Peter Winnen, Reinaldo Arenas, Tony Kushner, Georges Rodenbach, Anita Brookner, Jörg Fauser

Bij de Tour de France

 

 

 

Jan Ullrich en Udo Bölts, Tour de France, 1997

 


Uit: Het snot voor ogen

 

“De drie waarheden, we kunnen gerust spreken van een heilige drievuldigheid, werden al in de beginjaren van de Tour de France neergelegd in een code die even schaamteloos als oprecht is: De basis (de god) van de Tour is de commercie. Het woord, het journalistieke woord, dient om de waarheid van een gloed te voorzien. De wielrenner, de slaaf van het avontuur, de zoon van het volk, de dwaas, de onwetende, de dwangarbeider van de weg, de verlorene, verkrijgt opeens maatschappelijk nut door het hogere doel van de commercie te dienen. Ook hij is gered.

De eerste Tour was een complot. Bijna zouden we spreken van de perfecte misdaad. In elk geval was voor de krant L’Auto de onderneming voor herhaling vatbaar.

Ik mag graag lezen uit de verslaggeving van de prehistorie van de Tour. Renners die weggevaagd worden door modderstromen in de bergen, renners die te lang in herbergen achterblijven en een syfilis oplopen, renners die worden neergeknuppeld door een boer omdat ze een paar pruimen hebben geplukt, renners die vergiftigd worden door supporters van de concurrenten, renners die in plaats van te fietsen de trein nemen, renners die onderweg als oppeppertje een cocktail nemen bestaande uit heroïne, cocaïne, en rattenvergif, en dat overleven. Ik zal niet tornen aan het waarheidsgehalte. Al was het maar uit de romantische verzuchting: mijn god, ik ben te laat geboren!

Het concept van de seculiere drievuldigheid is een bijzonder levensvatbaar concept gebleken. Tot ver in de jaren zeventig van de vorige eeuw bleef de wielrenner een maatschappelijk nuttige paria, die mits hij goed zijn best deed, toch een paar knaken kon verdienen aan heldenmoed betoond op de Franse wegen. En als hij heel erg goed zijn best deed dan werd hij: iemand.”

 

 

 

Peter Winnen (Ysselsteyn, 5 september 1957)

Cover 

Lees verder “Peter Winnen, Reinaldo Arenas, Tony Kushner, Georges Rodenbach, Anita Brookner, Jörg Fauser”

Bert Wagendorp, Iris Murdoch, Richard Russo, Jean Christophe Grangé, Driss Chraïbi, Kunikida Doppo

Bij de Tour de France

 

Tom Simpson, Mont Ventoux, 1967

 

 

 

De Nederlandse schrijver en journalist Bert Wagendorp werd geboren in Groenlo op 5 november 1956. Zie ook alle tags voor Bert Wagendorp op dit blog.

 

Uit: Ventoux: op de trainer, op de fiets (Column)

 

“22 JULI Ik word wakker in Avignon. Vandaag is de dag.

Ik ken ‘m als mijn broekzak, de Reus van de Provence: 1.909 meter hoog, 21 kilometer onafgebroken klimmen, eerst door een donker bos en dan door een maanlandschap. ‘Mythisch’, heet dat in het wielrennen.

15 MAART Ik heb het voorwiel van mijn racefiets eruit gehaald en de fiets met het achterwiel vastgezet in een beugel van de Tacx Trainer.
Het achterwiel draait tegen een rol aan, die wordt aangedreven met een elektromotor. Op mijn laptop zie ik de gefilmde route. Naarmate de klim steiler wordt, neemt de rolweerstand toe.

22 JULI Half negen. We rijden Avignon uit, op weg naar Mazan. Vandaar eerst een paar kilometer vlak om warm te rijden. ‘Het is maar een bergje hoor’, zeg ik tegen mijn vrienden Job en Wilfried, als we hem in de verte zien. ‘Er zijn nog veel hogere bergen.’

Allemachtig, moet ik daar tegenop?

15 MAART Het gaat goed! Ik pak mijn mobiel om Wilfried te bellen en hem te vertellen dat ik bij nader inzien helemaal niet zo’n zwakke klimmer ben. Ik hijg geeneens!

22 JULI We zetten de auto op het plein in Mazan. Ik ben veel zenuwachtiger dan op de Tacx.

De Ventoux is een killer, mannen met een midlifecrisis vallen er bij bosjes dood van hun fiets! Hoeveel bar moet er in de bandjes?

15 MAART Ik heb de Tacx ingesteld op 75 kilo. Dat moet ik op 22 juli wegen. Liefst nog 3 kilo minder. Elke kilo zeul je 1.600 meter omhoog, dat is 1.600 kilo 1 meter omhoog.

22 JULI We fietsen Bédoin uit. Het is een mooie ochtend. Niet te warm.
Van de Tacx weet ik dat de eerste 5 kilometer te doen zijn, nergens boven de 5 procent. Nog voor de scherpe bocht bij St. Estève, waar de klim echt begint, laat ik de anderen gaan. Was niet de bedoeling, maar eigen tempo is essentieel, zei Joop Zoetemelk al.

Ik ben de grootste slappeling ter wereld dat ik mijn streefgewicht van
72 kilo niet heb gehaald. En maar doorvreten. Nu zeul ik 6 kilo extra omhoog, helemaal alleen.”

 

 

Bert Wagendorp (Groenlo, 5 november 1956)

Lees verder “Bert Wagendorp, Iris Murdoch, Richard Russo, Jean Christophe Grangé, Driss Chraïbi, Kunikida Doppo”

Marche des bicyclistes (Aristide Bruant)

Bij de Tour de France

 

Luis Ocaña, Eddy Merckx en Raymond Poulidor in de Tour van 1972

 

Marche des bicyclistes

On a soupé des chants naturalistes,
Depuis cinq ans on en mettait partout ;
J’vais, pour changer, chanter les bicyclistes,
Afin d’prouver qu’on peut faire un peu d’tout.

Les bicyclistes
Sont des artistes
Trempés du tendon,
Cambrés sur l’guidon,
Courbant l’échine
Sur leur machine.
Les v’là là-bas qui fil’nt dessus,
V’là qu’on n’les voit plus guère,
Les v’là là-bas qui fil’nt dessus,
On n’les voit déjà plus !

Quand le coureur emballe sur la piste,
Sur sa Whitworth il va comme le vent,
La main le pousse et rien ne lui résiste,
Il est toujours le premier… en avant !

Les bicyclistes
Sont des artistes
Trempés du tendon,
Cambrés sur l’guidon,
Courbant l’échine
Sur leur machine.
Les v’là là-bas qui fil’nt dessus,
V’là qu’on n’les voit plus guère,
Les v’là là-bas qui fil’nt dessus,
On n’les voit déjà plus !

Le bicycliste est le roi de la route,
Sur sa bécane il fuit comme l’éclair,
Comme l’oiseau qui, sous l’immense voûte,
S’élance au large et disparaît dans l’air.

Les bicyclistes
Sont des artistes
Trempés du tendon,
Cambrés sur l’guidon,
Courbant l’échine
Sur leur machine.
Les v’là là-bas qui fil’nt dessus,
V’là qu’on n’les voit plus guère,
Les v’là là-bas qui fil’nt dessus,
On n’les voit déjà plus !

Le bicycliste a le cerveau tranquille,
Bon estomac, excellent appétit,
Loin des tracas et du monde imbécile,
Il est toujours frais de corps et d’esprit.

Les bicyclistes
Sont des artistes
Trempés du tendon,
Cambrés sur l’guidon,
Courbant l’échine
Sur leur machine.
Les v’là là-bas qui fil’nt dessus,
V’là qu’on n’les voit plus guère,
Les v’là là-bas qui fil’nt dessus,
On n’les voit déjà plus !

Pédalons donc tous autant que nous sommes,
Tournons, virons, courons dur et longtemps,
La bicyclette améliore les hommes,
Et l’on vivra bientôt jusqu’à cent ans.

Les bicyclistes
Sont des artistes
Trempés du tendon,
Cambrés sur l’guidon,
Courbant l’échine
Sur leur machine.
Les v’là là-bas qui fil’nt dessus,
V’là qu’on n’les voit plus guère,
Les v’là là-bas qui fil’nt dessus,
On n’les voit déjà plus

Aristide Bruant (6 mei 1851 – 10 februari 1925)
Foto door Nadar 


Zie voor de schrijvers van de 14e juli ook
mijn twee vorige blogs van vandaag.

Jean Nelissen, Jan Siebelink, Pai Hsien-yung, Herman de Man

Bij de Tour de France


Luis Ocaña, na een val in de Tour van 1971

 

 

 

Uit: De Bijbel Van De Tour De France (door Jean Nelissen)

 

“Een ronde waarin sommige renners tot idolen worden verheven, wier faam zelfs hun dood overleeft. Zoals Fausto Coppi, die op een bergtop in het gehucht Castellania ligt begraven, omringd door aarde van de beruchte col Izoard. Een Tour waarvan de geschiedenis is doordrenkt met dramatiek van de relatief talrijke winnaars die vermoord werden of zelfde dood zochten, zoals René Pottier, Ottavio Bottecchia, Henri Palissier, Hugo Koblet en Luis Ocana. Van oorsprong eenvoudige mannen met een aanvankelijk bescheiden verwachtingspatroon, die echter door hun sportieve successen in een andere wereld werden gekatapulteerd en er hun geestelijk evenwicht verloren. Dat is een van de gevaren van deelname aan de Tour. De verleiding om een sportheld te worden, de massa te ontstijgen, roem en rijkdom te vergaren, zal echter altijd sterker blijven.”

 

 

 

Jean Nelissen (2 juni 1936 – 1 september 2010)

 

 

 

Uit: Pijn is genot (door Jan Siebelink)

 

Jean Nelissen. Le vélo, c’est la vie.

 

“Grote hitte. De renner pakt zijn bidon. Drinkt. In die situatie zal Jean Nelissen als een literair motief altijd dezelfde woorden uitspreken: “Wie bij deze temperaturen niet drinkt, beste mensen…. Een lichaam kan niet zonder water…Weet je nog Mart, het was op 12 juli 1978, op het heetste van de dag, en Bernard Thévenet, die dat jaar de Tour zou winnen, stapte af bij een bergwand waarlangs water droop. Mensen, hij likte het op metr zij tong. Hij wilde het water er wel uitwringen. Zonder water begint een levend organisme niets…”

Het tere blauw van de ochtend, het waas over de Maasvallei, de van dauw doordrenkte velden, het wisselende spel van de wolken daarboven. Ik glimlachte in mijzelf, was al bezig met de pittoreske details waarom wielercommentator Jean Nelissen zo vermaard is, de wereld om mij heen te beschrijven. Ik was op weg naar zijn woonplaats Maastricht, en verkeerde in een lichte koortsachtige stemming. Er ligt voor mij altijd grote bekoring aan te komen op een onbekende plek. Nu kwam daar nog bij dat ik naar een man ging wiens stem mij zo vertrouwd voorkwam dat ik die uit duizenden zou herkennen, maar hoe zag die man eruit die bij die stem hoorde?

Die vraag had ik mij nooit eerder gesteld. Je kende zijn gezicht niet, in tegenstelling tot dat van zijn kompaan Smeets. Je wilde het ook niet weten. Zijn rustige, innemende, licht meridionale stem was voldoende. In die zijn heeft hij voor mij altijd tot het radiotijdperk gehoord.”

 

 

 

 

Jan Siebelink (Velp, 13 februari 1938)

Lees verder “Jean Nelissen, Jan Siebelink, Pai Hsien-yung, Herman de Man”

Thijs Zonneveld, Gerard Walschap, Hans Arnfrid Astel, June Jordan, Mervyn Peake, Jan Neruda

Bij de Tour de France

 

 

 

Wout Poels

 

 

Uit: Hé Woutje (Column)

 

“Ergens ben je het kleine broertje van het hele peloton. Zo’n klein, fragiel, bleu jochie met een zachte g. Toen ik je voor het eerst zag fietsen dacht ik: ach gut. En ik was niet de enige.

Ik weet nog die ene wedstrijd in Spanje, toen je na de finish ruzie kreeg met een doorgesnoven Portugees die je te lijf ging met zijn achterwiel. Voordat die vent zijn wiel op je hoofd had kunnen timmeren stonden we er met tien man tussen. Kom niet aan mijn kleine broertje.

Maar nu lig je in een ziekenhuisbed met een gescheurde nier, een gescheurde milt, gebroken ribben en gekneusde longen. Je bent een ruimteschip van Lego waaraan je maanden hebt gewerkt – en dat je ’s morgens in duizend stukjes op de grond naast je nachtkastje vindt. Zo kapot. Zo oneerlijk kapot.

Dit was jouw Tour, Woutje. De ene waarin je een rit zou winnen, en de bolletjestrui. Het kon zomaar, want dit was de Tour van de Nederlanders. We zouden in totaal achtenvijftig etappes winnen en minstens elf man bij de eerste tien van het klassement wurmen.

Dit was onze Tour. Die waar we al jaren op wachten. Die waarvan we al jaren zeggen dat ie er volgend jaar aan komt. Tien jaar geleden beloofden we elkaar dat we volgend jaar heel goed zouden zijn, vijf jaar geleden deden we hetzelfde; drie jaar geleden, twee jaar geleden en vorig jaar wisten we ook zeker dat het volgend jaar allemaal goed zou komen. Maar hoe zeker we het ook wisten en hoe hard we het ook hoopten, het lukte niet.”

 

 

 

Thijs Zonneveld (Leiden, 28 september 1980)

Lees verder “Thijs Zonneveld, Gerard Walschap, Hans Arnfrid Astel, June Jordan, Mervyn Peake, Jan Neruda”

Tim Krabbé, Lion Feuchtwanger, Ivo Victoria, Vladimir Majakovski, Clemens Haipl

Bij de Tour de France

 

Mark Casvandish en Chris Froome in de Tour van 2012

 

Uit: Das Rennen (Vertaald door Susanne George)

„Nach rechts. Anstieg über 5 Kilometer zum Causse Méjean. Ich habe mich ein Stück nach hinten fallen lassen; ich bin in der Mitte des Feldes.
Durcheinander. Ein Fahrer schaltet, trifft daneben, fliegt fast über seinen Lenker, flucht. Zwanzig Fahrer vor mir, eine ganze Straße voll. Ich erkenne Lebusque, ein Segelflugzeug zwischen den Staren.
Bei Anstiegen reißen sofort die schlimmsten Löcher auf, ich muss hindurch. Schwankend halte ich nach Durchlässen Ausschau. Panik, dass sie mich allein lassen, noch spüre ich meine Pedale nicht. Ich tippe ein Hinterrad an, ich schlingere, ein anderer stößt sich von mir ab, ich lande im Straßengraben, kein platter Reifen. Flitz flitz. Zwei Fahrer weg. Mit einigen wenigen Tritten fahren sie aus meinem Rennen davon. Reilhan und Guillaumet. Die echten Klassefahrer – zwischen den Rennen mache ich mir nur selbst etwas vor. Sie sind sofort gut weggekommen. Am Berg zu attackieren ist äußerst effektiv, aber auch das Schwerste, was es gibt. Bahamontes, Fuente konnten das zwanzigmal hintereinander, wie rammelnde Kaninchen. Alle Kletterer guten Durchschnitts warnen einander vor dieser Sorte von Männern. Nicht dranhängen. Doch dranhängen? Dann ziehen sie noch mal an, sie lassen dich am Gummiband krepieren. Doch währenddessen werde ich namenlos Zehnter. Ich muss mich damit abfinden. Ich kann nur tun, was ich tue, und so weitermachen.
Ich bin nun vorne in unserem halb ausgerissenen Feld gelandet. Dritte Position. Dort bleibe ich; die beiden vor mir fahren schnell genug. Nach einer Weile wird mir klar, wer sie sind: Lebusque und Kléber, nebeneinander. Lebusque auf den Pedalen stehend mit einer riesigen Übersetzung, aber trotzdem gleichmäßig. Kléber sitzend. Halb neben mir stampfend, ächzend, aber überraschend, Barthélemy.
Allmählich finde ich einen Rhythmus. Klettern ist ein Rhythmus, ein Rausch, man muss die Proteste seiner Organe beschwichtigen.“

 

 

Tim Krabbé (Amsterdam, 13 april 1943)

Lees verder “Tim Krabbé, Lion Feuchtwanger, Ivo Victoria, Vladimir Majakovski, Clemens Haipl”

Willie Verhegghe, Neil Simon, Walter Wippersberg, Rob van Erkelens, Sébastien Japrisot, Robert Desnos

Bij de Tour de France

 

 

Mark Cavendish

 

 

Gevonden: Snelle benen

 

Voor één keer knalden de champagnekurken al
bij de start in Epernay -noblesse oblige-,
een sprankelend startschot waarop de spuit-Pierrot
van Spa alleen maar jaloers kan zijn.

 

Daarna de helse tocht door kokende zonnebloemvelden
met hoog Celcius-gehalte, het zweetzout zet zich gul af
en trekt grillige lijnen op de donkere shirts en broeken,
ik krijg zowaar medelijden met het brandend nageslacht
dat nog uit al die geknelde kloten groeien moet,
hier is elke vorm van deugddoende afkoeling ver weg,
het synthetisch zeemvel is ongenadig hard en
wekt met gele grijns claustrofobische jeuk op.
Ik spreek zowaar uit ondervinding !

 

Ten dele geteisterd door hitte in de hersenen
maar vooral begaan met de dwangarbeiders van de weg
denk ik aan Amets Txurruka die deze middag
niet meer aan de start verscheen en nu ergens
met rood geweende ogen zijn sleutelbeenwonden likt.
Amets zou in het Baskisch ‘droom’ betekenen,
in dit geval voorwaar een wel zeer boze.

 

En at last doet Cavendish wat van hem wordt gevraagd:
na vallen en opstaan vindt hij zijn snelle benen weer.
Snelle benen zijn altijd lekker meegenomen.
Als je ze vindt tenminste.
Ik heb de mijne al lang uit het trage oog verloren
en zoek niet langer meer: verstand komt met de jaren.

 

 

 

Willie Verhegghe (Denderleeuw, 22 juni 1947)

Lees verder “Willie Verhegghe, Neil Simon, Walter Wippersberg, Rob van Erkelens, Sébastien Japrisot, Robert Desnos”

Tour de France 15 (Karl Vannieuwkerke)

Bij (het slot van) de Tour de France

 

De Vlaamse sportverslaggever, presentator en schrijver van boeken en columns Karl Vannieuwkerke werd geboren in Ieper op 19 januari 1971. Vannieuwkerke werkte eerst als freelance verslaggever voor de krant Het Volk. Halverwege de jaren 90 verschenen in Vlaanderen regionale televisiezenders en zo kon hij in 1994 aan de slag als sportverslaggever en nieuwslezer bij het West-Vlaamse FocusTV. In 1997 werd hij naar de openbare Vlaamse omroep VRT gehaald door toenmalige chef-sport Marc Stassijns. Daar ging hij verder werken als live-sportverslaggever en presentator van sportprogramma’s. Daar richtte hij zich op tennis, maar vooral op wielrennen, met live-wedstrijdcommentaar, live-commentaar vanop de motor en presentatie van onder andere avondprogramma’s rond de Ronde van Frankrijk. In 1998 won hij de Sportpersprijs voor zijn jaaroverzicht van de Ronde van Frankrijk, Het epos van de Tour. Vanaf het jaar 2005 presenteerde hij populaire talkshows over de Ronde van Frankrijk met bekende gasten, eerst vanuit de studio en later vanaf een locatie in de buurt van de aankomst van de rit van die dag.

 

Uit: Tom en Thomas (Column)

„In elke mens zit toch een beetje revanchist. Het klonk in geen enkel interview door. Tom had ruim een uur de tijd gehad om er over na te denken en de (af)rekening al gemaakt onder het fietsen. Zijn inspanning was krachtig, maar sereen. Hij perste het uiterste uit zijn verwrongen ledematen en genoot ingetogen. Geen tierlantijntjes. Geen overdreven pathetische gebaren, geen engeltjes uit achterzakjes, geen smoelenwerk. Eén keer een vinger naar de camera: ‘Voor jou, Lore!’ en dan nog eens vier voor het aantal overwinningen in Roubaix. Het grootste geluk diep van binnen gesavoureerd.

 


Tom Boonen en Thomas Voeckler

 

Thomas Voeckler deed het opzichtiger, dacht aan de samenstellers van de jaaroverzichten. Eens zijn voorsprong de halve minuut had bereikt, ging de mond niet meer dicht. Zijn tong maakte bochten als op een achtbaan. De focus lag op de duur meer op de mimiek dan op de prestatie. Hij was alleen nog bezig met de camera. Solo’s op de fiets. Ze bestaan in diverse vormen. Geen wonder dat het in de Tour van een paar jaar geleden al eens botste tussen Tom en Thomas. Wat voor de ene een klap is, is voor de andere een aai. Maar de prestaties zijn allebei uitzonderlijk. Boonen en Voeckler zijn uitstekende renners. En wat maakt het dan uit of tegenstanders tot de eerste, tweede of derde klasse behoren. Tom en Thomas gaan er graag voor. Antipoden van Joop, gulzig in de inspanning, miniem in het profitariaat.“

 

Karl Vannieuwkerke (Ieper, 19 januari 1971)

 

Zie voor de schrijvers van de 21e juli ook mijn blog van 21 juli 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

 

Zie voor de schrijvers van de 22e juli ook mijn blog van 22 juli 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

Tour de France 14 (Thijs Zonneveld, Peter Winnen)

Bij de Tour de France

Fabian Cancellara, cover


De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Thijs Zonneveld werd geboren op 28 september 1980 in Sassenheim. Zie ook alle tags voor Thijs Zonneveld op dit blog.

Uit: De straaljager ontploft (Column)

„En zou er vast wel weer ergens een YouTube-filmpje opduiken met het bewijs dat er een motortje in zijn fiets of zijn benen zit. Of anders een vage bewering over een nieuw soort kettingolie, de vondst van kerosine in zijn bidon of een buitenaards gen in zijn DNA-structuur.

Gááááp. Wat was wielrennen eigenlijk saai met zo’n onmens als Cancellara in het peloton. In het begin was het nog geweldig om te zien hoe hij zijn tegenstanders verpulverde, maar op een gegeven moment gaat al dat geweldige geweld op twee wielen je toch de keel uithangen. Zo’n Zwitser die denkt dat hij zijn klok kan gelijk zetten op een overwinning, die maakt de sport kapot.

Stumper Zou die Cancellara eigenlijk weten wat hij allemaal aanrichtte? Besefte hij wel hoe al die andere renners zich voelden? Tom Boonen bijvoorbeeld, held van beroep in Vlaanderen, werd elke keer in de hoek gezet als een stumper op een fiets. Kan je niet maken, vind ik.

Of zoals Bram Tankink vorige week, die wordt tot in de lengte van dagen achtervolgd door het beeld van een krampaanval in zijn bil op het moment dat hij probeert Cancellara bij te benen. Hoe moesten die jongens er ooit nog in geloven dat ze een grote klassieker kunnen winnen waar Der Fabian ook aan meedoet?“

Thijs Zonneveld (Sassenheim, 28 september 1980)

 

De Nederlandse schrijver Peter Winnen werd geboren op 5 september 1957 in Ysselsteyn. Zie ook alle tags voor Peter Winnen op dit blog.


Uit: Granieten kont (Koersdagen)

“De overmacht waarmee Fabian Cancellara de stenen slechtte in Parijs-Roubaix wordt het beste tot uitdrukking gebracht in het volgende dialoogje. Ik plukte het van de Vlaamse teletekst.

“Hij komt eraan”, roept Marc Sergeant vanuit de auto in het elektronisch oortje van Leif Hoste die op dat moment van de koers in een kopgroepje huist. Waarop Hoste antwoordt: “Hij is al voorbij”.

Hoe doet doe Cancellara dat toch? Bijna de hele solovlucht werden mijn ogen als een magneet naar die granieten kont getrokken. Niks geen gestuiter op het zadel; je kon een glas water op zijn rug zetten zonder dat er één druppel werd gemorst. Ik zou al een tevreden mens zijn als ik zo op een toilet kon zitten.

Alsof de Franse regisseur mijn vraag had gehoord laste die enige studiemomenten in. Cancellara in slow motion, als een vogel glijdend op thermiek. Een close-up van banden op de woestenij: ook al geen gedaver. Cancellara rijdt over de stenen alsof het Zwitsers asfalt is. Een vleesgeworden schokdemper. Maar dat ik nu precies kan uitleggen hoe hij hem dat flikt, neen.”

Peter Winnen (Ysselsteyn, 5 september 1957)

 

Zie voor de schrijvers van de 20e juli ook mijn blog van 20 juli 2011 deel 1 en ookdeel 2 en eveneens deel 3.

Tour de France 13 (Mart Smeets)

Bij de Tour de France

De Nederlandse (sport)journalist, schrijver en radio- en televisiepresentator Martinus Jan (Mart) Smeets werd geboren in Arnhem op 11 januari 1947. Zie ook alle tags voor Mart Smeets op dit blog.

Uit: Rond de 40

Eigenlijk is het de schuld van Kees Buurman van de NOS- radio. In de zomer van 1973 stuurde hij me naar de Tour om het verslaggeversvak te leren. Er was niemand anders. Als het toen Wimbledon was geweest, was ik daar hoogstwaarschijnlijk ook met veel plezier naartoe gegaan en was ik dáár blijven hangen. Het werd de Ronde van Frankrijk. In alle hoedanigheden heb ik deze fietsronde meegemaakt: achter op de motor voor de radio, als televisiecommentator, als aangever, als inkopper, als interviewer, als stukjesmaker, als inspreker, als gast van een late avondshow, als presentator, als haarlemmerolie, als sjouwer, als redactielid, als journalist vooral. Ik volgde de Tour blij, bijna euforisch, kwaad, bedroefd en doodziek. Ik was jubelend, streng, grimmig en elke keer vroeg ik me af: waarom reis ik iedere zomer naar Frankrijk, hang daar een kaart om mijn nek en ga ik leven in een rondreizend circus met eigen kleine wetten en regels? Wat is er zo aantrekkelijk aan het slapen in kamer 314 van de Ibis van Béziers, een kamer waar je de kont niet kunt keren, waar de lakens vuil zijn en waar je altijd de buren aan het werk hoort?

Luis Ocaña in de Tour de France 1973


Wat is de charme van lange,nachtelijke ritten van finishplaats naar uitzendstadje, over wegen die Tom Tom niet kent? Waarom doet slapen er op een gegeven moment niet meer toe? Op den duur ga je stokbrood van anderhalve dag oud zelfs acceptabel vinden. Je toert door een wonderschoon land met alle denkbare landschappen. Je zit vast in alle mogelijke files. Je koopt landwijn van 2,95 euro per fles en die smaakt ook nog; je doet het omdat je iets wilt drinken terwijl je in de samenvatting in razend tempo zit te monteren. Koppijn, ach wat. Dan maar weer aspirines als ontbijt. Nog zo’n vraag die me vaak heeft beziggehouden: waarom kennen we allemaal de Tour en weten we niets van de Giro d’ Italia en nog minder van de Vuelta a España?

Mart Smeets (Arnhem, 11 januari 1947)

 

Zie voor de schrijvers van de 19e juli ook mijn blog van 19 juli 2011 deel 1 en ook deel 2 eneveneens deel 3