W. F. Hermans, Hubert Lampo, Blaise Cendrars, Edgar Rice Burroughs, Sabine Scho, Peter Adolphsen, Lenrie Peters, J. J. Cremer, Kris Pint

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook alle tags voorW. F. Hermans op dit blog.

Uit: Het behouden huis

“De grote tak bijna de hele kruin lag ineens onder de boom, zonder dat ik gekraak hoorde. Het was overstemd door de knal uit een kortstondig struikgewas van aardklonten, niet ver bij de boom vandaan. Er volgden andere knallen, zonder dat ik de uitwerking zag. Ik keek niet om. Voor mij liep niemand. Ik was de voorste misschien. Er waren weinig bomen en ik moest goed zichtbaar zijn. Toch leek het of er in het wilde weg geschoten werd. Mijn voeten zwikten op de harde aardkluiten bij iedere stap. De helling was lang en steil. Aan de andere kant van de heuvel lagen de Duitsers. Ik hoopte dat zij ons tegemoet zouden komen. Ergens dekking zoeken, ergens stil wegkruipen. Alleen van dorst al kon ik bijna niet verder. Mijn veldfles was leeg. Ik keek om naar de anderen. Niemand was dicht genoeg bij dat ik om water had kunnen vragen. Toen blies de sergeant op zijn fluit. Langs een holle weg kwamen wij bij elkaar en we lieten ons neervallen om te rusten. Ik stak mijn lege veldfles omhoog. Maar iedereen die hem zag, schudde van nee. Bijna niemand lette er trouwens op. De sergeant die het dichtst bij mij lag, had zijn helm over zijn gezicht geschoven tegen de hitte en het licht en, met zijn handen over z’n borst gekruist, leek het of hij sliep. De zon scheen fel, het had in geen dagen geregend. De gele grond was zo droog dat het door de ontploffende granaten opgejaagde stof niet meer bezonk. Ik keek op mijn polshorloge. Het was half twee. Er viel een stilte, iedereen die aan de oorlog deelnam, scheen er zijn gemak van te nemen, alsof de oorlog een groot ziek lichaam was, dat een morfine-injectie gekregen had. Het enige wat er gebeurde een gevecht op grote hoogte tussen drie jagers. Ik keek ernaar, een droog grasje tussen mijn tanden. Zij trokken een patroon van witte lussen op het blauw van de lucht, zoals reclameschrijvers doen. Het zag eruit of zij het deden om ons te amuseren, enkel daarom. Niet proberen te lezen wat zij schrijven, anders word je gek. Coca-Cola. Zij hebben allebei hun handen nodig, dacht ik, maar misschien houden zij een rubberslang in de mond waardoor zij drinken kunnen opzuigen. De kogels uit hun mitrailleurs sloegen dichtbij in de grond. Ook nu kan het raak wezen, dacht ik, en ik zit hier gewoon, ik doe niets. Ik heb dorst. Ook nu kan ik getroffen worden, alsof op zitten de doodstraf staat. Maar iedereen gaat dood, ook al zou er nooit oorlog zijn. Wat maakt oorlog voor verschil? — Zich iemand indenken die geen geheugen heeft, die aan niets kan denken dan aan wat hij ziet, hoort en voelt… voor hem bestaat er geen oorlog. Hij ziet deze heuvel, de lucht, hij voelt de droge vliezen van zijn keel krimpen, hij hoort het knallen van… hij zou een geheugen moeten hebben om te weten waarvan. Hij hoort knallen, hij ziet hier en daar mensen liggen, het is warm, de zon schijnt, drie vliegtuigen oefenen zich in het reclameschrijven. Er is niets aan de hand. Oorlog bestaat niet. Ik dacht aan een Spanjaard die mij ’s ochtends om een lucifer had gevraagd. Hij kende een paar woorden Frans.”

 

 
W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)
Cover

 

De Belgische schrijver Hubert Lampo werd op 1 september 1920 geboren in Het Kiel, Antwerpen. Zie ook alle tags voor Hubert Lampo op dit blog.

Uit: Een geur van sandelhout

“Onlangs had ik wat te doen op het ministerie. Ik was aanzienlijk vroeger klaar dan ik er op rekende. Het leek mij een goede gelegenheid om even langs het televisiegebouw te rijden. Harry Kümel zit daar al maanden aan zijn film te monteren. Als schrijver van het boek waar alles mee begon, is het nauwelijks aanmatigend zo ik desgevallend zeg: aan onze film. Hij doet het helemaal in zijn eentje, opgesloten in wat nauwelijks meer is dan een monnikencel.
Geruime tijd had ik niets meer van hem gehoord. Het kwam er niet van hem op te bellen. Een nummer draaien en wachten tot men opneemt is geen noemenswaardige moeite. Ik heb echter een hekel aan de telefoon. Van tevoren weet ik dat men mij verkeerd doorverbindt. Het is gebeurd dat ik er zo goed als zeker van was de elektronische apparatuur in de centrale te doen doorslaan. Op ogenblikken van spanning, bedoel ik, wanneer ik mij onbewust voorbereid op een emotioneel geladen of belangrijk gesprek. Maar dat is een andere geschiedenis.
Mijn bedoeling was eens te gaan kijken hoe ver het er mee staat. Het einde van een opnamecampagne komt pijnlijk onverwacht voor de halve buitenstaander die ik ben. Het is nu weldra een jaar geleden. Lucia en ik hadden de nare indruk plots in een vacuüm te vallen. Met een verweesd gevoel hebben we het een paar weken aangekeken. Zonder grondig overleg zijn we daarna hals over kop naar Dorset gevlucht. Ondertussen loop ik stiekum met nieuwe verfilmingsplannen. ‘Niet over mijn lijk,’ zegt Lucia, die wel vaker sterke uitdrukkingen gebruikt. ‘Enfin, je weet nooit,’ voegt ze er verzoenend aan toe. ‘Met Harry en met een serieuze produktiemaatschappij valt het misschien nog te bekijken…’
Harry duldt niet dat anderen een hand aan zijn werk steken. Ook daarom noemt men hem een brekespel. Voor de meesten is het inderdaad moeilijk kersen met hem eten. ‘Dat ligt toch voor de hand?’ zegt Lucia. ‘Een eerlijk man als hij tussen al dat steelgraag rapalje uit de filmwereld… Natuurlijk is hij een brekespel. Maar niet omdat hij zelf zijn films wil monteren of er bij staan als de kleurkopie wordt gemaakt.’ Ze heeft op een paar jaar tijds een ontzaglijke hoeveelheid vakjargon opgestoken.”

 

 
Hubert Lampo (1 september 1920 – 12 juli 2006)
Cover

 

De Franstalige, Zwitserse dichter en schrijver Blaise Cendrars werd geboren op 1 september 1887 in La Chaux-de-Fonds. Zie ook alle tags voor Blaise Cendrars op dit blog.

 

Newspaper

Christ
Now it’s more than a year I haven’t thought of you
Since I wrote my next to last poem Easter
My life is much changed since
But I’m still the same
I even wanted to be a painter
Here are the pictures I’ve made and which tonight are hanging
on the walls
They open strange views of myself that make me think of You.

Christ
Life
There’s where I’ve rummaged

My paintings pain me
I’m too passionate
Everything’s orangey.

I’ve spent a sad day thinking of my friends
And reading the newspaper

Christ
Life crucified in the wide open newspaper I hold in my
outstretched arms
Wingspans
Rockets
Ebullition
Shouts.
You would say a plane going down.
That’s me.

Passion
Fire
Serial novel
Newspaper
You can try not to want to speak of yourself
Sometimes you have to shout

I’m the other one
Too sensitive

 

Vertaald door Ron Padgett en Jay Bochner

 

 
Blaise Cendrars (1 september 1887 – 21 januari 1961)
Portret door Amedeo Modigliani, 1917

 

De Amerikaanse schrijver Edgar Rice Burroughs werd geboren in Chicago op 1 september 1875 als de zoon van een zakenman. Zie ook alle tags voor Edgar Rice Burroughs op dit blog,

Uit: Tarzan of the Apes

“On the second day after the wounding of Black Michael, Clayton came on deck just in time to see the limp body of one of the crew being carried below by four of his fellows while the first mate, a heavy belaying pin in his hand, stood glowering at the little party of sullen sailors.
Clayton asked no questions—he did not need to—and the following day, as the great lines of a British battleship grew out of the distant horizon, he half determined to demand that he and Lady Alice be put aboard her, for his fears were steadily increasing that nothing but harm could result from remaining on the lowering, sullen Fuwalda.
Toward noon they were within speaking distance of the British vessel, but when Clayton had nearly decided to ask the captain to put them aboard her, the obvious ridiculousness of such a request became suddenly apparent. What reason could he give the officer commanding her majesty’s ship for desiring to go back in the direction from which he had just come!
What if he told them that two insubordinate seamen had been roughly handled by their officers? They would but laugh in their sleeves and attribute his reason for wishing to leave the ship to but one thing—cowardice.
John Clayton, Lord Greystoke, did not ask to be transferred to the British man-of-war. Late in the afternoon he saw her upper works fade below the far horizon, but not before he learned that which confirmed his greatest fears, and caused him to curse the false pride which had restrained him from seeking safety for his young wife a few short hours before, when safety was within reach—a safety which was now gone forever.
It was mid-afternoon that brought the little old sailor, who had been felled by the captain a few days before, to where Clayton and his wife stood by the ship’s side watching the ever diminishing outlines of the great battleship. The old fellow was polishing brasses, and as he came edging along until close to Clayton he said, in an undertone:
“ ’Ell’s to pay, sir, on this ’ere craft, an’ mark my word for it, sir. ’Ell’s to pay.”
“What do you mean, my good fellow?” asked Clayton.

 

 
Edgar Rice Burroughs (1 september 1875 – 19 maart 1950)
Ron Link als Tarzan in de Nederlandse musical uit 2007

 

De Duitse dichteres en schrijfster Sabine Scho werd geboren op 1 september 1970 in Ochtrup. Zie ook alle tags voor Sabine Scho op dit blog.

 

großer ameisenbär

ein leiser zahnarmer, a-
meisen in seinem
bauch, ich sah den
regenwald brennen
und einen ameisenbären
auch, niemand mit
löschdecke trat auf
der kreislauf in flammen
organtätigkeit setzt aus
wie fühlt sich das an
lichterloh zu verenden
neulich töteten ameisenbären
zwei brasilianische bauern
ob sie ihre vitalsphäre bedrohten
und ihren lebensraum
– ist in jedem fall zu bedauern
mit messerscharfen krallen
kann man sich nicht wehren
gegen brandrodung
bricht so ein tier termiten-
hügel auf und züngelt hitzig
in alle gänge, heißt es
lauf, termite, lauf
ein körperbau in dem
lange klebzungen wohnen
bietet gewisse großzüngigkeit
für gustatorische sensationen
stell’ ich mir vor, wenn man
kerbtiere flambierte
veränderte das bei ameisenbären
die darmtätigkeit
er summte dann kaum hörbar
burning down the house
scheidet dazu schwelende
heuweltjies aus

 

 
Sabine Scho (Ochtrup, 1 september 1970)

 

De Deense schrijver Peter Adolphsen werd geboren op 1 september 1972 in Århus. Zie ook alle tags voor Peter Adolphsen op dit blog.

Het moorddadige verhaal over Ingolf Zilverfluit (Vertaald door Edith Koenders)

Het verhaal over een man met de bijzondere naam Ingolf Zilverfluit was in 1985 de oorzaak van de moord op een leerling-secretaresse uit Brøndbyøster die Karen Skjødt Larsen heette. De laatste persoon die Karen levend had gezien, de vermoedelijke moordenaar, was een jonge dichter die Asger Nygaard heette; op het tijdstip van de moord ingezetene van een vochtige kelderruimte in Vesterbro.
Karen had het verhaal van Ingolf Zilverfluit in één ruk geschreven tijdens een winterse nacht, toen ze door een hypnotiseur in een tv-programma in een toestand van diepe trance was geraakt. Een paar dagen later stuurde ze het in het net geschreven verhaal naar een damesblad, dat het retourneerde met de opmerking dat de novelle boeiend was, maar niet in hun interessesfeer lag, en ze adviseerden haar om het naar een ‘literair tijdschrift’ te sturen.
Zulke tijdschriften kende Karen niet, dus ging ze naar de bibliotheek en kreeg op haar aanvraag een heus boekwerkje aangereikt: Smart en Samenleving, Tijdschrift voor literatuur. Het leek het juiste tijdschrift. Karen stopte het verhaal over Ingolf Zilverfluit in een envelop en gooide die in de brievenbus.
Er verstreken twee maanden zonder dat ze iets hoorde, maar op een avond werd er ineens op de deur geklopt. Het was een jonge man met een zenuwachtige uitstraling en vet haar, die zich voorstelde als Asger Nygaard, redacteur van Smart en Samenleving. Karen nodigde hem ontredderd binnen en vroeg of hij een kopje koffie wilde, maar hij antwoordde kortaf dat hij liever iets met alcohol erin wilde en toevallig had ze nog een halfvolle fles Cubaanse rum. Ze schonk twee kleine glaasjes in, vooral voor de gezelligheid.
Zonder een woord te zeggen en met een nurks gebaar haalde hij het verhaal over Ingolf Zilverfluit uit zijn binnenzak en smeet het op tafel. Daarna leegde hij in één keer zijn glaasje, schonk zonder te vragen nog eens in, dronk ook dat leeg en schonk toen een derde in. Karen bevond zich zo langzamerhand op de grens van paniek.
Pas toen keek hij op en siste: ‘Het verhaal over Ingolf Zilverfluit heb ík verdomme geschreven! Ik! Van begin tot eind! Hoe kom je er in godsnaam aan, vervloekte heks?!’
Wat er daarna is gebeurd, is onbekend.”

 

 
Peter Adolphsen (Århus, 1 september 1972)

 

De Gambiaanse schrijver en chirurg Lenrie Leopold Wilfred Peters werd geboren in Bathurst op 1 september 1932. Zie ook alle tags voor Lenrie Peters op dit blog.

Uit: Katchikali

Things perplex me
irritate and disgust me
Things disaffect me
when they try
to make me crawl.

Things persecute me
Those which try to usurp me
Things that have
no meaning
without me.

Things annoy me
when others worship them
Things that approximate I
to me and are
put in my place.

Things nauseate me,
good, bad, indifferent
Things; like flies
in a calabash
of sour milk.

I prefer people
laughter and comfort
the use and pleasure of science.
But my head aches when all I hear is
THINGS, THINGS, THINGS.

 

 
Lenrie Peters (1 september 1932 – 28 mei 2009)

 

De Nederlandse schrijver Jacob(us) Jan Cremer werd geboren op in Arnhem op 1 september 1827. Zie ook alle tags voor J. J. Cremer op dit blog.

Uit: De vriend van den huize.

‘Heel lief, Suus; speel maar gerust door; ik hoor je best al praat ik. De Reeverie he? Allerliefst!’
‘Nee, de Waanzinnige wals!’
‘Ah juist, de Waanzinnige wals; die andere is, als je zoo gauw met de vingers moet tikkelen; precies! Jawel, ik hoor je heel goed. – Wat ik ook zeggen wilde menheer…. er is weinig bijzonders op die verkooping; de burgemeester schijnt geen liefhebber van mooie boeken te zijn geweest. Eenige Grieksche, Latijnsche, Hebreeuwsche, Fransche en Duitsche werken; maar vuil; weinig werken van smaak. ‘k Had zoo gehoopt dat de werkjes van…. och!? er compleet zouden zijn; dezelfde van wien ik u laatst “De min” heb voorgedragen, toen u allemaal zoo moest lachen. – Suze als ik om moet slaan, roep me dan maar. – Nee, die goeje man heeft weinig met de “letterituur” op gehad. – Och! op een dorp! Behalve hier en nog een paar families, heb ik volstrekt geen liefhebberijen gevonden. – Er was beeldig porcelein mevrouw; lange leizen, zes merken. – O wacht Suze…. Zie zoo!’
De persoon die van de piano, waar hij voor het spelende meisje ’t muziekblad had omgeslagen, naar zijn stoel bij den warmen haard terugkeerde, heette Barend Flitz, en was de eenige zoon van mijnheer Flitz en mejufvrouw Flitz, geboren…. dat weet ik niet.
Wat mijnheer Flitz Senior in vroegere dagen geweest was, ’t zij stukadoor of metselaar, of wat ook; sommigen waren wel zeer nieuwsgierig geweest om daarvan het rechte te weten, doch, nadat de heer Flitz Junior, op Vredelust bij den rijken heer Gliekke vriendschappelijk werd ontvangen, overtuigd als deze was dat de heer Flitz Senior fatsoenlijk rentenierde, en zijn zoon – kandidaatnotaris, eenmaal ook notaris zou worden, hield men het in ’t dorp ook voor vast, dat de kandidaat Flitz, die op ’t kantoor van Van Saffelen ‘in de leer was,’ de zoon van fatsoenlijke lieden moest zijn.
Wij zullen u, waarde lezer, niet langer met de Flitzen bezig houden, maar alleen den jongen kandidaat wat nader beschouwen, om daarna den slappen draad van het gesprek weer op te vatten.
Barend was acht en twintig jaren oud; zijn gelaat, niet onaangenaam van uitdrukking, bezat echter niets ’t welk het een of ander deed verwachten. Wilt ge zijn signalement?”

 

 
J. J. Cremer (1 september 1827 – 5 juni 1880)

 

De Vlaamse dichter Kris Pint werd geboren in Halle op 1 september 1981. Zie ook alle tags voor Kris Pint op dit blog.

 

De Reizigster

Achter de deuren stelt
zich de wet die hem
aan mij bindt, maar
achter het behang

wacht wat blijft als ik
wegga: hij hoort mijn
stilte als een vonnis
aan, langs mijn wang

verglijden zijn handen
als rimpels op stilstaand
water: nooit blijf ik lang

de zinkende stenen
staan als avondkoffers
gepakt in de gang.

 

 
Kris Pint (Halle, 1 september 1981)

W. F. Hermans, Hubert Lampo, Blaise Cendrars, Edgar Rice Burroughs, Sabine Scho, Peter Adolphsen, Lenrie Peters, J. J. Cremer

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2010 en eveneens alle tags voorW. F. Hermans op dit blog.

Uit:Nooit meer slapen

— Ze riep: pas op! Maar kinderen geloven andere kinderen niet. Een kind zal eerder zijn vader geloven dan een ander kind. Zo zijn wij altijd eerder geneigd een buitenlander te geloven dan een landgenoot, zelfs als die landgenoot het beter weet. Wanneer een Noor hier met iets nieuws komt aandragen, zeggen de mensen: dat kan niet goed zijn, want dat hebben we nog niet in een Amerikaans boek gelezen. Maar als een Amerikaan iets onzinnigs beweert en een Noor spreekt het tegen, dan zeggen ze: hij is niet op de hoogte! Hij is maar een provinciaal! Hij moest eens een jaartje naar Amerika gaan! In een klein land zijn het altijd napers die het hoogst staan aangeschreven en dat geldt op alle gebieden. Nu Ibsen en Strindberg dood zijn, nu weet iedereen dat zij de grootste schrijvers waren die Skandinavië ooit heeft opgeleverd. Maar toen ze nog leefden! Praktisch elke houthakker kon de Nobelprijs krijgen…Ibsen en Strindberg kregen hem niet!
Arne blijft staan. — Dit huis is het, zegt hij, stap niet op het gras. Gras is op deze hoogte een zeldzame plant, waar de mensen erg zuinig op zijn. Een deur van horregaas valt achter ons dicht met het gezang van een spiraalveer. — De eigenlijke bewoners logeren in Oslo. Ik heb het huis zolang mogen lenen. Arne zet mijn koffer midden op de vloer van een zitkamer. Ik doe mijn rugzak af en probeer op mijn wangen de muggen dood te slaan die met ons mee naar binnen zijn gekomen. Arne pakt een spuitbus van de schoorsteenmantel en een nevel die naar kamfer ruikt, verspreidt zich onder de druk van zijn wijsvinger. Het is goed te zien dat Arne hier maar tijdelijk zijn bivak heeft opgeslagen. Klinkt die uitdrukking te gewoon? Arne heeft ervoor gezorgd dat geen andere combinatie van woorden toepasselijk is. De meubelen heeft hij aan de kant geschoven. Op de grond liggen een tent, tentstokken, een half ingepakte rugzak, pioniersschopje, dozen knkkebrëd, blikjes, een theodoliet en een loodzware driepoot van hout, de poten samengevouwen. Ik buk om iets op te rapen. — Wat is dit? — Een visnet. Om vis te vangen onderweg. Anders krijgen we niet te eten.”

 
W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)
Scene uit de film “Beyond Sleep” (Nooit meer slapen) uit 2016

Lees verder “W. F. Hermans, Hubert Lampo, Blaise Cendrars, Edgar Rice Burroughs, Sabine Scho, Peter Adolphsen, Lenrie Peters, J. J. Cremer”

W. F. Hermans, Peter Adolphsen, Hubert Lampo, Blaise Cendrars, Edgar Rice Burroughs, Sabine Scho, Lenrie Peters, J. J. Cremer

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2010 en eveneens alle tags voorW. F. Hermans op dit blog.

Uit: Nooit meer slapen

“Deprimerend, waarom? Deprimerend is het alleen voor wie in naties denkt. Naties die allemaal haantje de voorste willen spelen. Maar de wereld is een groot geheel. Dat moet je toch begrijpen.
Begrijpen! antwoordt Arne, begrijpen hier (hij slaat op zijn hoofd) begrijpen, hier. ]a. Begrijpen daar (hij geeft mij een lichte stomp op de borst) begrijpen daar: nee. En weet je hoe dat komt?
Ik zeg dat ik er geen idee van heb.
Het komt doordat in iedereen, hoe wijs ook, een krankzinnige zit verstopt. Een wilde krankzinnige en die krankzinnige groeit uit hetzelfde waaruit alle krankzinnigen groeien: uit het kind dat wij geweest zijn toen wij een, twee, drie jaar oud waren. Dat kind, begrijp je, heeft maar één taal geleerd. Zijn moedertaal.
Arne vertelt dit allemaal rustig, niet te snel, niet te langzaam, afgerond, duidelijk. En dan te bedenken dat wij ondertussen een steile zandrug beklimmen. Hij blaast niet, hijgt niet, loopt niet sneller of langzamer dan op horizontaal terrein.
Als je een klein land bent, zegt hij, als de politiek en de mode en de films en de auto’s en de machines en bijna alles uit het buitenland komt. Als dan ook nog bijna alle essentiële boeken, dat wil zeggen de boeken die gelijk hebben, de boeken die de waarheid bevatten, de boeken die beter zijn dan de meeste inheemse boeken, dat wil zeggen de vaderboeken‚ als die in vreemde talen geschreven zijn, dan krij gt zodoende het buitenland een positie tegenover je als het moederland tegenover de kolonie, als de stad tegenover het platteland. De koloniaal en de provinciaal, wat zijn ze anders dan degenen die niet ‘bij’ zijn, die de dingen niet precies weten, altijd ongelijk hebben, niet op de hoogte zijn, achterlijk, enzovoort.
We hebben nu het topniveau van de zandrug bereikt en komen op een andere weg, niet bestraat, maar toch een hoofdweg. In de bosachtige terreinen aan weerszijden staan kleine houten bungalows. Het terrein is niet door hekken afgesloten van de weg en ook tussen de huizen staan geen hekken.
Een meisje op een driewieler houdt gelijke tred met ons: zij gebruikt de pedaaltjes niet, maar zet zich af met haar voeten. Een jongen schiet een zweefvliegtuigje af met een katapult, terwijl het meisje iets roept. Het zweefvliegtuigje raakt vast boven in een spar.
Wat riep het meisje? vraag ik.”

 
W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)
Scene uit de film “Beyond Sleep” (Nooit meer slapen) uit 2016

Bewaren

Lees verder “W. F. Hermans, Peter Adolphsen, Hubert Lampo, Blaise Cendrars, Edgar Rice Burroughs, Sabine Scho, Lenrie Peters, J. J. Cremer”

W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen, Blaise Cendrars, Edgar Rice Burroughs

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2010 en eveneens alle tags voor W. F. Hermans op dit blog.

Uit: De raadselachtige Multatuli

“Eduard Dekker was niet trots op zijn afkomst. Zijn roman Woutertje Pieterse moge niet precies een autobiografie zijn, maar dat de bittere haat tegen het fantasieloze kleinburgerdom, die uit dat boek spreekt, in zijn eigen jeugd ontstaan is, lijdt geen twijfel.
Maatschappelijke eerzucht, die ook de andere kinderen van kapitein Dekker in hoge mate moet hebben beheerst, nam in Eduard’s geval bijzondere vormen aan.
Catharina sloot een degelijk huwelijk met kapitein Abrahamsz, Pieter werd een deftige dominee, en Jan, aanvankelijk stuurman, vergaarde een fortuin in de tabakscultuur op Java, – fortuin dat hij later weliswaar weer zou kwijtraken.
Maar niemand zou de zuster en de broers meer ter sprake brengen, als Eduard het tot soortgelijk burgerlijk aanzien had gebracht, en toch was dat ook een van zijn idealen, in het begin.
Zijn familieleden noemden hem Teddy.
Het gezin was doopsgezind en vroom.
Doopsgezinden zijn puriteins, tolerant uit beginsel, tegenstanders van geweld. Zij gehoorzamen God eerder dan de Staat, streven naar eigen verantwoordelijkheid en bewust handelen. Hun kinderen worden niet, zoals die van andere denominaties, vlak na de geboorte gedoopt, maar pas wanneer ze volwassen zijn. Zij dienen te weten wat zij doen en hun geloof bewust te belijden.
De vader, Engel Douwesz. Dekker schijnt een geestige, welbespraakte man geweest te zijn. Een krachtig gezagvoerder, die de meeste mensen al gauw als ‘jongetje’ aansprak. Hij was, zoals bij een zeekapitein vanzelf spreekt, meestal niet thuis.
De opvoeding van zijn kinderen kwam grotendeels neer op zijn vrouw, die een zenuwachtig karakter had. Haar handen zaten los aan haar lijf, zoals men zegt. Eduard zou later enige sentimentele verzen aan haar wijden, in zijn beginperiode toen hij nog schreef zoals het destijds hoorde. In zijn hart heeft hij haar waarschijnlijk gehaat. Aangenomen mag worden dat hij vroeg gespeend werd en dat als zuigeling het contact tussen hem en zijn moeder niet goed is geweest. Zij zal, na al zo veel kinderen ter wereld te hebben gebracht, misschien niet zo vurig naar hem verlangd hebben.
Hij had te lijden van haar humeur en kreeg dikwijls onverdiend slaag. Ze vond hem te ‘zacht’.
‘God heeft zich met Eduard vergist’, zei ze, ‘hij had beter een meisje kunnen zijn.’

 
W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

Bewaren

Bewaren

Lees verder “W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen, Blaise Cendrars, Edgar Rice Burroughs”

W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen, Blaise Cendrars

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2010 en eveneens alle tags voor W. F. Hermans op dit blog.

Uit: De donkere kamer van Damokles

“Hij speurde in alle richtingen, nergens iemand te zien. Toen begon hij te klimmen. Het was niet gemakkelijk. Ik had mijn regenjas uit moeten doen, dacht hij. Gelukkig had hij rubberzolen onder zijn schoenen, dat gaf hem tenminste enig houvast. Het meisje keek naar hem om en lachte. Zij maakte met haar duim bewegingen van vlugger, vlugger.
Eindelijk kon hij zich vastgrijpen aan de ijzeren dwarsarm waarop de witte porceleinen isolatoren bevestigd waren. Met zijn andere hand, nam hij de nijptang uit zijn zak. Schuin beneden hem liep het meisje en zwaaide met de tas. Nog nooit had hij telefoonisolatoren van zo dichtbij gezien, hij had nooit geweten dat zij zo groot waren. Wel zo groot als een melkbeker. Hij knipte de draden door en zag ze vallen en tot enorme hoepels opkrullen, dwars over de weg. Onmiddellijk liet hij zich zakken, holde naar de draden en probeerde ze te bedwingen, ze zoveel mogelijk weg te stoppen in de greppel. Dit lukte. Toen sloeg hij zijn jas af, maar het meeste vuil was niet meer te verwijderen. Recht van boven naar beneden had de paal een brede zwarte streep achtergelaten op de witte katoen.
Nog voortdurend op zijn jas kloppend, bereikte hij het bosje dat hem aangeduid was. Hij sprong over de greppel en drong zich tussen de dorre sparren, de takken uit zijn gezicht houdend. In schuine richting werkte hij zich er doorheen.
Ook dit bosje was niet diep. Vrij gauw zag hij het huis dat het huis van Lagendaal moest zijn. Het huis lag geheel vrij, hier en daar stond een jonge doeglasspar op het terrein, dat van het bos gescheiden werd door een aardappelakker. Hij zag het meisje lopen, nog steeds zwaaiend met haar tas. Naar schatting was zij een honderdvijftig meter bij het huis vandaan.
Het was een laag, houten huis. Verrek! De luiken waren geschilderd in de kleuren van de partij: rood en zwart!”

 
W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

Lees verder “W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen, Blaise Cendrars”

W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen, Blaise Cendrars

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2010 en eveneens alle tags voor W. F. Hermans op dit blog.

 

 

Nachtmerrie van een polemist

Toen ik de ene man met goed gevolg
Aan een gezwel in de hals had geopereerd

Met mijn zakmes,
Werd ik overmoedig en opereerde de andere man
Aan het hart.

Ik had het ongeluk een ader open te snijden
Zij hing uit zijn borstkas als een dunne rubberslang
Zoals gebruikt wordt in aquaria.

Haastig heb ik, zonder verder te opereren, de wond toegenaaid.
De ader hing eruit.
Gelukkig, er kwam geen bloed uit.

Radeloos ben ik naar mijn huisdokter gegaan
En ik bekende hem al mijn zonden:
Hoe ik de ene man had geholpen,
Hoe ik de andere misschien had vermoord,
Hoe ik hem haast je rep je had verbonden
Dat ik de twee einden van de ader
Niet meer op elkaar aan kon sluiten.
Hoe moest nu die man zijn bloedsomloop gebruiken ?

De dokter vroeg: Bloed ? Wat zegt u, bloed ?
Is dat er dan niet allang allemaal uitgelopen ?
Is hij niet dood ?

Ik ontkende, ik zei: er kwam geen bloed uit.
De ader hangt uit zijn huid
Als een tuit.

 

 

W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

Lees verder “W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen, Blaise Cendrars”

W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2010 en eveneens alle tags voor W. F. Hermans op dit blog.

 

Uit: Nooit meer slapen

“– Ik heb Noren ontmoet die zich tegen mij verontschuldigden, die zeiden dat in Londen alles veel beter is dan in Oslo. Maar zo praten Nederlanders ook tegen buitenlanders. Ik heb eens in de trein een Nederlander meegemaakt die het Nederlandse wapen in zijn paspoort aan een Spanjaard liet zien. You see this? zei hij. Dutch lion. Now just dog.
In Spanje! Een land waartegen we tachtig jaar oorlog hebben gevoerd.
– Weet je, zegt Arne, wij leven hier in een land dat, tot zestig jaar geleden, zelden helemaal zelfstandig geweest is.
Eerst onder de Denen, toen onder de Zweden. Onze taal telt in de wereld nauwelijks mee. Iedere student moet Engels, Frans en Duits kennen. Zonder die talen zou je geen enkele academische studie kunnen voltooien. Onze eigen taal wordt daardoor een soort lagere taal, een leerlingentaal.
De hoogste wijsheid is in vreemde talen geschreven. De leermeesters spreken tot ons in het Engels, in Engelse leerboeken. Een taal die wij wel goed kunnen lezen, maar toch meestal niet zonder fouten spreken of schrijven. Ik merk het zelfs al op dit ogenblik, nu ik jou dit probeer uit te leggen. Kon ik Noors tegen jou spreken, mijn woordkeus zou meer subtiel, meer nauwkeurig zijn.
– Ik begrijp je heel goed.
– Toch, wie een taal spreekt die zijn moedertaal niet is, die wordt naar beneden gedrukt, onherroepelijk. Waarom hebben gekoloniseerde volkeren zoals negers, indianen, enzovoort de reputatie gekregen dat ze zo kinderlijk zijn? Omdat zij gedwongen waren tegen hun meesters talen te spreken die zij niet goed kenden.”

 

W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

Lees verder “W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen”

W. F. Hermans, Hubert Lampo, Blaise Cendrars, Peter Adolphsen

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2010 en eveneens alle tags voor W. F. Hermans op dit blog.

 

Samenzijn in négligé

Zij stond voor haar toilettafel,
Een driedelige toilettafel,
Een toilettafel met drie spiegels.

Zij kamde haar haar,
En ik stond achter haar.
Zij plukte uit haar kam een rafel.

En zo lichtgevend was zij,
Dat ik, toen ik mij omdraaide naar de wand
(De toilettafel – zij – ik – de wand),
Zag een driedubbele schaduw in haar hand.

Drie lichtende vingers; ik ontweek ze schuw,
Ik ontweek ze, ik, driedubbele schaduw.

 

Bewaakte overweg

De wit en rode zuurstangen van het verbodene
Kantelen, terwijl ze breder worden.
– Aldoor bellen die waanzinnig worden
Aangehitst door omgekochte seinen
Tot eerbetoon aan dolgeworden treinen.

Als ik op ’t hek leun: plotseling bedaren.
Een overrompeld, in ontzetting, staren.
Palen houden eindeloze snaren
Omhoog in bundels die ertussen dalen.

Hun kandelabers kammen het geruis
Van hese en veeltonige elektronen.
Nergens een huis. Alleen de weg. Geen bomen.

Ik haat de snelheid die de mijne kruist
Tomeloos, als slaap de vaart der dromen.

De trein ijlt in een mantel van gefluit.
Zijn haar een witte, overzware stroom.
Zijn hart tikt haperend op de stalen sporen.
– Moeder! – Mijn woorden smoren in geluid.
Haar wuiven gaat verloren onder stoom.

W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

Lees verder “W. F. Hermans, Hubert Lampo, Blaise Cendrars, Peter Adolphsen”

W. F. Hermans, Hubert Lampo, Blaise Cendrars, Peter Adolphsen, Sabine Scho, Lenrie Peters, J. J. Cremer, Edgar Rice Burroughs

De Nederlandse schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2006. Zie ook mijn blog van 1 september 2007 en ook mijn blog van 1 september 2008 en ook mijn blog van 1 september 2009.

Uit: Herinneringen van een engelbewaarder

“Het is, edelachtbare heren, een groot voorrecht in een vrij en democratisch land te leven als het onze. Niet minder groot is het voorrecht dagbladschrijver te zijn in zulk een land, waar persvrijheid bestaat. Waar vrijheid van gedachten, vrijheid van geest al eeuwen dierbare goederen zijn, door het voorgeslacht met opoffering van goed en bloed verworven, door het nageslacht behoed als het kostbaarste kleinood dat het verleden ons nagelaten heeft.”

De stem van zijn engel onderscheidde hij niet van de stem van zijn gedachten. Wat er op papier stond waren zijn gedachten op dat ogenblik niet en daardoor ging er dan ook van Alberegt’s voordracht niet de geringste bezieling uit. Want mijn stem kon hij niet tot zwijgen brengen en ik kon dat evenmin, omdat het denken van een engel altijd spreken is en zijn spreken denken.

“Juist daarom, meneer de president, mogen wij niet nalaten dit goed, tot hoge prijs gewonnen, ook tot elke prijs te verdedigen. Juist omdat wij deze onmetelijke vrijheid van gedachten bezitten, juist daarom moeten wij zelf bepalen hoever wij in het uiten van die gedachten kunnen gaan. Het is dan ook toe te juichen dat de wetgever enige jaren geleden besloten heeft het in woord en geschrift beledigen van bevriende staatshoofden strafbaar te stellen.

Juist omdat de vrijheid ons hoogste goed is, dienen wij ons beperkingen op te leggen. Het zou niet aangaan dat ons land, door de onberaden uitlatingen van sommige pennevoerders, in den vreemde de reputatie zou krijgen dat hier de persoon van bevriende staatshoofden niet de bescherming zou genieten, die ook de gewone burger geniet.

Men kan over het regime dat door Adolf Hitler in Duitsland gevoerd wordt, zo zijn gedachten hebben. Uitdrukkelijk wil ik echter vaststellen dat het de zaak van de Duitsers is, niet de onze, te beslissen hoe en door wie zij wensen te worden geregeerd, Voorts in aanmerking genomen dat Nederland aan Duitsland grenst; dat Nederland klein is en Duitsland groot; dat allerwegen een vernietigende oorlog woedt; dat ons land tot dusverre voor de verschrikkingen van deze oorlog gespaard gebleven is. Daarbij ons afvragende wat de kleine pen van een kleine pennevoerder in een klein neutraal land zou vermogen te bewerkstelligen tegen vermeend groot onrecht in een grote en machtige buurstaat, komen wij tot de conclusie dat verdachte niet de zorgvuldigheid in acht genomen heeft die elke burger in een vrij land siert, toen hij het geïncrimineerde artikel over het Duitse staatshoofd aan het papier toevertrouwde.”

hermans

W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

 

De Belgische schrijver Hubert Lampo werd op 1 september 1920 geboren in Het Kiel, Antwerpen. Zie ook mijn blog van 1 september 2006. Zie ook mijn blog van 1 september 2007 en ook mijn blog van 1 september 2008 en ook mijn blog van 1 september 2009.

Uit: Terugkeer naar Atlantis

„De Nederzetting
Op een vochtige avond als deze drijft de organische reuk van de kleine kaarsenfabriek laag en haast tastbaar over de nederzetting. Ons, de inboorlingen, schijnt die reuk niet te hinderen. Ook hij heeft er iets mee te maken: weer voel ik mij in het uitsterven van de nazomer een jaar ouder geworden. Nog steeds staan de gaslantarens nutteloos te branden in het landschap van mijn jeugd. Mijn laatste bezoekers voor vandaag waren een vrouw met een kind, dat aan heupgewrichtsontsteking lijdt: armoedzaaiers, zoals de anderen. Morgenvroeg zal ik het stedelijk hospitaal opbellen en horen, wat ze voor me doen kunnen. Het regende geruisloos toen ik hen uitliet. Bedachtzaam heb ik mijn pijp gestopt. Als beschutting tegen de tocht, hield ik de handen bol om de opvlammende lucifer heen. Het deed mij denken aan de vreemde lantarens, die wij als kind omstreeks deze tijd in de vorm van een doodshoofd uit geroofde bieten sneden en waarvoor wij zélf huiverden, als we er een kaars in opstaken. Ik rookte langzaam en aandachtig een goedkope, doch met overleg gekozen zware tabak, gemengd met eigen kweeksel. Daarna heb ik de luiken gesloten. Het geknars der scharnieren en het bonzen van het hout schonken mij één ogenblik die kleine rilling van destijds weder, wanneer moeder mij naar bed had gebracht.“

lampo

Hubert Lampo (1 september 1920 – 12 juli 2006)

 

De Franstalige, Zwitserse dichter en schrijver Blaise Cendrars werd geboren op 1 september 1887 in La Chaux-de-Fonds. Zie ook mijn blog van 1 september 2007 en ook mijn blog van 1 september 2008 en ook mijn blog van 1 september 2009.

Trans-Siberian Prose and Little Jeanne from France (Fragment)

I was in my adolescence at the time
Scarcely sixteen and already I no longer remembered my childhood

I was 16,000 leagues from my birthplace
I was in Moscow, in the city of a thousand and three belfries and seven railroad stations
And they weren’t enough for me, the seven railroad stations and the thousand and three towers
For my adolescence was so blazing and so mad
That my heart burned in turns as the temple of Epheseus, or as Red Square in Moscow
When the sun sinks.
And my eyes shone upon the ancient routes
And I was already such a bad poet
That I didn’t know how to go all the way to the end.

The Kremlin was like an immense Tatar cake
Crusted with gold,
With great almonds of cathedrals all done in white
And the honeyed gold of the bells…

An old monk was reading to me the legend of Novgorod
I was thirsty
And I was deciphering cuneiform characters
Then, suddenly, the pigeons of the Holy Spirit soared above the square
And my hands also flew up, with the rustling of the albatross
And these, these were the last recollections of the last day
Of the entire last voyage
And of the sea.

But I was a very bad poet.
I didn’t know how to go to all the way to the end.
I was hungry
And all the days and all the women in the cafés and all the glasses
I would have liked to drink and to break them
And all the shop windows and all the streets
And all the homes and all the lives
And all the wheels of the hackney cabs turning in a whirlwind on the bad cobblestones
I would have wanted to thrust them into a furnace of swords
And I would have wanted to crush all the bones
And to tear out all the tongues
And to liquefy all the big bodies strange and naked under the clothing that drives me to madness…
I sensed the coming of the great red Christ of the Russian revolution…
And the sun was a bad wound
That split open like a burnt up inferno

 

Vertaald door Ekaterina Likhtik

 cendrars

 Blaise Cendrars (1 september 1887 – 21 januari 1961)

 

De Deense schrijver Peter Adolphsen werd geboren op 1 september 1972 in Århus. Zie ook mijn blog van 1 september 2007 en ook mijn blog van 1 september 2008 en ook mijn blog van 1 september 2009.

Uit: Kleine Geschichten (Vertaald door Uwe Englert)

 „Vor dem Beginn aller Zeiten öffnete GOtt das Buch der Schöpfung und riss eine Seite heraus, denn hätte ER dies nicht getan, wäre das Buch vollkommen und somit die Existenz GOttes unmöglich, da es eines von GOttes Attributen ist, das einzige Vollkommene zu sein. Danach begann ER zu lesen, und allmählich entstand das Universum, indem dessen Geschichte unter Seinen Augen vorüberglitt, doch als ER an die fehlende Seite gelangte und einfach weiterlas, gab es notwendigerweise etwas, das ER nicht wusste, womit Seine Existenz ebenfalls unmöglich war, denn ein weiteres Seiner Attribute ist Seine Allwissenheit. Da ER aber allwissend ist, wusste er von Beginn an, dass ER sich – unabhängig davon, ob er die Seite herausreißen würde oder nicht -, gezwungen sähe, Seine Existenz zu beenden; ergo haben weder GOtt, das Buch, noch beide zusammen jemals existieren können, was in jedem Fall bedeutet, dass auch diese Geschichte unmöglich ist. Es sei denn, ER ist noch nicht an die fehlende Seite gelangt.“

adolphsen

Peter Adolphsen (Århus, 1 september 1972)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Sabine Scho werd geboren op 1 september 1970 in Ochtrup. Zie ook mijn blog van 1 september 2009.

chartreuse

glaub das doch bitte nicht
was man sagt, was man sieht
die abgewedelten deprivationen
der aufgehellte fleck, und frag
nicht nach fahnen, am malen
ist doch was dran, man kann
auch taschenschirme klonen
und behaupten, sie seien geklaut
bis davon was sichtbar wird
bleibt regen regen, »es läuft
es rollt die leere fassade«
hat es je jemanden interessiert
was man dahinter wie destilliert?

 

glacier

hartschaum, zerkaute
icegumfelder, bricolage
in curaçao, der umgekippte
saft, das wilde
gefrieren passiert problemlos
die blut-hirnschranke,
eros und
schmelze, squeeze
serotonin, klebt wie
hulle, i mean, warum
ziehst du nicht einfach
leine, empty a bottle
and feel a bit freeze
gefäßverengender
wird es nicht mehr

scho.jpg

Sabine Scho (Ochtrup, 1 september 1970)

 

De Gambiaanse schrijver en chirurg Lenrie Leopold Wilfred Peters werd geboren in Bathurst op 1 september 1932. Zie ook mijn blog van 1 september 2009.
We Have Come Home

We have come home
From the bloodless wars
With sunken hearts
Our booths full of pride-
From the true massacre of the soul
When we have asked
‘What does it cost
To be loved and left alone’

We have come home
Bringing the pledge
Which is written in rainbow colours
Across the sky-for burial
But is not the time
To lay wreaths
For yesterday’s crimes,
Night threatens
Time dissolves
And there is no acquaintance
With tomorrow

The gurgling drums
Echo the stars
The forest howls
And between the trees
The dark sun appears.

We have come home
When the dawn falters
Singing songs of other lands
The death march
Violating our ears
Knowing all our loves and tears
Determined by the spinning coin

We have come home
To the green foothills
To drink from the cup
Of warm and mellow birdsong
‘To the hot beaches
Where the boats go out to sea
Threshing the ocean’s harvest
And the hovering, plunging
Gliding gulls shower kisses on the waves

We have come home
Where through the lighting flash
And the thundering rain
The famine the drought,
The sudden spirit
Lingers on the road
Supporting the tortured remnants of the flesh
That spirit which asks no favour of the world
But to have dignity.To be loved and left alone’

peters

Lenrie Peters (1 september 1932 – 28 mei 2009)

 

De Nederlandse schrijver Jacob(us) Jan Cremer werd geboren op in Arnhem op 1 september 1827. Zie ook mijn blog van 1 september 2009.

Uit: Fabriekskinderen

„’t Is winter. Een koude decembernacht houdt met kille vingers oud Hollands grijze academieveste den blinddoek voor de oogen.

Slechts een waardig trawant van den reuzengeest dezer eeuw voert strijd met den nacht en rukt er gedurig den blinddoek weêr los. Zie maar, de gazvlammen werpen van afstand tot afstand een vlugtig licht in de holle straten en ginds langs de sombere grachten.

Waartoe die kamp; waarvoor dat licht? Immers de stad ging ter ruste en slaapt.

Geloof het niet, want telkens moet ze wakker en ziende zijn, wakker en ziende om er te waken voor het onheil dat naderen kon.

En de oude stad, zij slaapt dan ook niet. Slechts bij wijlen bevangt haar een ligte sluimering, en ’t schijnt u toe als droomde zij van heur alouden roem – even als de teedere loot van den grijzen vorst der Alpen, die zoetjes dommelt aan haren boezem, en murmelt en fluistert van de grootheid zijner afkomst.

Maar toch, hoe vlugtig ook haar sluimering zij – telkens turend over den blinddoek heen, om er te waken zelfs in den nacht, toch vermag zij het niet zoo als zij ’t zou willen.

De arme is krank!

Ja, ’t hoofd is wel helder, zelfs klaarder dan voorheen; ja heur harte klopt wel even luide voor deugd en voor trouw als in de dagen harer jeugd, nogtans, gij ziet het wel hoe heur regter-arm als verlamd daar ter nederligt.

Luister:

Een deel van heur eêlste sappen gingen over in onzuivere vochten; in vochten die zich vormden tot een afzigtelijke wonde; een wonde die hare krachten verteert, en welligt haar voert in het einde tot de slooping van haar glorierijk bestaan.

cremer

J. J. Cremer (1 september 1827 – 5 juni 1880)

 

De Amerikaanse schrijver Edgar Rice Burroughs werd geboren in Chicago op 1 september 1875 als de zoon van een zakenman. Zie ook mijn blog van 1 september 2008 en ook mijn blog van 1 september 2009.

Uit: The Son of Tarzan

 „Paulvitch had taken to the jungle when he had seen the beasts of Tarzan and their savage lord swarm the deck of the Kincaid, and in his terror lest Tarzan pursue and capture him he had stumbled on deep into the jungle, only to fall at last into the hands of one of the savage cannibal tribes that had felt the weight of Rokoff’s evil temper and cruel brutality. Some strange whim of the chief of this tribe saved Paulvitch from death only to plunge him into a life of misery and torture. For ten years he had been the butt of the village, beaten and stoned by the women and children, cut and slashed and disfigured by the warriors; a victim of often recurring fevers of the most malignant variety. Yet he did not die. Smallpox laid its hideous clutches upon him; leaving him unspeakably branded with its repulsive marks. Between it and the attentions of the tribe the countenance of Alexis Paulvitch was so altered that his own mother could not have recognized in the pitiful mask he called his face a single familiar feature. A few scraggly, yellow-white locks had supplanted the thick, dark hair that had covered his head. His limbs were bent and twisted, he walked with a shuffling, unsteady gait, his body doubled forward. His teeth were gone–knocked out by his savage masters. Even his mentality was but a sorry mockery of what it once had been.
They took him aboard the Marjorie W., and there they fed and nursed him. He gained a little in strength; but his appearance never altered for the better–a human derelict, battered and wrecked, they had found him; a human derelict, battered and wrecked, he would remain until death claimed him. Though still in his thirties, Alexis Paulvitch could easily have passed for eighty. Inscrutable Nature had demanded of the accomplice a greater penalty than his principal had paid.“

 Burroughs

Edgar Rice Burroughs (1 september 1875 – 19 maart 1950)

W. F. Hermans, Hubert Lampo, Blaise Cendrars, Peter Adolphsen

De Nederlandse schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2006.

 

Uit: Onder professoren

 

„De vaderlandse gewoonte getrouw, die een van de vele kleinigheden is, waarover we de buitenlander laten gapen van verbazing, bleven ook na zonsondergang alle gordijnen open. Van de straat af was zonder belemmering waar te nemen wat er in Kaeckebeke’s zitkamer plaatsgreep, evenals je dat bij zijn buren kon zien. Wij Nederlanders doen dit, zegt de Fransman Miraud in zijn boekje ‘La Hollande burlesque’ om bij onze medeburgers niet de vunze gedachte te doen opkomen dat we, zodra het lamplicht brandt en we ons achter gesloten gordijnen veilig wanen, gaan eten met open mond, smakken, op de grond spugen, onze echtgenoten uitkleden om lichaamsstraffen toe te dienen, of onze broeken naar beneden doen om met ieder die zich grijpbaar onder ons dak bevindt, ontuchtige handelingen te verrichten. En deze vrees voor andermans schunnige fantasieën, zegt de Fransman, komt voort uit het puritanisme waarin de Nederlander wordt opgevoed.

[….]

 

Emancipatie betekent assimilatie. Ik zal u een voorbeeld noemen. De Nederlandse katholieken zijn nooit zo katholiek geweest als toen ze door de protestanten onderdrukt werden. Maar na hun emancipatie, toen ze de gelijken van de protestanten waren geworden, hebben ze hun katholicisme als een handicap ervaren en ze wilden dus niet alleen maar de gelijken van de protestanten zijn, maar ook gelijk aan de protestanten. Wat gebeurde er? Het kerklatijn werd afgeschaft, priesters en zusters legden hun bijzondere kleding weg, het bestaan van de heiligen wordt met een korreltje zout genomen, aan het bestaan van de hel wordt getwijfeld. Steeds meer katholieken twijfelen aan de onfeilbaarheid van de Paus. Wat is er eigenlijk nog van het katholicisme overgebleven?“

 

 

Hermans

W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

 

 

De Belgische schrijver Hubert Lampo werd geboren op 1 september 1920 geboren in Het Kiel, Antwerpen. Zie ook mijn blog van 1 september 2006.

 

Uit: De Komst van Joachim Stiller

 

„„Maar de goederentrein, die ik iedere avond om kwart voor negen in de bocht van de naburige spoorbaan hoorde voorbijstommelen, behoorde uitsluitend tot de materieloze verschijnselen van de nacht, evenals de sirenes van de schepen op de nabije rivier die, zwaar en breed op de resonantievlakken van het water en de laagdrijvende wolken, als de tragische noodseinen uit een vergeten wereld klonken en mij niet vreesachtig, doch weemoedig stemden, als waren zij de klaaglijke getuigen van een leed, waarvoor ik geen naam wist. Nooit heb ik mij afgevraagd, van waar deze trein wel komen mocht en waar hij heen reed, alsof het voor mij vast stond, dat hij tot een bovennatuurlijke werkelijkheid behoorde, waar onze vragen naar herkomst en bestemming van alle grond verstoken zijn. Ook thans nog, zovele jaren later, oefent het gedreun van nachtelijke treinen een onverklaarbare aantrekkingskracht op me uit, maar vruchteloos heb ik de betovering van weleer weergezocht.”

 

hubert_lampo

Hubert Lampo (1 september 1920 – 12 juli 2006)

 

De Franstalige, Zwitserse dichter en schrijver Blaise Cendrars werd geboren op 1 september 1887 in La Chaux-de-Fonds.

 

 

Paysage

 

La terre est rouge

Le ciel est bleu

La végétation est d’un vert foncé

Ce paysage est cruel dur triste malgré la variété infinie

des formes végétatives

Malgré la grâce penchée des palmiers et les bouquets

éclatants des grands arbres en fleurs fleurs de carême

 

 

Clair de Lune

 

On tangue on tangue sur le bateau

La lune la lune fait des cercles dans l’eau

Dans le ciel c’est le mât qui fait des cercles

Et désigne toutes les étoiles du doigt

Une jeune Argentine accoudée au bastingage

Rêve à Paris en contemplant les phares qui dessinent

la côte de France

Rêve à Paris qu’elle ne connaît qu’à peine et qu’elle

regrette déjà

Ces feux tournants fixes doubles colorés à éclipses lui

rappellent ceux qu’elle voyait de sa fenêtre d’hôtel sur

les Boulevards et lui promettent un prompt retour

Elle rêve de revenir bientôt en France et d’habiter Paris

Le bruit de ma machine à écrire l’empêche de mener son

rêve jusqu’au bout.

Ma belle machine à écrire qui sonne au bout de chaque

ligne et qui est aussi rapide qu’un jazz

Ma belle machine à écrire qui m’empêche de rêver à

bâbord comme à tribord

Et qui me fait suivre jusqu’au bout une idée

Mon idée

 

Cendrars

Blaise Cendrars (1 september 1887 – 21 januari 1961)
Portret door Amedeo Modigliani

 

De Deense schrijver Peter Adolphsen werd geboren op 1 september 1972 in Århus.

 

Uit: Das Herz des Urpferds (Vertaald door Hannes Grössel)

 

„Unglücklicherweise stützte Jimmy sich in ebender Sekunde, als der Zerreißprozess seinen Schlusspunkt erreichte, mit gestrecktem Arm an der Rohrleitung ab. Wenige Augenblicke davor

fielen ihm die harfenartigen kleinen Geräusche von den immer schneller zerspringenden Stahldrähten

auf; er richtete seinen Blick auf die Geräuschquelle und begriff genau einen Moment zu spät, was gerade geschah. Die Trosse schwippte durch die Luft und riss seinen Arm direkt überm Ellbogen mit solcher Kraft ab, dass der Armstummel schnurrend davonflog und kreisrunde Blutspuren hinterließ, dunkelrot auf der dürren Erde.

Jimmy, der Schwerkraft und einem hypovolämischen Schock preisgegeben, sackte gegen die

Rohrleitung zusammen. Gleichzeitig, wenige Millimeter von der Stelle, an der das Blut das sonnenwarme Metall färbte, im Innern des Rohres, raste unser Öltropfen vorbei, auf dem Weg zur Raffinerie in Salt Lake City, wo er nach einer Weile im Rohöltank erst die atmosphärische und danach die Vakuumdestillation durchlief. Bei 165° Celsius wurde der größte Teil dessen, was einmal Pferdeherz war, als schweres Naphtha von dem übrigen Rohöl geschieden und von sinnreichen Rohrsystemen zur Entschwefelungsanlage geführt, die via katalytischer Hydrogenerierung aus der jetzt helleren, aber noch immer undurchsichtigen Flüssigkeit Hydrogensulfid entfernte. Die nächste Stufe der Raffination war die Reformierung in einer erhitzten Hydrogenatmosphäre über einem Katalysator aus Platin und Rhenium, der die Naphthene in Aromate umwandelte sowie einen Teil der Paraffine in Isoparaffine, während die schwereren Paraffine in kleinere Moleküle zerschlagen wurden,

wodurch sich die Oktanzahl erhöhte. Und so wurde ein weiteres Glied zur Kette der Verwandlungen

des Pferdeherzens hinzugefügt: der Zustand Benzin.

Nach langer Zeit in 10 000-gallon-Lagertanks wurde das Benzin in einen Tanklaster gefüllt und

an verschiedene Tankstellen verteilt. Unser Tropfen landete über Umwege in einer Amoco-Tankstelle

in Austin, Texas, wo er in einem unterirdischen, betonummantelten Behälter ein paar Tage Ruhe fand, ehe er via Zapfsäule und Schlauch im Benzintank eines Ford Pinto landete.“

 

peter_adolphsen

Peter Adolphsen (Århus, 1 september 1972)

 

Zie voor alle bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 1 september 2007 en ook mijn blog van 1 september 2008.

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e september ook mijn vorige blog van vandaag.