Amin Maalouf, Aldo Busi, Gabriël Smit, Anthony Burgess, Robert Rius, Karl May, Lesja Oekrajinka, Karel Toman, Vittoria Colonna

De Libanese (Franstalige) schrijver Amin Maalouf werd geboren in Beiroet, Libanon, op 25 februari 1949. Zie ook alle tags voor Amin Maalouf op dit blog.

Uit: De rots van Tanios (Vertaald door Eef Gratama)

“In het dorp waar ik ben geboren hebben de rotsen een naam. Je hebt er het Schip, de Berekop, de Hinderlaag, de Muur en de Tweelingen, ook wel de Boezem van de Vampier genoemd. En vooral niet te vergeten de Soldatensteen; daar stond men vroeger op de uitkijk wanneer de achtervolging op rebellen werd ingezet; geen enkele plek wordt meer geëerd, is zwaarder beladen met legenden. Maar toch, als het landschap van mijn jeugd in mijn dromen opnieuw aan mij voorbijtrekt, zie ik een andere rots voor me. Hij ziet eruit als een vorstelijke zetel, uitgehold en als het ware ingesleten op het zitvlak, met een hoge, rechte rugleuning, die aan weerszijden als het ware met armsteunen afloopt — het is, geloof ik, de enige rots die de naam van een mens draagt, de Rots van Tanios. Ik heb deze stenen troon lange tijd aanschouwd zonder erop te durven klimmen. Het was niet uit angst voor gevaar; de rotsen bij het dorp waren ons geliefde speelterrein en reeds als kind had ik de gewoonte om grotere jongens tot de gevaarlijkste beklimmingen uit te dagen; onze blote handen en voeten vormden onze enige uitrusting, maar onze huid wist zich aan de huid van de steen vast te hechten en geen kolos kon ons weerstaan. Nee, het was niet de angst om te vallen die mij tegenhield. Het was een geloof, en het was een eed. Afgedwongen door mijn grootvader, enkele maanden voor zijn dood. ‘Alle rotsen, maar nooit die!’ De andere jongens bleven net als ik op afstand, uit dezelfde bijgelovige vrees. Ook zij hadden dat moeten beloven, met hun hand op het donzige haar van hun snor. En ook zij hadden dezelfde uitleg gekregen: ‘Zijn bijnaam was Tanios-kichk. Hij was op die rots gaan zitten. Daarna is hij nooit meer teruggezien.’
Men had mij vaak verteld over deze figuur, held van talloze plaatselijke verzinsels, en telkens weer had zijn naam mij geïntrigeerd. Tanios, dat begreep ik goed, was een van de vele plaatselijke varianten van Anton, net als Antoun, Antonios, Mtanios, Tanos of Tannous … Maar waarom die spottende bijnaam lichk’? Dat had mijn grootvader me niet willen vertellen. Hij heeft alleen maar gezegd wat hij tegen een kind meende te kunnen zeggen: Tanios was de zoon van Lamia. Je hebt vast en zeker van haar gehoord. Het was heel lang geleden,”

 

 
Amin Maalouf (Beiroet, 25 februari 1949)

Lees verder “Amin Maalouf, Aldo Busi, Gabriël Smit, Anthony Burgess, Robert Rius, Karl May, Lesja Oekrajinka, Karel Toman, Vittoria Colonna”

Amin Maalouf, Aldo Busi, Gabriël Smit, Anthony Burgess, Robert Rius, Karl May, Lesja Oekrajinka, Vittoria Colonna

De Libanese (Franstalige) schrijver Amin Maalouf werd geboren in Beiroet, Libanon, op 25 februari 1949. Zie ook alle tags voor Amin Maalouf op dit blog.

Uit: De ontheemden (Vertaald door Marianne Gossije)

“Vaak dachten zijn gesprekspartners dat hij ‘een oude vriend’ bedoelde. Maar Adam koos zijn woorden niet lichtvaardig. Mourad en hij waren vrienden geweest en daarna waren ze geen vrienden meer. In zijn ogen was ‘vroegere vriend’ dus de enige juiste woordkeus.
Wanneer hij die benaming gebruikte in haar bijzijn volstond Dolores met een meewarige glimlach. Maar die ochtend glimlachte ze niet.
‘Als ik morgen ruzie krijg met mijn zus, wordt ze dan ineens mijn vroegere zus? En mijn broer mijn vroegere broer?’
‘Met familie is het anders, dan heb je geen keus …’
‘In dit geval heb je ook geen keus. Een jeugdvriend, dat is een aangenomen broer. Je kunt er spijt van hebben dat je hem hebt aangenomen, maar je kunt hem niet ontaannemen.’
Adam had haar omstandig kunnen uitleggen dat bloedbanden van een heel andere orde waren, maar dan had hij zich op glibberig terrein begeven. Per slot van rekening was er tussen hem en zijn vriendin ook geen bloedverwantschap. Hield dat dan in dat zij op een dag ook van elkaar konden vervreemden, al stonden zij elkaar nu nog zo na? En dat als de een de ander aan zijn sterfbed riep, hij een weigering kon krijgen? Alleen al het ter sprake brengen van die mogelijkheid zou onterend geweest zijn. Hij verkoos te zwijgen.
Het had trouwens geen enkele zin om in discussie te gaan. Vroeg of laat zou hij toch moeten toegeven. Hij had redenen genoeg om Mourad van alles en nog wat kwalijk te nemen, om zijn vriendschap met hem op te zeggen en zelfs om hem te ‘ontaannemen’, ongeacht wat zijn vriendin daarvan vond, maar al die redenen stelden niets meer voor zodra de dood nabij was. Als hij niet naar het ziekbed van zijn vroegere vriend ging, zou hij daar tot zijn laatste snik spijt van hebben.
En dus had hij het reisbureau gebeld om een plaats te reserveren op de eerstvolgende rechtstreekse vlucht – diezelfde dag, ’s middags om half zes, met aankomst om elf uur ’s avonds. Sneller kon bijna niet.”

 

 
Amin Maalouf (Beiroet, 25 februari 1949)

Lees verder “Amin Maalouf, Aldo Busi, Gabriël Smit, Anthony Burgess, Robert Rius, Karl May, Lesja Oekrajinka, Vittoria Colonna”

Amin Maalouf, Aldo Busi, Gabriël Smit, Anthony Burgess, Robert Rius, Karl May, Lesja Oekrajinka, Vittoria Colonna

De Libanese (Franstalige) schrijver Amin Maalouf werd geboren in Beiroet, Libanon, op 25 februari 1949. Zie ook alle tags voor Amin Maalouf op dit blog.

Uit: De ontheemden (Vertaald door Marianne Gossije)

“Mijn voornaam verwijst naar het begin van de mensheid, maar ik hoor tot een groep mensen die uitsterft, zal Adam twee dagen voor de dramatische gebeurtenis in zijn dagboek noteren.
Ik heb nooit geweten waarom mijn ouders mij zo genoemd hebben. In mijn geboorteland kwam die voornaam nauwelijks voor, en vóór mij was er niemand in de familie met die naam. Ik vroeg het een keer aan mijn vader en hij antwoordde simpelweg: ‘Hij is de voorvader van ons allemaal!’, alsof ik dat niet wist. Ik was tien en ik stelde me tevreden met die uitleg. Misschien had ik hem, toen hij nog leefde, moeten vragen of die keuze een bepaalde bedoeling had, ingegeven was door een ideaal.
Het lijkt me wel. Volgens hem hoorde ik bij de grondleggers. Nu, op mijn zevenenveertigste, moet ik erkennen dat mijn missie niet voltooid zal worden. Ik zal niet de eerste van een geslacht zijn, ik zal de laatste zijn, de allerlaatste van mijn familie, de hoeder van al hun treurnis, hun desillusies en ook alles waarvoor ze zich schaamden. Op mij rust de afschuwelijke taak de gezichten te identificeren van degenen van wie ik hield, en dan te knikken zodat het laken er weer overheen getrokken kan worden. […]
Ik ben degene die het licht moet uitdoen. En wanneer het mijn beurt is, zal ik vallen als een gevelde boom, zonder te hebben gebogen, en tegen ieder die het horen wil zal ik zeggen: ‘Ik heb gelijk, de Geschiedenis heeft het bij het verkeerde eind!’
Die hoogmoedige, absurde kreet klinkt voortdurend in mijn hoofd. Het zou trouwens het motto kunnen zijn voor de zinloze pelgrimstocht waar ik al tien dagen aan bezig ben.
Door terug te keren naar mijn overspoelde land dacht ik nog wat sporen van mijn verleden en van mijn familie te kunnen redden. Maar daar verwacht ik niet veel meer van. Wanneer je probeert de overstroming tegen te houden, loop je het gevaar deze juist te versnellen … Toch heb ik geen spijt dat ik aan deze reis begonnen ben.”

 

 
Amin Maalouf (Beiroet, 25 februari 1949)

Lees verder “Amin Maalouf, Aldo Busi, Gabriël Smit, Anthony Burgess, Robert Rius, Karl May, Lesja Oekrajinka, Vittoria Colonna”

Vittoria Colonna

Onafhankelijk van geboortedata

De Italiaanse dichteres Vittoria Colonna werd in april 1490 in Marino, bij Rome, geboren als kind van hoge adel. Haar vader was Fabrizio Colonna, heer van Paliano, vanaf 1515 Gran Connestabile van Napels. Haar moeder was een dochter van hertog Federico van Urbino en Battista Sforza. Vader Fabrizio was legerleider van de Franse koning Karel VIII, maar toen na de inname van het koninkrijk Napels onder zijn leiding erkenning door de koning uitbleef bood hij zijn diensten aan de Spaanse koning aan.Ter bestendiging van de band met Spanje werd op aandringen van Ferdinand van Napels de jonge Vittoria in 1495 beloofd aan de jonge Spaanse edelman Ferdinand ( Ferrante) Francesco D’Avalos uit Ischia. De eerste jaren stond zij onder de hoede van haar moeder, zelf opgevoed aan het beroemde hof van Urbino, die zorgde voor een zorgvuldige humanistische opvoeding. Haar jeugd bracht ze door in Marino, Rome of op het kasteel van haar vader in Napels, dat het middelpunt was van de literaire kringen in het koninkrijk Napels . In 1501 werd de familie door de Franse troepen van hun goederen verdreven en viel in ongenade bij paus Alexander VI Borgia. Het gezin vond toen tijdelijk een veilig onderdak aan het hof van de D’Avalos op Ischia, totdat ze konden terugkeren naar Marino. Eind 1509 trad Vittoria officieel in het huwelijk met Ferrante D’Avalos, hertog van Pescara en legeraanvoerder van de Spaanse troepen. Terwijl Ferrante ten strijde trok verbleef Vittoria aan het kleine, maar verfijnde hof op Ischia. Vittoria was ook regelmatig in Napels, aan het hof van de Spaanse Vice-koning. Ze leefde het leven van een hoge edelvrouw, vol pracht en praal in Spaanse stijl, en verkeerde in het gezelschap van grote dichters, schrijvers en schilders. Hier legde ze zich vol enthousiasme toe op de dichtkunst. Haar huwelijksjaren waren eenzaam, want Ferrante was vanaf 1511 meestal op pad als legeraanvoerder. Tot haar verdriet bleef zij kinderloos, maar het echtpaar adopteerde de hertog van Vasto, een neef van Ferrante, als zoon en erfgenaam. Haar eerste werk, “Epistola a Ferrante Francesco D’Avalos, suo consorte, nella Rotta di Ravenna”, gericht aan haar in Ferrara en Milaan gevangen gehouden echtgenoot, verscheen in 1512. Hierin uitte ze haar grote verdriet om de afwezigheid van Ferrante, die ver van haar gevangen gehouden werd. Hij werd echter niet gevangen gehouden in een kerker, maar aan het hof, waar hij genoot van de aangename dingen des levens. Ook beschrijft ze de gruwel van het oorlogvoeren, waarin de man roem en glorie zoekt, terwijl de vrouw eenzaam en vol zorgen om zijn welzijn achterblijft. In 1521 ging hij als aanvoerder van het leger van Karel V naar Milaan om te vechten tegen Frans I van Frankrijk. Hij won de slag bij Pavia in 1525, maar stierf enkele maanden later in Milaan, aan de gevolgen van zijn verwondingen of door een samenzwering. Vittoria wijdde zich na de dood van Ferrante helemaal aan het schrijven van gedichten. Haar “Rime amorose” zijn voornamelijk gewijd aan de glorie en de heldhaftigheid van haar man, het verdriet om zijn dood en het verlangen naar haar eigen dood om daardoor weer met hem verenigd te worden. In 1534 verliet Vittoria het eiland Ischia en het Zuiden voorgoed en nam zij haar intrek in het klooster van San Silvestro in Rome. Daar wijdde zij zich enerzijds aan een contemplatief leven, anderzijds was zij volop actief in religieuze, politieke en literaire zaken.

Wie traf sich selbst der Tod mit jenem Stoße

Wie traf sich selbst der Tod mit jenem Stoße
Gen ihn, mein Licht, das zu verdunkeln er
Zu schwach und dessen Ruhm nur mehr und mehr
Durch schönes Sterben wuchs ins Übergroße!

Nun droht er mir! Doch seine Faust erstarrt
Hoch in der Luft, mein Lächeln macht sie stocken …
Warum lässt er zum Streich sich nicht verlocken?
Wie grausam er mit Höflichkeit mich narrt!

Mein totes Leben such ich ihm zu schenken
Doch er, nicht solchen leichten Siegs gewohnt,
Übt nie erhörte Rache: er verschont

Mich seines Streichs, quält mich mit seinen Ränken,
Lässt lebend mich in diesem wahren Tod –
O, wie entrinn ich dieser letzten Not?

 

Vertaald door Hans Mühlestein

 

On what smooth seas, on what clear waves did sail

On what smooth seas, on what clear waves did sail
My fresh careened bark ! what costly freight
Of noble merchandise adorn’d its state !
How pure the breeze, how favouring the gale !

And Heaven, which now its beauteous rays doth veil,
Shone then serene and shadowless. But fate
For the too happy voyager lies in wait.
Oft fair beginnings in their endings fail.

And now doth impious changeful fortune bare
Her angry ruthless brow, whose threat’ning power
Rouses the tempest, and lets loose its war !

But though rains, winds, and lightnings fill the air,
And wild beasts seek to rend me and devour,
Still shines o’er my true soul its faithful star.

 

Like to a hungry nestling bird, that hears

Like to a hungry nestling bird, that hears
And sees the fluttering of his mother’s wings
Bearing him food, whence, loving what she brings
And her no less, a joyful mien he wears,

And struggles in the nest, and vainly stirs,
Wishful to follow her free wanderings,
And thanks her in such fashion, while he sings,
That the free voice beyond his strength appears;

So I, whene’er the warm and living glow
Of him my sun divine, that feeds my heart,
Shine’s brighter than its wont, take up the pen,

Urged by the force of my deep love; and so
Unconscious of the words unkempt by art
I write his praises o’er and o’er again.

 

Vertaald door Thomas Adolphus Trollope

 
Vittoria Colonna (april 1492 – 25 februari 1547)
Anoniem portret uit de 16e eeuw