Klaus Mann, Seán Mac Falls, Toon Tellegen, Joost Zwagerman, Richard Dehmel

Klaus Mann werd, vandaag precies honderd jaar geleden, op 18 november 1906 geboren in München als oudste zoon van Thomas en Katia Mann. In München bezocht hij tot 1922 het gymnasium. Behalve getalenteerd was hij in zijn jongere jaren echter ook lastig en daarom werd hij uiteindelijk naar de Odenwaldschule gestuurd, een internaat. De ervaringen daar verwerkte hij in zijn eerste toneelstuk Anja und Esther. Bijna zijn hele leven vormde hij een onafscheidelijk duo met zijn een jaar oudere zus Erika Mann. In 1924 volgde hijn haar naar Berlijn, waar hij theatercriticus werd bij het 12 Uhr Blatt. Van toen af ook woonde hij vooral in hotels, pensions en bij vrienden. In 1925 kwam hij openlijk uit voor zijn homosexualiteit en publiceerde hij ook „Der fromme Tanz”, de eerste „homo-roman“ in de Duitse literatuur. Samen met zijn zus Erika Mann begon hij in 1927 aan een maanden durende wereldreis die later door broer en zus zijn literaire neerslag vond in „Rundherum“.Toen de Nazi’s aan de macht kwamen, vluchtte hij naar het buitenland. Hij veranderde in een geëngageerd schrijver, die het anti-nazi tijdschrijft Die Sammlung oprichtte en de roman Mephisto schreef. Hierin verkoopt de toneelspeler zijn ziel aan de nazi’s in ruil voor een succesvolle carrière. Uiteindelijk leidde zijn vlucht tot in de VS. Hij werd Amerikaan en ging in het Engels schrijven In 1942 verscheen daar zijn autobiografie “The Turning Point”, in het Engels geschreven en later in het Duits vertaald als “Der Wendepunkt”. Hij deed veel moeite om bij het Amerikaanse leger te komen en streed in Italië bij dePsychological Warfare Branch“. Na de oorlog had hij moeite zijn plek te vinden. Zijn heroïneverslaving werd een steeds groter probleem, hij kampte met een schrijversblok en hij zag door de toenemende spanningen tussen de VS en de Sovjet-Unie de toekomst somber in. Na een eerdere poging tot zelfmoord, bracht hij zichzelf in 1949 met medicijnen om het leven. Over zijn meest geslaagde roman schreef Klaus Mann zelf in The Turning Point:

“I visualize my ex-brother-in-law as the traitor par excellence, the macabre embodiment of corruption and cynicism.  So intense was the fascination of his shameful glory that I decided to portray Mephisto-Gruendgens in a satirical novel.”      En:

“This book was not aimed at a particular person, rather: it was aimed at the careerist, against the German intellectual who sold and betrayed the German mind and spirit.  Hoefgen – Hoefgen as a type, Hoefgen as a symbol – places a great talent at the disposal of a ruthless and blood-bespattered power.”

Uit: Mephisto

„Der Propagandaminister — Herr über das geistige Leben eines Millionenvolkes — humpelte behende durch die glänzende Menge, die sich vor ihm verneigte. Eine eisige Luft schien zu wehen, wo er vorbeiging. Es war, als sei eine böse, gefährliche, einsame und grausame Gottheit herniedergestiegen in den ordinären Trubel genusssüchtiger, feiger und erbärmlicher Sterblicher. Einige Sekunden lang war die ganze Gesellschaft wie gelähmt vor Entsetzen. Die Tanzenden erstarrten mitten in ihrer anmutigen Pose, und ihr scheuer Blick hing, zugleich demütig und hassvoll, an dem gefürchteten Zwerg. Der versuchte durch ein charmantes Lächeln, welches seinen mageren, scharfen Mund bis zu den Ohren hinaufzerrte, die schauerliche Wirkung, die von ihm ausging, ein wenig zu mildern; er gab sich Mühe, zu bezaubern, zu versöhnen und seine tief liegenden, schlauen Augen freundlich blicken zu lassen. Seinen Klumpfuß graziös hinter sich her ziehend, eilte er gewandt durch den Festsaal und zeigte dieser Gesellschaft von zweitausend Sklaven, Mitläufern, Betrügern, Betrogenen und Narren sein falsches, bedeutendes Raubvogelprofil.“

 

KLAUS_MANN

Klaus Mann (18 november 1906 – 21 mei 1949)

 

De Iers-Amerikaanse dichter Seán Mac Falls werd geboren op 18 november 1957 in Boston. Hij publiceerde tot nu toe twee bundels poëzie. De eerste,  20 Poems (2001), werd zeer lovend ontvangen, eerst door John Carey van de universiteit van Oxford die hem vergeleek met W.B. Yeats en daarna nog eens door Harold Bloom, een belangrijke criticus, verbonden aan Yale. Verschillende van zijn gedichten werden genomineerd voor de Pushcart Prize en verschenen in vooraanstaande bladen als Poetry Ireland, New Welsh Review, Cyphers, The Prague Review, The Lyric, Poet Lore, The London Magazine en Ageda. In 2005 verscheen de tweede bundel The Blue Falcon.

 

I Saw a Hunter by a Country Road

I saw a hunter by a country road
in tandem with me he sailed as I drove.

His hoody-head set monkish to the soil
conjured up music so soundful, sacred,
and I unmoving over a tired flesh-
colored vehicle felt naked and dead

for he so saintly robed and dressed to kill
in the colors of the sky prayed with wings,
my harrier, his eyes cleansed purity and gold
while mine unsightly piebald pale and blue.

But want of food dovetailed two craving
creatures, yet, over fed I felt rusty
below his steely hunger and what saving
grace God might offer either mice or men.

 

 

The Kestrel

Flies in the haze morning sputter and splay.
Water drops from leaves rolling with the blown
Blades. The windy whoo of the owls fade,
Blue buried eyes cradled in the hollow
Trees, the swamps seeker is quietly rustled,
Wings of panoply, spangle-speckle the wind,
Over the flames of autumn, talons thistle,
Crown the dominion of the fall, fade in
Sporting meadows colour, till the dive,
Balm of field, marsh, all ignites. Lever pale
Winds finger through the leaves gravely
And rake as you raid, shoulders that burning vale,
Casualties of insect, the lemming song sings
Mouse and vole flash, dark, sparkles the clearing.

Falls

Seán Mac Falls (Boston, 18 november 1957)

 

Toon Tellegen werd geboren op 18 november 1941 te Brielle. Hij studeerde medicijnen in Utrecht en vestigde zich na een verblijf van 3 jaar in Kenia als huisarts in Amsterdam. Na al een aantal jaren gedichten voor volwassenen te hebben geschreven, begon hij verhalen voor zijn kinderen te schrijven. In 1984 verscheen zijn eerste kinderboek, Er ging geen dag voorbij: negenenveertig verhalen over de eekhoorn en de andere dieren. In de verhalen van Tellegen spelen dieren als de mier en de eekhoorn vaak de hoofdrol. De verhalen zijn vaak filosofisch van aard. Enkele boeken zijn met prijzen bekroond. Toon Tellegen schrijft nog steeds en met grote regelmaat gedichten.

Voorkomen is beter

God schudt zijn ernstig betwijfelde hoofd –

als voorkomen beter was dan genezen,
dan was hij nergens aan begonnen,
dan was het nu nog nul uur nul
op de nulde dag
en bleef het dat –

hij bijt op zijn niet langer voorstelbare nagels
en gluurt naar beneden –

straks gaat hij genezen,
in zijn aandoenlijke wijsheid weet hij alleen
waarvan.

 

Wie dan leeft

Wie dan leeft zal omkijken
en denken dat wij zonder zorgen waren,
maar wij zijn niet zonder zorgen,
dat wij ons druk maakten om een dode mus,
maar wij maken ons niet druk om een dode mus,
maar om een levende, een levensgevaarlijke, een
dodelijke mus
en dat wij gelukkig waren
en niet beseften
hoe dood wij spoedig zouden zijn.

TELLEGEN

Toon Tellegen (Brielle, 18 november 1941)

 

Joost Zwagerman werd geboren in Alkmaar op 18 november 1963. Hij debuteerde met de roman De houdgreep (1986). Zijn doorbraak naar een breed publiek kwam met de roman Gimmick! (1989). In 1991 verscheen Vals licht dat werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs en dat 1993 zou worden verfilmd door Theo van Gogh. Ook De buitenvrouw (1994), bereikte de longlist van de AKO Prijs. ‘De buitenvrouw’ beschrijft een liefde in multiculturele tijden. Nadien volgden de roman ‘Chaos en Rumoer’ en ‘Zes Sterren’. Behalve romans publiceerde Joost Zwagerman ook gedichten en essays. Zijn eerste bundel ‘Langs de doofpot’ verscheen in 1987; zijn meest recente bundel ‘Roeshoofd hemelt’ werd in 2005 door de jury van de Poëzieclub bekroond tot kwartaalkeuze van de Poëzieclub van het poëzietijdschrift Awater. De bundel beleefde vier herdrukken. Zwagermans essaybundels ‘Pornotheek Arcadië’ (2000) en ‘Het vijfde seizoen’ (2003) bereikten de longlist van de Gouden Uil en de AKO Literatuurprijs. In 2003 en 2004 was Zwagerman presentator van VPRO’s Zomergasten en ontving toen onder andere Ayaan Hirsi Ali die in Zomergasten haar controversiële film Submission vertoonde. Daarnaast heeft hij in 1998 een theatertournee met Ronald Giphart gemaakt, die in 2000 een reprise beleefde. In 2005 stelde Joost Zwagerman de bloemlezing De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 tot nu samen.In 2006 verzorgde Zwagerman aan de Radboud Universiteit de Frans Kellendonklezing.

Uit: Het vijfde seizoen

“Van oudsher hebben kunstenaars en schrijvers zichzelf en elkaar geballoteerd op de al dan niet latente aanwezigheid van wat de dichter Michael Drayton in de zestiende eeuw ‘that fine madness’ noemde. In Plato’s Phaedrus beweerde Socrates dat iedere creatieve mens onvermijdelijk door de waanzin van de muzen is aangeraakt. In de Renaissance stelde de Italiaan Marsilio Ficino dat voor iedere kunstenaar een tijdelijke staat van krankzinnigheid inherent was aan het scheppingsproces. Sinds de Romantiek lijkt deze folie sacrée bijna op een soort kwaliteitsimprint: de ware creatieve mens pleegt roofbouw op zijn gemoedsleven. Robert Burton formuleerde het in The Anatomy of Melancholy (1716) op de korst mogelijke manier: ‘All poets are mad.’ Het staat er bijna als eerste premisse van een syllogisme. (…)

Andrew Solomon en Rogi Wieg zijn gepreoccupeerd door de vraag of de geesteszieke mens ooit en masse genezen kan worden verklaard dankzij nieuwe medicatie. Beide schrijvers lijken te geloven in een psychofarmaceutica die zich in hoog tempo zal blijven ontwikkelen den die steeds verfijnder zal worden, met als eindpunt mogelijk een wereld waarin geestesziekte blijvend en feilloos te behandelen zal zijn. (…)

Mijn lijkt het je reinste anti-utopie, een wereld waarin het voorgoed een autoloze zondag van de geest is, schoon en stil, maar ook steriel en eenvormig – een wereld om acuut gek van te worden. Dan nog liever de telkens terugkerende geseling van het gemoed; dan nog liever de herhaalde tuimeling in het vijfde seizoen.”

JOOST_ZWAGERMAN

Joost Zwagerman (Alkmaar, 18 november 1963)

 

De Duitse dichter Richard Dehmel werd geboren op 18 november 1863 in Wendisch-Hermsdorf. Hij was een van de bekendste dichters van de literaire Jugendstil in Duitsland en een van de drijvende krachten van het tijdschrift “Pan”. Voornamelijk in lyriek geïnteresseerd wilde hij in zijn gedichten – zij cirkelden om de “grote” thema’s van liefde, kunst, tijd, toekomst – de dynamiek van het levensrhythme vangen. He
t pathos van de gedichten zoals in de tekst van “Eine Lebensmesse” heeft zijn oorsprong in de wil tot overtuigen. Daarbij herkent men ook de bronnen, Schiller bijv. en Büchner (met “Hütte und Palast“). Een betere wereld stond hem voor ogen, waarin de mens, door de bijna mystieke oerkrachten van natuur en schoonheid bezield, het esthetische tot leidraad had gekozen.

 

Ballade von der wilden Welt

Schöne stille Seele
hatte einen Garten,
rings um den Dornheckenwerk
und Urwalddickicht starrten,
einen Blumengarten.

Schöne stille Seele
saß in ihrem Zelt,
bebte vor den Häßlichkeiten
oh der wilden Welt,
in ihrem seidnen Zelt.

Schöne stille Seele
sah gern Kolibris
durch die Blütenbüsche huschen
überm warmen Kies,
die goldnen Kolibris.

Und die bunten Schmetterlinge,
und die blanken Schlangen;
schöne stille Seele
sah sie gern im Dickicht prangen,
die sonneblanken Schlangen.

Sah auch gern die blauen Blitze
über den Wäldern jagen
und die fernen schneebedeckten
Kraterberge ragen;
schöne stille Seele!

Schöne stille Seele
erschrak auf einmal sehr:
durch das Dornwerk drang ein hoher
wilder Fremdling her.
Seele bebte sehr.

Fremder Weltumsegler,
ich saß so schön allein;
du wirst mich Schlange schelten,
dann werden wir häßlich sein.
Und stehst so schön allein.

Schöne stille Seele
konnt alldas nicht sagen,
sah den Fremdling vor sich höher
als die Berge ragen;
konnt kaum Willkomm sagen.

Konnt ihn nur empfangen endlich,
Ihn – o wilde Welt –
Blitze, Blüten, Kolibris
jagten um ihr Zelt –
schöne wilde Welt! –

 

Dehmel

Richard Dehmel (18 november 1863 – 9 februari 1920)