Tour de France 12 (Jacques Anquetil)

Bij de Tour de France

De Franse wielrenner (en schrijver van zijn eigen biografie) Jacques Anquetil werd geboren in Mont-Saint-Aignan op 8 januari 1934. Hij verwierf vooral bekendheid doordat hij als eerste de Ronde van Frankrijk vijfmaal wist te winnen, namelijk in 1957, 1961, 1962, 1963 en 1964. Naast de Ronde van Frankrijk heeft Jacques Anquetil de Ronde van Italië tweemaal gewonnen (1960, 1964) alsmede de Ronde van Spanje (1963). Hij is de absolute recordhouder inzake podiumplaatsen in de drie grote rondes met 13. Verder won Jacques Anquetil nog negen maal de Franse tijdrit-wedstrijd GP des Nations. De basis voor de overwinningen legde Anquetil in de tijdritten, hetgeen hem de bijnaam Monsieur Chrono opleverde.

 

Uit: Anquetil (Jacques Anquetil, samen met Pierre Joly)


“De Dauphiné eindigde om vijf uur ’s middags. ’s Nachts om half twee is de start van Bordeaux- Parijs. In de tussenliggende uren moet Anquetil zich afsoigneren en voorbereiden op de lange rit. Er moest ook nog een afstand van vijfhonderd kilometer overbrugd worden naar Bordeaux!. Bij aankomst kan Anquetil maar drie uur echt rusten, daarna moet hij het onmenselijke verrichten. Het is half twee ’s nachts. Anquetil kijkt naar Simpson in de nachtelijke kou, gedragen door de kilte van de duisternis. Anquetil is nieuw binnen dit gezelschap. Het startsein wordt gegeven voor dit onwezenlijke gebeuren. Vage silhouetten fietsen in de betovering van lichtbundels in de duisternis. Kale wijngaarden doemen op als bergplaatsen vol spelonken met daarin nachtelijke demonen.

 

Jacques Anquetil, Tour de France 1962

 

Een spookachtig luguber decor. Anquetil heeft niet vooraf de pijn leren kennen en ondergaan van een rit over zeshonderd kilometer. Hij gaat het onbekende tegemoet. Hij vindt steun bij zijn makker Stablinski in de strijd tegen de gevaarlijkste tegenstander: Tom Simpson. Nog drie uur, dan wordt het zonsopgang. Anquetil vecht tegen regen, wind en een schreeuwende innerlijke kracht die hem smeekt om op te geven. Het wordt licht. Hij lijkt ineen te stuiken, maar herrijst steeds weer. Diverse tegenstanders zijn definitief afgehaakt. Dan ineens, circa vijftig kilometer voor de finish, stijgt Anquetil boven zichzelf uit, hij ondergaat het goddelijke gevoel zoals alleen de geboren atleet dat kan oproepen, er ontwaakt iets in Anquetil dat groter is dan hijzelf. Hij laat het slagveld achter zich en zijn pedaalslag wordt steeds rustiger. In de intense strijd, heeft het lichaam van Anquetil het vermogen om te herstellen van eerder gedane inspanningen. Een mysterie, een raadsel, maar wel een zichtbaar feit.“

 

Jacques Anquetil (8 januari 1934 — 18 november 1987)

 

Zie voor de schrijvers van de 18e juli ook mijn blog van 18 juli 2011 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Tour de France 11 (Edwin Winkels)

 

Bij de Tour de France

 

De Nederlandse journalist en schrijver Edwin Winkels (Utrecht, 1962) is sinds 1991 verslaggever van de krant El Periódico de Catalunya, eerst op de sportredactie en sinds 2000 als algemeen verslaggever en onderzoeksjournalist. Sinds 2010 is hij ook stadschroniqueur van deze in Barcelona gevestigde krant. Winkels woont sinds 1988 in Spanje en is daar tevens correspondent voor het Algemeen Dagblad en de sportredacties van de NOS. Eerder was hij correspondent voor de Volkskrant en de VNU-dagbladen. Ook schrijft hij voor verschillende andere Nederlandse publicaties. Tevens heeft hij zowel in het Nederlands als het Spaans enkele boeken geschreven.

Uit: Op grote hoogte met Contador (Het Barcelona gevoel)

„Een topsporter hoeft niet per se heel aardig te zijn. Maar bij mij winnen ze heel wat punten als ze nog in staat zijn zich als een normaal, toegankelijk persoon op te stellen. De halve wereld gaat het over een maand, als het WK vol onbereikbare vedetten is afgelopen, hebben over het nieuwe duel tussen Lance Armstrong en Alberto Contador. Geen kleur, dat heeft de Spanjaard bij vooraf al gewonnen. Om te beginnen in sympathie. In Nederland kennen we hem te weinig, heeft Mart Smeets van de kijkers Armstrong-devoten gemaakt. Dat fanatieke Amerikaanse, eigenlijk mogen we dat wel.

 

Alberto Contador, Tour de France 2010

 

Niet als je al lang in Spanje woont. Dan ben je al snel op de hand van de Spaanse sporter. Die je trouwens eigenlijk alleen maar goed kent vanuit de kranten, want dieptereportages op TV over de sterren zijn ver te zoeken. Wij zouden ‘onze’ reportage van gisteren zomaar aan die domme, archaïsche TVE kunnen verkopen, maar laten we beginnen om Contador in Nederland wat bekender te maken. ‘Wij van de NOS’ trokken een dag op met de tweevoudige winnaar van de Tour de France. Met Anquetil, Gimondi, Merckx en Hinault de enige renner ook die de drie grote rondes heeft gewonden. Cameraman Dennis achterin mijn auto en Contador en zijn companen van dichtbij volgen op de prachtige Pyreneeënklim van de Palhières. Contador verkent er deze dagen de vier Pyreneeënetappes. Geen probleem dat een TV-ploeg hem een dag op de hielen zit en hem na het avondeten, in een oud hotelletje in Foix, ook nog eens een interview afneemt. Mooie woorden van een prachtig coureur, maar vooral een heel leuk mens.“

 

Edwin Winkels (Utrecht, 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e juli ook mijntwee  blogs van 17 juli 2011.

Tour de France 10 (Michael Boogerd)

Bij de Tour de France

Uit: Boogie (Biografie van Michael Boogerd)

„Toen we de bus instapten, zagen we het meteen. Theo’s gezicht stond op onweer. Hij deed de mededeling dat het over en uit was. Rasmussen werd naar huis gestuurd. „Breaking internal rules”, dat was de officiële verklaring. Ik nam meteen het woord. „Dit kan niet”, zei ik. „De Tour is nog drie dagen.” Toen zei Theo: „Het is al gebeurd, ik kan het niet meer terugdraaien.”

Ik werd boos omdat wij nergens in gekend waren. We hebben niet eens de mogelijkheid gehad om Theo over te halen. De renners niet en de ploegleiders niet. „Theo doe het nou niet, wacht die drie dagen af! We rijden naar Parijs en zien het wel. Al moeten we het feest in Gent vieren, zal ons een worst wezen. Hier hebben we zo hard voor gewerkt! Iedereen!”

Er zaten jongens te huilen in de bus. Zo van: Theo, dit kan je niet doen! Ik zag ook dat Theo het er heel moeilijk mee had. Maar hij gaf geen reden. Breaking internal rules, ja, maar wat is nou de reden? Nou, toen werd Erik Breukink (ploegleider) helemaal gek. Hij riep: „Rasmussen en Theo, nu allebei de bus uit! En als jullie terugkomen wil ik precies de reden weten.” Want Breuk wist het niet en Erik Dekker (tweede ploegleider) ook niet.

Michael Boogerd wint op La Plagne in 2002

Net toen hij dat laatste riep, liep Theo langs de deur van de bus. En wij maar wachten. Uiteindelijk kwamen Theo en Rasmussen terug. „Michael vertel maar waarom je de Tour uit moet”, zei Theo. „Ik word de Tour uitgestuurd vanwege speculaties en verdachtmakingen”, reageerde Rasmussen. „Dat is niet waar!”, schreeuwde Theo. Ging de discussie weer tussen die twee.

Op dat moment kwam er een helikopter overgevlogen. Erik Dekker riep: „De pers is er, de pers is er!” Waardoor Theo helemaal door het lint ging. „Het is te laat! Nu d’r uit Rasmussen! De bus uit! Je koffer pakken en we brengen je weg! De pers weet er al van! Het is nu om zeep! Ik ben de baas!” Kortom, totale paniek in die bus.“

Michael Boogerd (Den Haag, 28 mei 1972)

 

“Boogie” werd opgetekend door Maarten Scholten, vanaf 1994 sportverslaggever bij de Haagsche Courant, Sport International en tegenwoordig bij NRC Handelsblad/NRC Next.

 

Zie voor de schrijvers van de 16e juli ook mijn blog van 16 juli 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

Tour de France 9 (Patrick Cornillie, Frank Pollet, Ton Peters)

 

Tom Boonen

 

Tom Boonen

Is het zijn frisse jongenskop,
de vanzelfsprekende cool van zijn look?
Is het de manier waarop hij het stuur
blik over de kasseien ramt?

En laat zien hoe gestroomlijnd
kunst op een fiets wel kan zijn.

Feit is: enkel hij die zo’n wil heeft,
kan de weg tonen. In zijn spoor is het
de pijn van de verzuring verbijten,
gaat het lomp en loom, stampt het
bonkig en schonkig. Rijdt de rest erbij

voor spek achter Boonen.

 

Patrick Cornillie (Roeselare, 11 april 1961)

Lees verder “Tour de France 9 (Patrick Cornillie, Frank Pollet, Ton Peters)”

Tour de France 8 (Dries van Agt)

De Nederlandse jurist, voormalig hoogleraar, politicus en diplomaat en schrijver Andreas Antonius Maria (Dries) van Agt werd geboren in Geldrop op 2 februari 1931.

Uit: Op weg naar Alpe d’Huez (Samen met Frans van Agt)

“Fietsen is de opperste vorm van reizen. Lopen is edel, maar gaat voor bedrijvige eenentwintigste-eeuwers te langzaam. Met de auto kun je vlug ergens komen, voor zover je althans niet in files verstrikt raakt. Maar tijdens autoritten krijg je meestal weinig te zien. En wat je om je heen hoort is nauwelijks meer dan mechanisch geraas, in plaats van de weldadige tonen van de natuur.

Cover Velo, Tour de France 1980

De uitvinding van de fiets is een zegen voor de mensheid. In zeker opzicht is,de latere introductie van de auto regressief geweest, een afdeling naar een lager beschavingsniveau. Automobilisten zijn meervoudig deerniswekkende mensen, de auto is een veelszins verwerpelijk vervoermiddel. Bij elkaar zijn de vele bezwaren ertegen overrompelend. Eeen onbevooroordeelde evaluatie toont dat aan.

Om te beginnen is autorijden, in tegenstelling tot fietsen, kwalijk voor de lichamelijke gezondheid van de inzittenden. Wie zich vrijwel alleen per auto verplaatst, wordt allicht zwaarlijvig en vadsig, en nog kortademig erbij wegens een chronisch tekort aan frisse lucht. Weliswaar kun je dit onheil voorkomen door te joggen of door je flink in te spannen op de golfbaan. Maar velen nemen daar de tijd niet voor en golfen is bovendien duur, heel wat prijziger dan fietsen.

De auto is daaren boven een nogal gevaarlijk vervoermiddel. Riskant voor de bestuurder zelf en zijn passagiers, alsook voor andere deelnemers aan het snelverkeer. De verkeersongevallenstatistiek spreekt hierover duidelijke taal. Fietsen is echter een bijna riscoloze bezigheid. Mede daarom is de auto een gevaarlijk ding omdat het gebruik ervan bij velen, bij mannen vooral, latente agressie activeert. Een fiets wekt geen agressie, bij de berijder noch bij anderen, en mocht ooit een fietser hoornwoest worden, dan kan hij maar weinig kwaad aanrichten.”

Dries van Agt (Geldrop, 2 februari 1931)
Hier met Tourwinnaar 1980 Joop Zoetemelk (links)

 

Zie voor de schrijvers van de 13e juli ook mijn blog van 13 juli 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

Tour de France 7 (Albert Londres)

De Franse journalist en schrijver Albert Londres werd geboren in Vichy op 1 november 1884. Hij maakte vooral naam als onderzoeksjournalist. Hij schreef een boek tegen slavernij in Guyana en Noord-Afrika, en schreef lyrisch over de Ronde van Frankrijk in 1924 (Ronde van Frankrijk, Ronde van Slavernij). Hij stierf tijdens de brand op het schip de Georges Philippar door het te snel dichten van de waterkerende schotten waardoor hij en een 90-tal andere passagiers opgesloten zaten bij de brand en door verstikking of verbranding omkwamen. Na zijn overlijden in 1932 heeft zijn dochter Florise de prijs ‘Prix Albert Londres’ ingesteld die jaarlijks, op de sterfdag, wordt uitgereikt aan de beste Franse journalist.

Uit: Tour de France, tour de souffrance

“Le Havre, 22 juin 1924.
(…)
Le Tréport, Dieppe. Là, ils doivent signer. Une dame, au contrôle, tient le crayon. La chère créature ! Elle ne sait pas ce qui l’attend. Ils signent : je veux dire qu’ils griffent la main de la dame et la dame les regarde se sauver, tout effarée.
Entre Dieppe et Fécamp, rien à signaler, qu’une tente dressée dans un champs. De cette tente élégante, plantée cette nuit pour la circonstance, sort une tête, un petit museau de femme mal éveillée : elle avait trouvé le moyen de ne pas manquer le spectacle.
Mais de Fécamp au Havre, le lot s’est épuré et l’effort que font ces hommes n’est plus sans souffrance. Beaucoup montent « en danseuse », autrement dit en se dandinant sur leur selle comme des pingouins. Le 256 marche comme un canard écoeuré ; Mottiat, Alavoine, Defraye crèvent et crèvent encore.

 

Tour de France 1924

 

La poisse !… crie Alavoine. J’ai crevé cinq fois !
Il remet cela tout de même. Frantz le Luxembourgeois crève comme les autres ; Lambot crève ; Mottiat crève ; « la pomme » crève. Une partie de la route est goudronnée ; la poussière de goudron brûle leurs yeux ; ils mettent leurs lunettes, ils les enlèvent ; ils ne savent de quelle façon ils souffrent le moins.
D’une voiture, on crie à Loew :
– Ca va ?
Loew a découvert complètement ses dents, ce qui l’aide sans doute ; il répond :
– Ns ? ? Ouich ! ! Ns ? ? Ouich ! !
Muller est coincé entre une auto et le talus. Il tombe. Les silex ont déchiré ses cuisses ; il se fiche de ses cuisses, redresse sa roue.

 

Bottecchia tijdens de Tour van 1924

 

Bottecchia qui avait du retard revient. Bottechia a le nez le plus pointu de tout le lot ; il fend l’air.
Les casquettes, blanches au départ, sont maintenant délavées, tachées, rougies ; elles ont l’air, sur le front de ces hommes, de pansements de blessés de guerre.
Dans le peloton des meilleurs, c’est la poursuite ; de grosses voitures peinent à les suivre. Tout Le Havre est sur cinq kilomètres de route. On entend crier par mille voix :
– Bottecchia ! Henri ! Francis !
C’est Bottecchia qui, en pleine ville, donne le dernier coup de jarret vainqueur, et le second est Ville, dit Jésus, dit Pactole.”

 

Albert Londres (1 november 1884 – 16 mei 1932)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e juli ook mijn drie blogs van 12 juli 2011.

Tour de France 6 (Jean Nelissen)

De Nederlandse sportjournalist en schrijver Jean Nelissen werd geboren in Geleen op 2 juni 1936. Zie ook alle tags voor Jean Nelissen op dit blog.

Uit: Arrogantie is het ergste wat er is

(Interview door Rob Janssen en René Roovers, in de Tribune, februari 2004)

‘Ik was al journalist en deed vooral voetbal. Er werd een collega ziek die de Tour de France zou doen. Toen werd tegen mij gezegd: Zeg Jean, jij hebt toch ook gefietst? Waarom doe jij het niet? In 1967 was dat. Dat was meteen een knallende Tour met de dood van de Britse wielrenner Tommy Simpson. Ik ben de laatste journalist die met hem gesproken heeft. Op 13 juli 1967 om kwart over negen’s morgens in Marseille. Het was bloedheet. Tommy zei tegen me: Vandaag wordt het mijn dag en moet ik op het podium komen. Vier uur later was hij dood. Onmiddellijk gingen natuurlijk de wildste geruchten. ’s Avonds deed de politie een inval bij de Engelse ploeg. Ze vonden een tas met medicamenten die aan Simpson zou hebben toebehoord. Maar ik denk niet dat iemand ooit gestorven is aan alleen doping. Het was een combinatie van hitte, gebrek aan zuurstof en de Mont Ventoux. Ook had Simpson het karakter om zichzelf half dood te rijden zonder medicamenten of wat ook. Door de optelsom van al die zaken begaf zijn hart het. Dat was een enorme shock. Ik had nog nooit zoiets meegemaakt.’

(….)


Tour de France 2012

Dus over heimwee gesproken: ik denk wel, dat de mensen op de een of andere manier heimwee hebben naar de manier waarop de verslaggeving vroeger gebeurde. Door de feiten en details die je geeft en door het inkleuren van het geheel. Het specialisme dat sportverslaggevers – vaak zelf oud-sporters – tegenwoordig aan de dag leggen is niet mijn stijl. Want ze praten elke seconde dicht en het is veel te specialistisch. Welke ketting Armstrong erop heeft liggen… dat gaat mij veel te ver. Ik heb het liever over sfeer. Als we bijvoorbeeld een kathedraal passeren, dan zeg ik: Nou, da’s die en die stijl, geweldig mooi interieur, dus gaat u eens kijken als u in de buurt bent. Dat soort dingen gooi ik eruit. Toen ik Jan Ullrich na afloop van het WK in Lissabon zag zitten met een dikke Cubaanse sigaar en een glas champagne, liep ik naar ’m toe en zei: Und, Jan? Met een gelukzalig gezicht zegt hij: Whoah… herrlich! Dat onthoud ik en op een gepast moment breng ik het erin. Om te laten zien, dat een jongen die zó ontzettend onder druk staat, toch zulke momenten heeft.”



Jean Nelissen (2 juni 1936 – 1 september 2010)
Hier met een nog jonge Mart Smeets (links)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e ook mijn twee blogs van 11 juli 2011.

Tour de France 5 (Albert Megens, Jan Kal, Jan Zitman, Huisdichter Cornelis)

Uit: Requiem voor een Wielrenner

geboren te Bergen op Zoom 15 maart 1982
overleden te Maastricht 4 februari 2006

JOHN

‘Een trapje minder. Dat kan geen kwaad,’
zegt dokter Mathieu van Lotto Davitamon.
‘Jouw leven hangt niet aan een zijden draad.’
En ook de cardioloog kan jou overhalen om
niet te stoppen maar af te bouwen in de rangen
van het peloton voor een nieuw seizoen op de pedalen.
Binnenkort afgestudeerd als fysiotherapeut
en dan met jouw Suzanne gaan trouwen.
Maar als sneeuw neerdaalt in het Vijlenerbos
val jij temidden van vier kameraden.
Dinteloord rouwt. In Breda op school blijkt
iedereen verslagen. Ook Wim de Nijs en zijn
vriendenploeg uit Made. En in Tilburg smijt
Stef Clement zijn fiets over de balustrade.

 

Albert Megens (Boxtel, 23 augustus 1939)

Lees verder “Tour de France 5 (Albert Megens, Jan Kal, Jan Zitman, Huisdichter Cornelis)”

Tour de France 4 (Thijs Zonneveld)

De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Thijs Zonneveld werd geboren op 28 september 1980 in Sassenheim. Zie ook alle tags voor Thijs Zonneveld op dit blog.

 

Uit: Vallen (Column Leidsch Dagblad)

„Natuurlijk zijn er genoeg andere sporten, waarbij ernstige verwondingen opgelopen kunnen worden. Kruisbanden scheuren als krantenpapier in menig voetbalwedstrijd, rugbyspelers krijgen meer klappen dan de vrouw van Regilio Tuur en zelfs bij het bridgen kan men zich lelijk verwonden aan het scherpe randje van de hartenvrouw. Er is bij mijn weten echter geen andere sport waar de deelnemers met enorme snelheden in de rondte rijden, slechts beschermd door het dunne textiel van hun shirt en broek.

Elke wielrenner is er doodsbang voor. Ik ook. Ik droom erover. Schiet wakker midden in de nacht, omdat ik mezelf zie vallen. Met het hart in de keel en de adrenaline uit mijn oren spuitend, probeer ik weer in slaap te vallen, maar als ik mijn ogen sluit zie ik mezelf weer over het asfalt schrapen of boven een bodemloos ravijn zweven.

Het vreemde van vallen is, dat het zo lang duurt. Je doet alles om in evenwicht op je fiets te blijven zitten, maar vanaf het moment dat het besef is doorgedrongen dat de valpartij en de daaropvolgende pijnscheut onvermijdelijk zijn, draait de wereld ineens een stuk langzamer. Het beton nadert zo traag, dat je de steentjes en het zand erop tot in de kleinste details in je op kunt nemen. Ik zie een kraai voorbijvliegen, ruik de lavendel in de graskant en verbaas me over de groenheid van de bladeren aan de bomen. Het tijdsloze gevoel verdwijnt bruusk op het moment dat mijn lichaam de grond of enig ander voorwerp raakt. Het asfalt brandt in mijn vlees, mijn longen blazen in een klap alle lucht uit en ik probeer me klein te maken om andere renners, mijn fiets, kilometerpaaltjes en verkeersborden te ontwijken. En dan? Blijven liggen is er niet bij. De ploegleider schreeuwt in mijn oor en de mecanicien heeft mijn fiets in zijn handen, klaar om me op weg te duwen. En zo zit ik vlak na mijn kennismaking met Moeder Aarde alweer op mijn beschadigde stalen ros of een reservefiets. Misselijk van de pijn, met bonkend hoofd en gescheurde kleren denk ik aan wat mijn moeder ooit zei, terwijl ze met de tranen in haar ogen mijn schaafwonden uitwaste: “Jongetje, jongetje toch: vroeger kon je zo goed schaken!”

 

Thijs Zonneveld (Sassenheim, 28 september 1980)

 

Zie voor de schrijvers van de 9e juli ook mijn blog van 9 juli 2011 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Tour de France 3 (Bert Wagendorp)

De Nederlandse schrijver en journalist Bert Wagendorp werd geboren in Groenlo op 5 november 1956. Zie ook alle tags voor Bert Wagendorp op dit blog.

Uit: Aandoenlijk gerommel van brave kruideniers

“De wielersport is een romantisch bouwwerk uit de vorige eeuw. Ze hebben er een nieuw laagje verf op gesmeerd. Er een modernistisch dakkapelletje opgezet en ze zeggen: kijk, het gebouw is totaal vernieuwd. We doen volop mee in de ratrace, in de dollarslag en het gevecht om de tv-minuten. We zijn golf geworden, tennis, Amerikaans basketbal. De Tour Het Grootste Jaarlijkse Sportevenement Ter Wereld! Komt dat zien! Driehonderd Miljoen Omzet Per Jaar!
Maar de echte tradities in het wielrennen zijn van gepantserd staal, ongevoelig voor erosie. Hoe graag de nieuwe vormgevers van de sport haar ook willen voorzien van een imago van speed, colour and danger, hoe vaak zij ook wijzen op de noodzaak van ingrijpende vernieuwingen in verband met de hevige concurrentie met andere sporten, welke fraaie structuren zij ook uit hun hoge hoed toveren, wielrennen blijft de sport van het volk. Van de jongens van het platteland die zich het leplazerus trappen.
Katholieke jongens meestal, aardige jongens, met vrouwen die thuis een kaarsje branden.
Dat die jongens zo nu en dan een beetje dope nemen, dat ze wel eens een dealtje sluiten, so what? Wie zonder zonde is werpe de eerste steen. Bovendien, wat is er vervelender dan kijken naar ‘pure sport’, naar de golfer met zijn rare schoenen en correcte corpsbal-kop, die een balletje in een gaatje probeert te slaan? Wat heeft dat suffe gedoe nog met het echte leven te maken?
Ze zeggen: in de tijdrit, daar komt het erop aan, daarin kan de linkebal zich niet verschuilen. Dat is het meest pure, het meest eerlijke wielrennen. Jazeker, maar ook het saaiste.
Coppi had Cavanna, zijn blinde verzorger. Mephisto in hoogsteigen persoon, magische rommelaar met een masseursdiploma. Zoals er nog steeds tientallen in het peloton rondlopen. Met flesjes en pilletjes en zalfjes, een magic touch in alle vingers en een vleiende stem die onzekerheid doet smelten.
Al zijn ze gerespecteerd dottore en gevierd wetenschapper: ze maken hun entree in de wielersport en die grijpt ze bij de keel. Ze veranderen in medicijnmannen en meesters van de preparatie. ’s Avonds bij een goed glas wijn, op een zwoel Frans terras, maken ze zich vrolijk om Manfred Donike, de domme Duitse dopingjager die niets van het cyclisme wil begrijpen.
De coureur gooit het laken van zich af en kijkt naar zijn lijf. Naar het diepe bruin van zijn onderarmen en onderbenen. Naar het lichtgevende wit van de rest van zijn lichaam. Lelijk, denkt de coureur. Hoe krijg ik dat weer een beetje in evenwicht, straks, op Aruba?”

 

Bert Wagendorp (Groenlo, 5 november 1956)

 

Zie voor de schrijvers van de 5e juli ook mijn drie blogs van 5 juli 2011.