me met rust!

Maar de oren worden groter
tegen de borst aan.
Van gips, koud,
dalen ze af naar de keel,
naar de trage kelders van het bloed,
naar de buizen van de beenderen.

Een koning is een egel zonder geheim.

 

Vertaald door Willy Spillebeen

 

 
Rafael Alberti (16 december 1902 – 27 oktober 1999)
Portret door Herminio Molero, 2000

Lees verder “Rafael Alberti, Pierre Lachambeaudie, V.S. Pritchett, Mary Russell Mitford, Olavo Bilac”

Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg, Rafael Alberti, Pierre Lachambeaudie

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit: Nathan Sid

‘Nathan lag, terwijl zijn moeder bij het aanrecht rommelde, op zijn rug op de keukenvloer. Hij soesde met zijn ogen dicht in de zon. Hij kon veel met zijn ogen dicht. Hij bladerde dagdromend door de mooiste albums en schreef blind verhalen met een tien voor spelling. Achter zijn oogvel zweefde een wereld zonder fouten.’ Hij kijkt naar zijn moeder, hij sluit zijn ogen en ‘zag een Indische tuin waar vogels vlogen, zoals op de postzegels van tante Una uit Nieuw-Guinea. Hij zag wilde kembang sepatoe en water met verse groene sprietjes en, zoals altijd, bergen die op duinen leken, maar nu met een pluimpje rook eruit. Net zoals op het schilderij schuin boven het dressoir. Zijn vader liep er ook, met een geweer en oranje medailles op zijn borst. Nu keek hij hem strak aan. Nathan deed zijn ogen weer open. Hij wilde zijn strenge vader helemaal niet zien. Stiekem dacht hij hoe fijn het was een halve wees te zijn, nooit meer slaag en veel meer knuffels.’ Maar zijn moeder vertelt Nathan hoe beroerd de jeugd van Pa Sid is geweest; de roos van Soerabaja, Pa Sids moeder, was een gemeen type, dat haar kinderen sloeg en in het weeshuis plaatste. Nathan besluit de vader te verdedigen. Maar de vrees bekruipt hem net zo te zijn of te worden als zijn vader, want hem is gezegd dat hij even driftig en gulzig is als Pa Sid, spilziek en onbeheerst: ‘Nathan wilde niet verder alleen op de wereld. Het liefst bleef hij klein en kroop hij voor altijd weg onder zijn moeders jurk. Bij dat witte, waar het was zoals achter zijn gesloten wimpers, een veilige wereld waarin hij niets fout kon doen.’
(…)

“Niemand wist waar die bramen bloeiden, want niemand was lid van Nathans club. Daarvoor waren er te weinig bramen. Wel stuurde hij veel briefjes. Daar schreef hij vieze woorden op. Nathan zei dan dat hij zo’n briefje in het duin gevonden had en las ze thuis hard op voor. Op één van de uit zijn vaders la gepikte bruine kartonnetjes had hij met een mengsel van bloed en bramensap “lulkak je word vermoord” gekrast.
Voor de grap had Nathan het bij zijn vaders bord gelegd, onder een pitriet tafelmatje waar het wit ge-
bloemde zeil altijd wat bobbelde van de warme schotels. Pa Sid zag het liggen, las het vluchtig, zei niets en keek streng voor zich uit. Nathan had geen honger meer en zijn dijen kleefden erger dan ooit aan de houten stoel.
Toen hij eindelijk van tafel mocht, gaf zijn vader hem in het voorbijgaan plotseling een harde pets. Zijn vingers kleurden wit op Nathans wangen. “Wordt schrijf je met dt”, zij hij. Voortaan moest Nathan zalf en pleisters op zijn korstjes.”

 


Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)
Cover

Lees verder “Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg, Rafael Alberti, Pierre Lachambeaudie”

Rafael Alberti, Pierre Lachambeaudie, V.S. Pritchett, Mary Russell Mitford, Olavo Bilac

De Spaanse dichter en schrijver Rafael Alberti werd geboren op 16 december 1902 in El Puerto de Santa María (Cádiz). Zie ook mijn blog van 16 december 2008 en ook mijn blog van 16 december 2009 en ook mijn blog van 16 december 2010.

Punishments

It is when gulfs and bays of blood,

clotted with dead and vengeful stars,

flood into my dreams.

When gulfs and bays of blood

capsize the beds that were sailing,

and, on the world’s right, an angel dies forgotten.

When the winds reek of brimstone

and mouths by night taste of bone, glass, and wire.

Hear me.

I did not know that doors moved from place to place,

that souls could blush for their bodies,

nor that at the end of a tunnel, the light would bring death.

Hear me yet.

The sleepers want to run away.

But those graves of the sea are not still,

those graves which open through

neglect and weariness of the sky are not stable,

and the dawns stumble upon disfigured faces.

Hear me yet. There’s still more.

There are nights when the hours turn to stone in space,

when veins do not flow

and when the silences raise up centuries and gods to come.

A thunderbolt shuffles tongues and jumbles words.

Think of the shattered spheres,

of the dry orbits of the uninhabited men,

of the dumb millennia.

More, more yet. Hear me.

You can see that bodies are not where they were,

that the moon is growing cold through being stared at,

and that a child’s crying deforms the constellations.

Mildewed skies corrode our desert brows,

where each minute buries its nameless corpse.

Hear me, hear me for the last time.

For there’s always a last time

that follows the fall of the high wasteland,

the advent of the cold in forgetful dreams,

and death’s headlong stoops upon the skeleton of nothingness.

 

Vertaald door Geoffrey Connell

 

Rafael Alberti (16 december 1902 – 27 oktober 1999)

Monument in El Puerto de Santa María

Lees verder “Rafael Alberti, Pierre Lachambeaudie, V.S. Pritchett, Mary Russell Mitford, Olavo Bilac”

Rafael Alberti, Pierre Lachambeaudie, V.S. Pritchett, Mary Russell Mitford, Olavo Bilac

De Spaanse dichter en schrijver Rafael Alberti werd geboren op 16 december 1902 in El Puerto de Santa María (Cádiz). Zie ook mijn blog van 16 december 2008 en ook mijn blog van 16 december 2009. 

 

 

Einladung zu einer Reise in Tönen

Rameau: Menuett

 

Auf bald, Blume.
Bis später, Lachen.
Gute Nacht, Anmut.
Wind, guten Tag.

 

Wenn du mir die Blume gibst,
geb ich dir das Lachen.
Bis später, Anmut.
Auf bald. Wind.

 

Wenn du mir die Anmut gibst,
geb ich dir den Wind.
Gute Nacht, Blume,
Rose, guten Tag.

 

Auf bald, Anmut.
Bis später, Wind.

 

 

Vertaald door Erwin Walter Palm

 

 

Les Anges collégiens

 

Aucun de nous ne comprenait le secret nocturne des ardoises

ni pourquoi la sphère armillaire s’excitait aussi esseulée quand nous la regardions.

Nous savions seulement qu’une circonférence ne peut pas être ronde

et qu’une éclipse de lune abuse les fleurs

et donne de l’avance à l’horloge des oiseaux.

 

Aucun de nous ne comprenait quoi que ce fût :

ni pourquoi nos doigts étaient d’encre de Chine,

ni pourquoi le soir ouvrait des compas pour ouvrir à l’aube des livres.

Nous savions seulement qu’une droite peut, à son gré, être courbe ou brisée

et que les étoiles errantes sont des enfants qui ignorent l’arithmétique.

 

 

Vertaald door Claude Couffon

 

Rafael Alberti (16 december 1902 – 27 oktober 1999)

 

 

Lees verder “Rafael Alberti, Pierre Lachambeaudie, V.S. Pritchett, Mary Russell Mitford, Olavo Bilac”

Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg, Rafael Alberti, Pierre Lachambeaudie, V.S. Pritchett, Mary Russell Mitford, Olavo Bilac

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook mijn blog van 16 december 2006 en ook mijn blog van 16 december 2007 en ook mijn blog van 16 december 2008.

Uit: De wandelaar

“Mulder wandelde met zijn hond en stond stil onder het lichtgroene dak van een tot parasol gesnoeide plataan. Wat met de mensen niet lukte, leefde de stad uit op haar parken. De voorstad mocht branden, op het gazon werd niet gelopen. Niets werd er beter bewaakt, omheind en verzorgd dan dat. Mulder zag alleen de netheid.

En zijn hond?

Die sprong op de heuphoge muur die het park omringt om zijn baas recht in de ogen te kunnen kijken. Ze liepen even hoog met elkaar op. Wang tegen wang. Het leek of de hond hem iets wou zeggen. Maar Mulder keerde zich van hem af. En ook ’s avonds op bed ontweek hij die sprekende ogen aan het voeteneind en gooide hij een deken over zijn kop. De hond schudde zijn blinddoek telkens af en bleef kijken. Mulder kon er niet van slapen. Hij verborg zich achter een boek, maar kon geen letter lezen door het gehijg achter de kaft; hij trok een fles wijn open, smeerde toastjes, dacht aan zijn cholesterol en voerde de helft op aan zijn hond. Daar werden ze allebei zo wakker van, dat er een tweede fles aan moest geloven – een loodzware bordeaux. En de nacht bleef maar duren.    

‘Wat wil je van me?’ riep hij ten einde raad.

De hond zweeg.”

VanDis

Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

 

De Engelse schrijfster Jane Austen werd geboren op 16 december 1775 in Steventon, Hampshire. Zie ook mijn blog van 16 december 2006 en ook mijn blog van 16 december 2007   en ook mijn blog van 16 december 2008.

 

Uit: Lesley Castle

 

“MY Brother has just left us. “Matilda” (said he at parting) “you and Margaret will, I am certain, take all the care of my dear little one, that she might have received from an indulgent, an affectionate, an amiable Mother.” Tears rolled down his cheeks as he spoke these words — the remembrance of her, who had so wantonly disgraced the Maternal character and so openly violated the conjugal Duties, prevented his adding anything farther; he embraced his sweet Child and after saluting Matilda & Me, hastily broke from us and seating himself in his Chaise, pursued the road to Aberdeen. Never was there a better young Man! Ah! how little did he deserve the misfortunes he has experienced in the Marriage state. So good a Husband to so bad a Wife! for you know, my dear Charlotte, that the Worthless Louisa left him, her Child & reputation a few weeks ago in company with Danvers & dishonour.* Never was there a sweeter face, a finer form, or a less amiable Heart than Louisa owned! Her child already possesses the personal charms of her unhappy Mother! May she inherit from her Father all his mental ones! Lesley is at present but five and twenty, and has already given himself up to melancholy and Despair.

…Matilda and I continue secluded from Mankind in our old and Mouldering Castle, which is situated two miles from Perth on a bold projecting Rock, and commands an extensive view of the Town and its delightful Environs. But tho’ retired from almost all the World (for we visit no one but the M’Leods, the M’Kenzies, the M’Phersons, the M’Cartneys, the M’donalds, The M’Kinnons, the M’lellans, the M’Kays, the Macbeths and the Macduffs), we are neither dull nor unhappy; on the contrary there never were two more lively, more agreable, or more witty Girls than we are; not an hour in the Day hangs heavy on our hands. We read, we work, we walk and when fatigued with these Employments releive our spirits, either by a lively song, a graceful Dance, or by some smart bon-mot, and witty repartée. We are handsome, my dear Charlotte, very handsome and the greatest of our Perfections is, that we are entirely insensible of them ourselves. But why do I thus dwell on myself? Let me rather repeat the praise of our dear little Neice, the innocent Louisa, who is at present sweetly smiling in a gentle Nap, as she reposes on the Sofa. The dear Creature is just turned of two years old; as handsome as tho’ 2 & 20, as sensible as tho’ 2 & 30, and as prudent as tho’ 2 & 40. To convince you of this, I must inform you that she has a very fine complexion and very pretty features, that she already knows the two first letters in the Alphabet, and that she never tears her frocks. — If I have not now convinced you of her Beauty, Sense, & Prudence, I have nothing more to urge in support of my assertion, and you will therefore have no way of deciding the Affair but by coming to Lesley Castle, and by a personal acquaintance with Louisa, determine for yourself.“

 

youngjane

Jane Austen (16 december 1775 – 18 juli 1817)
Geschilderd op 14-jarige leeftijd

 

De Nederlandse schrijver Adriaan van der Veen werd geboren op 16 december 1916 in Schiedam. Zie ook mijn blog van 16 december 2006 en ook mijn blog van 16 december 2008.

 

Uit: Wennen aan vrijheid

 

“Het was niet helemaal waar. Ik had aan boord wel de
gelijk onderscheid gevoeld. Onschuld is ook afwezigheid van elke richtlijn. Daardoor was ik heen en weer geslingerd, maar zonder te kiezen, boven de partijen uit, alleen waarnemend, aanvaardend wat ik kon gebruiken zonder ooit verband te leggen. Dat is mij nu pas duidelijk geworden. Ik hoor hen weer door de afstand van de tijd met zware brouwgeluiden elkaar in het Engels aanspreken, bewust hun moedertaal verloochenend om dan af en toe met gedempte stem toch in het Duits terug te vallen. Ik zie hen weer aan het begin van hun lange tocht naar de vrijheid, geduldig opschuivend naar hun beurt in de tochtige paspoortkantoren. Uren hadden zij gezeten in de koude gangen te Parijs, Londen, Luxemburg, Antwerpen, Rotterdam, de ogen gericht op het loket, glimlachend, buigend, dank mompelend als zij weg gingen. Er werd verteld over stadjes in neutrale landen waar zulke goede vluchtelingenkampen waren. Kleine kinderen spraken Duits, Engels, Frans door elkaar, zij hadden al met Duitsland afgerekend.

Een schip topzwaar van uitgestotenen, waar de vluchtelingen met alle neerbuigendheid van Hollanders die een rijk en onafhankelijk land achter zich wisten, door de stewards werden bediend. Zij stalden bij de maaltijden grote stukken vlees uit voor een oude vrouw met een haviksneus en verschrikt dichtgeknepen ogen. Velen liepen tijdens het eten weg, anderen bleven dagen in hun hut. De saus, het vet, de kip, het vlees, voor de welgedane Hollander een achtergrond voor zijn dikke sigaar, deden hen in elkaar krimpen. De schoolmeester met halve brillenglazen en een bescheiden kuif van gladgestreken dof haar, Duits gebleven tot in zijn bevelende kraakstem die men alleen per vergissing nog een enkele keer hoorde uitschieten, lachte schuldig tegen de bediende over zijn gebrek aan eetlust. En de jongen, die de eerste dagen aan tafel verscheen met zijn jas aan en zijn ronde hoedje op, alsof hij elk ogenblik met een homp brood in zijn hand wilde wegrennen, hield het hoedje, dat de hofmeester hem verontwaardigd van het hoofd had gerukt, nu verborgen op zijn knieën. ’s Avonds overhoorden zij elkaar uit Englisch in Tausend Worten en zij luisterden met sentimenteel gesloten ogen naar iemand aan de piano die alle Duitse liedjes van Rhein und Wein zong. Maar toen een steward een ogenblik het Horst Wessellied liet klinken, bestormden zij de radio en mokten uren in een hoek na.

Eerst hield ik mij afzijdig, mij voorzichtig wennend aan de vrijheid, die ik in de beslotenheid van het schip van uur tot uur proefde. Ik wijdde geen ogenblik aandacht aan het verleden, dat opgeheven scheen, evenmin aan de toekomst, maar genoot van het moment, dat ik toch nog door een waas onderging, zodat toen bij de Engelse kust een vliegtuig plotseling laag overvloog en de mensen ontsteld wegdoken, ik alleen maar, zittend in de zon, mijn ogen een ogenblik dichtkneep, luisterend naar het gegons dat in de verte verdween.“

 

adriaan-van-der-veen

Adriaan van der Veen (16 december 1916 – 7 maart 2003)
Portret door Siegfried Woldhek

 

De Engelse schrijver en songwriter Noël Coward werd geboren op 16 december 1899 in Teddington, Londen. Zie ook mijn blog van 16 december 2006 en ook mijn blog van 16 december 2008.

 

Mad about the boy

 

I’m mad about the boy

And I know it’s stupid to be mad about the boy

I’m so ashamed of it but must admit the sleepless nights I’ve had

About the boy

 

Mmmm on the silverscreen

He melts my foolish heart in every single scene

Although I’m quite aware that here and there are traces of the kid

About the boy

 

Lord knows I’m not a fool-girl

I really shouldn’t care

Lord knows I’m not a school-girl

Who’s in the flurry of her first affair

 

Will it ever cloy

This odoversity of misery and joy

I’m feeling quite insane and young again

And all because I’m mad about the boy

 

I’m feeling quite insane and young again

And all because I’m mad..

 

About the boy!

 

noel-coward

Noël Coward (16 december 1899 – 26 maart 1973)

 

De Antilliaanse dichter en schrijver Tip Marugg werd geboren op 16 december 1923 in Willemstad, Curaçao. Zie ook mijn blog van 16 december 2006 en ook mijn blog van 16 december 2008.

 

Uit: Weekendpelgrimage

 

„Van de tamboer- en oogstdansen; van de opoffering van zwarte, mannelijke dieren aan de aard- en brongeesten; van de grote scholen kleine vissen aan de kust die het begin van de regentijd aankondigen; van slaapwandelaars, die alleen bij volle maan hun bed verlaten en ronddolen; van de huishonden die, wanneer iemand gaat sterven, tot diep in de nacht blijven janken tegen de wassende maan; van de kinderachtige vertellingen van de idiote spin; van de vreemde nachten van een heldere sterrenhemel, waarbij de sterren niet twinkelen; van de grote zwartgrauwe vogel die er zijn specialiteit van maakt kleine kinderen op de achtste dag na de geboorte te ontvoeren.“

(…)

 

Een neger van de oude stempel, wiens vertrouwen je hebt weten te winnen, kan je in eenvoudige doch ernstige woorden vertellen op welke dag en op welke plek je het best kunt vissen, welk aftreksel of afkooksel van geneeskrachtige kruiden je tegen allerlei kwalen moet innemen, en nog andere dingen, fantastisch soms, waar je nimmer van gehoord hebt. Hij kan je vertellen van de vele voortekens van de naderende dood en hij kan je uitleg geven van de betekenis van het eentonige, lelijke gefluit van de spichtige, grauwe vogels. Hij kan je verhalen van de boze geesten die in de vasten in het vage licht van de opkomende maan ronddwalen.

(…)

Wanneer je een gesprek voert met een oude neger van het platteland, dan merk je meteen dat hij dom en simpel is. Dom en simpel naar de begrippen van je schoolkennis, van de boeken die je hebt gelezen, van de moderne gemeenschap waarin je woont. Maar eenvoudig, goed en wijs naar de begrippen van een andere wereld; een oude wereld, toebehorend aan een rijk, primitief, vernuftig oervolk, dat thans bedreigd wordt door de oppervlakkigheid en de kunstmatigheid van het eigen opgroeiend negergeslacht.”

 

marugg

Tip Marugg (16 december 1923 – 22 april 2006)
Getekend door Peter van Dongen

 

De Spaanse dichter en schrijver Rafael Alberti werd geboren op 16 december 1902 in El Puerto de Santa María (Cádiz). Zie ook mijn blog van 16 december 2008.

 

Aufforderung

 

Im Erlenschatten, Liebste,
im Erlenschatten, nicht.

Unter der Pappel, ja,
dem Weiß und Grün der Pappel.

Weißes Blatt du,
grünes Blatt ich.

 

 

Die Quellen waren aus Wein

 

Die Quellen waren aus Wein.
Die Meere, aus lila Trauben.

Du wolltest Wasser.

Die Hitze stieg zum Bach
herab. Der Bach war aus Most.

Du wolltest Wasser.

Es fröstelte der Stier. Das Feuer
war aus schwarzem Muskateller.

Du wolltest Wasser.

(Zwei Strahlen von süßem Wein
sprangen aus deinen Brüsten.)

 

 

Vertaald door Erwin Walter Palm

 

alberti

Rafael Alberti (16 december 1902 – 27 oktober 1999)

 

De Franse fabeldichter Pierre Lachambeaudie werd geboren op 16 december 1807 bij Sarlat. Zie ook mijn blog van 16 december 2008.

La Goutte d’Eau

 

Un orage grondait à l’horizon lointain,

Lorsqu’une goutte d’eau, s’échappant de la nue,

Tombe au sein de la mer et pleure son destin.

« Me voilà dans les flots, inutile, inconnue,

Ainsi qu’un grain de sable au milieu des déserts.

Quand sur Faite du vent je roulais dans les airs.

Un plus bel avenir s’offrait à ma pensée :

J’espérais sur la terre avoir pour oreiller

L’aile du papillon ou la fleur nuancée,

Ou sur le gazon vert et m’asseoir et briller…

Elle pariait encore : une huître, à son passage.

S’entr’ouvre, la reçoit, se referme soudain.

Celle qui supportait la vie avec dédain

Durcit, se cristallise au fond du coquillage,

Devient perle bientôt, et la main du plongeur

La délivre de l’onde et de sa prison noire,

Et depuis, on l’a vue, éclatante de gloire,

Sur la couronne d’or d’un puissant empereur.

0 toi, vierge sans nom, fille du prolétaire,

Qui retrempes ton ûme au creuset du malheur,

Un travail incessant fut ton lot sur la terre;

Prends courage ! ici-bas chacun aura son tour :

Dans les flots de ce monde, où tu vis solitaire,

Comme la goutte d’eau tu seras perle un jour…

 

Lachambeaudie

Pierre Lachambeaudie (16 december 1807 – 7 juli 1872)
Borstbeeld op Père-Lachaise, Parijs

 

De Britse schrijver en criticus (Victor Sawdon) V. S. Pritchett werd geboren op 16 december 1900 in Ipswich, Suffolk. Zie ook mijn blog van 16 december 2008.

 

Uit: London

 

London is prolific in its casualties, its human waste and eccentrics. We see that blowsy red-haired woman with the gray beard who dances and skips about in the Haymarket. A well-known trial to bus conductors, the woman always carries a spare hat concealed in a brown-paper bag for traveling by bus. She changes her hat and then sings out:

He called me his Popsy Wopsy

But I don’t care.

And drops into a few unprintable words. We are very fond of her. There is the pavement artist who conducts a war with other street entertainers, especially those who use an animal to beg from the thousands of dog lovers, cat strokers, pigeon and duck feeders, the chronic animal lovers who swarm in London. “Worship God not animals,” he scrawls in angry chalk on the pavement. There is the Negro bird warbler, ecstatic in his compulsion, and the King of Poland in his long golden hair and his long crimson robe. There are those solitaires with imaginary military careers and the frightening dry monotonous gramophone record of their battles and wounds. They are compelled, they utter, they click their heels, salute and depart. A pretty addled neighbor of mine used to mix up the washing of the tenants in her house when it hung on the line in her garden. She was getting her own back on the Pope, who had broken up her marriage to the Duke of Windsor. One has to distinguish between the divine mad and the people pursuing a stern, individual course. The elderly lady who arrives in white shorts on a racing bicycle at the British Museum every morning, winter and summer, is simply a student whom we shall see working under the gilded dome of the Reading Room. The taxi driver who answers you in the Latin he has picked up from the bishops he has been taking to and fro from the Athenaeum Club all his life is not consciously doing a comic turn. He is simply living his private life in public. As Jung says, we are dreaming all the time; consciousness merely interrupts. It was what Dickens noticed in Londoners a hundred years before.”

 

pritchett

V.S. Pritchett ( 16 december 1900 – 20 maart 1997)

 

De Engelse schrijfster Mary Russell Mitford werd geboren op 16 december 1787 in Alresford,  Hampshire. Zie ook mijn blog van 16 december 2008.

 

Uit: Our Village

 

Of all situations for a constant residence, that which appears to me most delightful is a little village far in the country; a small neighbourhood, not of fine mansions finely peopled, but of cottages and

cottage-like houses, ‘messuages or tenements,’ as a friend of mine calls such ignoble and nondescript dwellings, with inhabitants whose faces are as familiar to us as the flowers in our garden; a lit
tle world of our own, close-packed and insulated like ants in an ant-hill, or bees in a hive, or sheep in a fold, or nuns in a convent, or sailors in a ship; where we know every one, are known to every one, interested in every one, and authorised to hope that every one feels an interest in us. How pleasant it is to slide into these true-hearted feelings from the kindly and unconscious influence of habit, and to learn to know and to love the people about us, with all their peculiarities, just as we learn to know and to love the nooks and turns of the shady lanes and sunny commons that we pass every day. Even in books I like a confined locality, and so do the critics when they talk of the unities. Nothing is so tiresome as to be whirled half over Europe at the chariot-wheels of a hero, to go to sleep at Vienna, and awaken at Madrid; it produces a real fatigue, a weariness of spirit. On the other hand, nothing is so delightful as to sit down in a country village in one of Miss Austen’s delicious novels, quite sure before we leave it to become intimate with every spot and every person it contains; or to ramble with Mr. White* over his own parish of Selborne, and form a friendship with the fields and coppices, as well as with the birds, mice, and squirrels, who inhabit them; or to sail with Robinson Crusoe to his island, and live there with him and his goats and his man Friday;–how much we dread any new comers, any fresh importation of savage or sailor! we never sympathise for a moment in our hero’s want of company, and are quite grieved when he gets away;–or to be shipwrecked with Ferdinand on that other lovelier island–the island of Prospero, and Miranda, and Caliban, and Ariel, and nobody else, none of Dryden’s exotic inventions:–that is best of all. And a small neighbourhood is as good in sober waking reality as in poetry or prose; a village neighbourhood, such as this Berkshire hamlet in which I write, a long, straggling, winding street at the bottom of a fine eminence, with a road through it, always abounding in carts, horsemen, and carriages, and lately enlivened by a stage-coach from B—- to S—-, which passed through about ten days ago, and will I suppose return some time or other. There are coaches of all varieties nowadays; perhaps this may be intended for a monthly diligence, or a fortnight fly. Will you walk with me through our village, courteous reader? The journey is not long. We will begin at the lower end, and proceed up the hill.“

 

Mary_Russell_Mitford_by_Benjamin_Robert_Haydon

Mary Russell Mitford (16 dcember 1787 – 10 januari 1855)
Portret door Benjamin Robert Haydon

 

De Braziliaanse dichter Olavo Bilac werd geboren op 16 december 1865 in Rio de Janeiro. Zie ook mijn blog van 16 december 2008.

 

Brazilian Flag Anthem

 

Hail, precious banner of hope!

Hail, august symbol of peace!

Thy noble presence to our minds

The greatness of our motherland does bring.

Chorus

Take the affection enclosed

in our manly chest, (*)

Dear symbol of the land,

Of the beloved land of Brazil!

 

In thy beauteous bosom portraits

This sky of purest blue,

The impaired greenness of these forests,

And the splendor of the South Cross Constellation.

(Chorus)

 

Beholding thy sacred shadow,

We understand our duty,

And Brazil loved by its sons,

powerful and happy shall be!

(Chorus)

 

Over the great Brazilian Nation,

In times of happiness or grief,

Hover always sacred flag,

Pavilion of justice and love!

(Chorus)

 

bilac

Olavo Bilac (16 december 1865 – 28 december 1918)

Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg, Rafael Alberti, Pierre Lachambeaudie, V.S. Pritchett, Olavo Bilac, Mary Russell Mitford

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook mijn blog van 16 december 2006 en ook mijn blog van 16 december 2007.

 Uit: Nathan Sid

 „Nathan had spijt van zijn halve-wees fantasieën. Nu hield hij echt van zijn vader, al was het maar omdat zijn zusters Pa Sid haatten. Ook zou hij hem voortaan verdedigen tegenover zijn vriendjes uit het duin, want die lachten hem vaak uit omdat hij ze als een sergeant toeblafte. Zou hij later ook zo worden? Hoe vaak had zijn moeder niet gezegd dat hij een aardje naar zijn vaartje had? Nathan was driftig en sloeg als Pa Sid alles kapot. Nathan was gulzig, kon zich nooit beheersen, wilde niet sparen en het duurste was hem niet goed genoeg. Nathan moest nu het goede voorbeeld geven. Maar hoe dan, zonder op zijn vader te lijken? Nathan wilde niet verder alleen op de wereld. Het liefst bleef hij klein en kroop hij voor altijd weg onder zijn moeders jurk, waar het was zoals achter zijn gesloten wimpers, een veilige wereld waarin hij niets fout kon doen.”

van-dis

Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

 

De Engelse schrijfster Jane Austen werd geboren op 16 december 1775 in Steventon, Hampshire. Zie ook mijn blog van 16 december 2006 en ook mijn blog van 16 december 2007.

Uit: Emma

EMMA WOODHOUSE, handsome, clever, and rich, with a comfortable home and happy disposition seemed to unite some of the best blessings of existence; and had lived nearly twenty-one years in the world with very little to distress or vex her.

She was the youngest of the two daughters of a most affectionate, indulgent father; and had, in consequence of her sister’s marriage, been mistress of his house from a very early period. Her mother had died too long ago for her to have more than an indistinct remembrance of her caresses; and her place had been supplied by an excellent woman as governess, who had fallen little short of a mother in affection.

Sixteen years had Miss Taylor been in Mr. Woodhouse’s family, less as a governess than a friend, very fond of both daughters, but particularly of Emma. Between them it was more the intimacy of sisters. Even before Miss Taylor had ceased to hold the nominal office of governess, the mildness of her temper had hardly allowed her to impose any restraint; and the shadow of authority being now long passed away, they had been living together as friend and friend very mutually attached, and Emma doing just what she liked; highly esteeming Miss Taylor’s judgment, but directed chiefly by her own.

The real evils, indeed, of Emma’s situation were the power of having rather too much her own way, and a disposition to think a little too well of herself: these were the disadvantages which threatened alloy to her many enjoyments. The danger, however, was at present so unperceived, that they did not by any means rank as misfortunes with her.”

Austen

Jane Austen (16 december 1775 – 18 juli 1817)

 

De Nederlandse schrijver Adriaan van der Veen werd geboren op 16 december 1916 in Schiedam. Zie ook mijn blog van 16 december 2006.

 

Uit: Alibi voor het onvolkomen hart

 

„Beste vriend, ik weet hoe lang ik je deze brief al schuldig ben. Angst heeft me tot dusver weerhouden je te schrijven en wie weet was ik mijn belofte nooit nagekomen als ik niet een waarschuwing had gekregen – zo wil ik het tenminste opvatten. Het zwijgen kan zwaarder gaan wegen.

Ik word me er opeens van bewust, dat ik met dit verhaal alleen zou staan als jij er niet zou zijn. Mijn vrouw zou ik er mee grieven. Anderen zijn er niet. Jij bent de enige aan wie ik het wil toevertrouwen. Wat een egoistisch belang geeft dit aan onze vriendschap. Nu ik dit besef, begrijp ik niet meer waarom ik zo lang heb gewacht. Stel je voor, dat er iets met je zou gebeuren. Lach nu niet, haal je schouders niet op. Alleen er mee te staan, zou ik niet kunnen verdragen. Dat heb ik vannacht gemerkt. Laat ik me nu eerst dwingen alles rustig op te schrijven, om de belachelijke tranen, die onbedwingbare huilbuien van toen aan te vullen. Wat kon je in die tijd doen behalve je eindeloos geduldig tonen en proberen me af te leiden? Weet je, dat ik je daarom ook gehaat heb? Alleen maar omdat er aan smart door een ander niets gedaan kan worden. Jij stond er buiten, daar was ik jaloers op. Dat zelfde heb ik dikwijls gehad met Nettie. Ze heeft nooit begrepen waarom ik zo onophoudelijk bijzonderheden kan vragen over haar jeugd – je weet hoe arm zij het heeft gehad. Ze kan het niet anders uitleggen dan als een bewijs van mijn liefde. Hoe kon zij weten, dat haar lijden me bevredigde; dat had zij gehad, niemand kon dat meer goedmaken. Niemand kon er deel aan hebben. Zo gezien is deze brief nutteloos. Toch wil ik hem schrijven. Jou is het immers gelukt een andere wending aan mijn leven te geven door me met Nettie in aanraking te brengen. Zij en ons kind zijn nu alles voor me – het weinige wat ik nog ben na die zomermaanden toen ik voor het eerst werkelijk door het leven ben aangeraakt. En daar wordt men beter, sterker van, zegt men. Onzin, hoe zou ik die ervaring ooit in mezelf kunnen verwerken? Dat het zo afliep was slecht, door en door slecht.“

 

Van_der_Veen

Adriaan van der Veen (16 december 1916 – 7 maart 2003)

 

De Engelse schrijver Noël Coward werd geboren op 16 december 1899 in Teddington, Londen. Zie ook mijn blog van 16 december 2006.

 

Uit: The Letters of Noel Coward

 

“I see her now, ages away from her ringlets and black velvet military cap, sometimes a simple, wide-eyed child, sometimes a glamorous femme du monde, at some moments a rather boisterous “good sort”, at others a weary, disillusioned woman battered by life but gallant to the last. There are many other grades also between these extremes. She appropriated beauty to herself quite early, along with all the tricks and mannerisms that go with it. In adolescence she was barely pretty. Now, without apparent effort, she gives the impression of sheer loveliness. Her grace in movement is exquisite, and her voice charming. To disentangle Gertie herself from this mutability is baffling, rather like delving for your grandmother’s gold locket at the bottom of an overflowing jewel-case.”

 

NOEL_COWARD

Noël Coward (16 december 1899 – 26 maart 1973)

 

 

De Antilliaanse dichter en schrijver Tip Marugg werd geboren op 16 december 1923 in Willemstad, Curaçao. Zie ook mijn blog van 16 december 2006.

 

 

Als je hand zich opent

 

Als je hand zich opent

en ik wegren

op zoek naar mededogen,

zal mijn bloed,

schoon gebroken, stollen

en verdoemen

mijn smerige bestaan.

 

Ik ben bang

dat een vreemde

langs zal komen

en een ster rukken

uit de doodsgrijns

van mijn

stervensuur.

 

Te Deum kan ik niet zingen

Maar mijn ziel kan

Gods beeld

oproepen

in het vibrato

van mijn

woorden.

 

Rappe grauwe vlinders

 

Rappe grauwe vlinders,

naakte negerkinderen

in de cactus zon.

 

Ziet mijn oog,

nog ongewend aan ’t spel

van pijl en boog,

de bruine tinten

van mijn eigen vel?

 

Ik ben een tropenkind

met duizend vragen

in mijn borst!

 

Zo zoek ik dan naar zwarte rozen

die leeg en ijl als de voze

cactuswieg waarin wij liggen

niet bij machte zijn

het melkachtig vlees te kleuren.

 

Zullen ooit de paarse geuren

die branden uit het aloë-sap

mij de krachten kunnen geven

voor het bouwen van mijn rieten dak?

 

Geef mij vannacht je zwarte liefde

want morgen vaart mijn schip van haat.

Morgen vaart mijn schip van liefde

mijn schip met blank gelaat.

 

Marugg

Tip Marugg (16 december 1923 – 22 april 2006) 

 

De Spaanse dichter en schrijver Rafael Alberti werd geboren op 16 december 1902 in El Puerto de Santa María (Cádiz). Hij wordt gerekend tot de zogenoemde Generación del 27, genoemd naar de 300e sterfdag van Luis de Góngora, wiens werk de groep bekender wilde maken. Alberti wijdde zich in zijn jonge jaren eerst aan de schilderkunst. Toen de Rpublikijnen de burgeroorlog verloren ging hij, in 1939, in ballingschap naar Argentinië. In 1977 keerde hij naar Spanje terug en bezette voor de communistische partij een zetel in het parlement. In 1981 werd hem de Nationale Prijs voor het Theater verleend en in 1983 de Cervantes prijs.

 

Matrose an Land

 

Wenn meine Stimme an Land stirbt,
bringt sie hinunter ans Meer
und laßt sie mir am Strande.

 

Bringt sie hinunter ans Meer
und ernennt sie zum Kapitän
auf einem weißen Kriegsschiff.

 

Oh, meine Stimme mit dem
großen Seemannsorden!
Über dem Herzen ein Anker
und über dem Anker ein Stern
und über dem Stern der Wind
und über dem Wind das Segel!

 

 

 

Getäuscht hat sich die Taube

 

Getäuscht hat sich die Taube.
Sie hat sich getäuscht.

 

Um nach Norden zu fliegen, flog sie nach Süd.
Sie glaubte der Weizen sei Wasser.
Sie hat sich getäuscht.

 

Sie glaubte das Meer sei der Himmel,
die Nacht sei früher Morgen.
Sie hat sich getäuscht.

 

Die Sterne seien Tau,
die Hitze Schneegestöber.
Sie hat sich getäuscht.

 

Dein Rock sei deine Bluse,
in deinem Herzen sei ihr Nest.
Sie hat sich getäuscht.

 

(Sie schlief am Ufer. — Du
auf der Spitze eines Zweiges.)

 

 

Vertaald door Erwin Walter Palm

 

alberti

Rafael Alberti (16 december 1902 – 27 oktober 1999)

 

De Franse fabeldichter Pierre Lachambeaudie werd geboren op 16 december 1807 bij Sarlat. Lachambeaudie werd boekhouder in Lyon. Toen zijn eerste bundel Essais poétiques (1829) nauwelijks respons vond ging hij bij de spoorwegen werken. Na een moeilijk en armzalig bestaan oogstte hij in 1839 eindelijk succes met zijn Fables populaires, die in 1949 al aan hun zevende druk toe waren en die hem financiële zekerheid boden. Ook werd zijn naam nu in een adem genoemd met Jean de La Fontaine en Jean-Pierre Claris de Florian.

 

Le Roi et le Peuple

 

Un peuple gémissait, accablé de détresse.

Le prince, ayant appris ces revers affligeants,

Résout de visiter ses sujets indigents,

Pour mettre un terme au mal qui les oppresse.

Et pour doter sa patrie aux abois

De pl
us riches travaux et de plus sages lois.

Quoiqu’il voulût, en homme sage,

Surprendre incognito le malheur sur les lieux,

Ses courtisans officieux,

Aux champs, dans les cités, annoncent son passage,

Et les plus pauvres aussitôt,

A l’envi simulant une gaité parfaite,

Pour la première fois mettent la poule au pot,

Remplacent leur pain noir par des gâteaux de fête,

Sous leurs plus frais haillons cachent leur nudité.

Le prince croit réelle une fausse richesse;

Il prend pour du bonheur cette feinte allégresse,

Si bien qu’en son palais il retourne, enchanté

D’avoir, au lieu de la tristesse,

Vu partout tant de joie et de félicité.

Voilà comme les rois savent la vérité :

Courtisans de malheur, engeance diabolique,

Quand un roi, par hasard, veut faire son devoir,

Ne couvrez pas de fleurs l’infortune publique,

Afin qu’il ne puisse la voir !

 

lachambeaudie-pierre

Pierre Lachambeaudie (16 december 1807 – 7 juli 1872)

 

De Britse schrijver en criticus (Victor Sawdon) V. S. Pritchett werd geboren op 16 december 1900 in Ipswich, Suffolk. Zijn vader was een zacht gezegd weinig succesvolle handelsreiziger en de familie verhuisde nogal eens. Pritchett zelf was van 1916 tot 1920 handelaar in leer. In 1923 begon hij te schrijven voor de Christian Science Monitor, die hem naar Spanje en Ierland stuurde. Zijn eerste boek, Marching Spain, uit 1928 beschrijft de reis die hij maakte. Zijn naam maakte hij met een bundel verhalen The Spanish Virgin and Other Stories uit 1932. Na WO II schreef hij ook in diverse bladen en tijdschriften en doceerde hij aan verschillende universiteiten. Hij schreef biografieën over Honoré de Balzac, Tsjechov en Toergenjev zonder overigens in staat te zijn Frans of Russisch te lezen.

 

Uit: Essential Stories

 

„She was an old charwoman whose eyes stared like two bits of tin and whose lips were twisted like rope round three protruding teeth. All day long she was down on her knees scrubbing flights of stone stairs, cleaning out evil passages, emptying oozy pails down the drain with the soapsuds frilled about it, and listening to its dirty little voice gulping out of the street. All day long she chattered to herself and sang “Valencia, land of oranges . . .” and broke out into laughter so loud at some fantastic recollection that it sounded as though she had kicked her pail downstairs.

One evening, after a week’s absence from her work, she said mysteriously, as she left the house, “I’m going to do it again. I’m going orf to git me lights.”

“Lights?”

“Yes, ’e stopped me ’e did. ‘Better practise it at ’ome,’ ’e said. So I took the lot. I took the train, an’ rockets, an’ that wicked ol’ General with the monercle, oh, I took ’im. I took ’em all ’ome. O, ’e warn’t ’arf a wicked ol’ dear.” She laughed, and her teeth seemed to skip up and down like three acrobats with the rope lips twirling round them. “Yer know what ’e called me, the ol’ monercle? ‘Lor,’ says ’e, peeping through the winder, ‘ain’t she a proper beauty!’ That’s what ’e called me. We didn’t ’arf dance.”

“Trains! Rockets? Generals? Dance?” The people of the house touched their sound foreheads. “Gone, oh quite gone,” said the people of the house. “Haven’t you noticed, the last few days? Away a week and comes back singing and talking about dances and Generals worse than ever.”

Before there was time to say any more she was off again down the road singing “Valencia, land of oranges . . .” and gutter children calling after her.“

 

Pritchett

V.S. Pritchett ( 16 december 1900 – 20 maart 1997)

 

De Braziliaanse dichter Olavo Bilac werd geboren op 16 december 1865 in Rio de Janeiro. Hij studeerde medicijnen, maar brak de studie na vier jaar af om met rechten te beginnen. Ook daar stopte hij al na een jaar mee. Al vroeg hield hij zich bezig met journalistiek en literatuur en was hij betrokken bij de politiek. Zo voerde hij intensief campagne voor de algemene dienstplicht. In 1898 werd hij inspecteur voor het onderwijs en daarnaast had hij nog meer ambtelijke baantjes. Zijn literair werk behoort tot het “Parnasianismo”, waarvan hij de belangrijkste vertegenwoordiger was in Brazilië.

 

 

Música brasileira

 

Tens, às vezes, o fogo soberano

Do amor: encerras na cadência, acesa

Em requebros e encantos de impureza,

Todo o feitiço do pecado humano.

 

Mas, sobre essa volúpia, erra a tristeza

Dos desertos, das matas e do oceano:

Bárbara poracé, banzo africano,

E soluços de trova portuguesa.

 

És samba e jongo, chiba e fado, cujos

Acordes são desejos e orfandades

De selvagens, cativos e marujos:

 

E em nostalgias e paixões consistes,

Lasciva dor, beijo de três saudades,

Flor amorosa de três raças tristes.

 

 

 

Música brasileira (Vertaling)

 

You have sometimes the sovereign fire

Of love: you enclose in your cadence, inflamed

With hip movements and charms of impurity,

All witchcraft of human sin.

 

Yet on such voluptuousity wanders the sadness

Of deserts, jungles and the ocean:

Barbarous Indian dance, African homesickness,

And sobs of Portuguese ballad.

 

You are samba and jongo, chiba and fado, whose

Chords are desires and orphanhoods

Of savages, captives and seamen:

 

And in nostalgias and passions you consist,

Lascivious sorrow, kiss of three longings,

Loving flower of three sad races.

 

olavo_bilac

Olavo Bilac (16 december 1865 – 28 december 1918)

 

De Engelse schrijfster Mary Russell Mitford werd geboren op 16 december 1787 in Alresford,  Hampshire. Zij verdiende haar plaats in de Engelse literatuur als schrijfster van Our Village,  een reeks schetsen van het Engelse dorpsleven en van dorpse karakkters, gebaseerd op het leven in Three Mile Cross, een gehucht in de buurt van Reading in Berkshire, waar zij woonde.

 

Uit: Our Village

 

„Will you walk with me through our village, courteous reader? The journey is not long. We will begin at the lower end, and proceed up the hill.

The tidy, square, red cottage on the right hand, with the long, well-stocked garden by the side of the road, belongs to a retired publican from a neighbouring town; a substantial person with a comely wife-one who piques himself on independence and idleness, talks politics, reads the newspapers, hates the minister, and cries out for reform. He hangs over his gate, and tries to entice passengers to stop and chat. Poor man! He is a very respectable person, and would be a very happy one if he would add a little employment to his dignity. It would be the salt of life to him.

Next to his house, though parted from it by another long garden with a yew arbour at the end, is the pretty dwelling of the shoemaker, a pale, sickly-looking, black-haired man, the very model of sober industry. There he sits in his little shop from early morning till late at night. An earthquake would hardly stir him. There is at least as much vanity in his industry as in the strenuous idleness of the retired publican. The shoemaker has only one pretty daughter, a light, delicate, fair-haired girl of fourteen, the champion, protectress, and play-fellow of every brat under three years old, whom she jumps, dances, dandles, and feeds all day long. A very attractive person is that child-loving girl. She likes flowers, and has a profusion of white stocks under her window, as pure and delicate as herself.

The first house on the opposite side of the way is the blacksmith’s-a gloomy dwelling, where the sun never seems to shine; dark and smoky within and without, like a forge. The blacksmith is a high officer in our little state, nothing less than a constable; but alas, alas! when tumults arise, and the constable is called for, he will commonly be found in the thickest of the fray. Lucky would it be for his wife and her eight children if there were no public-house in the land.“

 

Mary_Russell_Mitford

Mary Russell Mitford (16 dcember 1787 – 10 januari 1855)