W. F. Hermans, Hubert Lampo, Blaise Cendrars, Edgar Rice Burroughs, Sabine Scho, Peter Adolphsen, Lenrie Peters, J. J. Cremer, Kris Pint

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook alle tags voorW. F. Hermans op dit blog.

Uit: Het behouden huis

“De grote tak bijna de hele kruin lag ineens onder de boom, zonder dat ik gekraak hoorde. Het was overstemd door de knal uit een kortstondig struikgewas van aardklonten, niet ver bij de boom vandaan. Er volgden andere knallen, zonder dat ik de uitwerking zag. Ik keek niet om. Voor mij liep niemand. Ik was de voorste misschien. Er waren weinig bomen en ik moest goed zichtbaar zijn. Toch leek het of er in het wilde weg geschoten werd. Mijn voeten zwikten op de harde aardkluiten bij iedere stap. De helling was lang en steil. Aan de andere kant van de heuvel lagen de Duitsers. Ik hoopte dat zij ons tegemoet zouden komen. Ergens dekking zoeken, ergens stil wegkruipen. Alleen van dorst al kon ik bijna niet verder. Mijn veldfles was leeg. Ik keek om naar de anderen. Niemand was dicht genoeg bij dat ik om water had kunnen vragen. Toen blies de sergeant op zijn fluit. Langs een holle weg kwamen wij bij elkaar en we lieten ons neervallen om te rusten. Ik stak mijn lege veldfles omhoog. Maar iedereen die hem zag, schudde van nee. Bijna niemand lette er trouwens op. De sergeant die het dichtst bij mij lag, had zijn helm over zijn gezicht geschoven tegen de hitte en het licht en, met zijn handen over z’n borst gekruist, leek het of hij sliep. De zon scheen fel, het had in geen dagen geregend. De gele grond was zo droog dat het door de ontploffende granaten opgejaagde stof niet meer bezonk. Ik keek op mijn polshorloge. Het was half twee. Er viel een stilte, iedereen die aan de oorlog deelnam, scheen er zijn gemak van te nemen, alsof de oorlog een groot ziek lichaam was, dat een morfine-injectie gekregen had. Het enige wat er gebeurde een gevecht op grote hoogte tussen drie jagers. Ik keek ernaar, een droog grasje tussen mijn tanden. Zij trokken een patroon van witte lussen op het blauw van de lucht, zoals reclameschrijvers doen. Het zag eruit of zij het deden om ons te amuseren, enkel daarom. Niet proberen te lezen wat zij schrijven, anders word je gek. Coca-Cola. Zij hebben allebei hun handen nodig, dacht ik, maar misschien houden zij een rubberslang in de mond waardoor zij drinken kunnen opzuigen. De kogels uit hun mitrailleurs sloegen dichtbij in de grond. Ook nu kan het raak wezen, dacht ik, en ik zit hier gewoon, ik doe niets. Ik heb dorst. Ook nu kan ik getroffen worden, alsof op zitten de doodstraf staat. Maar iedereen gaat dood, ook al zou er nooit oorlog zijn. Wat maakt oorlog voor verschil? — Zich iemand indenken die geen geheugen heeft, die aan niets kan denken dan aan wat hij ziet, hoort en voelt… voor hem bestaat er geen oorlog. Hij ziet deze heuvel, de lucht, hij voelt de droge vliezen van zijn keel krimpen, hij hoort het knallen van… hij zou een geheugen moeten hebben om te weten waarvan. Hij hoort knallen, hij ziet hier en daar mensen liggen, het is warm, de zon schijnt, drie vliegtuigen oefenen zich in het reclameschrijven. Er is niets aan de hand. Oorlog bestaat niet. Ik dacht aan een Spanjaard die mij ’s ochtends om een lucifer had gevraagd. Hij kende een paar woorden Frans.”

 

 
W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)
Cover

 

De Belgische schrijver Hubert Lampo werd op 1 september 1920 geboren in Het Kiel, Antwerpen. Zie ook alle tags voor Hubert Lampo op dit blog.

Uit: Een geur van sandelhout

“Onlangs had ik wat te doen op het ministerie. Ik was aanzienlijk vroeger klaar dan ik er op rekende. Het leek mij een goede gelegenheid om even langs het televisiegebouw te rijden. Harry Kümel zit daar al maanden aan zijn film te monteren. Als schrijver van het boek waar alles mee begon, is het nauwelijks aanmatigend zo ik desgevallend zeg: aan onze film. Hij doet het helemaal in zijn eentje, opgesloten in wat nauwelijks meer is dan een monnikencel.
Geruime tijd had ik niets meer van hem gehoord. Het kwam er niet van hem op te bellen. Een nummer draaien en wachten tot men opneemt is geen noemenswaardige moeite. Ik heb echter een hekel aan de telefoon. Van tevoren weet ik dat men mij verkeerd doorverbindt. Het is gebeurd dat ik er zo goed als zeker van was de elektronische apparatuur in de centrale te doen doorslaan. Op ogenblikken van spanning, bedoel ik, wanneer ik mij onbewust voorbereid op een emotioneel geladen of belangrijk gesprek. Maar dat is een andere geschiedenis.
Mijn bedoeling was eens te gaan kijken hoe ver het er mee staat. Het einde van een opnamecampagne komt pijnlijk onverwacht voor de halve buitenstaander die ik ben. Het is nu weldra een jaar geleden. Lucia en ik hadden de nare indruk plots in een vacuüm te vallen. Met een verweesd gevoel hebben we het een paar weken aangekeken. Zonder grondig overleg zijn we daarna hals over kop naar Dorset gevlucht. Ondertussen loop ik stiekum met nieuwe verfilmingsplannen. ‘Niet over mijn lijk,’ zegt Lucia, die wel vaker sterke uitdrukkingen gebruikt. ‘Enfin, je weet nooit,’ voegt ze er verzoenend aan toe. ‘Met Harry en met een serieuze produktiemaatschappij valt het misschien nog te bekijken…’
Harry duldt niet dat anderen een hand aan zijn werk steken. Ook daarom noemt men hem een brekespel. Voor de meesten is het inderdaad moeilijk kersen met hem eten. ‘Dat ligt toch voor de hand?’ zegt Lucia. ‘Een eerlijk man als hij tussen al dat steelgraag rapalje uit de filmwereld… Natuurlijk is hij een brekespel. Maar niet omdat hij zelf zijn films wil monteren of er bij staan als de kleurkopie wordt gemaakt.’ Ze heeft op een paar jaar tijds een ontzaglijke hoeveelheid vakjargon opgestoken.”

 

 
Hubert Lampo (1 september 1920 – 12 juli 2006)
Cover

 

De Franstalige, Zwitserse dichter en schrijver Blaise Cendrars werd geboren op 1 september 1887 in La Chaux-de-Fonds. Zie ook alle tags voor Blaise Cendrars op dit blog.

 

Newspaper

Christ
Now it’s more than a year I haven’t thought of you
Since I wrote my next to last poem Easter
My life is much changed since
But I’m still the same
I even wanted to be a painter
Here are the pictures I’ve made and which tonight are hanging
on the walls
They open strange views of myself that make me think of You.

Christ
Life
There’s where I’ve rummaged

My paintings pain me
I’m too passionate
Everything’s orangey.

I’ve spent a sad day thinking of my friends
And reading the newspaper

Christ
Life crucified in the wide open newspaper I hold in my
outstretched arms
Wingspans
Rockets
Ebullition
Shouts.
You would say a plane going down.
That’s me.

Passion
Fire
Serial novel
Newspaper
You can try not to want to speak of yourself
Sometimes you have to shout

I’m the other one
Too sensitive

 

Vertaald door Ron Padgett en Jay Bochner

 

 
Blaise Cendrars (1 september 1887 – 21 januari 1961)
Portret door Amedeo Modigliani, 1917

 

De Amerikaanse schrijver Edgar Rice Burroughs werd geboren in Chicago op 1 september 1875 als de zoon van een zakenman. Zie ook alle tags voor Edgar Rice Burroughs op dit blog,

Uit: Tarzan of the Apes

“On the second day after the wounding of Black Michael, Clayton came on deck just in time to see the limp body of one of the crew being carried below by four of his fellows while the first mate, a heavy belaying pin in his hand, stood glowering at the little party of sullen sailors.
Clayton asked no questions—he did not need to—and the following day, as the great lines of a British battleship grew out of the distant horizon, he half determined to demand that he and Lady Alice be put aboard her, for his fears were steadily increasing that nothing but harm could result from remaining on the lowering, sullen Fuwalda.
Toward noon they were within speaking distance of the British vessel, but when Clayton had nearly decided to ask the captain to put them aboard her, the obvious ridiculousness of such a request became suddenly apparent. What reason could he give the officer commanding her majesty’s ship for desiring to go back in the direction from which he had just come!
What if he told them that two insubordinate seamen had been roughly handled by their officers? They would but laugh in their sleeves and attribute his reason for wishing to leave the ship to but one thing—cowardice.
John Clayton, Lord Greystoke, did not ask to be transferred to the British man-of-war. Late in the afternoon he saw her upper works fade below the far horizon, but not before he learned that which confirmed his greatest fears, and caused him to curse the false pride which had restrained him from seeking safety for his young wife a few short hours before, when safety was within reach—a safety which was now gone forever.
It was mid-afternoon that brought the little old sailor, who had been felled by the captain a few days before, to where Clayton and his wife stood by the ship’s side watching the ever diminishing outlines of the great battleship. The old fellow was polishing brasses, and as he came edging along until close to Clayton he said, in an undertone:
“ ’Ell’s to pay, sir, on this ’ere craft, an’ mark my word for it, sir. ’Ell’s to pay.”
“What do you mean, my good fellow?” asked Clayton.

 

 
Edgar Rice Burroughs (1 september 1875 – 19 maart 1950)
Ron Link als Tarzan in de Nederlandse musical uit 2007

 

De Duitse dichteres en schrijfster Sabine Scho werd geboren op 1 september 1970 in Ochtrup. Zie ook alle tags voor Sabine Scho op dit blog.

 

großer ameisenbär

ein leiser zahnarmer, a-
meisen in seinem
bauch, ich sah den
regenwald brennen
und einen ameisenbären
auch, niemand mit
löschdecke trat auf
der kreislauf in flammen
organtätigkeit setzt aus
wie fühlt sich das an
lichterloh zu verenden
neulich töteten ameisenbären
zwei brasilianische bauern
ob sie ihre vitalsphäre bedrohten
und ihren lebensraum
– ist in jedem fall zu bedauern
mit messerscharfen krallen
kann man sich nicht wehren
gegen brandrodung
bricht so ein tier termiten-
hügel auf und züngelt hitzig
in alle gänge, heißt es
lauf, termite, lauf
ein körperbau in dem
lange klebzungen wohnen
bietet gewisse großzüngigkeit
für gustatorische sensationen
stell’ ich mir vor, wenn man
kerbtiere flambierte
veränderte das bei ameisenbären
die darmtätigkeit
er summte dann kaum hörbar
burning down the house
scheidet dazu schwelende
heuweltjies aus

 

 
Sabine Scho (Ochtrup, 1 september 1970)

 

De Deense schrijver Peter Adolphsen werd geboren op 1 september 1972 in Århus. Zie ook alle tags voor Peter Adolphsen op dit blog.

Het moorddadige verhaal over Ingolf Zilverfluit (Vertaald door Edith Koenders)

Het verhaal over een man met de bijzondere naam Ingolf Zilverfluit was in 1985 de oorzaak van de moord op een leerling-secretaresse uit Brøndbyøster die Karen Skjødt Larsen heette. De laatste persoon die Karen levend had gezien, de vermoedelijke moordenaar, was een jonge dichter die Asger Nygaard heette; op het tijdstip van de moord ingezetene van een vochtige kelderruimte in Vesterbro.
Karen had het verhaal van Ingolf Zilverfluit in één ruk geschreven tijdens een winterse nacht, toen ze door een hypnotiseur in een tv-programma in een toestand van diepe trance was geraakt. Een paar dagen later stuurde ze het in het net geschreven verhaal naar een damesblad, dat het retourneerde met de opmerking dat de novelle boeiend was, maar niet in hun interessesfeer lag, en ze adviseerden haar om het naar een ‘literair tijdschrift’ te sturen.
Zulke tijdschriften kende Karen niet, dus ging ze naar de bibliotheek en kreeg op haar aanvraag een heus boekwerkje aangereikt: Smart en Samenleving, Tijdschrift voor literatuur. Het leek het juiste tijdschrift. Karen stopte het verhaal over Ingolf Zilverfluit in een envelop en gooide die in de brievenbus.
Er verstreken twee maanden zonder dat ze iets hoorde, maar op een avond werd er ineens op de deur geklopt. Het was een jonge man met een zenuwachtige uitstraling en vet haar, die zich voorstelde als Asger Nygaard, redacteur van Smart en Samenleving. Karen nodigde hem ontredderd binnen en vroeg of hij een kopje koffie wilde, maar hij antwoordde kortaf dat hij liever iets met alcohol erin wilde en toevallig had ze nog een halfvolle fles Cubaanse rum. Ze schonk twee kleine glaasjes in, vooral voor de gezelligheid.
Zonder een woord te zeggen en met een nurks gebaar haalde hij het verhaal over Ingolf Zilverfluit uit zijn binnenzak en smeet het op tafel. Daarna leegde hij in één keer zijn glaasje, schonk zonder te vragen nog eens in, dronk ook dat leeg en schonk toen een derde in. Karen bevond zich zo langzamerhand op de grens van paniek.
Pas toen keek hij op en siste: ‘Het verhaal over Ingolf Zilverfluit heb ík verdomme geschreven! Ik! Van begin tot eind! Hoe kom je er in godsnaam aan, vervloekte heks?!’
Wat er daarna is gebeurd, is onbekend.”

 

 
Peter Adolphsen (Århus, 1 september 1972)

 

De Gambiaanse schrijver en chirurg Lenrie Leopold Wilfred Peters werd geboren in Bathurst op 1 september 1932. Zie ook alle tags voor Lenrie Peters op dit blog.

Uit: Katchikali

Things perplex me
irritate and disgust me
Things disaffect me
when they try
to make me crawl.

Things persecute me
Those which try to usurp me
Things that have
no meaning
without me.

Things annoy me
when others worship them
Things that approximate I
to me and are
put in my place.

Things nauseate me,
good, bad, indifferent
Things; like flies
in a calabash
of sour milk.

I prefer people
laughter and comfort
the use and pleasure of science.
But my head aches when all I hear is
THINGS, THINGS, THINGS.

 

 
Lenrie Peters (1 september 1932 – 28 mei 2009)

 

De Nederlandse schrijver Jacob(us) Jan Cremer werd geboren op in Arnhem op 1 september 1827. Zie ook alle tags voor J. J. Cremer op dit blog.

Uit: De vriend van den huize.

‘Heel lief, Suus; speel maar gerust door; ik hoor je best al praat ik. De Reeverie he? Allerliefst!’
‘Nee, de Waanzinnige wals!’
‘Ah juist, de Waanzinnige wals; die andere is, als je zoo gauw met de vingers moet tikkelen; precies! Jawel, ik hoor je heel goed. – Wat ik ook zeggen wilde menheer…. er is weinig bijzonders op die verkooping; de burgemeester schijnt geen liefhebber van mooie boeken te zijn geweest. Eenige Grieksche, Latijnsche, Hebreeuwsche, Fransche en Duitsche werken; maar vuil; weinig werken van smaak. ‘k Had zoo gehoopt dat de werkjes van…. och!? er compleet zouden zijn; dezelfde van wien ik u laatst “De min” heb voorgedragen, toen u allemaal zoo moest lachen. – Suze als ik om moet slaan, roep me dan maar. – Nee, die goeje man heeft weinig met de “letterituur” op gehad. – Och! op een dorp! Behalve hier en nog een paar families, heb ik volstrekt geen liefhebberijen gevonden. – Er was beeldig porcelein mevrouw; lange leizen, zes merken. – O wacht Suze…. Zie zoo!’
De persoon die van de piano, waar hij voor het spelende meisje ’t muziekblad had omgeslagen, naar zijn stoel bij den warmen haard terugkeerde, heette Barend Flitz, en was de eenige zoon van mijnheer Flitz en mejufvrouw Flitz, geboren…. dat weet ik niet.
Wat mijnheer Flitz Senior in vroegere dagen geweest was, ’t zij stukadoor of metselaar, of wat ook; sommigen waren wel zeer nieuwsgierig geweest om daarvan het rechte te weten, doch, nadat de heer Flitz Junior, op Vredelust bij den rijken heer Gliekke vriendschappelijk werd ontvangen, overtuigd als deze was dat de heer Flitz Senior fatsoenlijk rentenierde, en zijn zoon – kandidaatnotaris, eenmaal ook notaris zou worden, hield men het in ’t dorp ook voor vast, dat de kandidaat Flitz, die op ’t kantoor van Van Saffelen ‘in de leer was,’ de zoon van fatsoenlijke lieden moest zijn.
Wij zullen u, waarde lezer, niet langer met de Flitzen bezig houden, maar alleen den jongen kandidaat wat nader beschouwen, om daarna den slappen draad van het gesprek weer op te vatten.
Barend was acht en twintig jaren oud; zijn gelaat, niet onaangenaam van uitdrukking, bezat echter niets ’t welk het een of ander deed verwachten. Wilt ge zijn signalement?”

 

 
J. J. Cremer (1 september 1827 – 5 juni 1880)

 

De Vlaamse dichter Kris Pint werd geboren in Halle op 1 september 1981. Zie ook alle tags voor Kris Pint op dit blog.

 

De Reizigster

Achter de deuren stelt
zich de wet die hem
aan mij bindt, maar
achter het behang

wacht wat blijft als ik
wegga: hij hoort mijn
stilte als een vonnis
aan, langs mijn wang

verglijden zijn handen
als rimpels op stilstaand
water: nooit blijf ik lang

de zinkende stenen
staan als avondkoffers
gepakt in de gang.

 

 
Kris Pint (Halle, 1 september 1981)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *