In Memoriam
De Belgische schrijver Hubert Lampo is op 85-jarige leeftijd overleden. Hubert Lampo werd op 1 september 1920 geboren in Het Kiel, Antwerpen. Zie ook alle tags voor Hubert Lampo op dit blog.
Uit: De man die onderdook
“Toen, voor de eerste maal tijdens dit hele avontuur, heb ik me angstig gevoeld, – een korte wijl althans. De lamp had ik gedoofd; het gevoel van haar lichaam onder mijn vervoerde handen had me reeds te veel geschenen en ook enige schroom had me er trouwens toe gedreven. Hoewel er aanvankelijk een diepe loomheid over me kwam, huiverde er plots een dwaze twijfel door me heen en schielijk trok ik de hand terug, waarmede ik nog steeds haar flanken streelde. Gruwzaam stond het beeld van de oude vrouw in de trein me weer voor de geest.
Ik rilde en schoof terzijde, beluisterde met tot in de keel bonzend hart haar moeizame, enigszins ruige adem, welke me aan deze van een asthmalijder denken deed. Aarzelend zocht opnieuw mijn hand haar lichaam. Mijn spieren versteven van louter walg, mijn koude huid trok samen: langzaam onder mijn aanraking voelde ik dit begerenswaardige lichaam verslappen tot een massa zonder innerlijke weerstand of veerkracht, terwijl een weeë, ongezonde geur van ouderdom en organische ontbinding me tegensloeg. In een uiterste inspanning richtte ik me op, verliet het ledikant en rukte de dichtgeschoven gordijnen open. Het weefsel verpulverde in mijn bevende greep. Een kille schemering vulde het vertrek en met walg herkende ik de matrone uit de trein, kwalachtig in haar vetplooien, weerzinwekkend in haar onbeschaamde, blauw dooraderde naaktheid.
Nauwelijks kon ik een kreet van verbijstering en afkeer onderdrukken en wilde vluchten, ofschoon ik niet wist waarheen.
Hier vallen mijn herinneringen stil. Wat er verder met me gebeurd is, weet ik niet, – of veeleer: ik kan geen vrede nemen met wat ik weet. Trouwens, waarom zou ik me in speculatieve beschouwingen verdiepen? Ik weet, dat er een wereld is, die verder reikt dan het koele uiterlijk der dingen, verder dan de grens van onze zintuigen, mijn onbekende vriend. Je zoudt me kunnen vragen, wat er achteraf met me gebeurd is, hoe ik terug de weg vond, naar wat wij hovaardig de werkelijkheid noemen. Hierop kan ik alleen antwoorden, dat ik het niet weet en het nooit weten zal. Waar de tijd stilvalt en we onderduiken in het verzonken continent, – wellicht het land waarheen de armen van geest wederkeren, rijker dan één van ons het vermoeden kan -, dat in ons is, baat de redenering met onze schamele praemissen van één en één is twee niet meer. Daarom, ik bid je, stel me geen verdere vragen thans en weet, dat ik je onuitsprekelijk dankbaar ben voor je geduld… Ik moet je nu vaarwel zeggen, – of neen, tot wederziens, want wie weet of ééns, ééns…”
Zie het bericht in De Standaard