J.M.A. Biesheuvelprijs voor Rob van Essen

De Nederlandse schrijver Rob van Essen heeft zaterdag de J.M.A. Biesheuvelprijs gewonnen voor de beste Nederlandstalige korte verhalenbundel van 2014. Van Essen kreeg de prijs, een bedrag van 4.867 euro en het lievelingsboek van Maarten Biesheuvel (Wind in de wilgen), voor zijn bundel “Hier wonen ook mensen”. Zie ook alle tags voor Rob van Essen op dit blog.

Uit: Hier wonen ook mensen

“Tot het moment waarop de vrouw aan de overkant van het water verscheen, bestond er geen tijd meer in het leven van Walter Denitz. Natuurlijk, de dagen regen zich aaneen, de zon kwam op, de zon ging onder, maar nu Walter niets meer hoefde te doen, zou je net zo goed kunnen zeggen dat na elke nacht weer dezelfde dag aanbrak; en ook het feit dat hier, aan de rand van de woestijn, de weersomstandigheden nooit veranderden, droeg bij aan het idee van een stilstaande tijd waarin dezelfde dag zich eindeloos herhaalde.
Wanneer hij in zijn grote, uit één bouwlaag bestaande huis rondliep, verbaasde Walter zich soms over zijn geschiedenis. Die verbazing was niet ironisch of berustend; ze was zuiver, onvermengd met ander emoties, een verbazing die als ze iets sterker werd aangezet, zou leiden tot gefrons en de vraag hoe het allemaal zo gekomen was. De relativerende, stoïcijnse houding die bij zijn vrienden zoveel bewondering had afgedwongen toen hij zijn strips nog in undergroundbladen publiceerde en zijn inkomen rond het bestaansminimum schommelde, zou hem in zijn huidige positie goed van pas komen, maar hoorde inmiddels bij het verleden. Het was alsof hij een stadium had overgeslagen: het stadium van brandende ambitie. In de tijd dat hij een verbeten om erkenning en beloning strijdende kunstenaar had moeten zijn, had hij alvast een voorschot genomen op de kalme houding die paste bij iemand die geslaagd was en zich geen zorgen meer hoefde te maken; en nu hij inderdaad geslaagd was en zich geen zorgen meer hoefde te maken, was de bijpassende houding niet meer beschikbaar omdat hij haar al had opgebruikt. Het was alsof hij in zijn dagen van armoede al had geweten hoe het zou eindigen, zodat er geen reden was geweest om zich ongerust te maken.
Hij was niet ongelukkig. Als hem gevraagd werd hoe hij zich voelde, zou hij waarschijnlijk antwoorden: tijdloos. Toch was niet elke dag hetzelfde. Twee keer per week arriveerde een busje uit de dichtstbijzijnde stad, met een Mexicaans echtpaar, een kok en een kale boeddhistische monnik in een zwarte pij. Wanneer het busje vijf uur later weer vertrok, had het Mexicaanse echtpaar het huis schoongemaakt, de kok de maaltijden voor de komende dagen bereid en de boeddhistische monnik het grind in de rotstuin in nieuwe patronen geharkt.”

 
Rob van Essen (Amstelveen, 25 juni 1963)

Rob van Essen

De Nederlandse schrijver en vertaler Rob van Essen werd op 25 juni 1963 geboren in Amstelveen en groeide op in Twente en op de Veluwe. Zijn eerste boek verscheen in 1996: “Reddend Zwemmen”. Daarna volgden: “Troje” (2000), “Kwade dagen” (2002), “Engeland is gesloten” (2004), “Het jaar waarin mijn vader stierf” (2006) en “Visser” (2008). Rob van Essen vertaalt vanuit het Engels, zowel fictie als non-fictie. Sinds 2005 maak t hij deel uit van de redactie van het Biografie Bulletin. Ook schrijft hij vanaf oktober 2007 voor NRC Boeken over Engelstalige literatuur.

Uit: In het restaurant (drie gangen)

“1. voorgerecht
Nadat hij mijn soep heeft neergezet, blijft de ober naast mijn tafeltje staan. Hij pakt het mes dat klaar ligt voor het hoofdgerecht en begint met de punt ervan in het tafellaken te tekenen. Hij trekt de lijnen van een slordige rechthoek, waarin hij her en der wat kleine vormen plaatst.
‘De woning van mijn grootmoeder,’ zegt hij zacht, en zonder mij aan te kijken trekt hij nog wat lijnen. Het tafellaken is dik, aan weerszijden van elke lijn bolt de stof een beetje op.
De kok komt naast hem staan en haalt zijn handen over zijn schort. ‘Kwam hij daar vandaan?’ Hij laat een dikke wijsvinger vlak boven de tekening zweven.
‘Nee, nee,’ zegt de ober. ‘Dat is de gang. Hij kwam via het balkon.’  Hij wijst met de punt van het mes.
De kok veegt met zijn hand over zijn ongeschoren kin en kijkt nadenkend naar de tekening.  ‘Soep goed, meneer?’ vraagt hij wanneer hij mijn blik vangt.
‘Ja, ja,’ zeg ik haastig, hoewel ik nog niet heb geproefd. Ik steek mijn hand uit naar de lepel.
De kok richt zich weer naar de ober. ‘En de balkondeuren?’
De ober haalt zijn schouders op. ‘Ze lag ik bed, wat kan ze nou…’
De kok knikt en kijkt weer naar de tekening, waarvan de lijnen langzaam vervagen. De ober ziet het ook en zet met de mespunt sommige lijnen  wat duidelijker aan.
Ik leg mijn lepel neer en strek mijn hand uit naar mijn glas rode wijn. Ik doe het niet goed, in plaats dat ik het glas oppak, gooi ik het om. De tekening van de ober wordt onmiddellijk bedekt door een grote paarsrode vlek.
De ober trekt wit weg. Hij keert zich naar mij, maar voor hij iets kan doen, pakt de kok hem vanachteren bij de schouders en trekt hem mee naar de keuken.
‘Alsof hij erbij was,’ sist de ober, ‘alsof hij erbij was.’ En hij blijft geagiteerd fluisteren. ‘Nee, nee, dat is onzin,’ zegt de kok, en hij blijft de ober kalmerend toespreken tot ze beiden achter de slappe klapdeuren naar de keuken zijn verdwenen.”

Rob van Essen (Amstelveen, 25 juni 1963)