W. F. Hermans, Sabine Scho, Babs Gons

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook alle tags voorW. F. Hermans op dit blog.

Uit: Het behouden huis

“Bij de troep die uit Bulgaarse, Tsjechische, Hongaarse en Roemeense partizanen bestond, was niemand die ik kon verstaan.
Hoelang nu al uit Nederland weg, dacht ik, aldoor in andere vreemde landen, overal dezelfde duisternis ’s avonds in de steden en dan tenslotte niemand meer met wie ik kan praten. In Duitsland kon ik tenminste nog gesprekken tussen anderen afluisteren. Maar nu was alles wat ik hoorde niets dan puur geluid. Gedreun van motoren, ontploffingen, gebrom van kogels, geschreeuw van dieren, geritsel, gekraak, bonken, blaffen. Ook uit de mensen kwamen alleen maar geluiden. Proletariërs aller landen verenigt u! – Maar ze zijn niet in staat een stom woord met elkaar te spreken.
Soms begreep ik de bevelen niet eens. Dat kon de officieren weinig schelen. Drie dagen tevoren lag ons peloton onder eigen vuur. Ook was er een speciale Russische afdeling gekomen die vijf man had uitgezocht en achter de schuur waar wij lagen, doodgeschoten. Een had geprobeerd weg te lopen. Hij lag de volgende ochtend op de weg, met zijn gezicht naar boven. Niemand durfde hem opzij te schuiven. Wij marcheerden over hem heen, wij zetten onze voeten op hem om niet uit de pas te raken. Ik liep achter in de rij. Toen ik bij hem kwam, was zijn hoofd al gekraakt en onherkenbaar. Ik kon niet uitmaken wie het was. Drie maanden moest ik hem dagelijks hebben gezien. Maar ik zou toch niet geweten hebben hoe hij heette. Ik dacht, terwijl een der jagers hoogte begon te verliezen aan de Spanjaard die Frans sprak. Ik zou nu met hem hebben willen praten.
Het vliegtuig veranderde in een komeet van roet en sloeg ergens achter mij tegen de grond.
De ontploffing klonk of de wereld een miljoenvoudig versterkt slikgeluid maakte. Er was voldoening in dat geluid of de aardbol op het vliegtuig had geloerd zoals een kikker op een vlieg.
Toen begon een zwarte roetwolk langzaam het uitzicht op de weg te belemmeren. Opeens zag ik door de walm heen de Spanjaard blootshoofds op mij af komen lopen. Het leek of het neergestorte vliegtuig hem hier had gebracht, of hij ongedeerd uit de wrakstukken te voorschijn was gekomen.
Ik wilde wat tegen hem roepen; ik had willen roepen: Ik zat juist aan je te denken! Maar ik wist dit zo gauw niet te formuleren. Mogelijk was ik het spreken helemaal verleerd.”

 

W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)
Beeld van Willem Frederik Hermans door Sylvia Willink, 1981

 

De Duitse dichteres en schrijfster Sabine Scho werd geboren op 1 september 1970 in Ochtrup. Zie ook alle tags voor Sabine Scho op dit blog.

 

grote miereneter

een rustige tandarme, mie-
ren in zijn buik, ik zag het
regenwoud branden
en een miereneter
ook, niemand met een
blusdeken greep in
de cyclus in vlammen
orgaanactiviteit wordt opgeschort
hoe voelt dat
in vlammen om te komen
onlangs doodden miereneters
twee Braziliaanse boeren
of ze hun vitale sfeer bedreigden
en hun leefgebied
– is hoe dan ook te betreuren
met vlijmscherpe klauwen
kun je je niet verdedigen
tegen brandlandbouw
breekt zo’n dier breekt termieten
heuvel open en likt verhit
in alle gangen, roepen ze
ren, termiet, ren
een lichaamsbouw waarin
lange lijmtongen wonen
biedt een zekere groottongigheid
voor smaaksensaties
kan me voorstellen dat, zou men
insecten flamberen,
dat bij miereneters
de darmactiviteit zou veranderen
hij neuriede dan nauwelijks hoorbaar
burning down the house
scheidde smeulende
heuweltjies af

 

————–

* heuweltjies – Afrikaans: kleine bultjes – heuvels in Zuid-Afrika, vooral in de West-Kaap. Er wordt aangenomen dat het gefossiliseerde termieten zijn.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sabine Scho (Ochtrup, 1 september 1970)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlands schrijfster, dichteres, columniste en spoken-word performer Babs Gons werd geboren in een klein dorp in de VS in 1971.  Gons kwam eind jaren negentig in New York in aanraking met spoken word en is sindsdien in Nederland een prominente performer geworden van deze voordrachtskunst. Vanaf 2001 organiseerde ze in Paradiso tien jaar lang Palabras, een maandelijkse podium voor jonge dichters en schrijvers. In 2007 was ze een van de oprichters van Poetry Circle Nowhere, een “landelijk platform voor schrijvende performers en performende schrijvers”; ze was tot 2014 artistiek leider van het platform. In 2018 ontving Gons een Black Achievement Award in de categorie kunst en cultuur. In 2020 werd ze genomineerd voor de Gieskes-Strijbis Podium Prijs “omdat zij, naast de wezenlijke bijdrage die ze leverde en levert voor het Nederlandse Podiumkunstenlandschap, zichzelf als kunstenaar steeds opnieuw blijft uitvinden.” Ze is samensteller van de bundel Hardop, een overzicht van de spoken word-scene in Nederland met – naast haar eigen teksten – ook werk van onder meer Akwasi, Sandy Bosmans, Gershwin Bonevacia en Siham Amghar. Sinds juli 2019 schrijft Gons elke zaterdag een column in Het Parool. Haar dichtbundel “Doe het toch maar” werd gepubliceerd in april 2021. In 2021 werd ze ook door de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPBB) aangesteld als Boekenweekdichter binnen het thema Tweestrijd. Ze schreef in dat kader het boekenweekgedicht “Polyglot”. Gons was de Vrije Schrijver 2021/22 van de Vrije Universiteit Amsterdam. In 2022 werd zij benoemd tot lid van de Akademie van Kunsten. Ook kreeg ze dat jaar De Johnny en de daarbij horende trofee genoemd naar Johnny van Doorn. In 2023 werd ze benoemd tot Dichter des Vaderlands, voor een termijn van twee jaar.

 

POLYGLOT

ik leerde de ene taal na de andere
die van de nette kleren
die iets van je huid compenseren
van de woorden verzorgd tot in de puntjes
die je iets lijken te vergeven

de taal van opgeheven hoofd en rechte rug
en net doen alsof
niemand je kan raken
de taal van wie denkt ze wel niet dat ze is
wie denk ik wel niet dat ik ben

de taal van hou van mij ondanks dit lichaam
de taal van hou van mij dankzij dit lichaam
van haal je vingers uit mijn haar
alleen de wind mag er doorheen
haal je vingers uit mijn mond
ik draag mijn tong in mijn borst

de taal die de mond scheidt van het hart
het hart van het bloed
het bloed van de botten
archiefkasten met verloren verhaallijnen
waarin je soms in de weerklank
van een verre voorouder
jezelf ontmoet
de taal die je ziel terug naar huis zingt

de taal zo kaal
dat ze je niets geeft om je mee te bedekken

maar het liefste is me
de taal die me zo bloot legt
als mijn huid maar toelaat

 

PRECIES GOED

Soms wil je gewoon je hoofd op de aarde leggen,
je vuist naar de hemel heffen,
de tranen laten komen en zeggen:
het is zeker omdat ik zwart, wit, vrouw,
dik, dun, te groot, te klein,
te lief, onaardig,
omdat ik lelijk, eerlijk,
direct, poëtisch, welbespraakt,
te zichtbaar, onzichtbaar,
kwetsbaar,
onbegrepen, geprezen
arm, trots en confronterend ben?
Daarom zeker!

En dat de aarde je dan met haar zachte handen
heel voorzichtig omhoog duwt,
je op de wang kust en fluistert;
het is omdat je zo ontzettend mens bent.
Niet te veel, niet te weinig, gewoon genoeg mens.
Net zo mens als andere mensen.
Precies goed.

 

Babs Gons (1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e september ook mijn blog van 1 september 2020 en eveneens mijn blog van 1 september 2018.

W. F. Hermans, Sabine Scho

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook alle tags voorW. F. Hermans op dit blog.

Uit: Van Oudshoorn, wat ik me van hem herinner

“Zo ongeveer in de maand maart van het jaar 1951 moet Van Oudshoorns toenmalige uitgever, die een grote hekel had aan bestsellers, me verteld hebben dat de bijna vergeten schrijver van Willem Mertens’ Levensspiegel en andere boeken, een eenzame oude man was en dat hij niet ver bij mij uit de buurt woonde. – Ik was destijds gevestigd in Voorburg. – Van Oudshoorn zou het vast en zeker zeer op prijs stellen als ik hem eens ging opzoeken. De bloemlezing uit Van Oudshoorns werk Doolhof der Zinnen was onlangs verschenen en allesbehalve een bestseller, wat ik betreurde. Ik vond b.v. de roman Louteringen indrukwekkender dan Vestdijks Anton Wachterromans, die er hier en daar enigszins op lijken.
De uitgever gaf me Van Oudshoorns adres en liet me ook een papiertje zien, waarop de schrijver met grote oudemannenhanepoten had genoteerd: ‘Robert Musil. Die Verwirrungen des Zöglings Törless’. Dit was, zei hij, Van Oudshoorns lievelingsboek.
Musil en dit al in 1906 geschreven verhaal waren toen bijna bij iedereen onbekend. Ik had er ook nooit van gehoord. Pas zes jaar later zou Musil plotseling beroemd worden. Er is, voor wie dit denken mocht, weinig overeenkomst tussen Van Oudshoorn en Musil.
Ik vroeg bij Van Oudshoorn schriftelijk belet en een ontmoeting vond plaats op dinsdagmiddag 3 april 1951, in zijn bovenhuis Van Imhoffplein 17, Den Haag, aan de rand van een geweldig platgebombardeerd stadsgedeelte. Er had daar toen nog weinig of geen herbouw plaatsgevonden. Bij de begroeting zei Van Oudshoorn:
‘Zo. Ik ben aan het eind van mijn schrijversloopbaan en u aan het begin. Dat lijkt me allebei even onaangenaam.’
Hij had een zure, enigszins nasale stem, met een lichtelijk Amsterdams, ten minste West-Nederlands accent.
Zijn vrouw, die zeer slecht Hollands sprak, met veel Duits er doorheen, deelde op een gegeven ogenblik mede:
‘Iek bin geborene Deutsche.’
‘Hè, ja,’ zei de schrijver, ‘dat moet je meneer Hermans vooral gaan vertellen, dat jij een geboren Duitse bent. Dat kan die man nou echt helemaal niet aan je horen.’
Hij praatte op vlakke, maar vernietigende toon.
De vrouw liet zich daarop gaan in een heftig soort zelfvernedering, met uitroepen over ‘wij stomme Duitsers’, over Hitler ‘slechte rotvent’ (daarna sloeg ze haastig haar hand voor haar mond, omdat ze een voor haar gevoel zeer onbehoorlijk woord had uitgesproken), over dat Hitler ‘Europa kaputtgemacht’ enzovoorts.”

 

W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Sabine Scho werd geboren op 1 september 1970 in Ochtrup. Zie ook alle tags voor Sabine Scho op dit blog.

 

yellow

twee even grote helften
de pitten, het sap, de knobbels
tentakels van binnenuit die
alles bij elkaar houden, de binnen
huid van de binnenhuid, elastomeren
doorgesneden, ik ging door de
schil, passievrees inboezemen
een schilder stond model, and you really
wanted to ask, what I was afraid of?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sabine Scho (Ochtrup, 1 september 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e september ook mijn blog van 1 september 2020 en eveneens mijn blog van 1 september 2018.

100 jaar W. F. Hermans, Sabine Scho

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Dat is vandaag precies 100 jaar geleden. Zie ook alle tags voorW. F. Hermans op dit blog.

Uit: De donkere kamer van Damokles

“Osewoudt ging op de grond zitten, zijn knieën opgetrokken, zijn handen kruiselings op zijn voeten. Het meisje kwam steeds dichter in de buurt van het huis, zij zwaaide nu niet meer met de tas, maar had haar handen in haar jaszakken gestoken, ook de hand waarmee zij de tas vasthield. Hij haalde zijn pistool uit zijn binnenzak, schoof de zekering heen en weer en nam het magazijn uit de greep. Hij bekeek het magazijn aan alle kanten, blies erop en stak het weer in zijn pistool. Toen sloeg hij zijn ogen op en zag een eekhoorn die aan de voet van een beuk naar hem keek, de twee voorpootjes al tegen de stam. Osewoudt deed het pistool in de rechterzak van zijn regenjas en stond op. De eekhoorn schoot de boom in. Hij keek opnieuw naar het huis en zag even later dat het meisje binnengelaten werd. Door wie zij ontvangen werd, kon hij niet zien. Hij peinsde: zij moet geweten hebben dat Marchiena Siemerink met dezelfde trein zou komen, want deze Lagendaal zal haar naar haar naam vragen. Er moet rekening gehouden worden met de omstandigheid dat hij wist hoe de jeugdleidster heten zou die zijn kind zou halen. Dus moet Dorbeck die naam ook geweten hebben, of beter: hij zou hem hebben moeten weten en ‘Hé jij’ heeft hem ook geweten. Mogelijk. Toch, ik heb er niets van gemerkt. Eerder geloof ik dat ze het niet geweten hebben, alleen geweten met welke trein zij zou komen en erop hebben gerekend dat ik haar onschadelijk zou maken. En als het eens mislukt was? Hij keek naar de deur van het huis, maar die bleef gesloten. Hij wachtte al tien minuten. Toen zag hij het meisje van achter het huis vandaan komen. Zij hield een fiets aan de hand, achter op de fiets zat een kind. De tas hing aan het stuur. Naast haar liep een man, blootshoofds. Nu afscheid nemen en wegrijden, dacht hij, in godsnaam, schiet op! Maar zij namen geen afscheid van elkaar. Het meisje bleef lopen en de man liep naast haar, druk pratend. Hij scheen van plan te zijn haar een eindje weg te brengen. Nu zag Osewoudt bovendien dat de man zich eigenlijk het meest met het kind bezighield. Waarschijnlijk had het kind niet bij zijn ouders vandaan gewild, een keel opgezet en liep de man mee om het te troosten. De man was corpulent en niet groot van stuk. Hij had niets op zijn hoofd, hij was zomaar in zijn colbertje naar buiten gelopen. Hij had een lange, spitse neus, zover uitgerekt dat er in zijn gezicht plooien gekomen waren die er parallel mee liepen. Een kleine, lippenloze mond zat er vrijwel helemaal onder weggescholen. Bij elk woord dat hij tegen het jongetje zei, leek het of hij het afsnauwde, maar het kind zat luid te schateren. Wat er gezegd werd, kon Osewoudt niet verstaan. Ze kwamen tamelijk dicht in zijn buurt, hij had ze met een steen kunnen raken, toen werden ze onzichtbaar achter de bomen.“

 

W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Sabine Scho werd geboren op 1 september 1970 in Ochtrup. Zie ook alle tags voor Sabine Scho op dit blog.

 

atomic tangerine

een deur, wat voor een praktijk,
een slot, scharnier, kraag-

staafjes, daarmee meet je
stalen deurkozijnen, beton, dossiers
en ja, dossiers. “zo doen we
het licht uit «, op stapels van
papier, maar griezelgrijs is toch ook
een kleur, volstrekt zakelijk met de
bezemsteel, bijna zoals thuis, alleen
hoger, het derde deel van het karma-
spel ging niet door, no alarms and
no surprises, een gang, wat
voor een buis, pizza uit de
koekjestrommel, en daarbuiten
wordt het steeds witter, met kerst-
mis, zegt men, is dat zo traditie,
glinsterhekken, nog een laatste privé-kamerbiertje
maar please, couldn’t you let me out of here

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sabine Scho (Ochtrup, 1 september 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e september ook mijn blog van 1 september 2020 en eveneens mijn blog van 1 september 2018.

W. F. Hermans, Sabine Scho

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook alle tags voorW. F. Hermans op dit blog.

Uit: Nooit meer slapen

“Voor hij hem oplaadde, heb ik tersluiks gevoeld hoe zwaar Arne’s rugzak was: veel zwaarder dan de mijne. Als wij buiten lopen zeg ik, meer uit angst te kort te schieten dan uit schijnheiligheid: — Hoor eens, jij draagt meer dan ik. Dat is oneerlijk. — Maak je niet ongerust. Jij komt nog wel aan de beurt als we de proviand volledig hebben aangeschaft. Dankbaar accepteer ik die goede raad mij niet ongerust te maken, voor zover de wetenschap dat wij bijna alle proviand nog moeten aanschaffen, daartoe bijdraagt. Tussen de bungalows en de sparren lopen we naar de hoofdweg terug. Op de grond groeit zo goed als niets. Trouwens, geen enkele spar is zo hoog als een spar hoort te zijn. Ik draag het zware statief van de theodoliet beurtelings op mijn rechter en mijn linkerschouder. Muggen vlijen zich voortdurend neer op mijn gezicht en op de ruggen van mijn handen. Zelfs aan sigaretterook storen zij zich niet. Arne wijst naar het etui aan mijn broekriem: — Wat heb je daarin? — Een kompas. Wou je het zien? Ik maak het etui open en overhandig hem mijn kompas. — Jezus, wat een mooi instrument. Heb je dat speciaal voor deze gelegenheid gekocht? — Nee, ik heb het mijn hele studententijd al gebruikt. — Het ziet eruit als nieuw, zegt hij, met een blik die ik voor wantrouwend houd. — Ik heb het zeven jaar geleden van mijn zusje gekregen. Die is altijd erg bang dat ik zal verdwalen. Met een gevoel of ik lieg en een op niets gebaseerde schaamte, berg ik het kompas weer op. — Heb jij een zusje? — Ja, zes jaar jonger dan ik. Een raar meisje, mooi om te zien, maar erg dom. Ze is namelijk gelovig, om niet te zeggen bijgelovig. Ben jij religieus opgevoed? — Gelukkig niet.
— Wij evenmin. Ik ben niet eens gedoopt, Eva trouwens ook niet. Maar ze denkt erover dat alsnog te laten doen. — Er bestaat, zegt Arne, een boek: Het gezicht van God na Auschwitz. Dat gezicht moet wel de moeite waard zijn geweest. Wij barsten allebei in onbehaaglijk lachen uit bij de gedachte aan wat God zag toen Hij dat gezicht zette. Is dit de hoofdstraat van Alta? In elk geval blijkt hier het busstation te zijn en recht daartegenover zie ik het postkantoor. Wij leggen de bagage op de grond, zoals alle mensen die op de bus wachten. Arne steekt over naar het postkantoor, ik blijf staan. Onder de wachtenden is een groepje Lappen, die ik nauwkeurig bestudeer, hun kleren vergelijkend met de ansichtkaarten die ik gezien heb. Geen twee zijn gelijk gekleed.”

 

W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)
Portret door Erik van Straten, 1986

 

De Duitse dichteres en schrijfster Sabine Scho werd geboren op 1 september 1970 in Ochtrup. Zie ook alle tags voor Sabine Scho op dit blog.

 

archaeopteryx
(Berlijns exemplaar)

opgelicht voor een
platgeslagen kip
koehandel
klinkt bescheiden
bij de overgang van
door de aarde gevormde
schepsels naar door de lucht klievende
duikelaars, van waggelgang naar klauw, klaar
om te vallen, met schelle
schreeuwen, spiedend, ready for take off
van schub tot verenkleed, dat misschien
alleen maar versiering was, verwarmde, om te vliegen
niet deugde, en toch, eenmaal nijinsky zijn
en, faunachtig vervormd op dit ene moment
in verloren evenwicht verstenen

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sabine Scho (Ochtrup, 1 september 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e september ook mijn blog van 1 september 2018.

W. F. Hermans, Hubert Lampo, Blaise Cendrars, Edgar Rice Burroughs, Sabine Scho, Peter Adolphsen, Lenrie Peters, J. J. Cremer, Kris Pint

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook alle tags voorW. F. Hermans op dit blog.

Uit: Het behouden huis

“De grote tak bijna de hele kruin lag ineens onder de boom, zonder dat ik gekraak hoorde. Het was overstemd door de knal uit een kortstondig struikgewas van aardklonten, niet ver bij de boom vandaan. Er volgden andere knallen, zonder dat ik de uitwerking zag. Ik keek niet om. Voor mij liep niemand. Ik was de voorste misschien. Er waren weinig bomen en ik moest goed zichtbaar zijn. Toch leek het of er in het wilde weg geschoten werd. Mijn voeten zwikten op de harde aardkluiten bij iedere stap. De helling was lang en steil. Aan de andere kant van de heuvel lagen de Duitsers. Ik hoopte dat zij ons tegemoet zouden komen. Ergens dekking zoeken, ergens stil wegkruipen. Alleen van dorst al kon ik bijna niet verder. Mijn veldfles was leeg. Ik keek om naar de anderen. Niemand was dicht genoeg bij dat ik om water had kunnen vragen. Toen blies de sergeant op zijn fluit. Langs een holle weg kwamen wij bij elkaar en we lieten ons neervallen om te rusten. Ik stak mijn lege veldfles omhoog. Maar iedereen die hem zag, schudde van nee. Bijna niemand lette er trouwens op. De sergeant die het dichtst bij mij lag, had zijn helm over zijn gezicht geschoven tegen de hitte en het licht en, met zijn handen over z’n borst gekruist, leek het of hij sliep. De zon scheen fel, het had in geen dagen geregend. De gele grond was zo droog dat het door de ontploffende granaten opgejaagde stof niet meer bezonk. Ik keek op mijn polshorloge. Het was half twee. Er viel een stilte, iedereen die aan de oorlog deelnam, scheen er zijn gemak van te nemen, alsof de oorlog een groot ziek lichaam was, dat een morfine-injectie gekregen had. Het enige wat er gebeurde een gevecht op grote hoogte tussen drie jagers. Ik keek ernaar, een droog grasje tussen mijn tanden. Zij trokken een patroon van witte lussen op het blauw van de lucht, zoals reclameschrijvers doen. Het zag eruit of zij het deden om ons te amuseren, enkel daarom. Niet proberen te lezen wat zij schrijven, anders word je gek. Coca-Cola. Zij hebben allebei hun handen nodig, dacht ik, maar misschien houden zij een rubberslang in de mond waardoor zij drinken kunnen opzuigen. De kogels uit hun mitrailleurs sloegen dichtbij in de grond. Ook nu kan het raak wezen, dacht ik, en ik zit hier gewoon, ik doe niets. Ik heb dorst. Ook nu kan ik getroffen worden, alsof op zitten de doodstraf staat. Maar iedereen gaat dood, ook al zou er nooit oorlog zijn. Wat maakt oorlog voor verschil? — Zich iemand indenken die geen geheugen heeft, die aan niets kan denken dan aan wat hij ziet, hoort en voelt… voor hem bestaat er geen oorlog. Hij ziet deze heuvel, de lucht, hij voelt de droge vliezen van zijn keel krimpen, hij hoort het knallen van… hij zou een geheugen moeten hebben om te weten waarvan. Hij hoort knallen, hij ziet hier en daar mensen liggen, het is warm, de zon schijnt, drie vliegtuigen oefenen zich in het reclameschrijven. Er is niets aan de hand. Oorlog bestaat niet. Ik dacht aan een Spanjaard die mij ’s ochtends om een lucifer had gevraagd. Hij kende een paar woorden Frans.”

 

 
W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)
Cover

 

De Belgische schrijver Hubert Lampo werd op 1 september 1920 geboren in Het Kiel, Antwerpen. Zie ook alle tags voor Hubert Lampo op dit blog.

Uit: Een geur van sandelhout

“Onlangs had ik wat te doen op het ministerie. Ik was aanzienlijk vroeger klaar dan ik er op rekende. Het leek mij een goede gelegenheid om even langs het televisiegebouw te rijden. Harry Kümel zit daar al maanden aan zijn film te monteren. Als schrijver van het boek waar alles mee begon, is het nauwelijks aanmatigend zo ik desgevallend zeg: aan onze film. Hij doet het helemaal in zijn eentje, opgesloten in wat nauwelijks meer is dan een monnikencel.
Geruime tijd had ik niets meer van hem gehoord. Het kwam er niet van hem op te bellen. Een nummer draaien en wachten tot men opneemt is geen noemenswaardige moeite. Ik heb echter een hekel aan de telefoon. Van tevoren weet ik dat men mij verkeerd doorverbindt. Het is gebeurd dat ik er zo goed als zeker van was de elektronische apparatuur in de centrale te doen doorslaan. Op ogenblikken van spanning, bedoel ik, wanneer ik mij onbewust voorbereid op een emotioneel geladen of belangrijk gesprek. Maar dat is een andere geschiedenis.
Mijn bedoeling was eens te gaan kijken hoe ver het er mee staat. Het einde van een opnamecampagne komt pijnlijk onverwacht voor de halve buitenstaander die ik ben. Het is nu weldra een jaar geleden. Lucia en ik hadden de nare indruk plots in een vacuüm te vallen. Met een verweesd gevoel hebben we het een paar weken aangekeken. Zonder grondig overleg zijn we daarna hals over kop naar Dorset gevlucht. Ondertussen loop ik stiekum met nieuwe verfilmingsplannen. ‘Niet over mijn lijk,’ zegt Lucia, die wel vaker sterke uitdrukkingen gebruikt. ‘Enfin, je weet nooit,’ voegt ze er verzoenend aan toe. ‘Met Harry en met een serieuze produktiemaatschappij valt het misschien nog te bekijken…’
Harry duldt niet dat anderen een hand aan zijn werk steken. Ook daarom noemt men hem een brekespel. Voor de meesten is het inderdaad moeilijk kersen met hem eten. ‘Dat ligt toch voor de hand?’ zegt Lucia. ‘Een eerlijk man als hij tussen al dat steelgraag rapalje uit de filmwereld… Natuurlijk is hij een brekespel. Maar niet omdat hij zelf zijn films wil monteren of er bij staan als de kleurkopie wordt gemaakt.’ Ze heeft op een paar jaar tijds een ontzaglijke hoeveelheid vakjargon opgestoken.”

 

 
Hubert Lampo (1 september 1920 – 12 juli 2006)
Cover

 

De Franstalige, Zwitserse dichter en schrijver Blaise Cendrars werd geboren op 1 september 1887 in La Chaux-de-Fonds. Zie ook alle tags voor Blaise Cendrars op dit blog.

 

Newspaper

Christ
Now it’s more than a year I haven’t thought of you
Since I wrote my next to last poem Easter
My life is much changed since
But I’m still the same
I even wanted to be a painter
Here are the pictures I’ve made and which tonight are hanging
on the walls
They open strange views of myself that make me think of You.

Christ
Life
There’s where I’ve rummaged

My paintings pain me
I’m too passionate
Everything’s orangey.

I’ve spent a sad day thinking of my friends
And reading the newspaper

Christ
Life crucified in the wide open newspaper I hold in my
outstretched arms
Wingspans
Rockets
Ebullition
Shouts.
You would say a plane going down.
That’s me.

Passion
Fire
Serial novel
Newspaper
You can try not to want to speak of yourself
Sometimes you have to shout

I’m the other one
Too sensitive

 

Vertaald door Ron Padgett en Jay Bochner

 

 
Blaise Cendrars (1 september 1887 – 21 januari 1961)
Portret door Amedeo Modigliani, 1917

 

De Amerikaanse schrijver Edgar Rice Burroughs werd geboren in Chicago op 1 september 1875 als de zoon van een zakenman. Zie ook alle tags voor Edgar Rice Burroughs op dit blog,

Uit: Tarzan of the Apes

“On the second day after the wounding of Black Michael, Clayton came on deck just in time to see the limp body of one of the crew being carried below by four of his fellows while the first mate, a heavy belaying pin in his hand, stood glowering at the little party of sullen sailors.
Clayton asked no questions—he did not need to—and the following day, as the great lines of a British battleship grew out of the distant horizon, he half determined to demand that he and Lady Alice be put aboard her, for his fears were steadily increasing that nothing but harm could result from remaining on the lowering, sullen Fuwalda.
Toward noon they were within speaking distance of the British vessel, but when Clayton had nearly decided to ask the captain to put them aboard her, the obvious ridiculousness of such a request became suddenly apparent. What reason could he give the officer commanding her majesty’s ship for desiring to go back in the direction from which he had just come!
What if he told them that two insubordinate seamen had been roughly handled by their officers? They would but laugh in their sleeves and attribute his reason for wishing to leave the ship to but one thing—cowardice.
John Clayton, Lord Greystoke, did not ask to be transferred to the British man-of-war. Late in the afternoon he saw her upper works fade below the far horizon, but not before he learned that which confirmed his greatest fears, and caused him to curse the false pride which had restrained him from seeking safety for his young wife a few short hours before, when safety was within reach—a safety which was now gone forever.
It was mid-afternoon that brought the little old sailor, who had been felled by the captain a few days before, to where Clayton and his wife stood by the ship’s side watching the ever diminishing outlines of the great battleship. The old fellow was polishing brasses, and as he came edging along until close to Clayton he said, in an undertone:
“ ’Ell’s to pay, sir, on this ’ere craft, an’ mark my word for it, sir. ’Ell’s to pay.”
“What do you mean, my good fellow?” asked Clayton.

 

 
Edgar Rice Burroughs (1 september 1875 – 19 maart 1950)
Ron Link als Tarzan in de Nederlandse musical uit 2007

 

De Duitse dichteres en schrijfster Sabine Scho werd geboren op 1 september 1970 in Ochtrup. Zie ook alle tags voor Sabine Scho op dit blog.

 

großer ameisenbär

ein leiser zahnarmer, a-
meisen in seinem
bauch, ich sah den
regenwald brennen
und einen ameisenbären
auch, niemand mit
löschdecke trat auf
der kreislauf in flammen
organtätigkeit setzt aus
wie fühlt sich das an
lichterloh zu verenden
neulich töteten ameisenbären
zwei brasilianische bauern
ob sie ihre vitalsphäre bedrohten
und ihren lebensraum
– ist in jedem fall zu bedauern
mit messerscharfen krallen
kann man sich nicht wehren
gegen brandrodung
bricht so ein tier termiten-
hügel auf und züngelt hitzig
in alle gänge, heißt es
lauf, termite, lauf
ein körperbau in dem
lange klebzungen wohnen
bietet gewisse großzüngigkeit
für gustatorische sensationen
stell’ ich mir vor, wenn man
kerbtiere flambierte
veränderte das bei ameisenbären
die darmtätigkeit
er summte dann kaum hörbar
burning down the house
scheidet dazu schwelende
heuweltjies aus

 

 
Sabine Scho (Ochtrup, 1 september 1970)

 

De Deense schrijver Peter Adolphsen werd geboren op 1 september 1972 in Århus. Zie ook alle tags voor Peter Adolphsen op dit blog.

Het moorddadige verhaal over Ingolf Zilverfluit (Vertaald door Edith Koenders)

Het verhaal over een man met de bijzondere naam Ingolf Zilverfluit was in 1985 de oorzaak van de moord op een leerling-secretaresse uit Brøndbyøster die Karen Skjødt Larsen heette. De laatste persoon die Karen levend had gezien, de vermoedelijke moordenaar, was een jonge dichter die Asger Nygaard heette; op het tijdstip van de moord ingezetene van een vochtige kelderruimte in Vesterbro.
Karen had het verhaal van Ingolf Zilverfluit in één ruk geschreven tijdens een winterse nacht, toen ze door een hypnotiseur in een tv-programma in een toestand van diepe trance was geraakt. Een paar dagen later stuurde ze het in het net geschreven verhaal naar een damesblad, dat het retourneerde met de opmerking dat de novelle boeiend was, maar niet in hun interessesfeer lag, en ze adviseerden haar om het naar een ‘literair tijdschrift’ te sturen.
Zulke tijdschriften kende Karen niet, dus ging ze naar de bibliotheek en kreeg op haar aanvraag een heus boekwerkje aangereikt: Smart en Samenleving, Tijdschrift voor literatuur. Het leek het juiste tijdschrift. Karen stopte het verhaal over Ingolf Zilverfluit in een envelop en gooide die in de brievenbus.
Er verstreken twee maanden zonder dat ze iets hoorde, maar op een avond werd er ineens op de deur geklopt. Het was een jonge man met een zenuwachtige uitstraling en vet haar, die zich voorstelde als Asger Nygaard, redacteur van Smart en Samenleving. Karen nodigde hem ontredderd binnen en vroeg of hij een kopje koffie wilde, maar hij antwoordde kortaf dat hij liever iets met alcohol erin wilde en toevallig had ze nog een halfvolle fles Cubaanse rum. Ze schonk twee kleine glaasjes in, vooral voor de gezelligheid.
Zonder een woord te zeggen en met een nurks gebaar haalde hij het verhaal over Ingolf Zilverfluit uit zijn binnenzak en smeet het op tafel. Daarna leegde hij in één keer zijn glaasje, schonk zonder te vragen nog eens in, dronk ook dat leeg en schonk toen een derde in. Karen bevond zich zo langzamerhand op de grens van paniek.
Pas toen keek hij op en siste: ‘Het verhaal over Ingolf Zilverfluit heb ík verdomme geschreven! Ik! Van begin tot eind! Hoe kom je er in godsnaam aan, vervloekte heks?!’
Wat er daarna is gebeurd, is onbekend.”

 

 
Peter Adolphsen (Århus, 1 september 1972)

 

De Gambiaanse schrijver en chirurg Lenrie Leopold Wilfred Peters werd geboren in Bathurst op 1 september 1932. Zie ook alle tags voor Lenrie Peters op dit blog.

Uit: Katchikali

Things perplex me
irritate and disgust me
Things disaffect me
when they try
to make me crawl.

Things persecute me
Those which try to usurp me
Things that have
no meaning
without me.

Things annoy me
when others worship them
Things that approximate I
to me and are
put in my place.

Things nauseate me,
good, bad, indifferent
Things; like flies
in a calabash
of sour milk.

I prefer people
laughter and comfort
the use and pleasure of science.
But my head aches when all I hear is
THINGS, THINGS, THINGS.

 

 
Lenrie Peters (1 september 1932 – 28 mei 2009)

 

De Nederlandse schrijver Jacob(us) Jan Cremer werd geboren op in Arnhem op 1 september 1827. Zie ook alle tags voor J. J. Cremer op dit blog.

Uit: De vriend van den huize.

‘Heel lief, Suus; speel maar gerust door; ik hoor je best al praat ik. De Reeverie he? Allerliefst!’
‘Nee, de Waanzinnige wals!’
‘Ah juist, de Waanzinnige wals; die andere is, als je zoo gauw met de vingers moet tikkelen; precies! Jawel, ik hoor je heel goed. – Wat ik ook zeggen wilde menheer…. er is weinig bijzonders op die verkooping; de burgemeester schijnt geen liefhebber van mooie boeken te zijn geweest. Eenige Grieksche, Latijnsche, Hebreeuwsche, Fransche en Duitsche werken; maar vuil; weinig werken van smaak. ‘k Had zoo gehoopt dat de werkjes van…. och!? er compleet zouden zijn; dezelfde van wien ik u laatst “De min” heb voorgedragen, toen u allemaal zoo moest lachen. – Suze als ik om moet slaan, roep me dan maar. – Nee, die goeje man heeft weinig met de “letterituur” op gehad. – Och! op een dorp! Behalve hier en nog een paar families, heb ik volstrekt geen liefhebberijen gevonden. – Er was beeldig porcelein mevrouw; lange leizen, zes merken. – O wacht Suze…. Zie zoo!’
De persoon die van de piano, waar hij voor het spelende meisje ’t muziekblad had omgeslagen, naar zijn stoel bij den warmen haard terugkeerde, heette Barend Flitz, en was de eenige zoon van mijnheer Flitz en mejufvrouw Flitz, geboren…. dat weet ik niet.
Wat mijnheer Flitz Senior in vroegere dagen geweest was, ’t zij stukadoor of metselaar, of wat ook; sommigen waren wel zeer nieuwsgierig geweest om daarvan het rechte te weten, doch, nadat de heer Flitz Junior, op Vredelust bij den rijken heer Gliekke vriendschappelijk werd ontvangen, overtuigd als deze was dat de heer Flitz Senior fatsoenlijk rentenierde, en zijn zoon – kandidaatnotaris, eenmaal ook notaris zou worden, hield men het in ’t dorp ook voor vast, dat de kandidaat Flitz, die op ’t kantoor van Van Saffelen ‘in de leer was,’ de zoon van fatsoenlijke lieden moest zijn.
Wij zullen u, waarde lezer, niet langer met de Flitzen bezig houden, maar alleen den jongen kandidaat wat nader beschouwen, om daarna den slappen draad van het gesprek weer op te vatten.
Barend was acht en twintig jaren oud; zijn gelaat, niet onaangenaam van uitdrukking, bezat echter niets ’t welk het een of ander deed verwachten. Wilt ge zijn signalement?”

 

 
J. J. Cremer (1 september 1827 – 5 juni 1880)

 

De Vlaamse dichter Kris Pint werd geboren in Halle op 1 september 1981. Zie ook alle tags voor Kris Pint op dit blog.

 

De Reizigster

Achter de deuren stelt
zich de wet die hem
aan mij bindt, maar
achter het behang

wacht wat blijft als ik
wegga: hij hoort mijn
stilte als een vonnis
aan, langs mijn wang

verglijden zijn handen
als rimpels op stilstaand
water: nooit blijf ik lang

de zinkende stenen
staan als avondkoffers
gepakt in de gang.

 

 
Kris Pint (Halle, 1 september 1981)

W. F. Hermans, Hubert Lampo, Blaise Cendrars, Edgar Rice Burroughs, Sabine Scho, Peter Adolphsen, Lenrie Peters, J. J. Cremer

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2010 en eveneens alle tags voorW. F. Hermans op dit blog.

Uit:Nooit meer slapen

— Ze riep: pas op! Maar kinderen geloven andere kinderen niet. Een kind zal eerder zijn vader geloven dan een ander kind. Zo zijn wij altijd eerder geneigd een buitenlander te geloven dan een landgenoot, zelfs als die landgenoot het beter weet. Wanneer een Noor hier met iets nieuws komt aandragen, zeggen de mensen: dat kan niet goed zijn, want dat hebben we nog niet in een Amerikaans boek gelezen. Maar als een Amerikaan iets onzinnigs beweert en een Noor spreekt het tegen, dan zeggen ze: hij is niet op de hoogte! Hij is maar een provinciaal! Hij moest eens een jaartje naar Amerika gaan! In een klein land zijn het altijd napers die het hoogst staan aangeschreven en dat geldt op alle gebieden. Nu Ibsen en Strindberg dood zijn, nu weet iedereen dat zij de grootste schrijvers waren die Skandinavië ooit heeft opgeleverd. Maar toen ze nog leefden! Praktisch elke houthakker kon de Nobelprijs krijgen…Ibsen en Strindberg kregen hem niet!
Arne blijft staan. — Dit huis is het, zegt hij, stap niet op het gras. Gras is op deze hoogte een zeldzame plant, waar de mensen erg zuinig op zijn. Een deur van horregaas valt achter ons dicht met het gezang van een spiraalveer. — De eigenlijke bewoners logeren in Oslo. Ik heb het huis zolang mogen lenen. Arne zet mijn koffer midden op de vloer van een zitkamer. Ik doe mijn rugzak af en probeer op mijn wangen de muggen dood te slaan die met ons mee naar binnen zijn gekomen. Arne pakt een spuitbus van de schoorsteenmantel en een nevel die naar kamfer ruikt, verspreidt zich onder de druk van zijn wijsvinger. Het is goed te zien dat Arne hier maar tijdelijk zijn bivak heeft opgeslagen. Klinkt die uitdrukking te gewoon? Arne heeft ervoor gezorgd dat geen andere combinatie van woorden toepasselijk is. De meubelen heeft hij aan de kant geschoven. Op de grond liggen een tent, tentstokken, een half ingepakte rugzak, pioniersschopje, dozen knkkebrëd, blikjes, een theodoliet en een loodzware driepoot van hout, de poten samengevouwen. Ik buk om iets op te rapen. — Wat is dit? — Een visnet. Om vis te vangen onderweg. Anders krijgen we niet te eten.”

 
W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)
Scene uit de film “Beyond Sleep” (Nooit meer slapen) uit 2016

Lees verder “W. F. Hermans, Hubert Lampo, Blaise Cendrars, Edgar Rice Burroughs, Sabine Scho, Peter Adolphsen, Lenrie Peters, J. J. Cremer”

W. F. Hermans, Peter Adolphsen, Hubert Lampo, Blaise Cendrars, Edgar Rice Burroughs, Sabine Scho, Lenrie Peters, J. J. Cremer

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2010 en eveneens alle tags voorW. F. Hermans op dit blog.

Uit: Nooit meer slapen

“Deprimerend, waarom? Deprimerend is het alleen voor wie in naties denkt. Naties die allemaal haantje de voorste willen spelen. Maar de wereld is een groot geheel. Dat moet je toch begrijpen.
Begrijpen! antwoordt Arne, begrijpen hier (hij slaat op zijn hoofd) begrijpen, hier. ]a. Begrijpen daar (hij geeft mij een lichte stomp op de borst) begrijpen daar: nee. En weet je hoe dat komt?
Ik zeg dat ik er geen idee van heb.
Het komt doordat in iedereen, hoe wijs ook, een krankzinnige zit verstopt. Een wilde krankzinnige en die krankzinnige groeit uit hetzelfde waaruit alle krankzinnigen groeien: uit het kind dat wij geweest zijn toen wij een, twee, drie jaar oud waren. Dat kind, begrijp je, heeft maar één taal geleerd. Zijn moedertaal.
Arne vertelt dit allemaal rustig, niet te snel, niet te langzaam, afgerond, duidelijk. En dan te bedenken dat wij ondertussen een steile zandrug beklimmen. Hij blaast niet, hijgt niet, loopt niet sneller of langzamer dan op horizontaal terrein.
Als je een klein land bent, zegt hij, als de politiek en de mode en de films en de auto’s en de machines en bijna alles uit het buitenland komt. Als dan ook nog bijna alle essentiële boeken, dat wil zeggen de boeken die gelijk hebben, de boeken die de waarheid bevatten, de boeken die beter zijn dan de meeste inheemse boeken, dat wil zeggen de vaderboeken‚ als die in vreemde talen geschreven zijn, dan krij gt zodoende het buitenland een positie tegenover je als het moederland tegenover de kolonie, als de stad tegenover het platteland. De koloniaal en de provinciaal, wat zijn ze anders dan degenen die niet ‘bij’ zijn, die de dingen niet precies weten, altijd ongelijk hebben, niet op de hoogte zijn, achterlijk, enzovoort.
We hebben nu het topniveau van de zandrug bereikt en komen op een andere weg, niet bestraat, maar toch een hoofdweg. In de bosachtige terreinen aan weerszijden staan kleine houten bungalows. Het terrein is niet door hekken afgesloten van de weg en ook tussen de huizen staan geen hekken.
Een meisje op een driewieler houdt gelijke tred met ons: zij gebruikt de pedaaltjes niet, maar zet zich af met haar voeten. Een jongen schiet een zweefvliegtuigje af met een katapult, terwijl het meisje iets roept. Het zweefvliegtuigje raakt vast boven in een spar.
Wat riep het meisje? vraag ik.”

 
W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)
Scene uit de film “Beyond Sleep” (Nooit meer slapen) uit 2016

Bewaren

Lees verder “W. F. Hermans, Peter Adolphsen, Hubert Lampo, Blaise Cendrars, Edgar Rice Burroughs, Sabine Scho, Lenrie Peters, J. J. Cremer”

W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen, Blaise Cendrars, Edgar Rice Burroughs

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2010 en eveneens alle tags voor W. F. Hermans op dit blog.

Uit: De raadselachtige Multatuli

“Eduard Dekker was niet trots op zijn afkomst. Zijn roman Woutertje Pieterse moge niet precies een autobiografie zijn, maar dat de bittere haat tegen het fantasieloze kleinburgerdom, die uit dat boek spreekt, in zijn eigen jeugd ontstaan is, lijdt geen twijfel.
Maatschappelijke eerzucht, die ook de andere kinderen van kapitein Dekker in hoge mate moet hebben beheerst, nam in Eduard’s geval bijzondere vormen aan.
Catharina sloot een degelijk huwelijk met kapitein Abrahamsz, Pieter werd een deftige dominee, en Jan, aanvankelijk stuurman, vergaarde een fortuin in de tabakscultuur op Java, – fortuin dat hij later weliswaar weer zou kwijtraken.
Maar niemand zou de zuster en de broers meer ter sprake brengen, als Eduard het tot soortgelijk burgerlijk aanzien had gebracht, en toch was dat ook een van zijn idealen, in het begin.
Zijn familieleden noemden hem Teddy.
Het gezin was doopsgezind en vroom.
Doopsgezinden zijn puriteins, tolerant uit beginsel, tegenstanders van geweld. Zij gehoorzamen God eerder dan de Staat, streven naar eigen verantwoordelijkheid en bewust handelen. Hun kinderen worden niet, zoals die van andere denominaties, vlak na de geboorte gedoopt, maar pas wanneer ze volwassen zijn. Zij dienen te weten wat zij doen en hun geloof bewust te belijden.
De vader, Engel Douwesz. Dekker schijnt een geestige, welbespraakte man geweest te zijn. Een krachtig gezagvoerder, die de meeste mensen al gauw als ‘jongetje’ aansprak. Hij was, zoals bij een zeekapitein vanzelf spreekt, meestal niet thuis.
De opvoeding van zijn kinderen kwam grotendeels neer op zijn vrouw, die een zenuwachtig karakter had. Haar handen zaten los aan haar lijf, zoals men zegt. Eduard zou later enige sentimentele verzen aan haar wijden, in zijn beginperiode toen hij nog schreef zoals het destijds hoorde. In zijn hart heeft hij haar waarschijnlijk gehaat. Aangenomen mag worden dat hij vroeg gespeend werd en dat als zuigeling het contact tussen hem en zijn moeder niet goed is geweest. Zij zal, na al zo veel kinderen ter wereld te hebben gebracht, misschien niet zo vurig naar hem verlangd hebben.
Hij had te lijden van haar humeur en kreeg dikwijls onverdiend slaag. Ze vond hem te ‘zacht’.
‘God heeft zich met Eduard vergist’, zei ze, ‘hij had beter een meisje kunnen zijn.’

 
W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

Bewaren

Bewaren

Lees verder “W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen, Blaise Cendrars, Edgar Rice Burroughs”

W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen, Blaise Cendrars

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2010 en eveneens alle tags voor W. F. Hermans op dit blog.

Uit: De donkere kamer van Damokles

“Hij speurde in alle richtingen, nergens iemand te zien. Toen begon hij te klimmen. Het was niet gemakkelijk. Ik had mijn regenjas uit moeten doen, dacht hij. Gelukkig had hij rubberzolen onder zijn schoenen, dat gaf hem tenminste enig houvast. Het meisje keek naar hem om en lachte. Zij maakte met haar duim bewegingen van vlugger, vlugger.
Eindelijk kon hij zich vastgrijpen aan de ijzeren dwarsarm waarop de witte porceleinen isolatoren bevestigd waren. Met zijn andere hand, nam hij de nijptang uit zijn zak. Schuin beneden hem liep het meisje en zwaaide met de tas. Nog nooit had hij telefoonisolatoren van zo dichtbij gezien, hij had nooit geweten dat zij zo groot waren. Wel zo groot als een melkbeker. Hij knipte de draden door en zag ze vallen en tot enorme hoepels opkrullen, dwars over de weg. Onmiddellijk liet hij zich zakken, holde naar de draden en probeerde ze te bedwingen, ze zoveel mogelijk weg te stoppen in de greppel. Dit lukte. Toen sloeg hij zijn jas af, maar het meeste vuil was niet meer te verwijderen. Recht van boven naar beneden had de paal een brede zwarte streep achtergelaten op de witte katoen.
Nog voortdurend op zijn jas kloppend, bereikte hij het bosje dat hem aangeduid was. Hij sprong over de greppel en drong zich tussen de dorre sparren, de takken uit zijn gezicht houdend. In schuine richting werkte hij zich er doorheen.
Ook dit bosje was niet diep. Vrij gauw zag hij het huis dat het huis van Lagendaal moest zijn. Het huis lag geheel vrij, hier en daar stond een jonge doeglasspar op het terrein, dat van het bos gescheiden werd door een aardappelakker. Hij zag het meisje lopen, nog steeds zwaaiend met haar tas. Naar schatting was zij een honderdvijftig meter bij het huis vandaan.
Het was een laag, houten huis. Verrek! De luiken waren geschilderd in de kleuren van de partij: rood en zwart!”

 
W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

Lees verder “W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen, Blaise Cendrars”

W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen, Blaise Cendrars

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2010 en eveneens alle tags voor W. F. Hermans op dit blog.

 

 

Nachtmerrie van een polemist

Toen ik de ene man met goed gevolg
Aan een gezwel in de hals had geopereerd

Met mijn zakmes,
Werd ik overmoedig en opereerde de andere man
Aan het hart.

Ik had het ongeluk een ader open te snijden
Zij hing uit zijn borstkas als een dunne rubberslang
Zoals gebruikt wordt in aquaria.

Haastig heb ik, zonder verder te opereren, de wond toegenaaid.
De ader hing eruit.
Gelukkig, er kwam geen bloed uit.

Radeloos ben ik naar mijn huisdokter gegaan
En ik bekende hem al mijn zonden:
Hoe ik de ene man had geholpen,
Hoe ik de andere misschien had vermoord,
Hoe ik hem haast je rep je had verbonden
Dat ik de twee einden van de ader
Niet meer op elkaar aan kon sluiten.
Hoe moest nu die man zijn bloedsomloop gebruiken ?

De dokter vroeg: Bloed ? Wat zegt u, bloed ?
Is dat er dan niet allang allemaal uitgelopen ?
Is hij niet dood ?

Ik ontkende, ik zei: er kwam geen bloed uit.
De ader hangt uit zijn huid
Als een tuit.

 

 

W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

Lees verder “W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen, Blaise Cendrars”