Gerard Walschap, Hans Arnfrid Astel

De Vlaamse schrijver Gerard Walschap werd geboren op 9 juli 1898 in Londerzeel. Zie ook alle tags voor Gerard Walschap op dit blog.

Uit: Een mens van goeden wil

“Vader lachte nooit, maar hij deed zijn vrouw lachen met droge geestigheden. Voor de rest floot hij, zachtjes en tevreden. De kinderen werden geslagen noch berispt. Er stak geen kwaad in. Het ergste dat moeder hun aandeed was zwijgen, niet lachen, en vader floot dan voort als wist hij van niets. Het leven wees zichzelf. Wat te heet was raakten ze niet aan, wat te zwaar was lieten ze liggen, wat van een ander was werd geëerbiedigd zooals zij voor het hunne stonden: niemand moest wagen er omtrent te komen.
In zulk goed huis, midden in de velden, waar de menschen rustig worden, wijs en gelaten, kreeg Thijske zijn gevoel voor onrecht dat hem lijden deed en leed om het kanarievogelken.
Als een kat geen vogelen mag vangen, zeide moeder, mogen de vogelen ook geen vliegen of rupsen opeten, dat is hetzelfde. Groot eet klein op, zoo gaat het. Thijs bekeek haar en kon niet antwoorden; zij sprak waarheid en overtuigde hem niet. Vader langs zijn neus weg: Nu moet ik hem den kop inslaan omdat hij de kat kapot gemaakt heeft. Moeder schaterde, maar schudde zich opeens alsof ze kou had, trok Thijs beschermend tegen hare borst, en wreef genezend over zijn ronden harden jongenskop, als had hij daar reeds pijn. Alsof hare handen het woord in hem losgemaakt hadden, schreeuwde Thijs woest en bleek: ik kan geen onrecht zien: Vader zei dat hij dat van Nonkel Dolf gehoord had. Waarom maakte moeder zich uit de voeten?
Vader Do en moeder Dina, stuurden hun kinderen naar school.
Thijs’ broer geraakte zoo ver als het nat weer of koud was, anders speelde hij en bleef onderweg tot de anderen terugkwamen. Maar Thijs ging elken dag. Hij stelde belang in Jozef door zijne broeders verkocht en haatte de Romeinen die België veroverden, dat niet van hen was. De meester beschreef de wilde gevechten in de bosschen; de Belgen waren zoo dapper dat ze streden tot er geen vijftig op de duizend meer overschoten. Thijs stak den kop omhoog en vroeg wat die vijftig op de duizend dan deden. Wat konden zij gedaan hebben, maken dat ze uit de voeten waren, de veldslag was verloren, de Romein was meester. Thijs blies verachtend door den neus naar die vijftig op de duizend en moest verkroppen dat het onrecht won. Of hij ook volhield dat ze dan toch nog met vijftig geweest waren, de meester glimlachte en zeide zooals moeder: zoo gaat het. Hij hield de armen wat open om te toonen dat hij er zelf ook machteloos tegenover stond. Maar het woog op den knaap.”

 

Gerard Walschap (9 juli 1898 – 25 oktober 1989)

 

De Duitse dichter Hans Arnfrid Astel werd geboren in München op 9 juli 1933. Zie ook alle tags voor Hans Arnfrid Astel op dit blog.

 

Proza & vers

Naar het verschil tussen
proza en vers gevraagd, zal ik
antwoorden in prozaïsche verzen:
Taal is water. gevatheid, dauw,
iets door en door vloeibaars,
dat de kiezel nat maakt,
die glinstert op het strand –
een geboortewater van de innerlijke vorm,
verloskundigenhumor zogenaamd,
met beide voeten in de lucht,
niet vijf op de grond.
Wanneer de politici allitereren
in vrede en vrijheid,
gaan de dichters vrijwillig
in prozaïsche ballingschap.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Hans Arnfrid Astel (9 juli 1933 – 12 maart 2018)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e juli ook mijn blog van 9 juli 2020 en eveneens mijn blog van 9 juli 2019 en ook mijn blog van 9 juli 2018 en ook mijn blog van 9 juli 2017 deel 2.

Gerard Walschap, Jürgen Becker

De Vlaamse schrijver Gerard Walschap werd geboren op 9 juli 1898 in Londerzeel. Zie ook alle tags voor Gerard Walschap op dit blog.

Uit: Houtekiet

“Zij zou zijn naam moeten uitschreeuwen, zingen, zoet uitspreken, uitsnikken, zoo brandt hij in haar. De muziek ’s zondags in de kerk zou moeten zingen Houtekiet. Bij het werk is plots zijn hand op haar lichaam, nu hier, dan daar. Het snijdt haar den adem af, ze moet stilstaan tot het over is. Simon, de oudste van haren boer, zweert dat hij haar niet aangrijpt om zoo maar eens, maar om te trouwen, trouwen al gaan ze hier allemaal op hunnen kop staan. Met een ruk en een stoot werpt ze hem tegen den muur. Het is of ze nagelt er hem aan vast met den trotschen hoon dat ze hem nog niet ziet staan. Schor kan hij eindelijk vragen of ze dan iemand beters ziet staan, zij een meid, gotvernonde. Heilige naam van Jan Houtekiet, als een hostie moet zij u telkens inslikken want wie draagt u? Niet eens een stalknecht, niet eens een mensch: een everzwijn waarop de boschwachter jaagt. Na de eerste ontmoeting heeft zij den naam genoemd, den man beschreven. Een na een grinnikten de mannen, eerst Mandus, dan Docus den paardenknecht, dan de twee zonen Simon en Leo. Naar die twee pinkoogde Liza, de boerin vroeg of Lien zich niet schaamde en de boer zelf, Busschops: Is ’t nu genoeg?
Maar de naam blijft groeien, zwellen. In verrukking ligt haar hoofd aan de flank van de dwarsche koe, die zij nu liefheeft. Met trage, trillende hand doet ze een straal melk op haar bloote scheen spuiten en kreunt zacht.
Aan Liza’s bed gaat ze eindelijk den naam altijd maar uitspreken. Deze denkt eerst dat zij gek geworden is, dan dat het in geen geval Houtekiet kan geweest zijn, ten slotte dat het de duivel was. Bedriegt die niet de jonge meisjes met baard en haren zooals die van Christus? En wekken gewone mannen zulk vrouwenvuur? Nemen zij niet het plezier en laten de vrouw de schande als het uitkomt, na den trouw de kinderen? Daarom, Lien, was het soms de duivel niet? Het baat Lien niet zich opnieuw op te hitsen met de herinnering, hem opnieuw te beschrijven, hard en zoet, krachtig, nog te herhalen dat daarna zijn mond is als die van een klein kindje. Helpt niet, onmogelijk, ze heeft zich aan den duivel gegeven. Wild gebiecht trekt ze haar nachtkleed op, laat zich zwijmelend op het bed neer en fluistert dat als het de duivel geweest is en hij wil hier komen, zij hem nog wil, kom. Het pleit voor Houtekiet dat de duivel er nog niet is, als Liza eindelijk uit de dekens durft te voorschijn komen, rood en bezweet. Ze neemt aan, mee over de plank te gaan om Houtekiet te zien.”

 

Gerard Walschap (9 juli 1898 – 25 oktober 1989)
Portret door zijn dochter Lieven Walschap, jaren 1980

 

De Duitse dichter en schrijver Jürgen Becker werd op 10 juli 1932 in Keulen geboren. Zie ook alle tags voor Jürgen Becker op dit blog.

Bestemming

Westfaalse heuvels, de Breisgau dan Dresden … geen week
voor ansichtkaarten en uitgeruste residenties; Vallend blad, diep
hangende lucht tussen Elbe en Rijn.

Schuiven met datums, geen afscheid voor lang; wat zoek je
in het zuiden? Ik dacht in de restauratiewagen aan mijn vader
en hoe hij reisde in de jaren dertig … Excelsior,
Majestic De jongen bij het raam begrijpt niet wat
de volwassenen zeggen: Marienborn, destijds de zone –

Leeg terrein tussen restanten hek; twee kraaien fladderen
rond een toren die bleef staan. De hand
in de hartstreek, reiken naar het paspoort; er zijn
gewoonten die de trein met zich meevoert. Zorgeloze
reizigers laten de kranten liggen.

Kijk naar buiten. De nabijheid van het landschap dat je
kunt herwinnen. Een kans die zich elk uur
herhaalt. Hongkong gaat langzaam verloren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jürgen Becker (Keulen, 10 juli 1932)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e juli ook mijn blog van 9 juli 2019 en ook mijn blog van 9 juli 2018 en ook mijn blog van 9 juli 2017 deel 2.

Gerard Walschap, Tim Hofman, Willem M. Roggeman, Hans Arnfrid Astel, June Jordan, John Heath-Stubbs, Mervyn Peake, Jan Neruda, Peter Märthesheimer

De Vlaamse schrijver Gerard Walschap werd geboren op 9 juli 1898 in Londerzeel. Zie ook alle tags voor Gerard Walschap op dit blog.

Uit: Een mens van goeden wil

“Zijn strijd heeft Thijs op den ouderdom van acht jaren ingezet. Met een kat. Hij zat op een vroegen zomerdag met zijn rug tegen den steenput in de schaduw van een vlier fluitjes te snijden. De lucht was korenblauw, het dak rood, de muur wit, met groene deur en blinden, de grond ervoor zwart van de sinteltjes, alles helder, rustig, vredig en Thijs dacht: ik ben blij. De kat zat al meer dan een half uur slapend te loeren op den rand van het lage dak; een halve meter onder haar had vader het kanariekooitje aan den muur gehangen. Opeens viel ze met de kooi naar beneden, het kanarievogeltje vloog gek van hier naar daar. Thijs zag de kat het kleine gele diertje bij den kop door de tralies trekken. Ze verdween er mee. Al zijn bloed stond stil, hij werd vlak in het hart gestoken, de rand van den steenput verkilde in zijn rug tot een klomp ijs. Hij stond op, met looden beenen; hij hijgde diep alsof hij aan de lucht die er was opeens niet meer genoeg had. Staande kon hij zich ook niet geduren. Hij ging en wist niet waarheen. Onbewust koos hij de richting van den beemd waar zijn vader wissen aan ’t snijden was. Maar hij kon over de gracht niet, waar hij honderden keeren over gesprongen was. Hij volgde ze tot waar zij in de beek vloeit. Daar bleef hij zitten, moe, door een last gedrukt en hij dacht: ik heb pijn.
‘s Avonds kookt moeder botermelk en bakt aardappelen met wat ajuin in zoete lies. Thijs at en sprak niet, al hadden de anderen het over den kanarievogel. Hij beet zelfs op de botermelk. Voor zijn oogen lag de kat achter de stoof te pinkoogen. Na den maaltijd gaan broer en zuster nog wat buiten spelen, vader gaat gehurkt naast den dorpel zitten fluiten, moeder ruimt de tafel af en wascht het gerief. Maar Thijs zocht in vaders’ werkschuurtje den zwaarsten hamer, zette zich op zijn knieën achter de kat, haalde zijn zwaai met twee handen en haar kop deed krak. Zij schoot weg om buiten onder den vlier te sterven en nu eindelijk kon de kleine Thijs schreien, de beklemming loste, zijne gerechtigheid was geschied.
Van buiten riep vader wie de kat doodgeslagen had, binnen riep moeder: Onze Thijs. Ze lachte, vader floot voort, floot alleen maar iets rapper.
Moeder lachte altijd. Haar klein huisje was onderhouden en proper. Zeteltjes, vogelkooitjes, een hoos over de hesp aan ’t plafond, een standerd voor drie bloempotten, alles door den man gevlochten uit gekleurde wijmen, maakten het vriendelijk en gezellig. Haar man was stil, goed en sterk, haar kinderen waren schoon en ferm, twee jongens, een meisje.”

Gerard Walschap (9 juli 1898 – 25 oktober 1989)
Cover soundtrack van de gelijknamige dramaserie uit 1973-74


De Nederlandse presentator, blogger, journalist, dichter en columnist Tim Hofman werd geboren in Vlaardingen op 9 juli 1988. Zie ook alle tags voor Tim Hofman op dit blog.

Aftrekkelijk

Ik val al dagen in slaap met
papier naast mijn bed;
soms leeg of beschreven
maar meestal bevlekt.

Dat worden geen woorden
Maar het zaad dat er staat
Trekt wat ongeboren
Is af van de daad.

 

Tijdelijk

Gelukkig stierf hij
op de laatste dag
van zijn leven.

Elk ietsje eerde
rwas zonde geweest,
al was het maar
heel even.

Tim Hofman (Vlaardingen, 9 juli 1988)


De Vlaamse dichter en schrijver Willem Maurits Roggeman werd geboren in Brussel op 9 juli 1935. Zie ook alle tags voor Willem M. Roggeman op dit blog.

Regen

Ik geloof niet in de werkelijkheid.
Ik geloof in mijn droom:
dat alles eenmaal leven moet,
ook de stenen, de huizen,
de aarde aan mijn schoenen.
Ik geloof dat ook de regen
eens zal ademhalen
en verliefd worden.
Daarom streel ik de regen.
Daarom sla ik de zon.

 

Het mechanisme van de inspiratie

Met toevallig gekozen woorden
schrijft hij een gedicht
dat handelt over een droom
waarin hij zelf optreedt
als de glorieuze uitvinder
van een vreemde machine
die dromen voortbrengt
waarin hij voorkomt
schrijvend aan een gedicht
waarin hij
met toevallig gekozen woorden
handelt over een droom
waarin hij zelf optreedt
als de glorieuze uitvinder
van een vreemde machine
die dromen voortbrengt
waarin hij voortkomt
schrijvend aan een gedicht
met toevallig gekozen woorden.

Willem M. Roggeman (Brussel, 9 juli 1935)


De Duitse dichter Hans Arnfrid Astel werd geboren in München op 9 juli 1933. Zie ook alle tags voor Hans Arnfrid Astel op dit blog.

Schizophren

Du bist eine ehrliche Haut.
Ich glaub dir kein Wort.
Du redest verrücktes Zeug
aus Angst,
ich könnte dich anfassen.
Du stellst nie Fragen.

Hast du einen Wortschatz?

 

Schliesskorb

Triefend vor Häßlichkeit, Ungestalt, Abgestalt
Auge, verweilst du, wo? auf dem alten,
aus reinen Weiden geflochtenen Korb.
Mit Blindheit Geschlagene flochten die Ruten.

Unansehnlich, triefend, häßlich auch sie,
Auge, du hast sie gesehn, blaukittlig,
blöd und dunkel in ihrer Werkstatt,
trüb, von schimmelnden Nächsten hergeliebt.

Als Knaben ließ meine Mutter mich kaufen
bei Blinden diesen Schließkorb, beisammenzuhalten
meine sieben Sachen auf den Schul- und Irrwegen.

Liebste Augenweide meines Zimmers ist er nun,
ein Flechtwerk, ein Staat aus innig Umschlungenen.
Wie Rinde von Ruten ist Blindheit abgestreift.

 

Schmetterlinge

Franz von Assisi predigte den Tieren.
Er lehrte sie mit seinem Zeigefinger
die Frömmigkeit von Menschen seinesgleichen,
wie Orpheus einst den Tieren vorgesungen.
Da flog ein Falter ihm auf seinen Finger.
So, meine Seele, sing ich von den Blüten,
ich rede zu den Menschen von den Tieren.
Als ich längst schweige, fliegt vor meinem Mund
dein Schmetterling auf meine Zungenspitze.

Hans Arnfrid Astel (München, 9 juli 1933)


De Afro-Amerikaanse schrijfster, dichteres en politiek activiste June Jordan werd geboren op 9 juli 1936 in New York. Zie ook alle tags voor June Jordan op dit blog.

Nobody riding the roads today

Nobody riding the roads today
But I hear the living rush
far away from my heart
Nobody meeting on the streets
But I rage from the crowded
overtones of emptiness
Nobody sleeping in my bed
But I breathe like windows
broken by emergencies
Nobody laughing anymore
But I see the world split
and twisted up like open stone
Nobody riding the roads today
But I hear the living rush
far away from my heart

 

Poem About Process And Progress
for Haruko

Hey Baby you betta
hurry it up!
Because
since you went totally
off
I seen a full moon
I seen a half moon
I seen a quarter moon
I seen no moon whatsoever!

I seen a equinox
I seen a solstice
I seen Mars and Venus on a line
I seen a mess a fickle stars
and lately
I seen this new kind a luva
on an’ off the telephone
who like to talk to me
all the time

real nice

 

For Alice Walker (A Summertime Tanka)

Redwood grove and war
You and me talking Congo
gender grief and ash

I say, ‘God! It’s all so huge’
You say, ‘These sweet trees: This tree’

June Jordan (9 juli 1936 – 14 juni 2002)  

 

De Engelse dichter John Heath-Stubbs werd geboren op 9 juli 1918 in Londen. Zie ook alle tags voor John Heath-Stubbs op dit blog.

Not Being Oedipus

Not being Oedipus he did not question the Sphinx,
Nor allow it to question him. He thought it expedient
To make triends and try to influence it.
In this he entirely succeeded,

And continued his journey to Thebes.The abominable thing
Now tame as a kitten (though he was not unaware
That its destructive claws were merely sheathed)
Lolloped along beside him —

To the consternation of the Reception Committee.
It posed a nice problem: he had certainly overcome
But not destroyed the creature — was he or was he not
Entitled to the hand of the Princess

Dowager Jocasta? Not being Oedipus
He saw it as a problem too. For frankly he was not
By natural instinct at all attracted to her.
The question was soon solved —

Solved itself, you might say; for while they argued
The hungry Sphinx, which had not been fed all day,
Sneaked off unobserved, penetrated the royal apartments,
And softly consumed the lady.

So he ascended the important throne of Cadmus,
Beginning a distinguished and uneventful reign.
Celibate, he had nothing to fear from ambitious sons;
Although he was lonely at nights,

With only the Sphinx, curled up upon his eiderdown.
Its body exuded a sort of unearthly warmth
(Though in fact cold-blooded) but its capacity
For affection was strictly limited.

Granted, after his death it was inconsolable,
And froze into its own stone effigy Upon his tomb.
But this was self-love, really —
It felt it had failed in its mission.

While Thebes, by common consent of the people, adopted
His extremely liberal and reasonable constitution,
Which should have enshrined his name — but not being Oedipus,
It vanished from history, as from legend.

John Heath-Stubbs (9 juli 1918 – 26 december 2006)
Portret door Peter Edwards, 1988-89

 

De Engelse schrijver, tekenaar, illustrator en dichter Mervyn Peake werd geboren op 9 juli 1911 in Lushan (Kuling) in Jiangxi, een province in centraal China. Zie ook alle tags voor Mervin Peake op dit blog.

Uit: Gormenghast

“This hall that ran along the top story of the north wing was presided over by the curator, Rottcodd, who, as no one ever visited the room, slept during most of his life in the hammock he had erected at the far end. For all his dozing, he had never been known to relinquish the feather duster from his grasp; the duster with which he would perform one of the only two regular tasks that appeared to be necessary in that long and silent hall, namely to flick the dust from the Bright Carvings.
Entering at seven o’clock, winter and summer, year in and year out, Rottcodd would disengage himself of his jacket and draw over his head a long, grey overall which descended shapelessly to his ankles. Having flicked at the first carving on his right, Rottcodd would move mechanically down the long phalanx of colour, stopping for a moment before each carving, his eyes running up and down it and all over it, and his head wobbling knowingly on his neck, before he introduced his feather duster.
One humid afternoon, a visitor did arrive to disturb Rottcodd as he lay deeply hammocked, for his siesta was broken by a rattling of the door handle which was apparently performed in lieu of the more popular practice of knocking at the panels. The sound echoed down the long room and then settled in the fine dust on the boarded floor. The sunlight squeezed itself between the thin cracks in the blind. Even on a hot, stifling, unhealthy afternoon such as this, the blinds were down and the candlelight filled the room with an incongruous radiance. At the sound of the door handle being rattled Rottcodd sat up suddenly. The thin bands of moted light edging their way through the shutters barred his dark head with the brilliance of the other world. As he lowered himself over the hammock, it wobbled on his shoulders, and his eyes darted up and down the door returning again after their rapid and precipitous journey to the agitations of the door handle. Gripping his feather duster in his right hand, Rottcodd began to advance down the bright avenue, his feet giving rise at each step to little clouds of dust. When he at least reached the door the handle had cease to vibrate. Lowering himself suddenly to his knees he placed his head and the vagaries of his left eye (which was for ever trying to dash up and down the vertical surface of the door), he was able by dint of concentration to observe, within three inches of his keyholed eye, an eye which was not his, being not only of a different colour to his own iron marble, but being, which is more convincing, on the other side of the door. This third eye which was going through the same performance as the one belonging to Rottcodd, belonged to Flay, the taciturn servant of Sepulchrave, Earl of Gormenghast.”

Mervyn Peake (9 juli 1911 – 17 november 1968)
Cover

 

De Tsjechische schrijver en dichter Jan (Nepomuk) Neruda werd op 9 juli 1834 geboren in Praag. Zie ook alle tags voor Jan Neruda op dit blog.

Uit: Die Hunde von Konstantinopel (Reisebilder, vertaald door Christa Rothmeier)

„Er legte den Rechnungsbetrag auf die Untertasse und ging fort; die Kellnerin nahm nicht einmal Notiz von ihm und sammelte bei Gelegenheit das Geld ein. In den Münchner Cafés bedienen ausschließlich Frauen, und der Kaffee wird auf französische Art erst am Tisch aus großen Kannen eingegossen. Ja, bezüglich der Tracht muß ich noch eine Eigenheit erwähnen. Einen Zylinder tragen hier als besonders markantes Kleidungsstück nur die Schornsteinfeger. Die schwarzen, rußigen Gestalten mit der Leiter über der Schulter und dem Seidenkamin auf dem Kopf sehen sehr gut aus. Soldaten sind ausnahmslos mit Zeug aus blauem Tuch bekleidet. Allerdings konnte ich in ihrer weniger geschmackvollen Aufmachung keinerlei größeren praktischen Nutzen als bei uns entdecken. Das Waffenvolk ist durchweg jung; kaum gedrillt, wird es beurlaubt. Leibesübung ist beim Militär ein wichtiger Gegenstand. Schicker ist nur die Leibwache, besteht aber überwiegend aus grauhaarigen, alten Leuten. Den Polizeidienst versieht die Gendarmerie, die auf der Straße jeden sehr wachsam mustert und einen Verdächtigen augenblicklich nach Ausweisen fragt. »Spitzl« heißt man hier nur ein gerades Kipfel, mit oder ohne Salz.
*
Sowohl beim bayerischen Landbewohner als auch beim Städter zeigt sich Wohlstand. Ersterer versteht es, auch wenn er unfruchtbaren Boden besitzt, durch ständigen Fleiß und Gebrauch verschiedenster Mittel trotzdem viel aus ihm herauszuholen. Dörfer sind hier sehr selten, und ein Bahnpassagier erblickt erst dann eines, wenn er in Böhmen schon das sechste gesehen hätte. Ein starker Handel existiert in München nicht, die Eisenbahnen verdienen hauptsächlich am Transportgut. An den ankommenden Ausländern profitieren aber die Münchner viel. Und was sie hinzuverdienen, verstehen sie mit Ererbtem zu verbinden und zu erhalten.“

Jan Neruda (9 juli 1834 – 22 augustus 1891)
München, het populaire terras “Tambosi” bij de Hofgarten

 

De Duitse schrijver, draaiboekauteur en producent Peter Märthesheimer werd geboren op 9 juli 1937 in Kiel. Zie ook alle tags voor Peter Märthesheimer op dit blog.

Uit: Das forschende Kind

„Das ist gut, sagte Fassbinder, darüber machen wir unseren ersten Film. Und zu dem Werkzeugmacher von Ford, der uns bei der Entwicklung der Drehbücher beraten sollte, sagte er: “Also, da will einer beispielsweise was Gutes, und er schafft es auch, und dann stellt sich heraus, dass es für seine Kollegen was Schlechtes war. Was hat der Mann falsch gemacht? Nun, sagt der Werkzeugmacher, vielleicht hätte er sich vorher mit seinen Kollegen besprechen sollen. Eben, sagt Fassbinder zufrieden, und da er es nun nicht getan hat, muss er daraus fürs nächste Mal lernen. Und genau so einen Fall brauchen wir, und dann hätten wir den ersten Film auch schon zusammen. Er hatte dem Werkzeugmacher nicht gesagt, dass er einen Film über die Notwendigkeit solidarischen Handelns machen wollte. Er hatte auch nicht gesagt, dass er den gewünschten Fall aus der Wirklichkeit nur als Versatzstück für die Wirklichkeit gebrauchen würde, weil es ihm eigentlich nur darum ging, eine bestimmte Haltung zu zeigen, die die Menschen gegenüber der Wirklichkeit einnehmen könnten: den unverbrüchlichen Glauben nämlich, dass sie selbst die Kraft haben, den Lauf der Dinge zu bestimmen, anstatt sich ihm verzagt zu unterwerfen. Die Kritiker haben diese Filme dann kritisiert, weil die Arbeiter in den Filmen nicht so aussahen, wie in der Wirklichkeit, und die Filme von Christian Ziewer gelobt, in denen die Arbeiter ihren Vorstellungen entsprachen. Der einzige, der Fassbinder verteidigt hat, war Christian Ziewer.
*
Alle wichtigen Figuren in Fassbinder-Filmen scheinen mit der Identität, die sie nun einmal haben, nicht einverstanden zu sein, sträuben sich nicht nur gegen die Situation, in der sie sind, sondern auf eine merkwürdige Weise immer auch gegen sich selbst – als ob sie aus ihrer eigenen Haut herauswollten, als ob sie sich nach etwas sehnten, das sie auch sein könnten, ohne doch vorher vorab zu wissen, was das denn wäre: etwas leichtes, schwebendes, wolkenhaftes jedenfalls, kann man der eindringlichen Aura dieser Figuren entnehmen, fernab von der Schwermut, die sie in ihrem konkreten Leben wie ein Gefängnis umgibt, der Traum von einer Utopie, die keiner beim Namen zu nennen weiß, die einen aber auf eine verzweifelte Weise mit Hoffnung erfüllt.
Fassbinders Utopie hatte radikal naive, fast biblisch vereinfachte Züge: in einer künftigen Gesellschaft, die so sicher kommen würde wie ein Tag dem anderen folgt, würden die Menschen frei miteinander umgehen können, frei von Armut und Not, frei von Unterdrückung und Bevormundung, frei vor allem von jeder Art von Angst.“

Peter Märthesheimer (9 juli 1937 – 18 juni 2004)
Rainer Werner Fassbinder


Zie voor nog meer schrijvers van de 9e juli ook mijn blog van 9 juli 2018 en ook mijn blog van 9 juli 2017 deel 2.

Gerard Walschap, Tim Hofman, Hans Arnfrid Astel, June Jordan, John Heath-Stubbs, Ann Radcliffe, Mervyn Peake, Jan Neruda, Peter Märthesheimer

De Vlaamse schrijver Gerard Walschap werd geboren op 9 juli 1898 in Londerzeel. Zie ook alle tags voor Gerard Walschap op dit blog.

Uit: Houtekiet

“Zij zouden misschien heel den avond gelachen hebben, indien zij niet nijdig geworden ware als een spin omdat hij zeide: neen, dàt vergeet ik nooit meer. Dat, de rest dus wel, ze wil dadelijk naar huis. Juist daarom breekt een tweede maal zijn geweld los, over haar lichaam dat zich machteloos poogt omhoog te werken. Want Houtekiet houdt men zich niet van het lijf zooals de eerste beste stalknecht: hare twee wijsvingers knijpt hij samen boven haar hoofd, verweer u dan maar.
Terwijl hij in haren arm ligt als een gevelde eik, vraagt zij hoe hij heet. Jan. Zegt hem dat zij dezen tweeden keer nooit zal vergeten, Jan en begint hem gelaat en banden te kussen, dan te vertroetelen zijn haren en jongen baard, die donkerblond zijn en dicht gekruld. Hij laat zich alles goed welgevallen tot ze kreunt of hij van haar houdt. Dat ziet ge van hier, zegt hij, ik ken u niet eens. Ze kan hem zelfs niet doen bekennen dat ze mooi is, al kleedt ze zich op den rug liggend gansch uit. O, had ze maar meer kunnen doen! Hadde hij hare borsten opengesneden om te zien wat er in zit, zij zou gezegd hebben: kijk maar, Jan. Ze lag naakt en zeide: daar, wat hij nu wel zegde. Niets. Maar wat op dat uur overal rondom hen in Deps dier, vogel en insekt deden, herhaalde hij, even argeloos natuurlijk en verwoed.
Hij beval haar zoo plots naar huis te gaan, dat zij, eenmaal aangekleed, niet meer wist waar dat huis stond, want ze ging recht de hei in, lachte, wreef zich de oogen, zei dat ze dronken was en niet meer op haar beenen stond en wou weer in zijn arm gaan liggen. Toen ze, de plank over, weer in de wei was, hoorde ze hem roepen: Koekoek, koekoek en zij juichte koekoek terug. Deze, hun roep, wordt later wijd in den omtrek bekend. Nog roept men ons, Houtekieters achterna: Koekoek. Twee die ’s avonds eenzame wegskens zoeken, gaan, zeggen wij, koekoek doen. Wil ons iemand wijsmaken dat hij bij den gebuur maar een rijf of teems wil gaan leenen, koekoek zeggen wij.”

 

 
Gerard Walschap (9 juli 1898 – 25 oktober 1989)

 

De Nederlandse presentator, blogger, journalist, dichter en columnist Tim Hofman werd geboren in Vlaardingen op 9 juli 1988. Zie ook alle tags voor Tim Hofman op dit blog.

 

Tripolair

De driehoek met vier kanten
werd met regelmaat gepest.
Men gaf dan vaak als reden:
‘Jij bent anders dan de rest.’

Ook had hij vier hoeken,
deed aan zijn naam geen eer:
hij wilde er maar drie
en niet die ene meer.

Ach,
dacht het gedrocht,
wat maakt het nu nog uit?
Dood gaan we toch…
Dus nam hij een besluit.

Na zijn sprong vanaf de toren
versplinterd als gebroken glas,

ging hij in de boeken
als figuur met nog meer hoeken

 

 
Tim Hofman (Vlaardingen, 9 juli 1988)

 

De Duitse dichter Hans Arnfrid Astel werd geboren in München op 9 juli 1933. Zie ook alle tags voor Hans Arnfrid Astel op dit blog.

 

Sonntag

Mit einem
Fuß im Bachtal, dem
anderen

hinterm Berg,
stand nach dem Regen
der Bogen.

Dreifaltig
ist das Sonnenlicht,
blau, gelb, rot.

 

Sonntagabend

Mauersegler fliegen abends
kreischend dir ums Haus,
und in den öden Straßen
ruckt die Frau am ungewohnten Kleid.
Vom Speisekammerfenster
sieht der Mond nicht schlechter aus.
Es wäre alles recht so. Nur
man wüßte eben über manches gern Bescheid.

 

Springkraut

Indische
Kräuter bespringen
die Ufer.

Hummeln ins
blühende Springkraut,
kehren ein,

rückwärts raus,
zwischen zwei Fingern
zeigst du mir

das Springen
der reifen Schote,
du erschrickst

auch selbst, springst
ein Stück beiseite,
als wärest

du selber
das Springkräutchen »Rühr-
mich-nicht-an«.

 

 
Hans Arnfrid Astel (München, 9 juli 1933)

 

De Afro-Amerikaanse schrijfster, dichteres en politiek activiste June Jordan werd geboren op 9 juli 1936 in New York. Zie ook alle tags voor June Jordan op dit blog.

 

In Memoriam: Martin Luther King, Jr.

I
honey people murder mercy U.S.A.
the milkland turn to monsters teach
to kill to violate pull down destroy
the weakly freedom growing fruit
from being born

America

tomorrow yesterday rip rape
exacerbate despoil disfigure
crazy running threat the
deadly thrall
appall belief dispel
the wildlife burn the breast
the onward tongue
the outward hand
deform the normal rainy
riot sunshine shelter wreck
of darkness derogate
delimit blank
explode deprive
assassinate and batten up
like bullets fatten up
the raving greed
reactivate a springtime
terrorizing

death by men by more
than you or I can

STOP

II
They sleep who know a regulated place
or pulse or tide or changing sky
according to some universal
stage direction obvious
like shorewashed shells

we share an afternoon of mourning
in between no next predictable
except for wild reversal hearse rehearsal
bleach the blacklong lunging
ritual of fright insanity and more
deplorable abortion
more and
more

 

 
June Jordan (9 juli 1936 – 14 juni 2002)
Affiche

 

De Engelse dichter John Heath-Stubbs werd geboren op 9 juli 1918 in Londen. Zie ook alle tags voor John Heath-Stubbs op dit blog.

 

Song of the Death-Watch Beetle

Here come I, the death-watch beetle
Chewing away at the great catherdral;

Gnawing the mediaeval beams
And the magnificent carved rood screen

Gorging on gospels and epistles
From the illuminated missals;

As once I ate the odes of Sappho
And the histories of Manetho,

The lost plays of Euripides
And all the thought of Parmenides.

The Sibyl’s leaves which the wind scattered,
And great aunt Delia’s love letters.

Turn down the lamp in the cooling room:
There stand I with my little drum.

Death. Watch. You are watching death.
Blow out the lamp with your last breath.

 

 
John Heath-Stubbs (9 juli 1918 – 26 december 2006)
Portret door Thomas Watt, ca.1954

 

De Engelse dichteres en schrijfster Ann Radcliffe werd geboren op 9 juli 1764 in Londen. Zie ook alle tags voor Ann Radcliffe op dit blog.

 

Evening

Evening veil’d in dewy shades,
Slowly sinks upon the main;
See th’ empurpled glory fades,
Beneath her sober, chasten’d reign.

Around her car the pensive Hours,
In sweet illapses meet the sight,
Crown’d their brows with closing flow’rs,
Rich with chystal dews of night.

Her hands, the dusky hues arrange
O’er the fine tints of parting day;
Insensibly the colours change,
And languish into soft decay.

Wide o’er the waves her shadowy veil she draws,
As faint they die along the distant shores;
Through the still air I mark each solemn pause,
Each rising murmur which the wild wave pours.

A browner shadow spreads upon the air,
And o’er the scene a pensive grandeur throws;
The rocks-the woods a wilder beauty wear,
And the deep wave in softer music flows.

And now the distant view where vision fails
Twilight and grey obscurity pervade;
Tint following tint each dark’ning object veils,
Till all the landscape sinks into the shade.

Oft from the airy steep of some lone hill,
While sleeps the scene beneath the purple glow;
And evening lives o’er all serene and still,
Wrapt let me view the magic world below!

And catch the dying gale that swells remote,
That steals the sweetness from the shepherd’s flute;
The distant torrent’s melancholy note
And the soft warblings of the lover’s lute.

Still through the deep’ning gloom of bow’ry shades
To Fancy’s eye fantastic forms appear;
Low whisp’ring echoes steal along the glades
And thrill the ear with wildly-pleasing fear.

Parent of shades!-of silence!-dewy airs!
Of solemn musing, and of vision wild!
To thee my soul her pensive tribute bears,
And hails thy gradual step, thy influence mild.’

 

 
Ann Radcliffe (9 juli 1764 – 7 februari 1823)
Canaletto, Gezicht op de stad Londen in het midden van de achttiende eeuw, ca. 1746

 

De Engelse schrijver, tekenaar, illustrator en dichter Mervyn Peake werd geboren op 9 juli 1911 in Lushan (Kuling) in Jiangxi, een province in centraal China. Zie ook alle tags voor Mervin Peake op dit blog.

Uit: Gormenghast

“Young Steerpike glued his eye to the hole, keeping the heavy gold frame from swinging back with his shoulder. All at once he found himself contemplating a narrrow-chested man with a shock of grey hair and glasses which magnified his eyes so that they filled the lenses up to their gold rims, when the central door opened, and a dark figure stole forth, closing the door behind him quietly, and with an air of the deepest dejection. Steerpike watched him turn his eyes to the shock-headed man, who inclined his body forward clasping his hands behind him. No notice was taken of this by the other, who began to pace up and down the landing, his dark cloak clasped around him and trailing on the floor at his heels. Each time he passed the doctor, for such it was, that gentleman inclined his body, but as before there was no response, until suddenly, stoppping immediately before the physician in attendance, he drew from his cape a slender rod of silver mounted at the end with a rough globe of black jade that burned around the edges with emerald fire. With this unusual weapon the mournful figure beat sadly at the doctor’s chest as though to inquire whether there was anyone at home.
The doctor coughed. The silver and jade implement was pointed at the floor, and Steerpike was amazed to see the doctor, after hitching his exquisitely creased trousers to a few inches above his ankle, squat down. His great vague eyes swam about beneath the magnifying lenses like a pair of jellyfish seen through a fathom of water. His dark grey hair was brushed out over his eyes like thatch. For all the indignity of his position it was with a great sense of style that he became seated following with his eyes the gentleman who had begun to walk around him slowly.
Doctor Prunesquallor, with his hyena laugh, his bizarre and elegant body, his celluloid face. His main defects? The insufferable pitch of his voice; his maddening laughter and his affected gestures. His cardinal virtue? An undamaged brain.”

 

 
Mervyn Peake (9 juli 1911 – 17 november 1968)
Illustratie: Irma en Alfred Prunesquallor

 

De Tsjechische schrijver en dichter Jan (Nepomuk) Neruda werd op 9 juli 1834 geboren in Praag. Zie ook alle tags voor Jan Neruda op dit blog.

Uit:Die Hunde von Konstantinopel (Reisebilder, vertaald door Christa Rothmeier)

„Man merkt erst hier, um wieviel wir in Österreich gebildeter sind; wir kämen gar nicht auf die
Idee, derart anzugeben.
Ich hätte ihnen die Geschmacklosigkeit erklärt, wären die Bayern nicht so schreckliche Grobiane. Man kann ihnen gar nichts erklären, weil sie einen sofort vor die Tür setzen. Diese Grobheit wird im bayrischen Dialekt »Gemütlichkeit« genannt. Hier ist jeder gemütlich,
derjenige, der einem auf der Straße das Fell über die Ohren zieht, derjenige, bei dem man etwas kauft, und auch der, der einen bedient. Eine Kellnerin, die mir auf einen Gulden herausgab, hatte unterdessen mit dem neben mir sitzenden Gast, der sich mit seinem
Bekannten unterhielt, folgendes Gespräch: »Können Sie nicht das Maul halten, wenn ich rechne? Ich lass’ mich doch nicht von Ihren blöden Reden durcheinanderbringen!
« Ich empfahl mich ihr so unterwürfig wie möglich, erkühnte mich, ihr einen Sechser
Trinkgeld zu geben, und gleich war sie »ungemütlich«; sie öffnete den breiten Mund zu einem Lächeln und sagte zu mir: »Kummen’s boald wieder!« Der Gast dort aber murmelte etwas, was sich ausnahm wie: »Wegen so an lumpigen Ausländer! ’s ischt so a Pollacke!«
Ansonsten ist das Volk gutherzig, redlich und vertrauensselig. In den Kaffeehäusern beispielsweise, sowohl in weniger als auch mehr eleganten, sah ich niemals, daß ein Gast die Kellnerin zum Zahlen gerufen hätte, wenn sie nicht gerade neben ihm stand.“

 

 
Jan Neruda (9 juli 1834 – 22 augustus 1891)
Het huis met de twee zonnen in Praag met links een gedenkplaat voor Jan Neruda

 

De Duitse schrijver, draaiboekauteur en producent Peter Märthesheimer werd geboren op 9 juli 1937 in Kiel. Zie ook alle tags voor Peter Märthesheimer op dit blog.

Uit: Das forschende Kind

„Ein Held, sagte Fassbinder, ist ja dazu da, dass er tut, was der Zuschauer auch gerne tun würden, war zu tun er sich aber nicht traut. Und was die Wirklichkeit angeht, sagte Fassbinder, muss der Held ja nicht wirklich gewinnen, wenn das in der Wirklichkeit nun mal nicht geht. Aber er muss sich Mühe geben und gewinnen, und der Zuschauer muss ihm wünschen, dass er gewinnt, und wenn er dann doch verliert, dann muss der Zuschauer empört darüber sein, dass die Welt ihn nicht hat gewinnen lassen diesmal, aber er wird dran glauben, dass er das nächste Mal auf alle Fälle gewinnen wird. Dazu hat man ja das Kino. Das Fernsehen, sagte ich, aber ich hatte verstanden, dass Fassbinder mit Kino nur etwas meinte, was die Menschen zum Träumen über ihre besseren Möglichkeiten bringen könnte.
Acht Stunden sind kein Tag hat eine sehr einfache Erzählstruktur, eine sehr einfache Erzählweise, sehr einfach zu begreifende Erzählinhalte.
Gerade diese radikalen Vereinfachungen, die das Genre nahelegte, machen diese fünf Filme auch so lehrreich, sie sind doch gleichsam durchsichtig und lassen die Mittel erkennen, die Fassbinder eingesetzt hat, um die erwünschten Wirkungen zu erreichen: Etablierung der Figuren, Exposition des Konflikts, Identifikation mit der Hauptfigur, Identifikation schließlich mit der besonderen Haltung, die die Hauptfigur gegenüber dem Konflikt einnimmt, das klassische dramaturgische Handlungsmuster also. Fassbinder hatte es den einschlägigen Familienserien entliehen, von denen er sich in der Vorbereitungszeit jeden Meter ansah, dessen er nur habhaft werden konnte. Aber das ist doch die Bourgeoisie, sagte ich und wir müssen eine Serie über Arbeiter machen.
Das ist ja der Witz, sagte Fassbinder, dass unsere Arbeiter so tun müssen, als ob sie die Bourgeoisie wären, nämlich frei und selbstbewusst und frech, und nicht so eingeschüchtert und sorgenvoll, wie die Arbeiter in den Arbeiterfilmen immer aussehen. Sollen unsere Filme den Leuten Spaß machen oder Angst? Spaß natürlich, sagte ich, und Mut zum Kämpfen. Aber die Bourgeoisie kämpft nun einmal erfolgreich mit individuellen Strategien, und die Arbeiter können nur als Klasse kämpfen.“

 

 
Peter Märthesheimer (9 juli 1937 – 18 juni 2004)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e juli mijn blog van 9 juli 2017 deel 2.

Gerard Walschap, Tim Hofman, Hans Arnfrid Astel, June Jordan, John Heath-Stubbs, Ann Radcliffe, Mervyn Peake, Jan Neruda, Peter Märthesheimer

De Vlaamse schrijver Gerard Walschap werd geboren op 9 juli 1898 in Londerzeel. Zie ook alle tags voor Gerard Walschap op dit blog.

Uit:Houtekiet

“Met de andere hand grijpt hij haar pols en houdt hem in bedwang. Dat nu kan op de hoeve geen enkel man. Want aangegrepen in stal, schuur of onder de koe, vlucht Lien nooit voor een man en roept ook nooit: één wrong en los is ze, zelfs uit de greep van Leo, die een zak graan op de kar gooit zoals gij en ik een bussel stroo.
‘Merci Mieke,’ zegt Houtekiet.
Zij, ontstemd: ‘Ik heet Lien.’
De koe die, weeral dwars, hem niet naar de wei wil volgen, trekt hij, als wederdienst voor de dronk, eenvoudig bij de horens tot waar ze zijn moet. Ook dat kan niemand anders: geen dier verdraagt dat ge aan zijn horens komt.
Van avond naar avond groeit haar verlangen hem weer te zien. Alsof de dwarse koe het weet, en haar uit Deps wil houden, blijft ze de zevende dag in de wei. Lien gaat nochtans Deps in. Zacht en smekend roept ze er vruchteloos zijn naam. Alsof de oude Mandus ook van haar verlangen weet, vertelt hij nog tergender langzaam dan anders dat hij de boswachter gezien heeft. Als hem de eer te beurt gevallen is de boswachter te zien, deze grote der aarde, heeft de boswachter gewoonlijk Houtekiet gezien en de hoop uitgesproken hem nog deze nacht te kunnen neerschieten en in de grond steken gelijk een hond vol schurft.
Van eindeloos ver vertrekt Mandus’ verhaal. ‘Schoon weer, Mandus, zegt hij zo. Ja, zeg ik, boswachter, als ’t zo maar blijft. ’t Zal zo blijven, Mandus, zegt hij zo. Ik zeg zo, mijn gedacht is van niet, boswachter.’ Plots gilt Lien, nijdig als een spin, dat al dat schoon weer er niet bij te pas komt, zeg wat hij gezegd heeft en daarmee uit. Weer heeft hij gezegd dat Houtekiet er vannacht aan moet. ‘Ik schiet hem neer, Mandus, en ik steek hem in de grond gelijk een hond vol schurft.’ Hij heeft het telkens met dezelfde woorden gezegd.
Na die nacht echter van angstig luisteren naar het schot dat nooit afgaat, kan zij Houtekiet toelachen, breed en zalig, hem de emmer melk aanbieden en hij drinkt hem half leeg. Daarna neemt hij met grote eenvoud haar borsten en ontknoopt haar jak. Het is haar te veel dat zij voortmelkt, zwaar en rood ligt haar hoofd aan de flank van de koe. Als hij het zijne onder haar arm doorsteekt om aan haar harde, witte borst te zuigen, poogt zij nog te gekscheren, dat zij zelf nog geen melk heeft, maar de lach versterft tussen haar trillende lippen en opeenklemmende tanden: hij wringt haar van de driepoot. Als zijn uitgewoede mond op de hare valt, schiet een sterke straal koemelk tussen hun beider lippen: onbewust heeft zij de koedeem geledigd die zij nog in de hand hield. Hoe lachen zij.”

 

 
Gerard Walschap (9 juli 1898 – 25 oktober 1989)
Cover

Lees verder “Gerard Walschap, Tim Hofman, Hans Arnfrid Astel, June Jordan, John Heath-Stubbs, Ann Radcliffe, Mervyn Peake, Jan Neruda, Peter Märthesheimer”

Thijs Zonneveld, Gerard Walschap, Hans Arnfrid Astel, June Jordan, John Heath-Stubbs, Ann Radcliffe

Dolce far niente – Bij de Tour de France

 

 
 Mark Cavendish

 

Uit: Mark Cavendish, een tijdbom op twee wielen

“Cavendish is, naast de beste sprinter van het afgelopen decennium, een onhandelbaar klein kind dat niet tegen zijn verlies kan. Als hij een keer niet wint, schreeuwt en scheldt hij iedereen verrot – en smijt hij met alles wat hij in zijn handen krijgt.
Hij riskeert alles in de laatste kilometers van de koers. Hij duikt in gaatjes die alleen hij ziet, hij stuurt onderdoor in blinde bochten en hij rijdt renners van de fiets; eerder in deze Tour veegde hij Bauke Mollema ook al van een rotonde. In de Ronde van Zwitserland van drie jaar terug waren zijn collega’s zó klaar met zijn kamikazeacties, dat ze twee minuten staakten om de jury ervan te overtuigen dat er moest worden opgetreden tegen het Engelse testosteronbommetje. En o wee als een andere renner een gevaarlijke actie uithaalt waarvan hijzelf het slachtoffer is. De klassementsrenners moeten van hem opzouten uit de voorposten van het peloton in de aanloop naar een sprint en hij bestempelde een legertje jonge sprinters als brokkenpiloten. Vorig jaar riep hij in de Giro dat Roberto Ferrari naar huis moest toen die van links naar rechts zwiepte en daarmee het halve peloton op zijn muil legde.
Daar was ik het destijds mee eens, overigens. Wie lijf en leden van zijn collega’s riskeert door bodychecks, kopstoten of zwiepers verdient het niet om in het peloton te rijden. Daarom had de jury van de Tour Cavendish van mij ook naar huis mogen sturen na zijn actie van gisteren.
Cavendish kreeg uiteindelijk geen enkele sanctie. Hij werd niet teruggezet naar de laatste plaats, hij werd niet uit de koers gezet, hij hoefde geen boete te betalen. Het is een schoolvoorbeeld van klassenjustitie. Als Veelers of een onbekende Kazak hetzelfde had gedaan, was de beslissing van de jury heel anders uitgevallen.
Dat Cavendish er zonder straf vanaf kwam, was maar aan één ding te danken: zijn status.”

 
Thijs Zonneveld (Leiden, 28 september 1980)

Bewaren

Lees verder “Thijs Zonneveld, Gerard Walschap, Hans Arnfrid Astel, June Jordan, John Heath-Stubbs, Ann Radcliffe”

Gerard Walschap, Hans Arnfrid Astel, June Jordan, Mervyn Peake, Ann Radcliffe, John Heath-Stubbs

De Vlaamse schrijver Gerard Walschap werd geboren op 9 juli 1898 in Londerzeel. Zie ook mijn blog van 9 juli 2010 en eveneens alle tags voor Gerard Walschap op dit blog

Uit: Celibaat

“Uit het naamlooze volk, dat toen nog niet zelf zijn naam kon schrijven, werkte zich een man op tot welstand. Dat is lang geleden, niemand onzer heeft er gedenken van. Hij was groot, mager, zwijgzaam en hij kon zijn klak even goed aan zijn neus hangen als aan den kapstok. Een naam in een akt voor doop, huwelijk of dood heeft niets te beteekenen, maar in een koopakt, gepasseerd voor notaris, wordt hij belangrijk. Toen de naam van dezen man keer na keer geschreven werd op notarieele stukken, want hij kocht grond, grond en nog weer grond, bemerkte men dat het een adellijke naam was. Eens bracht de man zelfs adelbrieven mee en de notaris deed bewonderend: hm, sapperloot, man! De man stak ze weer op zak zonder boe of ba. Jaren en jaren had zijn adellijk geslacht in mest en scheeve koterijen zijn kwaad geboet en zijn bloed vernieuwd. Nu trad het uit den donkere en uit de naamloosheid der massa weer naar voren.
De boer had zeven zonen, geen dochters. Zij waren kleiner dan hij, maar breeder gebouwd, met korte nekken en hun neuzen waren dezelfde roofvogelsnavels. Twee ervan trouwden. De anderen begrepen dat het goed niet in zeven stukken mocht verdeeld worden en dat hun bloed te krachtig was voor huiselijke teelt. Zij namen de meiden en alle welstellender boerendochters, die er van droomden een d’Hertenfeldt te trouwen. Het waren cynieke gierige krachtmenschen, die uiterlijk kerk en sacrament erkenden, maar in den grond aan God noch gebod geloofden. Zachte gevoelens kenden zij niet. De meisjes die zij bedrogen, moesten volgens hen maar beter oppassen. Zij hielpen in nood als het hun van nut kon zijn, als zij het zich in het hoofd gezet hadden, als men niet betoogde dat ze het moesten omdat het zooveel als een plicht was, en als men zei dat ze niet durfden.
Tegen die durft ge niets doen, zei een van hun knechten toen de gendarmen hem kwamen halen omdat hij dien nacht gestroopt had. De oudste stond van tafel op, ging in de deur staan, zoodat de gendarmen niet binnen konden, en zei dat het een vergissing was, want de knecht had den heelen nacht met hem gewaakt bij een drachtige vaars.”

 
Gerard Walschap (9 juli 1898 – 25 oktober 1989)

Lees verder “Gerard Walschap, Hans Arnfrid Astel, June Jordan, Mervyn Peake, Ann Radcliffe, John Heath-Stubbs”

Gerard Walschap, Hans Arnfrid Astel, June Jordan, Mervyn Peake, Jan Neruda

De Vlaamse schrijver Gerard Walschap werd geboren op 9 juli 1898 in Londerzeel. Zie ook mijn blog van 9 juli 2010 en eveneens alle tags voor Gerard Walschap op dit blog

Uit: Houtekiet

“Het leven van Houtekiet onzen stamvader begint met zijne ontmoeting van Lien, want van al wat daaraan voorafging weten wij niets. Lien en de andere meid, Liza, molken elken morgen en avond de koeien, ook de eigenzinnige die telkens door het water waadde, waar Deps sinds eeuwen een wildernis was vol kattestaart, brem, heikruid, bramen, struiken, ook wel eens een spar. De oude knecht Mandus, die altijd door het water moest om ze terug te halen, wenschte dat ze mocht het land uitloopen, verdrinken, zich de pooten breken, een hommelzwerm op den snuit krijgen. Hij beweerde dat er ergens een stier moest zitten, vermits er niets te grazen was. Eindelijk vond hij een lange dikke smalle plank, legde die over het water en de melkster moest daar maar over, dat was Lien.
De plank wiegde diep door en wipte haar in ’t water als ze te vlug wilde gaan, maar veel erger was de angst bij valavond. Heel de wildernis leeft, ritselt. Als zij er fijn op let, is het of de grond onder haar voeten meebeweegt. Zij vreest dat een mol onder haar rokken boven grond zal komen. Het zit daar ook vol otters, fluwijnen, fretten en als ge stil zit te melken! Soms springt ze op.
Maar ze durft langen tijd niet eens omzien als Houtekiet haar in den rug nadert, iets groots, ze denkt aan Mandus’ stier. Daar het een mensch is moet het Houtekiet zijn, die sinds eenige dagen weer op Deps zit, zegt men. Maar allen geven hem baard tot aan de oogen, haar tot aan de wenkbrauwen alles pekzwart, armen tot aan de knieën, gestalte een meter vijftig, schouderbreedte wel een meter. Hij loopt hardst op handen en voeten, zegt men, hij bespringt als een weerwolf mensch en beest en bijt ze den nek af, hij kraakt de stroopers in zijn armen, hun ribben doen knap, knap, knap en gedaan is het. Omdat deze man heel anders is en zij hem schoon vindt, oprecht schoon, zegt zij hem dat hij toch heel zeker Houtekiet niet is, maar hij antwoordt van wel.Een zwaarte zinkt in haar beenen, maar geen angst en daar ze nu uitgevraagd is, neemt ze hem nog eens goed op, om Mandus te kunnen uitlachen en allen die beweren Houtekiet zoo dikwijls te hebben gezien. Ze zal nog meer kunnen vertellen dan hoe hij er uit ziet en hoe oud hij moet zijn, want als hij den emmer melk van tusschen haar beenen gepakt heeft en zij aan zijn arm wil trekken omdat er geen eind komt aan zijn drinken, houdt hij met de eene hand den emmer aan zijn mond. Dat kunnen er niet veel.”

 
Gerard Walschap (9 juli 1898 – 25 oktober 1989)

Lees verder “Gerard Walschap, Hans Arnfrid Astel, June Jordan, Mervyn Peake, Jan Neruda”

Thijs Zonneveld, Gerard Walschap, Hans Arnfrid Astel, June Jordan, Mervyn Peake, Jan Neruda

Bij de Tour de France

 

 

 

Wout Poels

 

 

Uit: Hé Woutje (Column)

 

“Ergens ben je het kleine broertje van het hele peloton. Zo’n klein, fragiel, bleu jochie met een zachte g. Toen ik je voor het eerst zag fietsen dacht ik: ach gut. En ik was niet de enige.

Ik weet nog die ene wedstrijd in Spanje, toen je na de finish ruzie kreeg met een doorgesnoven Portugees die je te lijf ging met zijn achterwiel. Voordat die vent zijn wiel op je hoofd had kunnen timmeren stonden we er met tien man tussen. Kom niet aan mijn kleine broertje.

Maar nu lig je in een ziekenhuisbed met een gescheurde nier, een gescheurde milt, gebroken ribben en gekneusde longen. Je bent een ruimteschip van Lego waaraan je maanden hebt gewerkt – en dat je ’s morgens in duizend stukjes op de grond naast je nachtkastje vindt. Zo kapot. Zo oneerlijk kapot.

Dit was jouw Tour, Woutje. De ene waarin je een rit zou winnen, en de bolletjestrui. Het kon zomaar, want dit was de Tour van de Nederlanders. We zouden in totaal achtenvijftig etappes winnen en minstens elf man bij de eerste tien van het klassement wurmen.

Dit was onze Tour. Die waar we al jaren op wachten. Die waarvan we al jaren zeggen dat ie er volgend jaar aan komt. Tien jaar geleden beloofden we elkaar dat we volgend jaar heel goed zouden zijn, vijf jaar geleden deden we hetzelfde; drie jaar geleden, twee jaar geleden en vorig jaar wisten we ook zeker dat het volgend jaar allemaal goed zou komen. Maar hoe zeker we het ook wisten en hoe hard we het ook hoopten, het lukte niet.”

 

 

 

Thijs Zonneveld (Leiden, 28 september 1980)

Lees verder “Thijs Zonneveld, Gerard Walschap, Hans Arnfrid Astel, June Jordan, Mervyn Peake, Jan Neruda”

Gerard Walschap, Hans Arnfrid Astel, June Jordan, Mervyn Peake, Jan Neruda

De Vlaamse schrijver Gerard Walschap werd geboren op 9 juli 1898 in Londerzeel. Zie ook mijn blog van 9 juli 2010 en eveneens alle tags voor Gerard Walschap op dit blog.

 

Uit: Belijdenis

„Heer, alles wat Gij mij liet aandoen door uw tuig, de menschen, en door uw dienaars, de duivelen, is mij ten goede geworden.

Gisteren was het een donkerblauwe avond waarin ik lang gewerkt heb tot het nachtte en ik moe was. Heer, Gij weet hoe moe. Ik doofde mijn licht en stond aan het raam. Ik zag de rustige benedictie van uw weidschen nacht hangen over de dwaze stad die maar niet stil kan worden (alsof onder de rust van uwe nachten haar geweten nog maar pijnlijkst knaagt). En ik dacht hoe soeverein van vrede die nacht wel staan moest over ’t stille dorpke waar mijn gelieven wonen. Vooral dacht ik, Heer, hoe die nacht wel zijn moest nog veel vender, waar zij toen rustte en sliep die ik zeer liefheb.

Het was of ik sinds lang niet meer gebeden had, niet meer gesproken met U. Nu waart Gij opeens mij nabij in de sereenheid van uw koele nachten en het peiselijk licht dat vloeit uit uw goudene sterren. Alsof ik weer, gelijk in dagen van afzondering, voelbaar uw milde handen kon drukken, werd mijn hart opeens van alle weelde warm, en ik leunde moe, met schouder en hoofd, tegen de raamkozijnen, alsof ik aanleunde tegen uw schouder en kon fluisteren aan uw oor veel innigs uit mijn ziel dat ik zelden kan zeggen: mijn eenzaamheid, Heer, en veel snikkend verlangen. Gij zult nog weten dat ik toen vroeg dien nacht zacht te maken en vol zoete vertroosting voor mijn gelieven hier en ginder in het lieve landeke, Vlaanderen, en voor de geliefde gansch bizonder.

Toen stond ik rustiger tegen het raamkozijn. De stad werd niet stil. Rilde rees op de lucht ’t zwartkanten silhouet der kathedraal. In verveling, maar met deernis, bleven de straatlantarens waken, omdat anders de stad met haar slecht geweten te bang zou worden.

Ik heb u bedankt voor de rust die in mij was en omdat Gij mijn avondlange eenzaamheden verlucht met intieme verblijdenissen. Ik heb u nogmaals beloofd wat ik U dikwijls toezeg, vooral als ik moe ben, dat ik me wil afsloven voor U en voor haar.“

 

Gerard Walschap (9 juli 1898 – 25 oktober 1989)

In 1952

Lees verder “Gerard Walschap, Hans Arnfrid Astel, June Jordan, Mervyn Peake, Jan Neruda”