Hans Plomp, Saskia de Coster, Willem Hussem, Lennaert Nijgh, Anton Tsjechov, Olga Tokarczuk, Hubert K. Poot, Romain Rolland, Germaine Greer

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Plomp werd op 29 januari 1944 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Hans Plomp op dit blog.

Uit: Jezus en zijn band

“Door de paarsbruine wolkenflarden snijden schichtige trekvogels een rafelige ‘V’, uiteengejaagd door laagvliegende vliegtuigen en de termiese windkolken tussen de hoge gebouwen.
De oude boomgeesten langs de grachten laten hun bladeren los, mismoedig. ‘Dit is geen leven voor een boom,’ bromt er een. ‘Ik houd al drie jaar een lek in de gasleiding met mijn wortel dicht en toch sta ik het langzaam maar zeker af te leggen. En dat terwijl ik Lodewijk Napoleon nog langs heb zien gondelen in mijn jeugd.’
‘En ik Descartes en de ouwe Spinoza en de dikke Barleus,’ lispelt een boom, bevend over zijn hele gebladerte.
‘Tegen mij heeft Hadjememaar nog staan pissen, maar tegenwoordig heb ik alleen het hondje van Mr. Hilterman, een schraal plasje.’
Zo brommen de boomgeesten onder elkaar, en als ze zwijgen, kietelen ze elkaar onder de grond met de duizenden haarworteltjes en ze laten de dikkere wortels mistroostig in in het laagveen hangen. Zelfs diep onder de grond is schraalhans keukenmeester geworden.
Op het Damrak voelt Larrie zich opeens een toerist. Bij dozijnen schuifelen de gezelschappen af en aan. ‘In de rij! In de rij blijven daar!’ gilt een parmantige gidse schel. Er schiet een echtpaar betrapt terug in de slagorde. ‘Mij willen slechts paar klompjes kopen voor nichtje met klompvoetjes,’ hoort Larrie de bedremmelde man mompelen, hoewel hij ruim buiten gehoorsafstand sjokt.
Hij draait een steeg in naar de Nieuwendijk, waar de geuren uit de keukens van de eetgelegenheden een heel ander verhaal vertellen dan de neonreklames op de voorgevels.
Hier huizen de aasgieren, die rusteloos in de voorbijtrekkende stroom spieden, die met een feilloos oog de voorbijgangers takseren en om de haverklap snel en schoon hun slag slaan.
‘Ze hebben het graag, een vleugje crime,’ grijnslacht een van de kruimelratten tegen Larrie. ‘Ze voelen zich belazerd als ze niet beroofd worden in de buurt van het Anne Frankhuis. Allemaal dikke reisverzekeringen. Je hoeft ze tegenwoordig niet eens meer te róllen, ze drukken je hun gouden klokkies zo in de hand. Allemaal zwáár oververzekerd. En als je moeite hebt met hun zak, maken ze graag het knoopje voor je open. En de anderen maar filmen.”

 

 
Hans Plomp (Amsterdam, 29 januari 1944)

Lees verder “Hans Plomp, Saskia de Coster, Willem Hussem, Lennaert Nijgh, Anton Tsjechov, Olga Tokarczuk, Hubert K. Poot, Romain Rolland, Germaine Greer”

Olga Tokarczuk, Hubert K. Poot, Romain Rolland, Germaine Greer, Mirjam Müntefering

De Poolse schrijfster Olga Tokarczuk is in Sulechów, dichtbij Zielona Góra, geboren op 29 januari 1962. Zie ook alle tags voor Olga Tokarczuk op dit blog.

Uit: Runners (Vertaald door Jennifer Croft)

“Kunicki has a good job. At work he’s a free man. He works as a sales representative for a big Warsaw publisher–representative, meaning he peddles books. He has several spots in town he has to stop by every so often to tout his wares; he always brings them the latest stuff and makes them special offers.
He drives up to a little store on the outskirts of town and gets the order he’s fulfilling out of the trunk of his car. The store is called Book and School Supplies Store, it’s too small to give itself such airs as a specific name, and anyway, most of what it sells is just notebooks and textbooks.
The order fits into a plastic box: guidebooks, two copies of the sixth volume of the encyclopedia, the memoirs of a famous actor, and the latest bestseller by the unrevealing title of Constellations–a whopping three copies of this. Kunicki promises himself he’s going to read it. They serve him coffee and a slice of cake. They like him. Washing down mouthfuls of cake with the coffee, he shows them the new catalog. This sells well, he says, and this right here gets ordered all the time. Such is Kunicki’s job. As he’s leaving he purchases a calendar that’s on clearance.
In the evening in his tiny office he fills in the publisher’s corporate forms with the orders he’s gotten; he sends the forms by email. He’ll receive the books in the morning.
He takes deep, relieved breaths, inhaling the smoke from his cigarette: the work day is done. He’s been waiting for this moment since morning so he can look through the pictures in peace. He hooks up the camera to the computer.”

 

 
Olga Tokarczuk (Sulechów, 29 januari 1962)

Lees verder “Olga Tokarczuk, Hubert K. Poot, Romain Rolland, Germaine Greer, Mirjam Müntefering”

Hans Plomp, Saskia de Coster, Willem Hussem, Anton Tsjechov, Lennaert Nijgh, Romain Rolland, Hubert C. Poot

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Plomp werd op 29 januari 1944 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Hans Plomp op dit blog.

Venus in Holland

Wat ben je mooi
met je neus en je oren
met je billen
en je kut van voren!
Wat ben je goddelijk herboren,
oude vriend.
Wat staat een vrouw je goed,
geur van aarde,
smaak van bloed.

Weet je nog, eeuwen geleden,
in elkaars armen
overleden?
Ik was vrouw toen,
jij was man.
Nu omgekeerd,
dat komt ervan.

Lieverik, o lieverik,
kom hier met je stijve pik.
Aan mijn borst, o heerlijk wijf,
ik word bloedgeil van je lijf.
In mijn armen, hemels beest,
zijn we altijd één geweest.
In mijn armen, hemels beest,
zijn we altijd één geweest.

 
Hans Plomp (Amsterdam, 29 januari 1944)
In 1987

Lees verder “Hans Plomp, Saskia de Coster, Willem Hussem, Anton Tsjechov, Lennaert Nijgh, Romain Rolland, Hubert C. Poot”

Hans Plomp, Willem Hussem, Anton Tsjechov, Lennaert Nijgh, Romain Rolland, Hubert C. Poot

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Plomp werd op 29 januari 1944 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Hans Plomp op dit blog.

 

Een kaakslag voor het calvinisme

O woekerwentelende worm van woede,
uit welke afgrond in mij
kom je omhoog?
Ik loog als ik zou schrijven
dat ik niet bang ben.
Maar wat kan ik doen?
Ik draag het model schoen
dat mijn moeder uitzoekt,
o rotschoen vervloekt.
Zoals mijn ouders me dromen
durf ik niet bij mijn meisje te komen
Johannes Calvijn
ik spring onder de trein
als je niet ophoudt mijn ouders
in jouw naam zo slecht te laten zijn

 

Als ik uit mijn droomland

Als ik uit mijn droomland
de wereld bezoek,
bedek ik mijn lichaam
met jas en met broek.

Daar mag je niet naakt zijn
en niet zonder geld.
Gebroken de wil,
gekruisigd de held.
Je dagen geteld.

Als ik uit mijn droomland
de wereld bezoek,
bedek ik mijn geest
met de vacht van een beest.

 

Hans Plomp (Amsterdam, 29 januari 1944)

Lees verder “Hans Plomp, Willem Hussem, Anton Tsjechov, Lennaert Nijgh, Romain Rolland, Hubert C. Poot”

Anton Tsjechov, Hans Plomp, Willem Hussem, Lennaert Nijgh, Romain Rolland, Hubert K. Poot

De Russische schrijver Anton Tsjechov werd geboren op 29 januari 1860 in Taganrog, een havenstad in Zuid-Rusland. Zie ook alle tags voor Anton Tsjechov op dit blog.

Uit: Droefenis

“De avond schemert. Grove, natte sneeuw dwarrelt langzaam langs de zopas aangestoken straatlantaarns, en een dunne, zachte laag legt zich op daken, paardenruggen, mutsen. Koetsier Iona Potapov ziet helemaal wit, als een spookverschijning. Krom gebogen, zo krom als voor een mensenlichaam enigszins mogelijk is, zit hij op de bok en roert niet. Al zou een ganse sneeuwberg op hem neervallen, dan zou, zo schijnt het, hij het nog niet nodig vinden de sneeuw van zich af te schudden… Ook zijn paardje staat wit en roerloos. Door zijn onbeweeglijkheid, zijn hoekig uitzicht en zijn kaarsrechte stokkebenen lijkt het zelfs heel erg op een goedkoop beschilderd speelgoedpaardje. Het staat, naar alle waarschijnlijkheid, diep in gedachten verzonken. Wie, weggerukt is van de ploeg, van zijn vertrouwde grijze omgeving, en hier geworpen werd in deze draaikolk, vol afschuwelijke lichten, onophoudelijk gerommel en rennende mensen, moet wel staan denken… Iona en zijn paardje staan al lange tijd stil op hun plaats. ….“

Anton Tsjechov (29 januari 1860 – 15 juli 1904)

Lees verder “Anton Tsjechov, Hans Plomp, Willem Hussem, Lennaert Nijgh, Romain Rolland, Hubert K. Poot”

Anton Tsjechov, Hans Plomp, Willem Hussem, Lennaert Nijgh, Romain Rolland

De Russische schrijver Anton Tsjechov werd geboren op 29 januari 1860 in Taganrog, een havenstad in Zuid-Rusland. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 29 januari 2008 en ook mijn blog van 29 januari 2009 en ook mijn blog van 29 januari 2010.

Uit: Die Dame mit dem Hündchen (Vertaald door Vera Bischitzky, Kay Borowsk e.a.)

“Es war vor sechs, sieben Jahren, als ich in einem der Kreise des Gouvernements T. lebte, auf dem Herrenhof des Gutsbesitzers Belokurow, eines jungen Mannes, der sehr früh aufstand, in einem Schoßrock herumlief, den Abend mit Biertrinken zubrachte und sich stets bei mir beklagte, daß er nirgends und bei niemandem Anerkennung finde. Er wohnte in einem Nebengebäude im Garten und ich im alten Herrenhaus, in einem riesigen Salon mit Säulen, in dem es außer einem breiten Diwan, auf dem ich schlief, sowie einem Tisch, an dem ich meine Patiencen legte, sonst keine weiteren Möbel gab. Sogar bei ruhigem Wetter brummte hier immer etwas in den alten Amossow-Öfen, und bei Gewitter bebte das ganze Haus, als ob es zerbersten wollte, und das war ein wenig unheimlich, besonders nachts, wenn die zehn großen Fenster plötzlich alle vom Blitz erleuchtet wurden.

Vom Schicksal zu stetigem Müßiggang verurteilt, tat ich rein gar nichts. Stundenlang pflegte ich aus meinen Fenstern den Himmel, die Vögel und die Alleen zu betrachten, alles zu lesen, was mir die Post brachte, und zu schlafen. Manchmal verließ ich das Haus und streifte bis zum späten Abend irgendwo umher. Einmal, auf dem Heimweg, geriet ich zufällig auf ein mir unbekanntes Landgut. Die Sonne ging gerade unter, und auf dem blühenden Roggen breiteten sich die abendlichen Schatten aus. Zwei Reihen alter, dicht gepflanzter, sehr hoher Tannen standen da wie zwei massive Mauern und bildeten eine schöne dunkle Allee. Mit Leichtigkeit kletterte ich über den Zaun und ging die Allee entlang, auf einer mehrere Zentimeter dicken Tannennadelschicht gleitend, die hier den Erdboden bedeckte. Es war finster und still, nur hoch oben in den Baumwipfeln zitterte hier und da ein heller goldener Schein und ließ ein Spinnennetz in den Farben des Regenbogens schillern. Es roch stark, fast beklemmend, nach Tannennadeln.

 

AntonTsjechov (29 januari 1860 – 15 juli 1904)

Monument in Badenweiler

 

 

Lees verder “Anton Tsjechov, Hans Plomp, Willem Hussem, Lennaert Nijgh, Romain Rolland”

Anton Tsjechov, Hans Plomp, Willem Hussem, Lennaert Nijgh, Romain Rolland

De Russische schrijver Anton Tsjechov werd geboren op 29 januari 1860 in Taganrog, een havenstad in Zuid-Rusland. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 29 januari 2008 en ook mijn blog van 29 januari 2009.

 

Uit: Liebesgeschichten (Ein Unglück, Vertaald door Vera Bischitzky, Kay Borowsk e.a.)

 

„Sofja Petrowna, die Frau des Notars Lubjanzew, eine hübsche junge Dame von etwa fünfundzwanzig Jahren, ging mit ihrem Sommerhausnachbarn, dem vereidigten Rechtsanwalt Iljin, langsam den Waldweg entlang. Es war fünf Uhr abends. Über dem Waldweg ballten sich weiße Flaumwolken; hier und da linsten Fetzen hellblauen Himmels darunter hervor. Die Wolken standen unbeweglich, als klammerten sie sich an die Wipfel der hohen alten Kiefern. Es war still und schwül.

Den Weg kreuzte in der Ferne ein niedriger Eisenbahndamm, über den aus unerfindlichen Gründen gerade ein Posten mit Gewehr schritt. Gleich hinter dem Damm schimmerte weiß eine große sechskuppelige Kirche mit verrostetem Dach…

»Ich hatte nicht erwartet, Ihnen hier zu begegnen«, sagte Sofja Petrowna, blickte zur Erde und berührte mit ihrer Schirmspitze das Laub vom Vorjahr, »bin aber froh, daß ich Sie getroffen habe. Ich muß ernsthaft und endgültig mit Ihnen reden. Ich bitte Sie, Iwan Michailowitsch, wenn Sie mich wirklich lieben und ehren, dann hören Sie auf, mich zu verfolgen.

Sie folgen mir wie ein Schatten, sehen mich ewig mit unguten Blicken an, erklären mir Ihre Liebe, schreiben seltsame Briefe und … und ich weiß nicht, wann das je aufhören soll! Wozu das alles bloß, mein Gott?« Iljin schwieg. Sofja Petrowna ging ein paar Schritte weiter und fuhr fort: »Und diese krasse Veränderung in Ihnen ist vor etwa drei bis vier Wochen eingetreten, nachdem wir seit fünf Jahren miteinander bekannt sind. Ich erkenne Sie nicht wieder, Iwan Michailowitsch!«

Sofja Petrowna warf von der Seite einen Blick auf ihren Begleiter. Er schaute angespannt, blinzelnd, auf die Flaumwolken. Sein Gesicht drückte Groll, Eigensinn und Geistesabwesenheit aus, wie bei einem Menschen, der leidet und sich dabei noch Unsinn anhören muß.

»Es ist schon erstaunlich, daß Sie das nicht selbst begreifen können!« fuhr die Lubjanzewa achselzuckend fort. »So verstehen Sie doch, daß Sie kein ganz anständiges Spiel spielen. Ich bin verheiratet, liebe und ehre meinen Mann … habe eine Tochter… Gilt Ihnen denn das alles gar nichts? Außerdem wissen Sie als alter Bekannter doch genau, wie ich über die Familie denke… über die Grundlagen der Familie überhaupt …«

Iljin räusperte sich ärgerlich und seufzte.“

 

Tsjechov

AntonTsjechov (29 januari 1860 – 15 juli 1904)
Portret door Osip Braz

 

 

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Plomp werd op 29 januari 1944 in Amsterdam geboren. Zie ook mijn blog van 29 januari 2009.

 

Psychonaut

voor Gust Gils

 

Voor de geboorte en na de dood

ging je en zag

wat een mens niet zien mag

van priesters en geleerden

die de poorten van het paradijs bewaken

en kruisigen of gek verklaren

degenen die door de angstmuren en wetten braken:

de eters van door valse god verboden bomen,

de dromers van lucide dromen.

 

Je keek door t sleutelgat en zag

een andere dimensie,

ontdekte achter muur en hek

een paradijs dat klaar ligt

voor de wijze gek

die tegen het bevel

van bijbel en geleerde

op eigen wijze zich naar binnen keert

en ziet dat daar de sleutel ligt

en uit een heilig soort nieuwsgierigheid

de poorten opent naar de eeuwigheid.

 

Plomp

Hans Plomp (Amsterdam, 29 januari 1944)

 

De Nederlandse schilder en dichter Willem Hussem werd geboren in Rotterdam op 29 januari 1900. Zie ook mijn blog van 29 januari 2009.

voorzichtig

voorzichtig
heb ik de gevangen vogel

uit de strik verlost

ik laat hem vliegen
hij geeft mij vleugels

 

 

avond zet

avond zet
de polder blank
huizen komen
te drijven
rijen bomen
zweven naar
de einde
het land lost op
in nevelen

Hussem

Willem Hussem (29 januari 1900 – 21 juli 1974)

 

De Nederlandse tekstdichter, columnist en schrijver  Lennaert Nijgh werd geboren in Haarlem op 29 januari 1945. Zie ook mijn blog van 29 januari 2008 en ook mijn blog van 29 januari 2009.

Verdronken vlinder

 

Zo te sterven op het water met je vleugels van papier
Zo maar drijven na ’t vliegen in de wolken drijf je hier
Met je kleuren die vervagen zonder zoeken, zonder vragen
Eindelijk voor altijd rusten met de bloemen die je kuste
Geuren die je hebt geweten
Alles kan je nu vergeten
Op het water wieg je heen en weer

Zo te sterven op het water met je vleugels van papier
Als een vlinder die toch vliegen kan tot in de blauwe lucht
Als een vlinder altijd vrij en voor het leven op de vlucht
Wil ik sterven op het water maar dat is een zorg van later
Ik wil nu als vlinder vliegen op de bloemenblaadren wiegen

Maar zo hoog kan ik niet komen
Dus ik vlieg maar in mijn dromen
Altijd ben ik voor het leven op de vlucht
Als een vlinder die toch vliegen kan tot in de blauwe lucht
Om te leven, dacht ik, je zou een vlinder moeten zijn
Om te vliegen heel ver weg van alle leed en alle pijn

Maar ik heb niet langer hinder
van jaloers zijn op een vlinder
Als zelfs vlinders moeten sterven
Laat ik niet mijn vreugd bederven
Ik kan zonder vliegen leven
Wat zal ik nog langer geven
Om een vlinder die verdronken is in mij

Om te leven hoef ik echt geen vlinder meer te zijn

 

Nijgh

Lennaert Nijgh (29 januari 1945 – 28 november 2002)

 

De Franse schrijver Romain Rolland werd geboren op 29 januari 1866 in Clamecy. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 29 januari 2008 en ook mijn blog van 29 januari 2009.

 

Uit: Romain Rolland. Journal des années de guerre (1914-1919)

 

NOTEBOOK I (July 31-October 6, 1914)

Vevey, Hotel Mooser.

July 31, 1914, 3.30 p.m. A telegram from the Federal Council posted up at Vevey Station announces “general -mobilization in Russia and state of war proclaimed in Germany.”

Today is one of the finest days of the year. The evening is wonderful. The mountains float in a light, luminous, bluish haze; the moonlight spreads a stream of molten red gold over the lake from the Savoy shore between Bouvert and Saint Gingolph, to Vevey. The air is delightful, the night is bathed in the scent of wistaria and the stars are shining with a pure radiance. It is in this divine peace and this tender beauty that the peoples of Europe are beginning the great slaughter.2

In his notes on October 1, Romain Rolland quotes a passage from his letter to Louis Gillet3 in answer to his letter which was imbued with hatred for the Germans.

“… For two months I have been In the mo-tionless centre of a raging whirlwind. Everything reaches us here from all points of Europe, all the furies and all the fevers—- Oh, you have no idea of the state of the German people! If you knew it the situation would seem to you much more tragic. They know nothing of France, but you know nothing of Germany either…. A France of 1792 is faced by a Germany of 1813 which thinks it is fighting for the liberty of the world just as we think we are…. As for the vandalism of her armies, she knows nothing of them; she knows only of the dum-dum bullets and the Belgian atrocities (the atrocities of the Belgians!). It is impossible to pierce the wall of false news reports. ‘Rheims, Louvain … calumnies of the Allied press!…’ You would never be able to convince my old Schulz!4 Poor old chap, when he gets to know! No, my friend, do not let yourself be infected by the contagion of vengeance and hatred. Try and lock up in a cage, if you can, the General Staff, the Junkers and the princes. Delivered from those beasts of prey, Germany will recover her health….”

 

 RomainRoland

Romain Rolland (29 januari 1866 – 30 december 1944)
Hier met Ghandi in 1931

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e januari ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

 

Anton Tsjechov, Hans Plomp, Willem Hussem, Lennaert Nijgh, Romain Rolland, Olga Tokarczuk, Germaine Greer, Mirjam Müntefering, Serap Çileli, Gert Hofmann, Muna Lee, Johann Seume, Hubert C. Poot, Vicente Blasco Ibáñez

De Russische schrijver Anton Tsjechov werd geboren op 29 januari 1860 in Taganrog, een havenstad in Zuid-Rusland. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 29 januari 2008.

Uit: Weiberwirtschaft   (Vertaald door Reinhold Trautmann)

 

Da lag ein dickes Geldpaket. Es kam aus dem Forstrevier, vom Verwalter. Er schrieb, daß er fünfzehnhundert Rubel schicke, die er eingetrieben habe nach einem in zweiter Instanz gewonnenen Prozeß. Anna Akimowna liebte Ausdrücke wie »eintreiben« und »den Prozeß gewinnen« nicht, sondern fürchtete sie. Sie wußte, daß man ohne Gerichtsverfahren nicht auskommt, aber es war ihr jedesmal unheimlich, und sie spürte Gewissensbisse, wenn der Fabrikleiter Nasarytsch oder der Revierverwalter, die häufig prozessierten, einen Rechtsstreit für sie gewannen.

Auch jetzt wurde ihr unheimlich und unbehaglich, und sie hätte diese tausendfünfhundert Rubel am liebsten möglichst weit weggelegt, um sie nicht mehr sehen zu müssen.

Sie dachte verdrießlich darüber nach, daß ihre Altersgenossinnen – sie war sechsundzwanzig Jahre alt – sich jetzt mit dem Haushalt plagten, bald müde einschlafen und morgen früh in festtäglicher Stimmung erwachen würden; viele von ihnen waren schon verheiratet und hatten Kinder. Sie allein war dazu verurteilt, wie eine alte Frau über diesen Briefen zu sitzen, sie mit Bemerkungen zu versehen, Antworten zu schreiben, dann den ganzen Abend bis Mitternacht nichts weiter zu tun, als darauf zu warten, daß es Zeit wurde, schlafen zu gehen; morgen würde man ihr den ganzen Tag über gratulieren und Bitten vorbringen, und übermorgen gäbe es in der Fabrik bestimmt einen Skandal, man würde jemanden verprügeln, oder einer würde am Wodka sterben, und sie würde sich deswegen Vorwürfe machen; nach den Feiertagen würde Nasarytsch an die zwanzig Mann wegen Wegbleibens von der Arbeit entlassen, und alle zwanzig würden dann mit abgenommenen Mützen an der Treppe warten, und es würde ihr peinlich sein, zu ihnen hinauszugehen, und man würde sie wie Hunde wegjagen.“

 

Tsjechov

AntonTsjechov (29 januari 1860 – 15 juli 1904)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Plomp werd op 29 januari 1944 in Amsterdam geboren. In 1959, toen hij nog op de middelbare school zat, begon hij gedichten te schrijven. Na zijn middelbare school ging Plomp Nederlands studeren en werkte daarna enige tijd als leraar. Plomp werd actief in Provo, gaf zijn leraarschap op en publiceerde in 1968 zijn eerste roman. In enkele latere boeken beschrijft hij de ‘scene’ van binnenuit. Vooral het Amsterdams Dodenboekje werdf beroemd. In 1973 bezette hij met vrienden en vriendinnen het dorp Ruigoord dat gesloopt dreigde te worden.

 

 

Een mensenleven

Veel gedaan in dit bestaan
hete kastanjes
uit het vuur gehaald,
met stille trom vertrokken,
hazenpad ontdekt,
een handvol
schoenveters gebroken,
vierduizend pukkels uitgeknepen,
tienduizend liter bier gedronken,
zo’n twintigduizend liter thee en koffie,
een keer of negenduizend klaargekomen,
driemaal een blinde helpen oversteken
– al spartelden ze heftig tegen.

 

Plomp

Hans Plomp (Amsterdam, 29 januari 1944)

 

De Nederlandse schilder en dichter Willem Hussem werd geboren in Rotterdam op 29 januari 1900.  Hij was een leerling van Dirk Nijland en bezocht de Rotterdamse Academie. Hussem woonde van 1918 tot 1936 in Parijs, waar hij onder anderen Piet Mondriaan en Pablo Picasso leerde kennen. Naast laatstgenoemde heeft ook Vincent van Gogh invloed op zijn stijl uitgeoefend. In 1936 vestigde hij zich definitief in de Haagse Mijtensstraat (schilderswijk). Vanaf de Tweede Wereldoorlog werden zijn werken abstract. Hij maakte deel uit van kunstbewegingen als Fugare, de Liga Nieuw Beelden en Verve. Zijn werk wordt gerekend tot de kunsstroming de Nieuwe Haagse School. In 1940 verscheen zijn eerste bundel gedichten met De kustlijn. In 1941 volgde Uitzicht op zee. Pas twintig jaar later verscheen er opnieuw poëzie van Hussem in de bundel Steltlopen op zee (1961).

 

Zet het blauw…

Zet het blauw
van de zee
tegen het
blauw van de
hemel veeg
er het wit
van een zeil
in en de
wind steekt op

hussem

Willem Hussem (29 januari 1900 – 21 juli 1974)

 

De Nederlandse tekstdichter, columnist en schrijver  Lennaert Nijgh werd geboren in Haarlem op 29 januari 1945. Zie ook mijn blog van 29 januari 2008.

Uit: De Engel van Amsterdam

Een engel voor paal

 

Ik zou ze wel even vertellen,
hoe het hoort allemaal, hoe het moet.
Ik was de reddende engel
en ik wist het immers zo goed.
Maar ze laten me praten voor noppes,
of ze zijn alleen maar zo bang
dat mijn boodschap ze niet zou bevallen
of kenden ze die boodschap al lang.

Ik wist wel het antwoord op alles
maar ik kende hun vragen niet eens.
Ja, ik wist het zo goed allemaal,
ik zou me er eens mee bemoeien,
maar ze blijven liever zelf knoeien
en hier staat inderdaad, ten einde raad,
een engel, een engel voor paal.

De stad lijkt opeens veel stiller en kouder,
en bijna vijandig, de straten benauwder.
de stad lijkt vervangen sinds ik hier kwam
Ik weet nu opeens wat een mensen bedoelen
als ze zeggen zich ver van de hemel te voelen
’t wordt zo donker, ’t wordt zo donker,
’t wordt zo donker in Amsterdam.

Nijgh

Lennaert Nijgh (29 januari 1945 – 28 november 2002)

 

De Franse schrijver Romain Rolland werd geboren op 29 januari 1866 in Clamecy. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 29 januari 2008.

 

Uit: Clerambault

 

„Clerambault had just finished with a Schilleresque vision of the fraternal joys promised in the future. Maxime, carried away by his enthusiasm in spite of his sense of humour, had given the orator a round of applause all by himself. Pauline noisily asked if Agénor had not heated himself in speaking, and amid the excitement Rosine silently pressed her lips to her father’s hand.

The servant brought in the mail and the evening papers, but no one was in a hurry to read them. The news of the day seemed behind the times compared with the dazzling future. Maxime however took up the popular middle-class sheet, and threw his eye over the columns. He started at the latest items and exclaimed; “Hullo! War is declared.” No one listened to him: Clerambault was dreaming over the last vibrations of his verses; Rosine lost in a calm ecstasy;…“

 

romainrolland

Romain Rolland (29 januari 1866 – 30 december 1944)
Portret door Frans Masereel

 

De Poolse schrijfster Olga Tokarczuk is in Sulechów, dichtbij Zielona Góra, geboren op 29 januari 1962. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 29 januari 2008.

Uit: The Subject (Vertaald door Antonia Lloyd-Jones)

 

He turned a few pages, and suddenly the following words caught his attention: “The hero of this amazing story, the author’s alter ego, has the same first name as him and even lives at the same address in Warsaw, off Jerozolimskie Avenue”. He read it over several times, dragging on his cigarette. He thought back to the time, twenty years ago, when he’d written The Open Eyes of Life. It was a terrible time, hopeless. It felt as if the end of the world had come, though everything had turned out all right in the end. But what’s all right, and what’s not, he thought, casting a predatory glance at the four cigarettes he had left until the end of the day. The writing had gone well in those days. That vague sense of despair, that feeling of indifference and absurdity had given him an impetus; they were like a loving mother who caressed the words into being, nurtured whole paragraphs and handed him ready-made images on a plate. These days everything had become papery; however solid it might look from the outside, if you tried to describe life nowadays in some way, you’d have to battle your way through layer upon layer of rubbish. Normality was uninteresting, full of trivial little details that poured from the newspapers each morning like sand and immediately gathered dust.”

 

Olga_Tokarczuk

Olga Tokarczuk (Sulechów, 29 januari 1962)

 

De Australische literatuurwetenschapper en publiciste Germaine Greer werd geboren in Melbourne op 29 januari 1939. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 29 januari 2008.

 

Uit: Shakespeare’s Wife

 

The Christian name of the woman who married William Shakespeare in 1582 is as unstable as her surname. The only evidence that Richard Hathaway alias Gardner of Shottery had a daughter called Ann is a reference in his will to a daughter called Agnes. Scholars have demonstrated convincingly that in this period Agnes and Ann were simply treated as versions of the same name, pointing out dozens of examples where Agnes, pronounced ‘Annis’, gradually becomes ‘Ann’. Richard Hathaway left a sheep to a great-niece he calls Agnes, though according to the parish record she was actually christened Annys; in 1600 she was buried as Ann. Theatre manager Philip Henslowe called his wife Agnes in his will but she was buried as Ann. Ann’s brother Bartholomew called a daughter Annys, but she was buried as Ann. The curate William Gilbert alias Higgs who wrote Hathaway’s will married Agnes Lyncian, but she was buried as Ann Gilbert. This is not simply serendipitous. Agnes was the name of a fourth-century virgin martyr of the kind whose lurid and preposterous adventures are the stuff of The Golden Legend, justly ridiculed by protestant reformers. Ann (or Hannah) was the solid biblical name of the Redeemer’s grandmother. It is only to be expected that as protestantism gained hearts and minds Agnes would be silently driven out by Ann. We may accept that the child born Agnes Hathaway grew up to be Ann Shakespeare.“

 

greer

Germaine Greer (Melbourne, 29 januari 1939)

 

De Duitse schrijfster Mirjam Müntefering werd geboren op 29 januari 1969 in Neheim. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 29 januari 2008.

 

Uit: Tochter und viel mehr

 

“Ich kann es nicht ausstehen, zu verreisen. Ich habe bestimmt was vergessen!, stöhne ich, im Türrahmen lehnend und stumpf vor mich hinstarrend. Ich weiß, dass ich was vergessen hab. Hast du deine Leseexemplare?, fragt die Beste Reiseorganisatorin von allen. Dein Tagebuch? Pyjama? Zahnbürste? Ja. Ja. Ja. Trotzdem. Es ist immer das Gleiche. Ich hasse es, allein wegzufahren. Eine Reise ist für mich nur dann zu genießen, wenn meine Liebsten mit mir fahren: die Beste Lebensgefährtin von allen und unsere beiden Hunde. Bleiben diese drei Herzstücke meines Lebens zurück, rechtfertigt eine Reise, dich mich mehrere Tage von daheim wegführt, eigentlich nur eines: das Lesen. Wohlgemerkt: das Lesen rechtfertigt ein solches Fortgehen aus meinem mir vertrauten Leben- es macht das Wegfahren aber nicht angenehmer!”

 

MirjamMuentefering

Mirjam Müntefering (Neheim, 29 januari 1969)

 

De Turks-Duitse dichteres en schrijfster Serap Çileli werd geboren op 29 januari 1966 in Mersin. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 29 januari 2008.

 

Die Ehrenmänner   

  

Ein Mann von Ehre, ist nach Gottes Bild geschaffen und dient seiner Ehre.

Die Ehre des Mannes ist die Frau; sie ist zur Ehre des Mannes geschaffen.

 

Ein Mann von Ehre, ist entschlossen und kämpft um seine geschändete Ehre.

Ein Mann von Ehre, lässt sich nicht von der Polizei oder Justiz lenken.

Ein Mann von Ehre, ist der, der mit eigener Hand tötet.

 

Die Ehre ist das Herz eines Mannes, ohne die ein Mann nicht leben kann.

Die Ehre des Mannes ist unantastbar, ein ungemein kostbares Gut.

 

Die Ehre, durch sie werden die größten Männer schwach.

Die Ehre eines Ehrenmannes ist leicht verletzlich, angreifbar und empfindlich.

Die Ehre des Mannes ist abhängig „von mir“;

„die Hüterin der Ehre des Mannes“.

 

Ich stelle die größte Gefahr für die Ehre des Ehrenmannes dar.

Es ist meine weibliche Urschuld; „die weibliche Sexualität“.

Ich bin die “ewige Sünderin“, das unbekannte Wesen.

 

Ich bin „die Gefahr“ für die ungeborenen Ehrenmänner.

 

serap

Serap Çileli (Mersin, 29 januari 1966)

 

De Duitse schrijver Gert Hofmann werd geboren op 29 januari 1931 in Limbach in Sachsen. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 29 januari 2008.

 

Uit: Casanova und die Figurantin

 

„Schade, dass mein Alter und meine Erscheinung es nicht gestatten …
Und Casanova: Ihr Alter, wie meinen Sie das?
Ja, finden sie mich denn nicht alt, fragt sie.
Madame stehen auf der Höhe Ihrer Schönheit!
Finden Sie?
Madame machen auf mich, versichert Casanova und legt nun sogar die Hand aufs Herz, und wir bitten noch einmal um Vergebung, wenn dieses erbärmliche, von beiden Seiten aber durchaus ernst geführte Gespräch nun in eine Farce übergeht oder schon übergegangen ist. Jedenfalls macht die reiche alte Frau auf den alten armen Mann angeblich noch immer einen begehrenswerten Eindruck. Und so jung, fügt er hinzu, sei er ja auch nicht mehr.
Aber noch im Besitz der Kräfte?
Und Casanova, nach einem Augenblick der inneren Prüfung: In den meisten Fällen: Ja.
[…] Nun, sagt die D’Urfé, die plötzlich gegen alle Vernunft, auch gegen alle Erfahrung zu hoffen anfängt, dass sie sich mit dem Verfall ihrer Reize zu schnell abgefunden haben […] könnte. Nun, sagt sie, vielleicht haben Sie Recht. In diesem Fall könne sie ihm eine Stelle bei der Lotterie verschaffen, da hätte er nicht viel zu tun…“

 

hofmann

Gert Hofmann (29 januari 1931 – 1 juli 1993)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Muna Lee werd geboren op 29 januari 1895 in Raymond, Mississippi. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007.

The Flame-Trees

 

For I have reached a fairer place
Than I had hoped to find,
With all the life that I had known
A scroll cast-off behind;

 

And changed into a slighter thing
The torrent of old grief
Than heavy waves that break in spray,
White on the outer reef;

 

And love so sure and joy so strong
That pain and sorrow are thinned
To a little mist that cannot blur
The flame-trees in the wind.

 

muna-1930

Muna Lee (29 januari 1895 – 3 april 1965)

 

De Duitse schrijver en dichter Johann Gottfried Seume werd geboren op 29 januari 1763 in Posema, Sachsen-Anhalt. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007.

Uit: Spaziergang nach Syrakus im Jahre 1802 (Dresden)

Die Elbe rollte majestätisch zwischen den Bergen von Dresden hinab. Die Höhen glänzten, als ob eben die Knospen wieder hervorbrechen wollten, und der Rauch stieg von dem Flusse an den alten Scharfenberg romantisch hinauf. Das Wetter war den achten Dezember so schwül, daß es unserm Gefühl sehr wohltätig war, als wir aus der Sonne in den Schatten des Waldes kamen.

Seit zwölf Jahren hatte ich Dresden nicht gesehen, wo ich damals von Leipzig herauf wandelte, um einige Stellen in Guischards mémoires militaires nachzusuchen, die ich dort nicht finden konnte. Auch in Dresden fand ich sie nicht, weil man sie einem General in die Lausitz geschickt hatte. Nach meiner Rückkehr traf ich den Freibeuter Quintus Icilius bei dem Theologen Morus, und fand in demselben nichts, was in meinen Kram getaugt hätte. So macht man manchen Marsch in der Welt wie im Kriege umsonst. Es wehte mich oft eine kalte, dicke, sehr unfreundliche Luft an, wenn ich einer Residenz nahekam; und ich kann nicht sagen, daß Dresden diesmal eine Ausnahme gemacht hätte, so freundlich auch das Wetter bei Meißen gewesen war. Man trifft so viele trübselige, unglückliche, entmenschte Gesichter, daß man alle fünf Minuten auf eines stößt, das öffentliche Züchtigung verdient zu haben, oder sie eben zu geben bereit scheint:

 

seumemr

Johann Gottfried Seume (29 januari 1763 – 13 juni 1810)

 

De Nederlandse dichter Hubert Kornelisz. Poot  werd geboren in Abtswoude op 29 januari 1689. Aanvankelijk was Poot boer. Het succes van zijn in 1716 gepubliceerde Mengeldichten (herdrukt in 1718) bracht hem er in 1723 toe om zich in Delft te vestigen en zich geheel aan de literatuur te wijden. Dat draaide echter uit op een teleurstelling en een jaar later keerde hij terug naar zijn dorp. Na zijn huwelijk in 1732 verhuisde hij opnieuw naar Delft, waar hij na een jaar aan een nierziekte overleed. Poot schreef veel gelegenheidsgedichten, waarmee hij succes oogstte, maar die nu in de vergetelheid zijn geraakt.  Tegenwoordig zijn nog wel de erotisch getinte minnedichten aardig om te lezen  (Mars en Venus’ beddepraet, De verliefde Venus en De maen by Endymion). Deze werden in 1964 als Minnezangen apart uitgegeven. Ook zijn natuurgedichten (Akkerleven, Nacht) behoren tot zijn betere werk. De Schoolmeester schreef een kort en puntig grafschrift voor hem:

 

    Hier ligt Poot,

    Hij is dood.

 

 

Mars en Venus beddepraet (Fragment)

 

Mars. Venus.

 GOdin, wat doet u t’sagen,

Nu gy me ontharnast ziet?

Puikschoone, staek uw klagen:

Myn wreede wolven zyn hier niet,

Zy slapen by myn’ wagen.

 

Venus.

Myn moedt zou niet verslappen

Al quam uw kargespan.

‘k Verkeer woeste eigenschappen;

Maer ‘k vreeze mynen manken man:

De Zon mogt ons beklappen.

 

Mars.

Myn beuklaer, speer en degen,

Zyn uwen blixemsmit,

Hunn’ eigen maker, tegen.

Me lief, wie ooit verlegen zit,

Wy zitten niet verlegen.

 

poot

Hubert C. Poot (29 januari 1689 – 31 december 1733)

 

De Spaanse schrijver Vicente Blasco Ibáñez werd geboren op 29 januari 1867 in Valencia. Buiten Spanje werd hij vooral bekend door zijn roman Los cuatro jinetes del apocalipsis, in 1921 verfilmd als The Four Horsemen of the Apocalypse, die zich afspeelt in WO I. In 1962 werd hij opnieuw verfilmd, maar toen met als achtergrond WO II. Tijdens zijn leven was hij de best verkochte schrijver van Spanje, maar ook omstreden wegens zijn politieke activiteiten.

 

Uit:  The Four Horsemen of the Apocalypse  (Vertaald door Charlotte Brewster Jordan)

 

„They were to have met in the garden of the Chapelle Expiatoire at five o’clock in the afternoon, but Julio Desnoyers with the impatience of a lover who hopes to advance the moment of meeting by presenting himself before the appointed time, arrived an half hour earlier. The change of the seasons was at this time greatly confused in his mind, and evidently demanded some readjustment.

Five months had passed since their last interview in this square had a
fforded the wandering lovers the refuge of a damp, depressing calmness near a boulevard of continual movement close to a great railroad station. The hour of the appointment was always five and Julio was accustomed to see his beloved approaching by the reflection of the recently lit street lamps, her figure enveloped in furs, and holding her muff before her face as if it were a half-mask. Her sweet voice, greeting him, had breathed forth a cloud of vapor, white and tenuous, congealed by the cold. After various hesitating interviews, they had abandoned the garden. Their love had acquired the majestic importance of acknowledged fact, and from five to seven had taken refuge in the fifth floor of the rue de la Pompe where Julio had an artist’s studio. The curtains well drawn over the double glass windows, the cosy hearth-fire sending forth its ruddy flame as the only light of the room, the monotonous song of the samovar bubbling near the cups of tea—all the seclusion of life isolated by an idolizing love—had dulled their perceptions to the fact that the afternoons were growing longer, that outside the sun was shining later and later into the pearl-covered depths of the clouds, and that a timid and pallid Spring was beginning to show its green finger tips in the buds of the branches suffering the last nips of Winter—that wild, black boar who so often turned on his tracks.“

 

Blasco

Vicente Blasco Ibáñez (29 januari 1867 – 28 januari 1928)

Lennaert Nijgh, Anton Tsjechov, Romain Rolland, Olga Tokarczuk, Germaine Greer, Mirjam Müntefering, Serap Çileli, Gert Hofmann, Muna Lee, Johann Gottfried Seume

De Nederlandse tekstdichter, columnist en schrijver  Lennaert Nijgh werd geboren in Haarlem op 29 januari 1945. Nijgh maakte vooral naam als tekstdichter voor Boudewijn de Groot, een jeugdvriend met wie hij opgroeide in Heemstede. Ze bleven bevriend, al gingen ze elk naar een andere middelbare school in Haarlem. Hun eerste samenwerking was in een 8mm filmpje dat Lennaert Nijgh maakte en waarin Boudewijn de Groot twee liedjes zong. Dat De Groot in de jaren ’60 kon uitgroeien tot protestzanger en troubadour van de flower power had hij mede te danken aan de teksten van Nijgh. Hun eerste hit was Meisje van 16, een vertaling van Charles Aznavour (“Un enfant de seize ans“). De tweede, Welterusten Meneer de President, vestigde de naam van De Groot als protestzanger. Nijgh schreef niet exclusief voor Boudewijn de Groot. Hij schreef en vertaalde musicals en maakte liedteksten voor tal van Nederlandse artiesten: Astrid Nijgh (zijn eerste vrouw), Cobi Schreijer, Jasperina de Jong, Liesbeth List, Ramses Shaffy, Jenny Arean, Flairck en Rob de Nijs. Een kleine greep uit de bekendste liedjes: Malle Babbe, Jan Klaassen de Trompetter, Dag Zuster Ursula, Ik doe wat ik doe, Pastorale en Avond dat in 2005 verrassend eindigde als nummer 1 in de Top 2000 van Radio 2. Nijgh heeft bijna zijn hele leven geschreven, op periodes na waarin hij leed aan een writer’s block. In de omgeving van Haarlem is hij ook bekend geworden door zijn columns in het Haarlems Dagblad. Hij schreef meerdere boeken (waaronder zijn debuutroman Tobia) en draaide zijn hand niet om voor minder in het oog springend werk. Zo beschreef Nijgh drie jaar voor zijn dood onder de titel Met Open Mond de 150-jarige geschiedenis van Van der Pigge, een drogisterij in Haarlem waar het boek nog steeds te koop is. Eind 2002 stierf Lennaert Nijgh na een kort ziekbed op 57-jarige leeftijd. Op de Oude Groenmarkt in Haarlem is een standbeeld voor hem opgericht.

 

Ze zijn niet meer als toen

Tot nu toe was het nooit geheel volmaakt,
verbrande steden en een volk om voor te sterven,
een tomeloze liefde, een derde die het kon bederven,
tot nu toe was het nooit geheel volmaakt.

Er is gezegd: er komen andere tijden,
er is gevochten voor een nieuw fatsoen.
Er is niet geluisterd naar wat anderen zeiden,
ik heb geen zin het nog eens over te doen.

Het is nu beter al je vrienden maar te mijden,
ze veranderen snel en zijn niet meer als toen.

De grote waarheid is intussen achterhaald,
wat vroeger wet was, is nu bij de wet verboden,
de ouderen zijn niet meer zoals vroeger halve goden
en de vis wordt ook niet meer zo duur betaald.

Natuurlijk zijn er mensen die nog lijden
en vrede is nog steeds een visioen.
Het is geen tijd om nu je bedje al te spreiden,
al zijn er mensen die dat nu al doen.

Het is dus beter al je vrienden maar te mijden,
ze veranderen snel en zijn niet meer als toen.

Maar denk in godsnaam niet dat we er al zijn,
er moet zowel het een en ander nog gebeuren.
En het blijft vechten hoewel de anderen niet ophouden met zeuren
dat het vroeger beter was, zo rustig en zo fijn.

Dat zijn je vrienden die eertijds altijd zeiden
dat zij het later anders zouden doen.
Ze wilden zich van elk gezag bevrijden.
Nu doen ze niets, ze houden hun fatsoen.

Het is dus beter deze vrienden maar te mijden,
ze veranderen snel en zijn niet meer als toen.

Morgen is het weer zoals vandaag
het lijkt veranderd, maar jullie weten beter.
Al wordt de grond intussen onder jullie voeten heter,
jullie rekenen niet af, je bent te traag.

Er is gezegd er komen andere tijden,
er is gevochten voor een nieuw fatsoen.
Er is niet geluisterd naar wat anderen zeiden,
ik heb geen zin het nog eens over te doen.

Daarom heb ik besloten jullie maar te mijden,
jullie zijn hetzelfde, geen vrienden meer als toen.

 

 

Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot

 

 

Nijgh

Lennaert Nijgh (29 januari 1945 – 28 november 2002)

 

De Russische schrijver Anton Tsjechov werd geboren op 29 januari 1860 in Taganrog, een havenstad in Zuid-Rusland. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007.

 

Uit: Ein Ereignis

 

“Es ist Morgen. Durch die Eisblumen auf den Fensterscheiben fällt das helle Sonnenlicht in die Kinderstube.

Wanja, ein etwa sechsjähriger Junge, kurz geschoren, mit einer Nase wie ein Knopf und seine Schwester Nina, ein vierjähriges pausbäckiges, für sein Alter etwas kleines Mädchen, erwachen und schauen sich durch die Gitter ihrer Bettchen böse an. »Ja, schämt Ihr Euch denn nicht?« brummt die Wärterin, »alle braven Leute haben schon Thee getrunken, und Ihr könnt immer noch nicht die Augen aufkriegen . . .«

Die Sonnenstrahlen tanzen heiter auf dem Teppich, den Wänden und dem Kleide der Wärterin. Als lüden sie ein, mit ihnen zu spielen. Aber die Kinder bemerken es nicht; sie sind heute übler Laune beim Erwachen. Nina wirft die Lippen auf, macht ein saures Gesicht und fängt an zu greinen: »Thee–e–e! Marie! The–e!«

Wanja zieht die Stirne kraus und grübelt, ob er nicht auch einen Grund zum Heulen finden könnte; er blinzelt schon mit den Augen und öffnet den Mund, in diesem Augenblick schallt aus dem Salon die Stimme der Mutter: »Daß nicht vergessen wird, der Katze Milch zu geben! Sie hat jetzt Junge . . .«

Wanja und Nina machen lange Gesichter und sehen einander fassungslos an, dann schreien sie beide zugleich auf, springen aus den Betten und laufen mit lautem Geschrei barfuß und im bloßen Hemd in die Küche. »Die Katze hat Kinder«! rufen sie. – »Die Katze hat Kinder!«

In der Küche steht unter der Bank die kleine Kiste, in der Stephan sonst die Kohlen für den Kamin aus dem Keller heraufträgt. Aus der Kiste guckt die Katze hervor. Ihr graues Frätzchen drückt die äußerste Ermüdung aus. Die grünen Augen mit den schmalen schwarzen Pupillen blicken resigniert und sentimental. Man sieht es ihr an, daß zur Vollständigkeit ihres Glückes bloß »Er« fehlt, der Vater ihrer Kinder, dem sie so rückhaltlos ergeben ist! Sie versucht zu miauen, öffnet das Maul weit, aber aus der Kehle kommt nur ein heiserer Ton . . . Man hört das Quieken der Jungen.”

 

Tsjechov

AntonTsjechov (29 januari 1860 – 15 juli 1904)
Portret uit 1889

 

De Franse schrijver Romain Rolland werd geboren op 29 januari 1866 in Clamecy. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007.

 

Uit: Au seuil de la dernière porte, Entretiens sur les Évangiles

 

“Durant les cinq ans de captivité, où la vie était comme obstruée, elle refluait vers ses sources. J’ai rouvert mes vieux grands livres : Homère, Beethoven, les Évangiles.

Je n’avais point relu ceux-ci, depuis l’enfance. Je les nommais : « l’Évangile », sans distinguer entre les quatre bouches annonciatrices de la Bonne Nouvelle. Il m’en restait des souvenirs fragmentés, mal liés ensemble, mais très vivants. Ce furent même les doutes émis sur cette vie authentique par les rationalistes de notre temps qui ont réveillé en moi sa présence. Car à quelques doutes que puisse mener l’étude philologique des textes, je trouve d’une incroyable pauvreté psychologique ceux qui n’ont vu dans ce grand drame humain qu’un jeu de symboles et d’allégories, une crise abstraite de l’esprit, procédant de l’idée théologique au fait réel inventé et doutant que Jésus ait jamais existé.

Ce dont je suis sûr, au contraire, comme de ma propre existence, c’est de celle de Jésus. Son humanité m’est attestée par les beaux récits, naïfs, sincères, des Évangiles, que jamais un abstracteur de quintessence idéologique n’eût pu inventer : car ils abondent en traits spontanés et imprévus, comme l’apparence de faits dans la nature ; et tantôt ils livrent des faiblesses des narrateurs, que ceux-ci étaient les seuls à connaître, tantôt les grandes paroles qu’ils transmettent passent trop haut par-dessus leurs têtes, pour qu’elles aient pu sortir de leurs âmes probes, mais timorées.”

 

rolland

Romain Rolland (29 januari 1866 – 30 december 1944)

 

De Poolse schrijfster Olga Tokarczuk is in Sulechów, dichtbij Zielona Góra, geboren op 29 januari 1962. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007.

 

Uit: Playing Many Drums

 

Sipping his drink of fine Polish vodka the stewardess brought him, he remembered the dream he’d had the night before his trip (according to the school of psychology he represented, dreams were the litmus test of reality). He had dreamed of a crow, and in the dream he had played with the big black bird. One could say – yes, he had the courage to admit it to himself – that he had petted the bird, like a little puppy. In his school’s symbolical system, the crow represented change, something new and good. He ordered another drink.

The airport in Warsaw was surprisingly small and draughty. He congratulated himself on having brought his cap with the ear flaps, a souvenir from his trips to Asia. He caught sight of his Beatrice immediately. Small and pretty, she was standing at the exit holding up a card with his name on it. They got into a tiny, beat-up car and she told him the plan for the coming week while nervously driving him around the sad, sprawling space of the city. Today was Saturday, a free day on the schedule. They would have dinner together and he could rest. Tomorrow was Sunday – a meeting at the university with students. (Yes, she said suddenly, it’s a little nerve-wracking right here. He looked out the window but didn’t notice anything in particular). Then a lecture to a psychology journal, then dinner. On Monday, if he wanted, a tour of the city. On Tuesday he had a meeting with psychiatrists at some institute; he was in no state of mind to remember the specific names of these places. On Wednesday they would drive to the university in Cracow. Professor Andrews’ school of psychology enjoyed great respect there. On Thursday, Auschwitz – he had requested that himself. To be in Poland and not go to Auschwitz… Then on Thursday evening they would return to Warsaw. On Friday and Saturday there were all-day workshops for practical psychologists. On Sunday, the flight home.“

 

Olga

Olga Tokarczuk (Sulechów, 29 januari 1962)

 

De Australische literatuurwetenschapper en publiciste Germaine Greer werd geboren in Melbourne op 29 januari 1939. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007.

 

Uit: Whitefella Jump Up: The Shortest Way To Nationhood

 

“Observers of white Australian life are struck by the degree of segregation between the sexes, which cannot be explained by the prevailing mores of the countries they came from. Aboriginal society, too, is deeply segregated; men and women are used to spending long periods in the company of their own sex. The more important the occasion and the larger the gat
hering, the more likely it is that women will gather in one area and men in another, just as white Australian men gather round the beer keg, leaving the women to talk among themselves. One explanation of the Australian mania for sport of all kinds is that sport is the only remaining area of human activity that is still rigorously segregated.

Australian English is studded with Aboriginal words; the unmistakable intonation and accent bear the imprint of Aboriginality. The Anglo-Celt settlers came with Scotch and Irish brogues, and the burrs of provincial England. The Australian accent bears scant resemblance to any of these. When I first heard blackfellas speak, I stupidly thought that they were imitating the way whitefellas speak, which just shows how upside-down gubbas’ assumptions can be. The transfer must have happened the other way about; the broad flat vowels, complex diphthongs and murmuring nasalities of spoken Australian English must have come to us from Aboriginal languages.”

 

Greer

Germaine Greer (Melbourne, 29 januari 1939)

 

De Duitse schrijfster Mirjam Müntefering werd geboren op 29 januari 1969 in Neheim. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007.

Uit: Luna und Martje

 

„Luna führt sie ins Wohnzimmer, dessen Wände wiederum tapeziert sind mit Büchern. Selbst die große Fensterfront, um den Rahmen der Tür herum sind Regale gezogen, in denen sie sich zu Dutzenden und Hunderten tummeln.
Martje steht staunend mitten im Raum.
„Hat dein Schlafzimmer auch so viele Bücherregale?“, erkundigt sie sich und bereut im gleichen Augenblick, auch nur den Gedanken zu dieser Frage gefasst zu haben. Luna scheint amüsiert.
„Nein, so viele nicht. Es sind nur ein paar ganz wenige dort. Die, die dorthin gehören.“
„Welche Bücher gehören denn, um Himmels Willen, ins Schlafzimmer?“, entfährt es Martje.
Sie sehen sich an und wenden sich beide verlegen ab.
„`Der Löwe ist los´ zum Beispiele“, räuspert Luna sich. „Oder `Der kleine dicke Ritter´. Meine alten Kinderbücher eben, die ich rübergerettet habe in mein Erwachsenenleben.“
Martje hätte gern eine Bratpfanne zur Hand, um sie sich selbst gegen die Stirn zu schlagen.
Welche Bücher gehören denn ins Schlafzimmer?
Wie kann sie nur so was fragen?
Und jetzt diese Stille“.

 

Muentefering_Miriam

Mirjam Müntefering (Neheim, 29 januari 1969)

 

De Turks-Duitse dichteres en schrijfster Serap Çileli werd geboren op 29 januari 1966 in Mersin. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007.

 

Unbeantwortete Fragen der Demokratie

 

Was verschleierst du, meine Schwester?
Die Wunden deiner Erfahrungen und Erinnerungen?
Deine Wut und Hass im Bauch?
Deine stummen Schreie?
Deine wahre Natur?

Was ist es, wonach du suchst, meine Schwester?
Nach den angeborenen Rechten des Individuums?
Nach einer würdigen und gleichberechtigten Welt?
Nach einem Leben ohne Nötigung?
Nach einer Welt, also, die es nicht gibt?

Wonach sehnst du Dich?
Nach Liebe, Geborgenheit und Zuneigung?
Wovon träumst du, meine Schwester?
Nach Freude am Leben und Hoffnung ohne Leid?
Wonach hungern deine Seele und dein Herz?
Nach Vergessen oder Gerechtigkeit?

Wach auf, meine Schwester, mach Dich frei.
Wach auf und sei der du bist.

 

serap-cileli

Serap Çileli (Mersin, 29 januari 1966)

 

De Duitse schrijver Gert Hofmann werd geboren op 29 januari 1931 in Limbach in Sachsen. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007.

 

Uit: Die kleine Stechardin

 

Einmal, vor vielen, vielen Jahren, stieg der Professor Lichtenberg in seinen Rederock und wollte mal vors Haus. Er wollte das Wetter kennenlernen. Weil er eitel war, hatte der Rederock versilberte Knöpfe. Von denen verlor er gern einen. Dann kroch er in seiner Wohnung im Gotmarstraßenflügel herum und rief: Wo ist er wieder hin? Beim Kriechen, zwischen den Stühlen hindurch, wurde es dann deutlich: Er hatte einen Buckel! Beschreiben wir ihn schnell!

Der Buckel war enorm!

Lichtenberg selber kann nicht viel größer als einen Meter dreiundvierzig gewesen sein. So zog er durch die Welt. So zog er um sein Haus herum und aus der Stadt hinaus. Er kam aber immer wieder. Manchmal trug er einen Hut, meistens trug er keinen. Sie nannten ihm “ein Kerlchen wie ein Kobold” oder “unsere Kröte”.

 

hofmann

Gert Hofmann (29 januari 1931 – 1 juli 1993)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 28 januari 2007.

De Amerikaanse schrijfster Muna Lee werd geboren op 29 januari 1895 in Raymond, Mississippi.

De Duitse schrijver en dichter Johann Gottfried Seume werd geboren op 29 januari 1763 in Posema, Sachsen-Anhalt.

Anton Tsjechov, Romain Rolland, Olga Tokarczuk, Germaine Greer, Mirjam Müntefering, Serap Çileli, Muna Lee, Gert Hofmann, Johann Gottfried Seume

Anton Pavlovitsj Tsjechov werd geboren op 29 januari 1860 in Taganrog, een havenstad in Zuid-Rusland, als derde zoon van een kruidenier. In 1876 vluchtte zijn vader voor schuldeisers naar Moskou. Anton bleef in Taganrog om er het gymnasium af te maken. Drie jaar later, in 1879, voegde de jonge Tsjechov zich bij zijn familie in Moskou en begon hij zijn studie medicijnen. In 1880 publiceerde Tsjechov zijn eerste humoristische verhaal onder het pseudoniem Antosja Tsjechonte. In 1884 studeerde hij af als arts en begon hij een eigen praktijk, die hij echter twee jaar later alweer sloot om zich volledig aan het schrijven te wijden. In 1887 ging zijn toneelstuk Ivanov in première. In 1888 ontving Tsjechov de Poesjkinprijs voor de bundel In de schemering. In 1896 ging het toneelstuk De Meeuw in première: ook dit werd een groot fiasco! Tsjechov nam zich voor nooit meer een toneelstuk te schrijven. In 1897 openbaarde zich tuberculose. Tsjechov kocht een landgoed bij Jalta op de Krim. De opvoering van De Meeuw was toen in Moskou inmiddels een succes. In 1899 ging Oom Vanja in première met Olga Knipper als Sonja. Deze première verliep succesvol. Een jaar later al kwam het stuk De drie zusters. Tsjechov trouwde in 1901 met Olga Knipper. In 1903 ging zijn gezondheidstoestand snel achteruit. Hij schreef nog wel De Kersentuin. In 1904 vertrok hij naar het Duitse kuuroord Badenweiler waar hij overleed aan de gevolgen van gevorderde tuberculose.

Uit: Wolodja (Vertaald door Alexander Eliasberg)

„Wolodja, ein siebzehnjähriger, unschöner, kränklicher und schüchterner Junge saß an einem Sonntag, gegen fünf Uhr nachmittags in einer Gartenlaube an der Schumichinschen Landwohnung und langweilte sich. Seine wenig lustigen Gedanken bewegten sich in drei Richtungen. Erstens, hatte er morgen, Montag ein Examen in der Mathematik; er wußte, daß ihm, wenn er die schriftliche Aufgabe nicht machen würde, die Relegation bevorstand, da er in der sechsten Klasse schon einmal sitzengeblieben war und dreieinviertel als Jahresnote in der Algebra hatte. Zweitens, bereitete der Aufenthalt bei den Schumichins, der reichen Familie mit Prätentionen auf Aristokratismus, unaufhörliche Schmerzen seinem Ehrgeize. Ihm schien es, daß Frau Schumichin und ihre Nichten ihn und seine Mutter als arme Verwandte und Schmarotzer ansahen, daß sie seine Mama wenig achteten und über sie lachten. Einmal hatte er zufällig gehört, wie Frau Schumichin ihrer Kusine Anna Fjodorowna auf der Veranda sagte, daß seine Mama sich noch immer um jeden Preis jugendlich und schön machen wolle, daß sie ihre Kartenverluste niemals bezahle und eine Vorliebe für fremdes Schuhwerk und fremde Zigaretten habe. Wolodja flehte seine Mutter tagtäglich an, die Schumichins nicht mehr zu besuchen; er schilderte ihr die traurige Rolle, die sie bei diesen Herrschaften spielte, suchte sie zu überreden, wurde zuweilen auch grob, aber die leichtsinnige, verhätschelte Mama, die in ihrem Leben schon zwei Vermögen – ihr eigenes und das ihres Mannes – durchgebracht hatte und stets zu den vornehmsten Kreisen tendierte, wollte ihn nicht verstehen, und Wolodja mußte sie zweimal in der Woche auf die ihm verhaßte Landwohnung begleiten.”

Tsjechov

AntonTsjechov (29 januari 1860 – 15 juli 1904)

 

Romain Rolland werd geboren op 29 januari 1866 in een rooms-katholiek gezin in Clamecy, maar brak met het katholieke geloof. Hij bleef zijn hele leven wel een religieus mens. Rolland wilde musicus worden, maar werd hierin tegengewerkt door zijn ouders. Hij studeerde aan het École française in Rome, alwaar hij sterk onder de invloed kwam van de Duitse Malvida von Meysenbug. Von Meysenbug die o.a. bevriend was met Friedrich Nietzsche en Richard Wagner, maakte hem bewust van de nauwe band tussen Frankrijk en Duitsland. In Rome schreef hij zijn eerst drama’s: Empédocle en Orsino, die echter niet werden opgevoerd. Terug in Frankrijk werd hij lector van de École normale supérieure van Parijs. Tussen 1904 en 1912 verscheen zijn 17-delige Jean Christophe, een fictieve biografie over een geniaal musicus (Ludwig van Beethoven) en toont hij tegelijk de nauwe verbondenheid tussen Frankrijk en Duitsland. Nadien schreef hij veel werken voor het volkstoneel en drama’s over de Franse Revolutie. In 1913 ontving hij de grote prijs van de Acádemie Française voor Jean Christophe. In 1916 ontving hij de Nobelprijs voor de literatuur. Hij aanvaardde de prijs en gaf de daaraan verbonden geldprijs aan het Rode Kruis.

 

Uit: Jean Christophe

 

“From behind the house rises the murmuring of the river. All day long the rain has been beating against the window-panes; a stream of water trickles down the window at the corner where it is broken. The yellowish light of the day dies down. The room is dim and dull.

 

The new-born child stirs in his cradle. Although the old man left his sabots at the door when he entered, his footsteps make the floor creak. The child begins to whine. The mother leans out of her bed to comfort it; and the grandfather gropes to light the lamp, so that the child shall not be frightened by the night when he awakes. The flame of the lamp lights up old Jean Michel’s red face, with its rough white beard and morose expression and quick eyes. He goes near the cradle. His cloak smells wet, and as he walks he drags his large blue list slippers, Louisa signs to him not to go too near. She is fair, almost white; her features are drawn; her gentle, stupid face is marked with red in patches; her lips are pale and’ swollen, and they are parted in a timid smile; her eyes devour the child–and her eyes are blue and vague; the pupils are small, but there is an infinite tenderness in them.

 

The child wakes and cries, and his eyes are troubled. Oh! how terrible! The darkness, the sudden flash of the lamp, the hallucinations of a mind as yet hardly detached from chaos, the stifling, roaring night in which it is enveloped, the illimitable gloom from which, like blinding shafts of light, there emerge acute sensations, sorrows, phantoms–those enormous faces leaning over him, those eyes that pierce through him, penetrating, are beyond his comprehension!… He has not the strength to cry out; terror holds him motionless, with eyes and mouth wide open and he rattles in his throat. His large head, that seems to have swollen up, is wrinkled with the grotesque and lamentable grimaces that he makes; the skin of his face and hands is brown and purple, and spotted with yellow….

 

“Dear God!” said the old man with conviction: “How ugly he is!”

 

Rolland

Romain Rolland (29 januari 1866 – 30 december 1944)

 

De Poolse schrijfster Olga Tokarczuk is in Sulechów, dichtbij Zielona Góra, geboren op 29 januari 1962. Zij studeerde psychologie aan de Universiteit van Warschau. Tijdens haar studie werkte ze als vrijwilligster met geestelijk zieke patiënten. Na de afronding van haar studie in 1989 werkte Tokarczuk als therapeute in het Centrum voor Geestelijke Gezondheid. Na het succes van haar eerste romans stopte ze met het werk en wijdde ze zich aan het schrijven. Samen met haar man begon ze ook de uitgeverij Ruta. Olga Tokarczuk debuteerde in 1997 met proza in het weekblad Na przełaj. In de jaren tachtig verscheen enkele van haar gedichten in een bijlage van het tijdschrift Okolice. Tegenwoordig overheersen in haar werk vooral korte prozavormen en romans. Daarnaast is ze auteur van essays en talloze artikelen in tijdschriften voor literatuur en psychologie, die ze onder andere in Nowy Nurt, Czas Kultury, Kultura, Kresy en Charaktery publiceerde.

Uit: Letzte Geschichten  (vertaald door Esther Kinsky)

„Auf den kleinen Seitenstraßen sieht man im Winter nicht die weißen Linien. Nur an den Schneehaufen, die sich am Straßenrand türmen, zeichnet sich der Verlauf der Straße grob und ungefähr ab. Die Autoscheinwerfer bohren sich in die unförmigen Hügel am Rand, doch sie enthüllen nur halbkreisförmige Ausschnitte einer beweglichen Bühne, die sich immer weiter nach vorn verschiebt, in der Hoffnung, daß sie ihren Schauspieler schließlich aus der Dunkelheit hervorholen wird. Die Fernscheinwerfer sind völlig nutzlos, sie entlocken dem Dunkel nur die milchigen winterlichen Dunstschwaden, die über der Welt hängen.
     “Gefrorener Leichenatem”, denkt die Frau am Steuer des Autos. “Leichenatem” ist ein Oxymoron, das eine Wort steht im Widerspruch zum anderen, doch auf merkwürdige Weise ergeben sie zusammen einen Sinn. Gleich kommt sie an eine größere Kreuzung, wo sie nach rechts abbiegen wird, in Richtung Süden, und an der Landesstraße wird sie mit Sicherheit ein Motel oder eine Pension finden. Hier wimmelt es von Pensionen, dauernd springen ihr aus der Dunkelheit die Schriftzüge entgegen: “Zimmer frei”, “Zimmer”, “Ferien auf dem Bauernhof”, auf Bretter gemalt, die an Zäune oder Bäume am Straßenrand genagelt sind. Das Radio murmelt vor sich hin, eine Diskussion zieht sich träge in die Länge, die Frau hört nicht zu.“

Tokarczuk

Olga Tokarczuk (Sulechów, 29 januari 1962)

 

De Australische literatuurwetenschapper en publiciste Germaine Greer werd geboren in Melbourne op 29 januari 1939. Ze wordt in het algemeen beschouwd als een zeer invloedrijk feministe. Ze is gepensioneerd hoogleraar literatuurwetenschappen aan de Universiteit van Warwick (Engeland) en was tevens hoogleraar aan de Universiteit van Cambridge.Een van haar bekendste boeken is De vrouw als eunuch (The female Eunuch) uit 1970. Germaine Greer provoceerde met haar uitspraken en uitgaven. Eén van haar laatste werken was een boek met foto’s met erotisch geëtaleerde mannelijke tieners.

Werk o.a.: The Obstacle Race:The Fortunes of Women Painters and Their Work (1980), Sex and Destiny: The Politics of Human Fertility (1984), One Hundred Poems by Women (2001), Shakespeare: A Very Short Introduction (2002), The Beautiful Boy (2003)

Uit: The Whole Woman (1999)

Our culture is far more masculinist than it was thirty years ago. Movies deal with male obsessions. Soccer is Britain’s most significant cultural activity. Computer use is spreading into every home, but more than 80 percent of Internet users are male.
Women are ignored by manufacturers of video games, which are mostly war games of one sort or another. Popular music is split as never before; the consumers of commercial pop are female; the rock music that appeals to men is deliberately, unbelievably and outrageously misogynist. While women were struggling to live as responsible dignified adults, men have retreated into extravagantly masculinist fantasies and behaviours.
Every day, terrible revenges are enacted on women who have dared to use their new privileges. Female military recruits are sexually abused and harassed, young policewomen subjected to degrading ordeals, and hideous brutality inflicted on women apparently simply because they are female.
On every side, we see women troubled, exhausted, lonely, guilty, mocked by the headlined success of the few. The reality of women’s lives is work–most of it unpaid and, what is worse, unappreciated. Every day, we hear of women abused; every day, we hear of new kinds of atrocities perpetrated on the minds and bodies of women; yet every day, we are told that there is nothing left to fight for.
Even if it had been real, equality would have been a poor substitute for liberation; fake equality is leading women into double jeopardy. The rhetoric of equality is being used in the name of political correctness to mask the hammering that women are taking.
When The Female Eunuch was written, our daughters were not cutting or starving themselves. On every side, speechless women endure endless hardship, grief and pain, in a world system that creates billions of losers for every handful of winners.
It’s time to get angry again. “

Greer

Germaine Greer (Melbourne, 29 januari 1939)

 

De Duitse schrijfster Mirjam Müntefering werd geboren op 29 januari 1969 in Neheim. Ze is de dochter van de SPD-politicus Franz Müntefering. In haar jeugd was zij actief voor de jonge socialisten. (Jusos). Zij studeerde aan de Ruhr-Universität in Bochum theater- en filmwetenschappen en kreeg een opleiding als televisiejournaliste. Thema’s in haar werk zijn burgerlijkheid en de middenklasse. Ook homoerotische thema’s vormen een belangrijke thematiek in haar werk.

Uit: Verliebt in Camilla

„Iris wendet sich ihr zu und legt ihr die Hand auf die Schulter. “Reg dich doch nicht so auf. Du wolltest ihn doch vergessen”, ermahnt sie Dunja sanft. “Du weißt doch, dass dir das nicht gut tut, ihm so hinterherzuschmachten. Das erniedrigt und demütigt dich.”
Dunja reißt sich zusammen, reckt den Kopf nach oben und wischt sich die Haare aus der Stirn.
“Stimmt”, sagt sie dann fest und kneift ihre Lippen zu einem dünnen Strich zusammen.
Ich finde, manchmal würde sie auch eine super Schauspielerin abgeben. Immer dann, wenn sie in ihrem Kopf ihren eigenen dramatischen Film dreht, in dem sie natürlich die Hauptrolle spielt.
“Und wann trefft ihr zwei euch dann allein, um den Text zu lernen?”, will Iris von mir wissen.
“Ich weiß nicht mehr so genau”, stammele ich.
“Wieso weißt du das nicht mehr?”, faucht Dunja, fasst sich aber gleich wieder und fährt dann zuckersüß fort: “So was kann man doch nicht einfach vergessen.”
Ich spüre, dass auf meiner Stirn lauter kleine Runzelfalten entstehen. Vor Verwirrung.
“Ich weiß es einfach nicht mehr. Ich war so aufgeregt. Schließlich war es das erste Treffen nach den Ferien. Und dann war da auch noch Camilla. Und die hat immer so seltsam geguckt. Ich meine, eigentlich nicht wirklich seltsam. Es kam mir wahrscheinlich nur so vor. Aber trotzdem war ich total durcheinander deswegen und da hab ich … es einfach vergessen.” Meine Stimme wird immer leiser und ich fühle deutlich, wie mir das Blut in den Kopf steigt. Jetzt werd ich vor meinen beiden besten Freundinnen auch noch rot.”

Muentefering

Mirjam Müntefering (Neheim, 29 januari 1969)

 

Serap Çileli is een Duitse schrijfster van Turkse komaf. Zij werd geboren op 29 januari 1966 in Mersin, in Turkije. Zij werd verloofd toen zij twaalf was en ontkwam aan het huwelijk door een zelfmoordpoging. Toen zij 15 jaar was werd zij tegen haar wil oppnieuw uitgehuwelijkt an een man die tien jaar ouder was. Na de geboorte van haar twee kinderen lukte het haar een scheiding te bewerkstelligen en door een list haar twee kinderen te behouden. Tegenwoordig is ze een zeer gevraagde expert en raadgeefster voor andere vrouwen in nood. Zij woont op een voor haar familie geheim gehouden adres in het Odenwald. Zij ontving voor haar werk het Bundesverdienstkreuz.

Frei sein

Leben möchte ich ohne Angst,
frei Leben ohne Gewalt.

Frei sein ohne Ketten,
frei ohne Rollenzwänge und Normen.

Frei, um ja oder nein zu sagen.

Frei, um meine Schwächen zu zeigen,
weil auch du nicht fehlerfrei bist,
so frei, um Gefühle geben zu können, ohne Zwang, ohne Scham.

Frei sein von Tränen aus Trauer,
möchte frei lachen, wie so manches Kind, aus der Seele.

Träume träumen und keine Albträume mehr.

Leben möchte ich in unbegrenzter Freiheit,
frei um Wege zu gehen, ohne gebunden zu sein.

Frei leben und nicht gelebt werden
,
frei und
ohne Gewalt, dass es anderen Mut macht.

Serap_Çileli

Serap Çileli (Mersin, 29 januari 1966)

 

De Amerikaanse schrijfster Muna Lee werd geboren op 29 januari 1895 in Raymond, Mississippi. Zij begon haar literaire loopbaan als dichteres. Als vertaalster en promotor van de Latijns-Amerikaanse literatuur leverde zij een grote bijdrage aan de Panamerikaanse literaire traditie. Lee was tevens een feministe en belangrijk voorvechtster van de vrouwenbeweging, vooral op het gebied van gelijke rechten. Zij was de oprichtster van de Inter-American Commission of Women.

Behind the House is the Millet Plot

Behind the house is the millet plot,
And past the millet, the stile;
And then a hill where melilot
Grows with wild camomile.

There was a youth who bade me goodby
Where the hill rises to meet the sky.
I think my heart broke; but I have forgot
All but the smell of the white melilot.

 

Lee

Muna Lee (29 januari 1895 – 3 april 1965)

 

De Duitse schrijver Gert Hofmann werd geboren op 29 januari 1931 in Limbach in Sachsen. In 1948 verhuisde zijn familie naar Leipzig. In 1951 verliet Hofmann de DDR en ging naar Freiburg im Breisgau, waar hij zijn studies moderne talen, sociologie en politicologie voortzette. In 1957 promoveerde hij op Henry James tot doctor in de filosofie. Hofmanns literaire werk bestaat uit hoorspelen en theaterstukken die in het begin van de jaren zestig ontstonden. Vanaf 1979 publiceerde hij een reeks verhalen en romans die hem bekend maakten bij een groter publiek.

Uit: Zur Phänomenologie des Snobs (Erzählungen, 2005)

Nach dem Begräbnis

„Während meine junge Frau und ich am Mittwochnachmittag unseren guten Kaspar auf dem Friedhof begraben haben, ist in unsere bescheidene, für unsere Verhältnisse aber schon zu teure Altbauwohnung hinter unserem Rücken ein neuer Mieter eingezogen. Noch ist Kaspar nicht von der Erde bedeckt, und schon sitzt ein anderer auf seinem Stuhl, ißt von sei
nem Teller, schläft in seinem Bett und schaut aus seinem Fenster hinaus. Noch haben wir bei unserer Rückkehr die Treppe nicht erstiegen, und schon fällt unser Blick auf das Kärtchen, das er an unsere Tür gezweckt hat: Popper, Opernsänger. Kennst du ihn, frage ich, indem ich, um den Namen zu lesen, in dem dunklen Treppenhaus ein Streichholz anzünde und mich wie in Verehrung vor seiner Karte neige. Nein, sagt meine Frau. Ich auch nicht, sage ich, hoffentlich ist er verträglich. Und warum sollte er nicht verträglich sein, sagt meine junge Frau, die von dem langen Begräbnis – einer nach dem anderen wollte an Kaspars Grab seine kleine Rede halten – noch ganz erschöpft ist. Weil er uns hätte fragen können, ehe er seine Karte an unsere Türe zweckt, sage ich. Aber es ist ja nun auch seine Tür, sagt sie. Richtig, sage ich. Und sage mir, daß es für Streitereien ja auch keine Gründe gibt. Der Wohnungsbesitzer, dessen Untermieter wir sind, lebt, wie wir wissen, weit von uns entfernt, unsere Wohnung ist geräumig, ihre Mauern sind dick, auf dem Gang ist ein Teppich ausgerollt, und wir haben unsere eigene kleine Toilette und Dusche, so daß wir mit dem Opernsänger, außer der Wohnungstür, nichts werden teilen müssen. Und dann sind wir ja im sicheren Besitz der besten zwei Zimmer in der Vierzimmerwohnung, in den anderen, viel kleineren, hatte Kaspar gewohnt.“

 

Hofmann

Gert Hofmann (29 januari 1931 – 1 juli 1993)

 

De Duitse schrijver en dichter Johann Gottfried Seume werd geboren op 29 januari 1763 in Posema, Sachsen-Anhalt. Hij studeerde theologie in Leipzig. In 1781 werd hij op weg naar Parijs gevangen genomen, gedwongen dienst te nemen in het leger en naar de VS verkocht om te vechten in de burgeroorlog. Zover kwam het niet, maar het zou niet de laatste keer zijn dat hij in het leger gedwongen werd. Eenmaal vrij man maakte hij vanaf 1801 heel wat voetreizen door Europa, o.a. naar Syracuse, Finland, Rusland en Zweden.

 

Uit: Spaziergang nach Syrakus im Jahre 1802

 

„Der Weg zwischen Triest und Venedig ist außerordentlich wasserreich; sehr viele große und kleine Flüsse kommen rechts von den Bergen herab, unter denen der Tagliamento und die Piave die vorzüglichsten sind. Zwischen Codroipo und Valvasone ging ich über den Tagliamento in vier Stationen, auf dem Rücken eines großen, ehrenfesten Charons, der seine langen Fischerstiefeln bis an die Taille hinaufzog. Der Fluß war jetzt ziemlich klein; und dieses ist zu solcher Zeit die Methode Fußgänger überzusetzen. Sein Bett ist über eine Viertelstunde breit und zeigt, wie wild er sein muß, wenn er das Bergwasser herabwälzt. Wenn die Bäche groß sind, mag die Reise hier immer bedenklich sein; denn man kann durchaus an den Betten sehen, welche ungeheuere Wassermenge dann überall herabströmt. Jetzt sind alle Wasser so schön und hell, daß ich überall trinke: denn für mich geht nichts über schönes Wasser. Die Wohltat und den Wert davon zu empfinden, mußt Du Dich von den Engländern einmal nach Amerika transportieren lassen, wo man in dem stinkenden Wasser fingerlange Fasern von Unrat findet, die Nase zuhalten muß, wenn man es durch ein Tuch geschlagen trinken will, und doch noch froh ist, wenn man die kocytische Tunke zur Stillung des brennenden Durstes nur noch erhält. So ging es uns, als wir in den amerikanischen Krieg zogen.“

seumepor

Johann Gottfried Seume (29 januari 1763 – 13 juni 1810)
Krijttekening van Wilhelm von Kügelgen, ca 1805