Solstice (Tess Taylor), Vikram Seth, Mohamed Mbougar Sarr, Anne Carson

 

 

The June light sun door Rob van Hoek, z.j.

 

Solstice

How again today our patron star
whose ancient vista is the long view

turns its wide brightness now and here:
Below, we loll outdoors, sing & make fire.

We build no henge
but after our swim, linger

by the pond. Dapples flicker
pine trunks by the water.

Buzz & hum & wing & song combine.
Light builds a monument to its passing.

Frogs content themselves in bullish chirps,
hoopskirt blossoms

on thimbleberries fall, peeper toads
hop, lazy—

            Apex. The throaty world sings ripen.
Our grove slips past the sun’s long kiss.

We dress.
We head home in other starlight. 

Our earthly time is sweetening from this.

 

Tess Taylor (El Cerrito, 24 oktober 1977)
El Cerrito

 

De Indische dichter en schrijver Vikram Seth werd geboren op 20 juni 1952 in Kolkata. Zie ook alle tags voor Vikram Seth op dit blog.

Uit: De geschikte jongen (Vertaald door Christien Jonkheer en Babet Mossel)

“Ook jij gaat trouwen met een jongen die ik heb uitgezocht”, zei Rupa Mehra vastberaden tegen haar jongste dochter. Lata hield zich doof voor het moederlijk machtsvertoon door om zich heen te kijken in de grote, met lampen verlichte tuin van Prem Nivas. De bruiloftsgasten stonden bijeen op het gazon. “Hmm”, zei ze. Dat ontstemde Rupa Mehra nog meer. “Ik weet wat dat turun van jou betekent, jongedame, en je moet goed begrijpen dat ik in deze kwestie geen hmm tolereer. Ik weet heus wat het beste is. Ik doe het allemaal voor jullie bestwil. Denk je soms dat ik het zo makkelijk vind om alles voor mijn vier kinderen te moeten regelen zonder Zijn hulp?” Haar neus liep rood aan bij de gedachte aan haar echtgenoot, die op dat moment, daar was ze van overtuigd, ergens daarboven welwillend in hun vreugde deelde. Mevrouw Mehra geloofde natuurlijk in reïncarnatie, maar op bijzonder geëmotioneerde momenten stelde ze zich voor dat wijlen Raghubir Mehra nog voortleefde in de gedaante waarin ze hem bij zijn leven had gekend: de robuuste, vrolijke gedaante van de jonge veertiger, voordat hij door te hard werken midden in de Tweede Wereldoorlog die hartaanval had gekregen. Acht jaar geleden, acht jaar, bedacht Rupa Mehra diepbedroefd. Lata sloeg haar arm goedmoedig maar niet bepaald bezorgd om haar moeders schouder en zei: “Kom nou, Ma, op de trouwdag van Savita mag u niet huilen: Als Hij er nog was, had ik mijn eigen bruidssari kunnen aantrekken, die van patola-zijde met goudweefsel”, verzuchtte Rupa Mehra. “Maar die is te overdadig voor een weduwe”. “Ma!” zei Lata, geërgerd omdat haar moeder steevast munt sloeg uit elke situatie die zich voor haar sentimenten leende. “Iedereen kijkt naar u. Ze willen u feliciteren, en als ze u zo zien huilen, snappen ze er niks meer van”. Verscheidene gasten maakten inderdaad een namasté voor mevrouw Mehra en lachten haar vriendelijk toe; de fine fleur van Brahmpur, zag ze tot haar voldoening. “Dan zien ze het maar!” zei mevrouw Mehra obstinaat, en haastig bette ze haar ogen met een naar eau de cologne geurend zakdoekje. “Ze denken toch dat het van blijdschap is omdat Savita trouwt. Alles wat ik doe, doe ik voor jullie, en niemand is me dankbaar. Nu heb ik zo’n prima jongen voor Savita uitgezocht, en toch loopt iedereen alleen maar te klagen”. Lata bedacht dat de zachtaardige, lichtgetinte, mooie Savita zelf als enige van de vier broers en zusters niet over de keus had geklaagd. “Hij is aan de magere kant, Ma”, zei Lata wat tactloos. Dat was nog zacht uitgedrukt. Pran Kapoor, die straks haar zwager zou zijn, was vel over been — een donkergetinte sliert, en astmatisch bovendien. “Mager? Wat zegt dat nou? Iedereen wil tegenwoordig mager zijn. Zelfs ik heb de hele dag moeten vasten, terwijl dat niet goed is voor mijn suiker. En als Savita niet klaagt, hoort iedereen blij met hem te zijn. Arun en Varun zeuren altijd; waarom hebben ze dan niet zelf een jongen voor hun zusje uitgezocht? Pran is een goeie, fatsoenlijke, beschaafde khatri-jongen”.

 

Vikram Seth (Kolkata, 20 juni 1952)

 

De Franstalige Senegaleseschrijver Mohamed Mbougar Sarr werd geboren in Dakar op 20 juni 1990. Zie ook alle tags voor Mohamed Mbougar Sarr op dit blog.

Uit: Een echte man (Vertaald door Jelle Noorman)

“Heb je dat filmpje gezien dat sinds een paar dagen rondgaat?” Helemaal in de roes van mijn orgasme wilde ik gaan slapen. Dat kon ik vergeten. In deze wereld klinkt er altijd wel een stem die je met de beste bedoelingen iets verschrikkelijks wil aandoen: je ontnuchteren. Ze gaf niet op: ‘Het staat op bijna alle telefoons in het land. Naar het schijnt was het zelfs even te zien op een tv-zender voordat het werd weggedraaid…’ Geen keus: ik moest wel terugkeren naar de ruimte van mijn slaapkamer, waar het rook naar zweetoksels en sigaretten, maar die vooral gevuld was met een geur die alle andere verstikte, de nadrukkelijke geur van seks, van haar seks. Dat unieke reukmerk zou ik uit duizenden hebben herkend, die geur van haar seks na de liefde, de geur van volle zee, die leek te ontsnappen aan een wierookvat uit het paradijs… De schemering greep om zich heen. Het was te laat om nog een idee te hebben van de tijd. Nacht. Toch wilden luide stemmen buiten van geen wijken weten: het wanordelijke koor van volk dat, vermoeid of niet, de lust tot slapen allang was vergaan. Ze praatten, als dat het woord is voor die zinnen zonder kop of staart, die onvoltooide monologen, die onverstaanbare fluisteringen, die schelle kreten, die onwaarschijnlijke opmerkingen, die geniale onomatopeeën, die zeikerige nachtpreken, die treurige liefdesverklaringen, die obscene krachttermen. Praten? Nee, zo kon je het echt niet noemen: ze lieten hun zinnen als moddervette sauzen uit hun mond druipen, in één lange stroom, ook al sloegen ze nergens op, zolang ze er maar uit vloeiden, zolang ze maar dat ene afwendden waar ze als de dood voor waren: de stilte, de verschrikkelijke stilte die elk van hen zou hebben gedwongen zichzelf te zien zoals hij werkelijk was. Ze dronken thee en legden een kaartje, ze dompelden zich onder in verveling en apathie, maar zogenaamd met stijl, met die hypocriete elegantie die onmacht het aanzien verleende van een keuze waarvoor enkelen plechtstatig het woord waardigheid gebruikten. M’n reet. In elke zin, elk gebaar legden ze het volle gewicht van hun bestaan, dat niets woog. De weegschaal van hun lot gaf geen krimp. De wijzer bleef op nul, het grote niets. Het allerergste was nog dat deze doodsstrijd zich niet afspeelde op een prachtig podium dat recht deed aan wat er op het spel stond; nee, dit alles geschiedde in de ultieme anonimiteit van stoffige, smerige, in duisternis verzonken straten. Maar goed ook, want als ze elkaar hadden kunnen zien, zouden ze zich collectief van het  leven hebben beroofd. Het was zo al treurig genoeg. Ze wachtten. God alleen wist waarop. Op Godot. Op de barbaren. Op de Tataren. Op de Syrten. Op het moment dat de wilde dieren gingen stemmen. God alleen wist op wie. Elke keer dat een van hen lachte, had ik het gevoel dat hij iets de lucht in schoot, een noodsignaal dat daar boven als een lichtkogel uiteenspatte.

 

Mohamed Mbougar Sarr (Dakar, 20 juni 1990)

 

De Canadese dichteres, essayiste en vertaalster Anne Carson werd geboren op 21 juni 1950 in Toronto. Zie ook alle tags voor Anne Carson op dit blog.

 

TANGO XIV. ALS JE ER MET JE HAND OVER STRIJKT OM DE GROOTTE TE SCHATTEN DENK JE EERST DAT HET STEEN IS DAN INKT OF ZWART WATER WAAR DE HAND WEGZAKT DAN EEN SCHAAL ELDERS WAARUIT JE GEEN HAND TERUGTREKT

Ik heb niet gewonnen vandaag. Maar wie weet win ik morgen.
Zei hij dan bij zichzelf terwijl hij de trappen afliep.
Toen won hij.

Maar goed ook want in de rook van de kamer bleek hij
zijn grootvaders boerderij in te zetten (die niet zijn eigendom was)
en veertigduizend dollar aan contanten (die wel).

Om het haar meteen te vertellen liep hij kletsvoetend over de stoep naar de
dichtstbijzijnde telefoon terwijl ‘s ochtends-vijf-uurregen op zijn nek kletterde.
Hallo.

Haar stem klonk ingebroken. Waar was je vannacht.
Schrik snijdt in zijn adem.
O nee

hij hoort haar nu nog een pijl uit de kleine pijlkoker kiezen en
in haar stem stijgt de woede rechtstandig als bomen omhoog en houdt
zijn hart overeind.

Alleen als ik bij jou wakker word voel ik me zuiver zegt hij ineens.
De gewoonteverleiding komt van beneden.
De hellekoning

schrijft met één vinger haar initialen als verschroeide voorwerpen op de ruit.
Zo glanst en zingt bij beproeving
het motto van een echtgenoot.

 

Vertaald door Marijke Emeis

 

Anne Carson (Toronto, 21 juni 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e juni ook mijn blog van 20 juni 2020 en eveneens mijn blog van 20 juni 2019 en ook mijn blog van 20 juni 2015 deel 2.

Onno Kosters, August Graf von Platen, Tess Taylor

De Nederlandse dichter Onno Kosters werd geboren op 24 oktober 1962 in Baarn. Zie ook alle tags voor Onno Kosters op dit blog.

 

Glasbewasser Laurent laat u weten


Lappen bij regen is gevaarlijk en zinloos.
Eind juni en wat rest er dan nog
van het om maar iets te noemen,
te hebben geroken, bekeken,
aanvaarde, juichende fluitekruid?
Van het stoere boerenworm-,
de distels lispelend in de wind,
van de iele margrieten naast de
schaamteloze klaprozen,
de klare, ware koekoeksbloem,
het zachte, zware, oogverblindend
mosterdzaad dat in de berm ontbrandt?
Zoelte, overdaad, zouthout?
Ligt het daar, platgeslagen, neer-
gemaaid en geen mens dat eraan
te pas kwam, als een betrapte
lingerie personality of the year
die zich vertwijfeld afvraagt
hoe ze dat nou konden weten.

Neergeregend. Vliegende vis
aan het eind van haar school.

Een onweer flitst hiernaast als in een flits
voorbij, niemand sproeit vanavond nog
zijn tuintje, het verschiet wordt
van achter vensters genoten,
ik huil me een bui van had ik jou daar,
zo alleen, zo ouder met uitzicht
over het komdal tot aan de hoge kim.

••
Daar aan de hoge kim: daar
verzamelde zich het noodweer;
duistere hooligans die de boel
’s flink gaan lopen verzieken
voor de zwijgende meerderheid,
daar dus, het weerlicht, daar, hoor,
het dondert, en tot mijn verbazing
hier, boven het paradijselijke dal

twee buizerds op zo’n honderd meter
hoogte, stil cirkelend, loerend, de kop
een vederhelm, de vleugels getand,
waarvan er zich dan één,
met de precisie van zijn honger
en het geweten van de monnikskap
en anders dan wat zich daar op hetzelfde
moment in het woud boort, in een flits
op die ene versteende muis duikt.

En als het nou vervolgens opklaarde,
als er nou iets verhelderd zou zijn,
uitzicht als inzicht bij wijze van regen
als die dag dat de ramen toevalligerwijs
maar hoe kon het ook anders,
weet je nog, van binnen door mij
en door de glazenwasser van buiten
waren gedaan. Maar omgekeerd:
de optimale pixeldichtheid die we
de werkelijkheid noemen staarde me nu
als een klap in het gezicht. Zie hiernaast.

 

Onno Kosters (Baarn, 24 oktober 1962)

 

De Duitse dichter Karl August Georg Maximilian Graf von Platen–Hallermünde werd geboren op 24 oktober 1796 in Ansbach. Zie ook alle tags voor August Graf von Platen op dit blog.

 

Venetiaanse sonnetten

XIX

Dit labyrint van bruggen en van stegen,
Dat zich verstrikt in duizend kronkelingen,
Hoe lukt het mij ooit daardoorheen te dringen?
Hoe vind ik ooit het raadsel van die wegen?

Als ik San Marco’s toren heb bestegen,
Kan niets mijn weidse blikken nog bedwingen,
En uit de wonderen die mij omringen,
Ontstaat een beeld; de stad heeft vorm gekregen.

Ik groet daarginds de oceaan, de blauwe,
En hier de Alpen, die in brede schare
De eilandenlagune overschouwen.

En zie! daar kwam een moedig volk gevaren,
Om tempels en paleizen zich te bouwen
Op eiken palen midden in de baren.

 

XX

Hoe heerlijk is het, als de dag verkoelt,
Naar ginds te zien, waar schip en gondel zweven,
Als de lagune, spiegelglad gebleven,
Vervloeit en zacht Venetië omspoelt!

Daarna weer binnenwaarts getrokken voelt
Het oog zich, waar hoog naar de wolken streven
Paleis en kerk, waar een luidruchtig leven
Op elke trap van de Rialto woelt.

Een vrolijk volk van menig ledigganger
Krioelt hier rond, het is door niets te storen
En stoort ook nooit zijn trieste tegenhanger.

En ’s avonds komt het bij elkaar in koren,
Want op San Marco’s plein wil het de zanger,
En de verteller op de Riva horen.

 

Vertaald door Paul Claes

 

August Graf von Platen (24 oktober 1796 – 5 december 1835)

 

De Amerikaanse dichteres en academica Tess Taylor werd geboren op 24 oktober 1977 in El Cerrito, Californië, en ging naar de Berkeley High School. Ze behaalde een Bachelor of Arts-graad in Engelse en stedelijke studies aan Amherst College, een Master of Arts in journalistiek aan de New York University en een Master of Fine Arts in creatief schrijven en poëzie aan de Boston University. Taylor is de auteur van een chapbook en vier volledige dichtbundels. Haar chapbook, “The Misremembered World”, werd door Eavan Boland geselecteerd voor de inaugurele chapbook fellowship van de Poetry Society of America. Haar eerste boek, “The Forage House”, werd in 2013 gepubliceerd door Red Hen Press. In dit boek beschouwt Taylor, een blanke afstammelinge van Thomas Jefferson deze erfenis. Bij het verzamelen van materiaal voor dit boek ontving Taylor financiering van de American Antiquarian Society en het International Center for Jefferson Studies om gedurende twee zomers onderzoek te doen in Monticello, de belangrijkste plantage van Thomas Jefferson. Taylor’s tweede boek, “Work & Days”, bevat een kalendercyclus van 28 gedichten die het werk in kaart brengen van een jaar stage op een kleine boerderij in The Berkshires. “Work & Days” werd door The New York Times uitgeroepen tot een van de beste dichtbundels van 2016. In 2020 publiceerde Taylor “Last West: Roadsongs voor Dorothea Lange en Rift Zone. Last West: Roadsongs for Dorothea Lange werd uitgegeven door het Museum of Modern Art als onderdeel van de tentoonstelling Dorothea Lange: Words & Pictures”. “Rift Zone”, uitgegeven door Red Hen Press, is een poëzieboek dat breuklijnen, geschiedenis en huidige crises onderzoekt in Taylor’s geboorteplaats El Cerrito, Californië en in de hele staat. “Rift Zone” werd door The Boston Globe genoemd als een van de beste boeken van 2020. Taylor’s schrijven is op grote schaal gepubliceerd en verscheen in tijdschriften en tijdschriften zoals Poetry, Tin House, The Kenyon Review, Virginia Quarterly Review, The New Yorker, Travel + Leisure, The Atlantic, Harper’s Magazine en vele anderen. ] Ze levert regelmatig bijdragen aan CNN en is de on-air poëzierecensent voor NPR’s All Things Considered. Naast haar schrijven heeft Taylor literatuur en schrijven gedoceerd aan universiteiten in de VS en in het buitenland, waaronder Whittier College, UC Berkeley, Randolph College, Ashland University en Queen’s University Belfast in Noord-Ierland.

 

Mud Season

We unstave the winter’s tangle.
Sad tomatoes, sullen sky.

We unplay the summer’s blight.
Rotted on the vine, black fruit

swings free of the strings that bound it.
In the compost, ghost melon; in the fields(,)

grotesque extruded peppers.
We prod half-thawed mucky things.

In the sky, starlings eddying.
Tomorrow, snow again, old silence.

Today, the creaking icy puller.
Last night I woke

to wild unfrozen prattle.
Rain on the roof— a foreign liquid tongue.

 

May Day

They go, the early flags, the gory maples—
so too the daffodils & Lenten roses.
Other petals swirl & nights warm.

Buds thicken and cast shadows:
in a thunderstorm
I almost forget the ice that was.

Narcissi suckle watery paths;
meadows heap up emerald masses.
How green & I want to delight

except this undertow—it pulls so fast
passing before I recognize it—
like souls in Dante who can’t see the present,

white lilacs curdle in pre-summer heat.
The parade I barely noticed was beginning
is already halfway down the street.

 

Song with Shag Rug and Wood Paneling

My parents renovated that old home.
It is clean as a lobotomy.

The cracked linoleum’s erased.
Now new hardwood floors are gleaming.

Gone are gold shag rugs, the shade
of California August

on which I lay beneath the dustmotes
studying the drift of genome, species, phyla.

Gone is the cracked pink bathroom tile,
vanity of some 1940s bride;

gone the shameful faux wood paneling,
dark embarrassment of my teenage years.

They’ve added a backdoor to the kitchen
where night after night I fought with my mother—

& I, who spent a decade sending hatred
towards a glittering asbestos ceiling,

have only a distant dump to hate,
& the settling of old carcinogens:

My ancient vehemence is confounded
by a brightly lit new silence,

emptiness beneath the open vaulting.

 

Tess Taylor (El Cerrito, 24 oktober 1977

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e oktober ook mijn blog van 24 oktober 2018 en ook mijn blog van 24 oktober 2015 deel 2.