César Aira, Robert Gray, Toon Kortooms, Erich Kästner, Jef Geeraerts, Bernard Cornwell, Elisabeth Langgässer, David Kalisch, Samuel Pepys, Josephin Soulary, Henri Meilhac

De Argentijnse schrijver en vertaler César Aira werd geboren op 23 februari 1949 in Coronel Pringles. Zie ook mijn blog van 23 februari 2008.

 

Uit: How I Became a Nun (Vertaald door Chris Andrews)

 

MY STORY, THE STORY of “how I became a nun,” began very early in my life; I had just turned six. The beginning is marked by a vivid memory, which I can reconstruct down to the last detail. Before, there is nothing, and after, everything is an extension of the same vivid memory, continuous and unbroken, including the intervals of sleep, up to the point where I took the veil.

We had moved to Rosario. For the first six years of my life, Mom, Dad and I lived in the province of Buenos Aires, in a town of which I have no recollection and to which I have not returned since: Coronel Pringles. The big city (as it seemed, by contrast) made an enormous impression on us. Within a few days of our arrival, my father kept a promise he had made: to buy me an ice cream. It was to be my first, since ice cream was not to be had in Pringles. Dad, who had been to the city as a young man, had on various occasions sung the praises of this delicacy, which he remembered as a glorious treat, although he was not able to put its special charm into words. He had described it to me, quite rightly, as something the uninitiated could not imagine, and that was all it took to plant “ice cream” in my childish mind, where it grew, taking on mythic proportions.

We made our way on foot to an ice-cream store that we had noticed the previous day. In we went. Dad ordered a fifty-cent ice cream for himself, with scoops of pistachio, sweet cream, and whisky-kumquat; for me, he ordered a ten-cent cone with a single scoop of strawberry. I loved the pink color.“

 

Aira

César Aira (Coronel Pringles, 23 februari 1949)

 

De Australische dichter Robert Gray werd geboren op 23 februari 1945 in Port Macquarie en groeide op in een kleine plaats aan de noordkust van New South Wales, het decor van veel van zijn werk. Tegenwoordig woont hij in Sydney. Zijn eerste bundel Creekwater Journal verscheen in 1973. Hij geldt naast Les Murray als een van de belangrijkste Australische dichters en ontving vele prijzen, waaronder in 1990 de Patrick White Award.

 

 

Journey: the North Coast

 

Next thing, I wake up in a swaying bunk,
as though on board a clipper
lying in the sea,
and it’s the train, that booms and cracks,
it tears the wind apart.
Now the man’s gone
who had the bunk below me. I swing out,
cover his bed and rattle up the sash –
there’s sunlight rotating
off the drab carpet. And the water sways
solidly in its silver basin, so cold
it joins together through my hand.
I see from where I’m bent
one of those bright crockery days
that belong to so much I remember.
The train’s shadow, like a birds,
flees on the blue and silver paddocks,
over fences that look split from stone,
and banks of fern,
a red clay bank, full of roots,
over a dark creek, with logs and leaves suspended,
and blackened tree trunks.
Down these slopes move, as a nude descends a staircase,
slender white gum trees,
and now the country bursts open on the sea –
across a calico beach, unfurling;
strewn with flakes of light
that make the whole compartment whirl.
Shuttering shadows. I rise into the mirror
rested. I’ll leave my hair
ruffled a bit that way – fold the pyjamas,
stow the book and wash bag. Everything done,
press down the latches into the case,
that for twelve months I’ve watched standing out
of a morning, above the wardrobe
in a furnished room.

 

 

 

Harbour Dusk

 

She and I came wandering there through an empty park,

and we laid our hands on a stone parapet’s

fading life. Before us, across the oily, aubergine dark

of the harbour, we could make our yachts –

 

beneath an overcast sky, that was mauve underlit,

against a far shore of dark, crumbling bush.

Part of the city, to our left, was fruit shop bright.

After the summer day, a huge, moist hush.

 

The yachts were far across their empty fields of water.

One, at times, was gently rested like a quill.

They seemed to whisper, slipping amongst each other,

always hovering, as though resolve were ill.

 

Away off, through the strung Bridge, a sky of mulberry

and orange chiffon. Mauve-grey, each cloven sail –

like nursing sisters in a deep corridor, some melancholy;

or nuns, going to an evening confessional.

 

robert_grey

Robert Gray (Port Macquarie, 23 februari 1945)

 

De Nederlandse schrijver Toon Kortooms werd op 23 februari 1916 in Deurne geboren. Zie ook mijn blog van 23 februari 2007 en ook mijn blog van 23 februari 2008.

 

Uit: Mijn kinderen eten turf

 

Natuurlijk had hij iets staan voor vader Lange. Iets bijzonders! Toevallig beschikte Karel op die dag over twee gezonde armen en daarom kon hij weidse gebaren maken om de kwaliteiten van de automobiel uit te meten. ‘Een wagen, Wouter!’ riep hij. ‘Ik zal niet veel zeggen, alleen dit: geknipt voor jou en je gezin!’
Gezeten achter een borrel zei hij nog veel meer over het vervoersmiddel. Vader Lange kreeg de indruk, dat de heren Charles S. Rolls en Frederick H. Royce persoonlijk de hand hadden gehad in de vervaardiging van de wagen.
Na elke borrel werd de automobiel enormer, sterker en meer begerenswaard. Tenslotte stonden de mannen op en begaven zich naar de werkplaats. Achter een barricade van autobanden, uitgeklede motoren en losgeraakte bumpers stond hij. Een woeste kruising tussen een mechanische giraf en een van wielen voorziene buffel. Hij rustte enigszins scheefgezakt, op vier hoge spaakbenen, en zijn spatborden deden denken aan de wenkbrauwen van een nijdige dinosaurus. De koplampen staarden droef en doods voor zich uit. Een wagen als een
uitkijkpost, een vestingwerk op wielen.“

 

Toon_Kortooms_Deurne

Toon Kortooms (23 februari 1916 – 5 februari 1999)
Deurne: Buste van Kortooms door Jos Reniers

 

De Duitse schrijver, dichter en cabaretier Erich Kästner werd geboren in Dresden op 23 februari 1899. Zie ook mijn blog van 23 februari 2007 en ook mijn blog van 23 februari 2008.

 

Uit: Emil und die Detektive

 

Eigentlich ist Emil ja ein ganz passabler Junge. Er hilft seiner Mutter im Waschsalon, ist immer nett und hat Freunde. Aber doch ist da etwas, dass ihn selbst ein wenig belastet. Ist er doch, ohne, dass jemand davon weiß ein Verbrecher…. Hat er doch einer Statue im Park eine rote Nase und einen Schnurrbart verpasst und diese Schandtat wäre beinahe heraus gekommen.

Doch nun fährt er erst einmal nach Berlin, gemeinsam mit 140 DM, die er seiner Oma bringen soll. Dort wird er dann auch wieder Pony Hütchen, seine Cousine, treffen. Natürlich fährt man in eine solch große Stadt in seinem Sonntagsanzug und in diesen steckt Emil auch die 140 DM, damit er sie nicht verliert …

Nur auf der Zugfahrt schläft er plötzlich ein und träumt die wildesten Dinge von Hochhäusern, Männern mit Hüten und allerhand anderer Dinge. Als er aufwacht bemerkt er dass das Geld gestohlen wurde.

Nun ist guter Rat teuer. Gott sei Dank trifft er in Berlin Gustav mit der Hupe und ehe er es sich versieht ist er mitten in einem großen Abenteuer, in dem auch der kleine Dienstag eine große Rolle spielt.”

 

Erich_Kaestner

Erich Kästner (23 februari 1899 – 29 juli 1974)

 

De Vlaamse schrijver Jef Geeraerts werd geboren op 23 februari 1930 in Antwerpen. Zie ook mijn blog van 23 februari 2007.

Uit: Sanpaku

“Nadat hij de deur van zijn kamer achter de twee vrouwen op slot had gedaan, vloekte Stangl in het platte dialect van zijn geboortestad Altmünster. Hij stak de sigaar weer aan en liep opgelucht naar de slaapkamer, waar zijn Guarnerius op het bed lag. Hij koos een der drie bogen op een empire-buffetkast, kwam weer in de salon en ging zitten, stemde het instrument en improviseerde enkele sostenuto-tonen op de sol-snaar. Er kwam een scheve glimlach op zijn barse gezicht. Hij bracht zijn linkerhand in de eerste positie, ademde in als een blaasbalg en gaf in een krachtige impuls de eerste tonen aan van Dvoraks celloconcerto. Na het beginmotief hield Stangl op met spelen. De toon had onzuiver geklonken. Hij opende zijn ogen en schrok. Er was iets gebeurd dat hij nooit voor mogelijk had gehouden: hij had warempel moeite gevoeld met de uitzetting van de tweede vinger, en zijn pink had de nodige kracht gemist. Altijd al was hij trots geweest op wat hij zijn ‘karateslag’ placht te noemen. Het trainen van zijn pink was een van zijn dagelijkse oefeningen.

Onmiddellijk zette hij de cantilene in, verderop in het concerto. Heel zwakjes, maar angstaanjagend duidelijk nam hij identiek dezelfde tinteling waar in zijn linkerhand, die langzaam gevoelloos werd alsof ze in ijskoud water werd gedompeld. Hij hield op en kreeg een hol gevoel dat van zijn keel naar zijn maag trok. Zijn huid werd helemaal wak. Hij kneep de hand enkele keren samen. Ze leek wel dood. Toen vloog er een pijnlijke spierkramp vanuit zijn schouder naar zijn pols, en de linkerhand vervormde zich in enkele seconden tot een klauw.”

geraerts_s

Jef Geeraerts (Antwerpen, 23 februari 1930)

 

De Britse schrijver Bernard Cornwell werd geboren op 23 februari 1944 in Londen. Zijn ouders gaven hem vrij voor adoptie en hij groeide op bij een streng Christelijke familie in Essex. Cornwell studeerde geschiedenis aan London University, werkte als leraar en ging toen naar de BBC, waar hij tien jaar lang op de televisie-afdeling werkte. Hij trouwde met een Amerikaanse, trok naar de VS, maar kreeg er geen werkvergunning. Toen begon hij maar romans te schrijven. Zijn doorbraak kwam met de avonturen van Richard Sharpe, een Britse soldaat tijdens de Napoleontische oorlogen. De eerste twee boeken Sharpe’s Eagle en Sharpe’s Gold verschenen in 1981.

 

Uit: Azincourt

 

„On the evening of the siege’s second day Hook thought the world had ended.
It was a summer evening of warm and limpid air. The light was pale-bright and the river slid gently between its flowery banks where willows and alders grew. The French banners hung motionless above their tents. Some smoke still sifted from the burned houses to rise soft into the evening air until it faded high in the cloudless sky.
Nicholas Hook leaned on the ramparts. His bow was propped there, unstrung. His thoughts were drifting back to England, to the manor, to the fields behind the long barn where the hay would be almost ready for cutting. There would be hares in the long grass, trout in the stream and larks in the twilight. He thought about the decaying cattle byre in the field called Shortmead, the byre with rotting thatch and a screen of honeysuckle behind which William Snoball’s young wife Nell would meet him and make silent, desperate love. He wondered who was coppicing the Three Button wood and, for the thousandth time, how the wood had got its name. The tavern in the village was called the Three Buttons and no one knew why, not even Lord Slayton who sometimes limped under the tavern’s lintel and put silver on the serving hatch to buy all present an ale.“

 

bcornwell

Bernard Cornwell (Londen, 23 februari 1944)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Elisabeth Langgässer werd geboren op 23 februari 1899 in Alzey. Van1919 tot 1928 werkte zij als lerares. In 1924 verscheen haar eerste dichtbundel Der Wendekreis des Lammes. Op 1 januari 1929 schonk zij als alleenstaande moeder het leven aan een dochter. Vanaf 1931 werkte Langgässer als zelfstandig schrijfster en schreef zij hoorspelen voor de Funk-Stunde Berlin. In 1942 moest zij als als dwangarbeidsster in een munitiefabriek werken, waarbij zich voor het eerste de ziekte mutiple sclerose openbaarde. Na 1945 gold zij als een typische vertegenwoordiger van de na-oorlogse Duitse literatuur,

 

 

Gleichzeitig

 

Mohn an der römischen Mauer,

Träume von Ewigkeit her!

Bachbett voll glitzernder Trauer,

Gruß aus dem Marmarameer.

Rostiges Eisen. Kanister.

Fliegenumwimmeltes Aas.

Troja und Friedhof Geschwister

Tief unter Nesseln und Gras.

 

Ausdrusch, und Welle um Welle,

wenn die Maschine sich wirft.

Abgesang, Mündung wird Quelle,

welche sich auftrinkt und schlürft.

Spelz, der den Abend verdunkelt.

Plump an dem Ufer der Schwan,

später von Sternen umfunkelt,

pfälzischer Leda Galan.

 

Endlich die Wagen, die Säcke,

platzend von Körnern wie eh.

Wieder der Pflug und die Egge,

Kalk auf den Feldern wie Schnee.

Frieden und nächtliche Kühle.

Uralte Steine, gesellt,

drehn ruhig sich in der Mühle.

Brot zur Erlösung der Welt.

 

langgaesser_1948

Elisabeth Langgässer (23 februari 1899 – 25 juli 1950)

 

De Duitse schrijver David Kalisch werd geboren op 23 februari 1820 in Breslau. Hoewel hij een opleiding had gehad tot koopman en als zodanig ook succesvol was ging hij in 1844 naar Parijs om schrijver te worden. Hij schreef er voor verschillende tijdschriften en leerde Georg Herwegh  Karl Marx kennen. Ook sloot hij er vriendschap met Heinrich Heine en Pierre-Joseph Proudhon. In 1846 keerde hij naar Duitsland terug. De doorbraak kwam met zijn stuk Hunderttausend Taler. In 1848 richtte hij met uitgever Albert Hofmann het weekblad Kladderadatsch op. De volgende 24 jaar was het werk voor dit blad zijn hoofdberoep.

 

Uit: Berlin, wie es weint und lacht

 

EISLEBEN die Karten abgehend. Roi et neuf! Trois et six! Er nimmt und zahlt Geld. Trois et  deux! Ebenso. La Dame et huit!

SCHLEPPER. Attention! Er mischt seine Spielkarten, um eine Pointierkarte zu ziehen.

FERDINAND während dieser Pause laut schnarchend.

EISLEBEN. Nicht so schnarchen, Ferdinand!

FERDINAND ein Auge öffnend. Hm? – Er steckt die Zigarre verkehrt in den Mund, Ausdruck des Ekels, schläft wieder ein und schnarcht weiter.

SCHLEPPER. Auf den Valet! Er setzt.

EISLEBEN abziehend. Neuf et dix – Sept et l’as! – Madame et Valet! Er zahlt aus.

BERNHARD von dem Schnarchen Ferdinands erwachend, reibt sich die Augen und frägt schlaftrunken. Ist noch Zug?

EISLEBEN. Mehr als zuvor!

BERNHARD. Attention! Er sucht in allen Taschen nach Geld und findet nichts, steht auf, zieht sein Schnupftuch, es fallen zwei Kassenbillets aus demselben, hebt sie auf. Auf die Dame! Er wankt nach dem Tische und setzt, das Spiel geht weiter.

EISLEBEN ruft die Karten etwas leiser, um den Dialog im Vordergrunde zu decken.”

 

Kalisch

David Kalisch (23 februari 1820 – 21 augustus 1872)

 

De Engelse schrijver Samuel Pepys werd geboren op 23 februari 1633 in Londen. Zie ook mijn blog van 23 februari 2007.

Uit: The Diary of Samuel Pepys

„February 23rd 1663

My Lord desired me to go to Westminster-hall … but [I] durst not go for fear of being taken by those rogues; but was forced to go to White-hall and take boat and so land below the Tower at the iron-gate and so the back way over little Tower-hill; and with my cloak over my face, too one of the watermen along with me and stayed behind a wall in the New buildings behind our garden while he went to see whether anybody stood within the Merchants gate … and there standing but a little dirty boy before the gate, did make me quake and sweat to think that he might be a Trapan [trap]; but there was nobody, and so I got safe into the garden; and coming to open my office door, something behind it fell in the opening, which made me start. So that God knows in what a sad condition I should be in if I were truly in the condition that many a poor man is for debt.“

 

Pepys

Samuel Pepys (23 februari 1633 – 26 mei 1703)
Portret door Godfrey Kneller

 

De Franse dichter Josephin Soulary werd geboren op 23 februari 1815 in Lyon. Van 1845 tot 1867 was hij chef de bureau in de prefectuur van de Rhône en in 1868 werd hij biblithecaris van het Palais des arts in Lyon. Vooral zijn Sonnets humoristiques waren zeer populair door hun mengeling van vrolijkheid en tragedie.

 

Les deux roses

 

Hier, sous la verte tonnelle

J’aperçus Rose qui pleurait,

Et, pleurant, de larmes couvrait

Une rose, moins rose qu’elle.

 

“Qui peut te causer un tel regret?

Dis-je à la blonde colombelle.

– Ah! Monsieur, répondit la belle,

Entre nous, c’est un grand secret!

 

“Je passais là, lorsqu’une rose,

Celle-là que de pleurs j’arrose,

M’a dit de sa plus douce voix:

 

“Rose ouverte plus ne se ferme!”

Et mon coeur qui s’ouvre, je crois,

Au petit pâtre de la ferme!”

 

Soulary

Josephin Soulary (23 februaari 1815 – 28 maart 1891)
Buste door Charles Textor, musée des Beaux-Arts de Lyon

 

De Franse schrijver Henri Meilhac werd geboren op 23 februari 1831 in Parijs. Hij schreef jarenlang voor Journal pour rire en bracht in 1855 zijn eerste twee stukken op het toneel. Zijn bekendste werk is waarschijnlijk het libretto voor de opera Carmen van Bizet, dat hij samen met Ludovic Halévy schreef. Meilhac’s werk is echter het nauwst verbonden met de muziek van Jacques Offenbach. Met hem werkte hij o.a. samen bij La belle Hélène (1864), Barbe-bleue (1866), La vie parisienne (1866), La Grande-Duchesse de Gérolstein (1867), en La Périchole (1868). In 1888 werd hij lid van de Académie française.

 

Uit : La Belle Hélène

 

SCÈNE PREMIÈRE

 

PEUPLE, puis CALCHAS et PHILOCOME.

Au lever du rideau, des hommes et des femmes, inclinés devant le temple, présentent des offrandes : fleurs, fruits, laitage, cages d’osier avec des tourterelles, etc, etc. — Les fleurs dominent.

 

Chœur.

Vers tes autels, Jupin, nous accou
rons joyeux.

A toi nos vœux !

Nous voici tous

A tes genoux !

Dieu, souverain des dieux, toi, dont la barbe est d’or,

Écoute nos accents, ô Jupiter Stator !

Vers tes autels, Jupin, nous accourons joyeux, etc.

Pendant la dernière partie du chœur, la porte du temple s’est ouverte : paraît Calchas suivi de Philocôme. — Mélodrame à l’orchestre pendant que le peuple dépose les offrandes sur les marches du temple.

Calchas, regarde les offrandes et ne cache pas son mécontentement.

Trop de fleurs, trop de fleurs, trop de fleurs !

Le peuple sort, après les offrandes déposées.

 

Henri-Meilhac

Henri Meilhac (23 februari 1831 – 6 juli 1897)
Portret door Jules Elie Delaunay

 

César Aira, Toon Kortooms, Erich Kästner, Jef Geeraerts, Samuel Pepys

De Argentijnse schrijver en vertaler César Aira werd geboren op 23 februari 1949 in Coronel Pringles, Provinz Buenos Aires. Hij geldt als een literaire leerling van Jorge Luis Borges. Van César Aira zijn al meer dan vijftig boeken verschenen. Ook gaf hij verschillende lezingen aan de Universidad de Buenos Aires (over Raúl Damonte alias Copi, Arthur Rimbaud) en aan de Universidad de Rosario (over het constructivisme en over Stéphane Mallarmé).

Uit: An Episode in the Life of a Landscape Painter

“In the process of hiring a guide, he came into contact with a supremely fascinating object: the large carts used for journeys across the pampas.

These were contraptions of monstrous size, as if built to give the impression that no natural force could make them budge. The first time he saw one, he gazed at it intently for a long time. Here, at last, in the cart’s vast size, he saw the magic of the great plains embodied and the mechanics of flat surfaces finally put to use. He returned to the loading station the next day and the day after, armed with paper and charcoal. Drawing the carts was at once easy and difficult. He watched them setting off on their long voyages. Their caterpillar’s pace, which could only be measured in the distance covered per day or per week, provoked a flurry of quick sketches, and perhaps this was not such a paradox in the work of a painter known for his watercolors of hummingbirds, since extremes of movement, slow as well as quick, have a dissolving effect. He set aside the problem of the moving carts — there would be plenty of opportunities to observe them in action during the journey — and concentrated on the unhitched ones.

Because they had only two wheels (that was their peculiarity), they tipped back when unloaded and their shafts pointed up at the sky, at an angle of forty-five degrees. The ends of the shafts seemed to disappear among the clouds; their length can be deduced from the fact that they could be used to hitch ten teams of oxen. The sturdy planks were reinforced to bear immense loads; whole houses, on occasion, complete with furniture and inhabitants. The wheels were like fairground Ferris wheels, made entirely of carob wood, with spokes as thick as roof-beams and bronze hubs at the centre, laden with liters of grease. To give an idea of the carts’ real dimensions, Rugendas had to draw small human figures beside them, and, having eliminated the numerous maintenance workers, he chose the drivers as models: imposing characters, equal to their task, they were the aristocracy of the carting business. Those hyper-vehicles were under their control for very considerable periods of time, not to mention the cargoes, which sometimes comprised all the goods and chattels of a magnate. Surely it would take a lifetime at least to travel in a straight line from Mendoza to Buenos Aires at a rate of two hundred meters per day. The cart drivers were transgenerational men; their gaze and manner were living records of the sublime patience exercised by their predecessors. Turning to more practical matters, it seemed that the key variables were weight (the cargo to be transported) and speed: the less the weight, the greater the speed and vice versa. Obviously the long-haul carters, given the flatness of the pampas, had opted to maximize weight.”

 

Cesar_Aira

César Aira (Coronel Pringles, 23 februari 1949)

 

De Nederlandse schrijver Toon Kortooms werd op 23 februari 1916 in Deurne geboren. Zie ook mijn blog van 23 februari 2007.

Uit: Parochie in de Peel

Och man, wij hebben ons hier in Mariaveen meer dan eens afgevraagd of ze van hogerhand wel wisten dat er midden in de Peel, langs de vele kanaaltjes en vaartjes, nog een parochie lag. Mariaveen staat op geen enkele kaart ter wereld aangegeven en toch verdrinken hier meer mensen dan in Amsterdam. Maar wij begraven onze doden in alle stilte en wijden ’s avonds bij het rozenhoedje een tientje aan hun zielerust. Niemand van ons twijfelt er aan of Marinus de Veer is in de hemel. En Jan Verbaarschot. En Karel Peters. En Sophie Mertens. En Jaantje Scholk. En het kindje van Piet en Marie Bakelmans. En zoveel kinderen meer. Hun tragedie, hun dood heeft niet in de kranten gestaan; zij gingen zomaar door het kille wate rnaar Onze Lieve Heer. Ginder bij de autoriteiten zullen ze het niet geweten hebben. Mariaveen, dat was maar zo’n vergeten gat vol moer en grondwater, waar geen sterveling ooit kwam. En daar had die sterveling, onder ons gezegd en gezwegen, groot gelijk in als hij ten minste aan zijn leven hechtte. Want zet eens iemand, die niet van onze kanten is, neer aan de grens van Mariaveen, zo ’s avonds in het duister en laat hem door de veenkolonie gaan… hij zal verdrinken. De voorbeelden zijn er….”

ToonKortooms

Toon Kortooms (23 februari 1916 – 5 februari 1999)

 

 

De Duitse schrijver, dichter en cabaretier Erich Kästner werd geboren in Dresden op 23 februari 1899. Zie ook mijn blog van 23 februari 2007.

Uit: Die Entlarvung des Osterhasen

Ich muß ein geradezu reizendes Kind gewesen sein. –

Wer mich noch nicht lange genug oder gar nicht kennt, der kann das nicht beurteilen. Denn ich habe mich im Laufe der Jahre ziemlich verändert…

Trotzdem soll mich niemand um Photographien aus jener Zeit bitten, damit er meine damaligen Vorzüge begreife! Nicht etwa, daß solche Photographien nicht existieren! Aber sie werden mir nicht gerecht; ich bin darauf einfach nicht gut getroffen. Eher möchte ich schon empfehlen, sich an meine Mutter zu wenden, deren Adresse mitzuteilen ich gern erbötig bin. Ihre Auskünfte, sicher auch die meiner Tante Lina, ferner die weit zurückreichenden Erinnerungen des Fräuleins Haubold aus der Färbereifiliale und der Bäckermeisterin Wirth – um nur einige Kronzeugen meiner Kindheit zu nennen –, kurz, eine imposante Summe des vollsten Vertrauens werter mündlicher Überlieferung wäre recht wohl dazu geeignet, auch den letzten Zweifel gegenüber meiner Behauptung zu entkräften, die ich zu meinem eigenen Bedauern wie einen mathematischen, jedes Beweises gern entratenden Lehrsatz wiederholen muß: Ich muß ein geradezu reizendes

Kind gewesen sein. – Nichts wird dem, der Gemüt zu besitzen vorgibt, verständlicher sein, als daß ich mich mit einer ans Leidenschaftliche grenzenden Vorliebe jenes vergangenen Lebensabschnittes erinnere, in dem es mir vergönnt war, staunende Beachtung zu finden. Ja, ohne Übertreibung darf ich es aussprechen: Ich werde mir unvergeßlich bleiben…

Wie wundervoll war es doch, das Raunen der Erwachsenen zu kosten, wenn ich anläßlich der öffentlichen Osterprüfungen vor das Katheder trat, um ein Gedicht von Viktor Blüthgen oder Ludwig Uhland zu deklamieren!”

kaestner

Erich Kästner (23 februari 1899 – 29 juli 1974)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 23 februari 2007.

De Vlaamse schrijver Jef Geeraerts werd geboren op 23 februari 1930 in Antwerpen.

De Engelse schrijver Samuel Pepys werd geboren op 23 februari 1633 in Londen.

 

Jef Geeraerts, Toon Kortooms, Erich Kästner, Samuel Pepys

De Vlaamse schrijver Jef Geeraerts werd geboren op 23 februari 1930 in Antwerpen. Hij startte zijn literaire carrière begin jaren ’60 met het neerschrijven van zijn ervaringen in de Belgische kolonie Kongo, waar hij in de jaren ’50 te werk gesteld was als assistent gewestbeheer en in 1959 en 1960 aan het hoofd stond van een militaire eenheid die als opdracht had vechtende Afrikaanse stammen uit elkaar te houden. Geeraerts verwierf bekendheid met “Black Venus”, het eerste boek uit zijn Gangreen-cyclus dat in Vlaanderen heel wat stof deed opwaaien omwille van de al dan niet vermeend racistische en pornografische inslag. Later schreef hij nog talrijke romans, waarvan de misdaadromans met in de hoofdrollen het politieduo Vincke en Verstuyft, zeer bekend zijn. Naast romans schreef Jef Geeraerts ook reisverhalen, journalistieke stukken, toneelstukken en hoorspelen.

 

Uit: Romeinse suite

 

“Een stad die lééft,’ zei Vincke met overtuiging. Hij voelde zich, zoals elke keer dat hij in Rome was, meteen thuis. ‘Dat is omdat wij, Italianen, op straat leven,’ zei Scuderi, ‘wij ontbijten ’s ochtends in een bar – ik nodig jullie trouwens morgenvroeg uit om dat samen te doen – we gebruiken ’s middags een snackje hier en een pizzaatje daar en gaan ’s avonds uitgebreid eten met vrienden. Terwijl jullie in het noorden vroeg opstaan en vroeg gaan slapen als geobsedeerden, verzetten wij de klok resoluut drie-vier uur. En na de middag houden we pisolìno.’
‘Is dat een siësta?’
‘Ecco! Dan zie je in Rome alleen honden en Duitsers op straat, in die rangorde.’
Vincke ging niet in op de racistische hint. Ze knabbelden peanuts. ‘Wat drink je daar, Aldo?’ vroeg Verstuyft, die zoveel mogelijk wou te weten komen over de Italiaanse gewoonten. ‘Vernàccia, een Sardisch aperitief. Heel lekker. Ik zal jullie een fles meegeven als souvenir,’ beloofde Scuderi en nam een slokje. Hij keek hen allebei doordringend aan en vroeg: ‘En je zaak waarvoor jullie naar Rome zijn gekomen…?’
‘Een zelfmoord met insinuerend gegroepeerde feiten,’ zei Vincke, ‘de neurasthenieke echtgenote van een bekende Antwerpse chirurg pleegt zelfmoord terwijl haar man met zijn bevallige assistente, die in een villa van hem woont, in Rome een urologencongres bijwoont.’ ‘En in het Hassler logeert…’
‘Ja, in een suite van pakweg twee miljoen lire per nacht.’ Scuderi bleef onbewogen.
‘Om een lang verhaal kort te maken , we hebben vastgesteld dat de dokter peper strooide op zijn spoor door bij voorbeeld op een merkwaardige manier vanuit Rome te bellen…’
‘En jullie zijn via Internationale Verbindingen achter de tactiek gekomen…’ stelde Scuderi effen vast. Verstuyft fronste de wenkbrauwen. Wist die Italiaan meer dan ze vermoedden?”

 

GEERAERTS

Jef Geeraerts (Antwerpen, 23 februari 1930)

 

De Nederlandse schrijver Toon Kortooms werd op 23 februari 1916 in Deurne geboren, als zevende kind in een gezin met veertien kinderen dat door de omgeving ‘Circus Kortooms’ werd genoemd. Zijn vader beheerde een turfstrooiselfabriek en veenderij. Op de basisschool bleek zijn schrijftalent toen hij elke opstelwedstrijd won. Kortooms volgde de middelbare school en de onderwijzersopleiding in Venlo, en gaf van 1939 tot de Tweede Wereldoorlog les aan de St. Jozefschool in Helmond. Na de oorlog werkte hij acht jaar als journalist bij het ‘Dagblad Oost-Brabant’. Vanaf 1953 was hij redacteur bij diverse weekbladen, onder andere bij ‘Panorama’. Van zijn boek Beekman en Beekman werden volgens zijn uitgeverij Gottmer meer dan twee miljoen exemplaren verkocht. Dat maakt het boek tot de best verkochte roman in Nederland ooit. Help! De dokter verzuipt… stond mede dankzij de verfilming van het boek anderhalf jaar lang als nummer 1 op de bestsellerlijst. Kortooms’ romans speelden zich vooral af in de Brabantse Peel en zijn vaak gebaseerd op eigen ervaringen.

 

Uit: Beekman en Beekman

 

“Snotneuzen,” zei hij minachtend.
Geen antwoord.
“Beddepiesers,” hernam hij.
Geen kik.
“Schrikboksen,” spotte hij.
Boe noch bah.
Hendrik werd vermetel. Hij kwam naar het hek. Hij loerde tussen de spijlen door. Geen beweging van agressie bij de gebroeders, neen, eerder een terugtreden. Overmoedig drukte Hendrik zijn stompzinnig aangezicht tegen de afrastering en stak zijn vieze tong uit. En meteen, met een triomfkreet, waren Heintje en Matje naar voren gesprongen. Zij grepen de vette foepneus van Hendrik en knepen er in. Het boertje was zó overrompeld, dat hij wèl zijn kwaak wijd open sperde, maar geluid kwam er niet uit. De gebroeders knepen energiek. Voor Hendrik was er geen ontkomen aan.
“Nijpen,” zei Matje.
Heintje neep, terwijl zijn broer losliet.
Want deze had vlakbij een verdroogd hennepoepje zien liggen en dat haalde hij er bij. Ondanks zijn traag verstand bemerkte Hendrik de opzet en op slag klapte zijn schuurdeur dicht. Te laat, het zat er in. Als dat gebeurd was, liet Heintje de rode biet los. Hendrik blèrde op huis aan. En er was vijandschap ontstaan tussen de gebroeders Beekman en Hendrik van Ham.”

 

kortooms

Toon Kortooms (23 februari 1916 – 5 februari 1999)

 

De Duitse schrijver, dichter en cabaretier Erich Kästner werd geboren in Dresden op 23 februari 1899. Een aantal van zijn kinderboeken zoals “Emil und die Detektive” en “Die verschwundene Miniatur” zijn bij vele middelbare scholieren in Nederland bekend als verplichte leesboeken voor het vak Duits. Kästner groeide op in een  huurwoning in de Königsbrücker Straße in Äußeren Neustadt (Dresden). Daar vlakbij, aan de Albertplatz, staat de vroegere villa van zijn oom Franz Augustin, waarin tegenwoordig het Erich Kästner Museum is gehuisvest. In 1919 ging hij geschiedenis, filosofie, germanistiek en theaterwetenschappen studeren in Leipzig. In 1927 ging hij naar Berlijn en bleef daar tot het einde van de Weimarrepubliek in 1933. Hij vertrok toen voor korte tijd naar Meran en naar Zwitserland, maar keerde vrij spoedig naar Berlijn terug. Na het einde van WO II in 1945 trok hij weer naar München. Hij bleef daar tot zijn dood op 29 juli 1974.

 

Uit: Fabian,  Geschichte eines Moralisten

 

„Fabian saß in einem Café namens Spalteholz und las die Schlagzeilen der Abendblätter: Englisches Luftschiff explodiert über Beauvais, Strychnin lagert neben Linsen, Neunjährigs Mädchen uas dem Fenster gesprungen, Abermals erfolglose Ministerpräsidentenwahl, Der Mord im Lainzer Tiergarten, Skandal im Städtischen Beschaffungsamt, Die künstliche Stimme in der Westentasche, Ruhrkohlenabsatz lässt nach, Die Geschenke für Reichsbahndirektor Neumann, Elefanten auf dem Bürgersteig, Nervosität an den Kaffeemärkten, Skandal um Clara Bow, Bevorstehender Streik von 140.000 Metallarbeitern, Verbrecherdrama in Chikago, Verhandlungen in Moskau über das Holzdumping, Strahembergjäger rebellieren. Das tägliche Pensum. Nichts Besonderes.“

 

Kaestner

Erich Kästner (23 februari 1899 – 29 juli 1974)

 

De Engelse schrijver Samuel Pepys werd geboren op 23 februari 1633 in Londen als zoon van een kleermaker. Hij werd een Brits ambtenaar in de 17e eeuw en is vooral beroemd  geworden vanwege zijn dagboeken. Deze bieden een fascinerende combinatie van persoonlijke onthullingen en ooggetuigenverslagen van belangrijke gebeurtenissen als de Pestepidemie in Londen en de Grote brand van Londen. Pepys werd geboren in Londen in 1633 als zoon van een kleermaker. Hij volgde de St Paul’s School in Londen en het Magdalene College in Cambridge, waarna hij in dienst trad bij admiraal Edward Montagu. Zijn andere werkgever was George Downing. In 1655 trouwde hij met de vijftienjarige Elizabeth St Michel. Zijn dagboeken hield hij bij van 1660, het jaar waarin hij als klerk in dienst trad bij de marine, tot 1669, toen hij een oogkwaal kreeg en dacht volledig blind te worden. Hetzelfde jaar stierf zijn vrouw.

 

Uit: The Diary of Samuel Pepys

 

“JAN. 1, 1659-60 (Lord’s day).  This morning (we living lately in the garret,) I rose, put on my suit with great skirts, having not lately worn any other clothes but them.  Went to Mr. Gunning’s chapel [Peter Gunning, afterwards Master of St. John’s College, Cambridge, and successively Bishop of Chichester and Ely:  ob. 1684.  He had continued to read the liturgy at the chapel at Exeter House when the Parliament was most predominant, for which Cromwell often rebuked him.–WOOD’S ATHENAE.]  at Exeter House, [Essex-street in the Strand was built on the site of Exeter House.]  where he made a very good sermon upon these words:– “That in the fulness of time God sent his Son, made of a woman,” &c.; showing, that, by “made under the law,” is meant the circumcision, which is solemnized this day.  Dined at home in the garret, where my wife dressed the remains of a turkey, and in the doing of it she burned her hand.  I staid at home the whole afternoon, looking over my accounts; then went with my wife to my father’s, and in going observed the great posts which the City workmen set up at the Conduit in Fleet-street.”

Pepys

Samuel Pepys (23 februari 1633 – 26 mei 1703)