Dimitri Verhulst, Oscar Wilde, Günter Grass

Op vrijdag 10 november maakt juryvoorzitter H.K.H. Prinses Laurentien bekend welk boek bekroond is met de AKO Literatuurprijs 2006. Hier schenk ik de komende tijd al wat aandacht aan de kandidaten op de shortlist. De eerste is Dimitri Verhulst.

 

Dimitri Verhulst (Aalst, 1972) debuteerde met de verhalenbundel De kamer hiernaast die genomineerd werd voor de NRC Literair Prijs. Hij publiceerde verhalen en gedichten in verschillende literaire tijdschriften, waaronder Nieuw Wereldtijdschrift, De Brakke Hond en het tijdschrift Underground, waarvan hij redacteur is.In 2001 verscheen de roman Niets, niemand en redelijk stil, later dat jaar gevolgd door Liefde, tenzij anders vermeld. De roman De verveling van de keeper, verscheen in 2002. In 2003 publiceerde hij Problemski Hotel, dat vertaald werd in het Duits, Deens, Engels, Frans en Italiaans. Zijn laatste roman is De helaasheid der dingen (2006). Deze autobiografische schets van een Vlaams plattelandsdorp werd zowel in Vlaamse als Nederlandse media zeer enthousiast onthaald

 

AFSPRAAK

Ik zou willen dat je niet wacht als mijn moment daar is.
Je mag me nog even onderstoppen, maar ook niets meer dan dat.
En als je tijdens dat mij onderstoppen ook nog heel lief lacht
zal ik jouw geveinsd geluk jou voor die keer toch wel vergeven.
Maar daarna moet je gaan, en de deur dichtdoen.

Ga niet naast bed de wisselvallige intervallen
van mijn al rotte adem tellen. Houd mijn hand niet vast
die als een want zal worden neergelegd en waarin eens
mijn hand gezeten en naar die van jou gegrepen had.
Luister niet hoe het in mijn bast beestachtig bonkt en reutelt,
hoe de kanker daar snel nog even aan mijn botten sleutelt
en kijk niet in mijn ogen die gebroken in hun kassen
zich aanpassen aan het aardedonker
van wat geen nacht zal zijn.

Laat mij achter in die kamer, alleen.
Want wij twee mogen enkel van het leven zijn.

Wees zo goed deze banaliteit te negeren, en ga
naar beneden, de tuin in,
hang er je jurken aan de wasdraad en ik zal kijken
door het raam hoe zij mij salueren in de wind.
Bak bijvoorbeeld ajuinen, en laat ze enorm bruinen
in de  boter, zodat ik ze ruiken kan tot boven
en denken: mijn god, wat kookt zij goed!

Maar als ik de macht nog in mijn benen heb,
en daar hoop ik op,
zal ik me vastklampen aan de trapleuning
die ik eigenlijk nog eens vernissen moest,
en zeggen: ik ben al naar boven, schat,
tot straks.

 

DimitriVerhulst

Dimitri Verhulst (Aalst, 1972)

 

Oscar Wilde werd geboren op 16 oktober 1854 in Dublin. Zijn moeder, Jane Francesca Elgee, was in Dublin bekend als schrijver onder het pseudoniem Speranza. Zij werkte ook als vertaler. Zijn vader was een vooraanstaand oog- en oorchirurg en schreef boeken over archeologie en folklore. Zijn voorouders kwamen uit Nederland en “Wilde” is een verbastering van “De Wilde”. Oscar studeerde klassieke talen aan het Trinity College in Dublin, van 1871 tot 1874. Hierna ging hij naar het Magdalen College in Oxford (1874 – 1878) en hij won er in 1878 de Newdigate Prize voor zijn gedicht Ravenna. Tijdens zijn studententijd in Oxford werd hij bekend door zijn rol in de esthetische en decadente beweging. Hij liet zijn haar lang groeien, toonde publiekelijk minachting voor de ‘mannelijke’ sporten, en versierde zijn kamer met pauwenveren, lelies, zonnebloemen, chinees porselein en andere objets d’art. Hij was diep onder de indruk van de Engelse schrijvers John Ruskin en Walter Pater, die kunst het middelpunt van het leven maakten. Oscar Wilde werd al snel een voorvechter van het esthetische principe ‘Kunst om de kunst’ (l’art pour l’art).  In 1891 ontmoette Wilde Lord Alfred Douglas, de zoon van de Markies van Queensbury. De beide mannen werden dol op elkaar, ondanks het feit dat Wilde getrouwd was. De vader van Douglas wilde deze relatie beëindigen. Hij beschuldigde Wilde van “sodomie”, waarop Wilde in verweer ging en een proces wegens smaad aanging tegen de markies. De rechtbank stelde de markies echter in het gelijk. Hoewel Wilde de kans had om naar Frankrijk te vluchten koos hij ervoor om dat niet te doen. Oscar Wilde werd gearresteerd en voor twee jaar gevangen gezet. Zijn vrouw scheidde van hem en nam met haar twee zoons de naam “Holland” aan. Gedurende zijn gevangenschap schreef Wilde een lange brief aan Douglas, die pas na zijn dood gepubliceerd werd onder de titel De Profundis.

Uit: De Profundis

“Where there is sorrow there in holy ground. Some day people will

realise what that means. They will know nothing of life till they

do, – and natures like his can realise it. When I was brought down

from my prison to the Court of Bankruptcy, between two policemen, –

waited in the long dreary corridor that, before the whole crowd,

whom an action so sweet and simple hushed into silence, he might

gravely raise his hat to me, as, handcuffed and with bowed head, I

passed him by. Men have gone to heaven for smaller things than

that. It was in this spirit, and with this mode of love, that the

saints knelt down to wash the feet of the poor, or stooped to kiss

the leper on the cheek. I have never said one single word to him

about what he did. I do not know to the present moment whether he

is aware that I was even conscious of his action. It is not a

thing for which one can render formal thanks in formal words. I

store it in the treasure-house of my heart. I keep it there as a

secret debt that I am glad to think I can never possibly repay. It

is embalmed and kept sweet by the myrrh and cassia of many tears.

When wisdom has been profitless to me, philosophy barren, and the

proverbs and phrases of those who have sought to give me

consolation as dust and ashes in my mouth, the memory of that

little, lovely, silent act of love has unsealed for me all the

wells of pity: made the desert blossom like a rose, and brought me

out of the bitterness of lonely exile into harmony with the

wounded, broken, and great heart of the world. When people are

able to understand, not merely how beautiful -’s action was, but

why it meant so much to me, and always will mean so much, then,

perhaps, they will realise how and in what spirit they should

 

Wilde1

Oscar Wilde (16 oktober 1854 – 30 november 1900)

 

Günter Grass werd geboren in Danzig (tegenwoordig Gdansk, Polen) op 16 oktober 1927. In 1999 ontving hij de Nobelprijs voor de literatuur. Grass groeide op in een koopmansgezin. Volgens eerdere berichten werd hij tijdens de Tweede Wereldoorlog opgeroepen voor de hulptroepen van de luchtmacht. Dit bleek echter onjuist, in augustus 2006 maakte hij bekend dat hij zich op 15-jarige leeftijd vrijwillig aanmeldde voor dienst op een U-boot. Daar werd echter niemand meer aangenomen, waarna hij dienst nam bij de Arbeitsdienst. Op 17-jarige leeftijd werd hij voor de militaire dienstplicht opgeroepen en diende bij de Waffen-SS, waar hij dienst deed bij de 10e SS-Pantserdivisie “Frundsberg”. Van 1948 tot 1952 studeerde hij aan de Kunstakademie van Düsseldorf tekenen en beeldhouwen. Deze opleiding zette hij van 1953 tot 1956 voort aan de Hogeschool voor Beeldende Kunsten in Berlijn bij de beeldhouwer Karl Hartung. In de jaren 1956/1957 exposeerde Grass in Stuttgart en in Berlin-Tempelhof. Daarnaast begon hij te schrijven. In de periode tot 1958 schreef hij vooral kort proza, gedichten en t
heaterstukken. Deze laatste kunnen worden gerekend tot het poëtisch of absurd theater. In een zeer beeldende stijl is ook de roman De blikken trommel geschreven. Deze is later door Volker Schlöndorff verfilmd. In De blikken trommel, waarin hij voor de eerste keer historische gebeurtenissen met zijn surrealistische-groteske beeldspraak confronteert, heeft Grass zijn stijl gevonden.

Toen hij in augustus 2006 zelf openbaarde als dienstplichtige lid te zijn geweest van de Waffen-SS, leidde dit in Duitsland tot heftige debatten. (Zie blog 13 augustus)

 Uit: Die Blechtrommel

 

„Nun war es aber ein Montagnachmittag, an dem meine Großmutter hinter dem Kartoffelfeuer saß. Der Sonntagsrock kam ihr montags eins näher, während ihr jenes Stück, das es sonntags hautwarm gehabt hatte, montags recht montäglich trüb oberhalb von den Hüften floß. Sie pfiff, ohne ein Lied zu meinen, und scharrte mit dem Haselstock die erste gare Kartoffel aus der Asche. Weit genug schob sie die Bulve neben den schwelenden Krautberg, damit der Wind sie streifte und abkühlte. Ein spitzer Ast spießte dann die angekohlte und krustig geplatzte Knolle, hielt diese vor ihren Mund, der nicht mehr pfiff, sondern zwischen windtrocknen, gesprungenen Lippen Asche und Erde von der Pelle blies.
Beim Blasen schloß meine Großmutter die Augen. Als sie meinte, genug geblasen zu haben, öffnete sie die Augen nacheinander, biß mit Durchblick gewährenden, sonst fehlerlosen Schneidezähnen zu, gab das Gebiß sogleich wieder frei, hielt die halbe, noch zu heiße Kartoffel mehlig und dampfend in offener Mundhöhle und starrte mit gerundetem Blick über geblähten, Rauch und Oktoberluft ansaugenden Naslöchern den Acker entlang bis zum nahen Horizont mit den einteilenden Telegrafenstangen und dem knappen oberen Drittel des Ziegeleischornsteines.
Es bewegte sich etwas zwischen den Telegrafenstangen. Meine Großmutter schloß den Mund, nahm die Lippen nach innen, verkniff die Augen und mümmelte die Kartoffel. Es bewegte sich etwas zwischen den Telegrafenstangen. Es sprang da etwas. Drei Männer sprangen zwischen den Stangen, drei auf den Schornstein zu, dann vorne herum und einer kehrt, nahm neuen Anlauf, schien kurz und breit zu sein, kam auch drüber, über die Ziegelei, die beiden anderen, mehr dünn und lang, knapp aber doch, über die Ziegelei, schon wieder zwischen den Stangen, der aber, klein und breit, schlug Haken und hatte es klein und breit eiliger als dünn und lang, die anderen Springer, die wieder zum Schornstein hin mußten, weil der schon drüber rollte, als die, zwei Daumensprünge entfernt, noch Anlauf nahmen und plötzlich weg waren, die Lust verloren hatten, so sah es aus, und auch der Kleine fiel mitten im Sprung vom Schornstein hinter den Horizont.“

 

GUNTERGrass

Günter Grass (Danzig, 16 okober 1927)