W. F. Hermans, Hubert Lampo, Blaise Cendrars, Peter Adolphsen, Sabine Scho, Lenrie Peters, J. J. Cremer, Edgar Rice Burroughs

De Nederlandse schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2006. Zie ook mijn blog van 1 september 2007 en ook mijn blog van 1 september 2008 en ook mijn blog van 1 september 2009.

Uit: Herinneringen van een engelbewaarder

“Het is, edelachtbare heren, een groot voorrecht in een vrij en democratisch land te leven als het onze. Niet minder groot is het voorrecht dagbladschrijver te zijn in zulk een land, waar persvrijheid bestaat. Waar vrijheid van gedachten, vrijheid van geest al eeuwen dierbare goederen zijn, door het voorgeslacht met opoffering van goed en bloed verworven, door het nageslacht behoed als het kostbaarste kleinood dat het verleden ons nagelaten heeft.”

De stem van zijn engel onderscheidde hij niet van de stem van zijn gedachten. Wat er op papier stond waren zijn gedachten op dat ogenblik niet en daardoor ging er dan ook van Alberegt’s voordracht niet de geringste bezieling uit. Want mijn stem kon hij niet tot zwijgen brengen en ik kon dat evenmin, omdat het denken van een engel altijd spreken is en zijn spreken denken.

“Juist daarom, meneer de president, mogen wij niet nalaten dit goed, tot hoge prijs gewonnen, ook tot elke prijs te verdedigen. Juist omdat wij deze onmetelijke vrijheid van gedachten bezitten, juist daarom moeten wij zelf bepalen hoever wij in het uiten van die gedachten kunnen gaan. Het is dan ook toe te juichen dat de wetgever enige jaren geleden besloten heeft het in woord en geschrift beledigen van bevriende staatshoofden strafbaar te stellen.

Juist omdat de vrijheid ons hoogste goed is, dienen wij ons beperkingen op te leggen. Het zou niet aangaan dat ons land, door de onberaden uitlatingen van sommige pennevoerders, in den vreemde de reputatie zou krijgen dat hier de persoon van bevriende staatshoofden niet de bescherming zou genieten, die ook de gewone burger geniet.

Men kan over het regime dat door Adolf Hitler in Duitsland gevoerd wordt, zo zijn gedachten hebben. Uitdrukkelijk wil ik echter vaststellen dat het de zaak van de Duitsers is, niet de onze, te beslissen hoe en door wie zij wensen te worden geregeerd, Voorts in aanmerking genomen dat Nederland aan Duitsland grenst; dat Nederland klein is en Duitsland groot; dat allerwegen een vernietigende oorlog woedt; dat ons land tot dusverre voor de verschrikkingen van deze oorlog gespaard gebleven is. Daarbij ons afvragende wat de kleine pen van een kleine pennevoerder in een klein neutraal land zou vermogen te bewerkstelligen tegen vermeend groot onrecht in een grote en machtige buurstaat, komen wij tot de conclusie dat verdachte niet de zorgvuldigheid in acht genomen heeft die elke burger in een vrij land siert, toen hij het geïncrimineerde artikel over het Duitse staatshoofd aan het papier toevertrouwde.”

hermans

W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

 

De Belgische schrijver Hubert Lampo werd op 1 september 1920 geboren in Het Kiel, Antwerpen. Zie ook mijn blog van 1 september 2006. Zie ook mijn blog van 1 september 2007 en ook mijn blog van 1 september 2008 en ook mijn blog van 1 september 2009.

Uit: Terugkeer naar Atlantis

„De Nederzetting
Op een vochtige avond als deze drijft de organische reuk van de kleine kaarsenfabriek laag en haast tastbaar over de nederzetting. Ons, de inboorlingen, schijnt die reuk niet te hinderen. Ook hij heeft er iets mee te maken: weer voel ik mij in het uitsterven van de nazomer een jaar ouder geworden. Nog steeds staan de gaslantarens nutteloos te branden in het landschap van mijn jeugd. Mijn laatste bezoekers voor vandaag waren een vrouw met een kind, dat aan heupgewrichtsontsteking lijdt: armoedzaaiers, zoals de anderen. Morgenvroeg zal ik het stedelijk hospitaal opbellen en horen, wat ze voor me doen kunnen. Het regende geruisloos toen ik hen uitliet. Bedachtzaam heb ik mijn pijp gestopt. Als beschutting tegen de tocht, hield ik de handen bol om de opvlammende lucifer heen. Het deed mij denken aan de vreemde lantarens, die wij als kind omstreeks deze tijd in de vorm van een doodshoofd uit geroofde bieten sneden en waarvoor wij zélf huiverden, als we er een kaars in opstaken. Ik rookte langzaam en aandachtig een goedkope, doch met overleg gekozen zware tabak, gemengd met eigen kweeksel. Daarna heb ik de luiken gesloten. Het geknars der scharnieren en het bonzen van het hout schonken mij één ogenblik die kleine rilling van destijds weder, wanneer moeder mij naar bed had gebracht.“

lampo

Hubert Lampo (1 september 1920 – 12 juli 2006)

 

De Franstalige, Zwitserse dichter en schrijver Blaise Cendrars werd geboren op 1 september 1887 in La Chaux-de-Fonds. Zie ook mijn blog van 1 september 2007 en ook mijn blog van 1 september 2008 en ook mijn blog van 1 september 2009.

Trans-Siberian Prose and Little Jeanne from France (Fragment)

I was in my adolescence at the time
Scarcely sixteen and already I no longer remembered my childhood

I was 16,000 leagues from my birthplace
I was in Moscow, in the city of a thousand and three belfries and seven railroad stations
And they weren’t enough for me, the seven railroad stations and the thousand and three towers
For my adolescence was so blazing and so mad
That my heart burned in turns as the temple of Epheseus, or as Red Square in Moscow
When the sun sinks.
And my eyes shone upon the ancient routes
And I was already such a bad poet
That I didn’t know how to go all the way to the end.

The Kremlin was like an immense Tatar cake
Crusted with gold,
With great almonds of cathedrals all done in white
And the honeyed gold of the bells…

An old monk was reading to me the legend of Novgorod
I was thirsty
And I was deciphering cuneiform characters
Then, suddenly, the pigeons of the Holy Spirit soared above the square
And my hands also flew up, with the rustling of the albatross
And these, these were the last recollections of the last day
Of the entire last voyage
And of the sea.

But I was a very bad poet.
I didn’t know how to go to all the way to the end.
I was hungry
And all the days and all the women in the cafés and all the glasses
I would have liked to drink and to break them
And all the shop windows and all the streets
And all the homes and all the lives
And all the wheels of the hackney cabs turning in a whirlwind on the bad cobblestones
I would have wanted to thrust them into a furnace of swords
And I would have wanted to crush all the bones
And to tear out all the tongues
And to liquefy all the big bodies strange and naked under the clothing that drives me to madness…
I sensed the coming of the great red Christ of the Russian revolution…
And the sun was a bad wound
That split open like a burnt up inferno

 

Vertaald door Ekaterina Likhtik

 cendrars

 Blaise Cendrars (1 september 1887 – 21 januari 1961)

 

De Deense schrijver Peter Adolphsen werd geboren op 1 september 1972 in Århus. Zie ook mijn blog van 1 september 2007 en ook mijn blog van 1 september 2008 en ook mijn blog van 1 september 2009.

Uit: Kleine Geschichten (Vertaald door Uwe Englert)

 „Vor dem Beginn aller Zeiten öffnete GOtt das Buch der Schöpfung und riss eine Seite heraus, denn hätte ER dies nicht getan, wäre das Buch vollkommen und somit die Existenz GOttes unmöglich, da es eines von GOttes Attributen ist, das einzige Vollkommene zu sein. Danach begann ER zu lesen, und allmählich entstand das Universum, indem dessen Geschichte unter Seinen Augen vorüberglitt, doch als ER an die fehlende Seite gelangte und einfach weiterlas, gab es notwendigerweise etwas, das ER nicht wusste, womit Seine Existenz ebenfalls unmöglich war, denn ein weiteres Seiner Attribute ist Seine Allwissenheit. Da ER aber allwissend ist, wusste er von Beginn an, dass ER sich – unabhängig davon, ob er die Seite herausreißen würde oder nicht -, gezwungen sähe, Seine Existenz zu beenden; ergo haben weder GOtt, das Buch, noch beide zusammen jemals existieren können, was in jedem Fall bedeutet, dass auch diese Geschichte unmöglich ist. Es sei denn, ER ist noch nicht an die fehlende Seite gelangt.“

adolphsen

Peter Adolphsen (Århus, 1 september 1972)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Sabine Scho werd geboren op 1 september 1970 in Ochtrup. Zie ook mijn blog van 1 september 2009.

chartreuse

glaub das doch bitte nicht
was man sagt, was man sieht
die abgewedelten deprivationen
der aufgehellte fleck, und frag
nicht nach fahnen, am malen
ist doch was dran, man kann
auch taschenschirme klonen
und behaupten, sie seien geklaut
bis davon was sichtbar wird
bleibt regen regen, »es läuft
es rollt die leere fassade«
hat es je jemanden interessiert
was man dahinter wie destilliert?

 

glacier

hartschaum, zerkaute
icegumfelder, bricolage
in curaçao, der umgekippte
saft, das wilde
gefrieren passiert problemlos
die blut-hirnschranke,
eros und
schmelze, squeeze
serotonin, klebt wie
hulle, i mean, warum
ziehst du nicht einfach
leine, empty a bottle
and feel a bit freeze
gefäßverengender
wird es nicht mehr

scho.jpg

Sabine Scho (Ochtrup, 1 september 1970)

 

De Gambiaanse schrijver en chirurg Lenrie Leopold Wilfred Peters werd geboren in Bathurst op 1 september 1932. Zie ook mijn blog van 1 september 2009.
We Have Come Home

We have come home
From the bloodless wars
With sunken hearts
Our booths full of pride-
From the true massacre of the soul
When we have asked
‘What does it cost
To be loved and left alone’

We have come home
Bringing the pledge
Which is written in rainbow colours
Across the sky-for burial
But is not the time
To lay wreaths
For yesterday’s crimes,
Night threatens
Time dissolves
And there is no acquaintance
With tomorrow

The gurgling drums
Echo the stars
The forest howls
And between the trees
The dark sun appears.

We have come home
When the dawn falters
Singing songs of other lands
The death march
Violating our ears
Knowing all our loves and tears
Determined by the spinning coin

We have come home
To the green foothills
To drink from the cup
Of warm and mellow birdsong
‘To the hot beaches
Where the boats go out to sea
Threshing the ocean’s harvest
And the hovering, plunging
Gliding gulls shower kisses on the waves

We have come home
Where through the lighting flash
And the thundering rain
The famine the drought,
The sudden spirit
Lingers on the road
Supporting the tortured remnants of the flesh
That spirit which asks no favour of the world
But to have dignity.To be loved and left alone’

peters

Lenrie Peters (1 september 1932 – 28 mei 2009)

 

De Nederlandse schrijver Jacob(us) Jan Cremer werd geboren op in Arnhem op 1 september 1827. Zie ook mijn blog van 1 september 2009.

Uit: Fabriekskinderen

„’t Is winter. Een koude decembernacht houdt met kille vingers oud Hollands grijze academieveste den blinddoek voor de oogen.

Slechts een waardig trawant van den reuzengeest dezer eeuw voert strijd met den nacht en rukt er gedurig den blinddoek weêr los. Zie maar, de gazvlammen werpen van afstand tot afstand een vlugtig licht in de holle straten en ginds langs de sombere grachten.

Waartoe die kamp; waarvoor dat licht? Immers de stad ging ter ruste en slaapt.

Geloof het niet, want telkens moet ze wakker en ziende zijn, wakker en ziende om er te waken voor het onheil dat naderen kon.

En de oude stad, zij slaapt dan ook niet. Slechts bij wijlen bevangt haar een ligte sluimering, en ’t schijnt u toe als droomde zij van heur alouden roem – even als de teedere loot van den grijzen vorst der Alpen, die zoetjes dommelt aan haren boezem, en murmelt en fluistert van de grootheid zijner afkomst.

Maar toch, hoe vlugtig ook haar sluimering zij – telkens turend over den blinddoek heen, om er te waken zelfs in den nacht, toch vermag zij het niet zoo als zij ’t zou willen.

De arme is krank!

Ja, ’t hoofd is wel helder, zelfs klaarder dan voorheen; ja heur harte klopt wel even luide voor deugd en voor trouw als in de dagen harer jeugd, nogtans, gij ziet het wel hoe heur regter-arm als verlamd daar ter nederligt.

Luister:

Een deel van heur eêlste sappen gingen over in onzuivere vochten; in vochten die zich vormden tot een afzigtelijke wonde; een wonde die hare krachten verteert, en welligt haar voert in het einde tot de slooping van haar glorierijk bestaan.

cremer

J. J. Cremer (1 september 1827 – 5 juni 1880)

 

De Amerikaanse schrijver Edgar Rice Burroughs werd geboren in Chicago op 1 september 1875 als de zoon van een zakenman. Zie ook mijn blog van 1 september 2008 en ook mijn blog van 1 september 2009.

Uit: The Son of Tarzan

 „Paulvitch had taken to the jungle when he had seen the beasts of Tarzan and their savage lord swarm the deck of the Kincaid, and in his terror lest Tarzan pursue and capture him he had stumbled on deep into the jungle, only to fall at last into the hands of one of the savage cannibal tribes that had felt the weight of Rokoff’s evil temper and cruel brutality. Some strange whim of the chief of this tribe saved Paulvitch from death only to plunge him into a life of misery and torture. For ten years he had been the butt of the village, beaten and stoned by the women and children, cut and slashed and disfigured by the warriors; a victim of often recurring fevers of the most malignant variety. Yet he did not die. Smallpox laid its hideous clutches upon him; leaving him unspeakably branded with its repulsive marks. Between it and the attentions of the tribe the countenance of Alexis Paulvitch was so altered that his own mother could not have recognized in the pitiful mask he called his face a single familiar feature. A few scraggly, yellow-white locks had supplanted the thick, dark hair that had covered his head. His limbs were bent and twisted, he walked with a shuffling, unsteady gait, his body doubled forward. His teeth were gone–knocked out by his savage masters. Even his mentality was but a sorry mockery of what it once had been.
They took him aboard the Marjorie W., and there they fed and nursed him. He gained a little in strength; but his appearance never altered for the better–a human derelict, battered and wrecked, they had found him; a human derelict, battered and wrecked, he would remain until death claimed him. Though still in his thirties, Alexis Paulvitch could easily have passed for eighty. Inscrutable Nature had demanded of the accomplice a greater penalty than his principal had paid.“

 Burroughs

Edgar Rice Burroughs (1 september 1875 – 19 maart 1950)