Prix Goncourt 2006 voor Jonathan Littell

Jonathan Littell heeft de Prix Goncourt 2006 gewonnen voor zijn roman Les Bienveillantes. 

Jonathan Littell, een Jood wiens familiewortels tot het 19de-eeuwse Rusland teruggaan, werd op 10 oktober 1967 in New York geboren. Maar lang in de Big Apple blijven deed hij niet. Littells moedertaal mag dan het Engels zijn, een groot deel van zijn leven, en al helemaal zijn studies, heeft hij in het Frans volmaakt. Littell studeerde aan het bekende Fénelonlyceum in Parijs, en legde ook zijn bac in het Frans af.

“Ik had haast”, vertelt de auteur in meerdere interviews. Op zijn achttiende ging hij in Yale kunst en literatuur studeren. Franse literatuur vooral. Littell is dol op Flaubert “wegens zijn historische fres- co’s”, op Stendhal ook, “voor de snelheid van zijn pennentrekken”. Maar ook de Russen, en zeker Dostojevski en Tolstoj, zijn bij Littell nooit ver weg. Of nog, Kafka, aan wie hij zijn redeneringen in het absurde ontleent. Op zijn 22ste heeft hij Sade, Genet, Blanchot en Quignard al naar het Engels vertaald.

Na zijn studie is hij als vertegenwoordiger van de Franse niet-gouvernementele organisatie Action contre la faim actief in de ergste brandhaarden van de wereld, van Sarajevo tot Kaboel, van Grozny tot Rwanda. Vijf jaar geleden begon hij aan een uitvoerige research naar de beulen van Hitler en de ondergang van de joden in de Kaukasus. Die zou uiteindelijk uitmonden in Les Bienveillantes.

 

Uit : Les Bienveillantes

” En fait, j’aurais tout aussi bien pu ne pas écrire. Après tout, ce n’est pas une obligation. Depuis la guerre, je suis resté un homme discret; grâce à Dieu, je n’ai jamais eu besoin, comme certains de mes anciens collègues, d’écrire mes Mémoires à fin de justification, car je n’ai rien à justifier, ni dans un but lucratif, car je gagne assez bien ma vie comme ça. Je ne regrette rien: j’ai fait mon travail, voilà tout; quant à mes histoires de famille, que je raconterai peut-être aussi, elles ne concernent que moi; et pour le reste, vers la fin, j’ai sans doute forcé la limite, mais là je n’étais plus tout à fait moi-même, je vacillais, le monde entier basculait, je ne fus pas le seul à perdre la tête, reconnaissez-le. Malgré mes travers, et ils ont été nombreux, je suis resté de ceux qui pensent que les seules choses indispensables à la vie humaine sont l’air, le manger, le boire et l’excrétion, et la recherche de la vérité. Le reste est facultatif.”

JONATHAN_LITTELL

Jonathan Littell (New York, 10 oktober 1967)

Albert Camus, Albert Helman, Auguste Villiers de L’Isle-Adam

Albert Camus werd geboren op 7 november 1913 in Mondovi, Algerije, in een Frans-Algerijns (pied noir) gezin. Zijn moeder was van Spaanse afkomst. Vader Lucien, stierf in de Slag bij de Marne in 1914 tijdens de Eerste Wereldoorlog. Camus leefde in armoedige omstandigheden tijdens zijn jeugd in Algiers. In 1923 werd Camus toegelaten tot een lyceum en uiteindelijk tot de Universiteit van Algiers. Maar hij kreeg tuberculose in 1930, wat een eind maakte aan zijn voetbalcarrière (hij was keeper van het universiteitsteam) en hem dwong zijn studies in deeltijd voort te zetten. Camus werd lid van de Franse Communistische Partij in 1934, waarschijnlijk te meer omdat hij bezorgd was over de politieke situatie in Spanje (die uiteindelijk zou leiden tot de Spaanse Burgeroorlog) dan dat hij de Marxistisch-Leninistische doctrine verdedigde. Tijdens de oorlog voegde Camus zich bij een groepering in het Franse Verzet genaamd Combat, die in het geheim een krant publiceerde met dezelfde naam. Hij verliet Combat in 1947, toen het een commerciële krant werd. Vanaf hier kwam hij in contact met Jean-Paul Sartre. Na de oorlog maakte Camus deel uit van Sartre’s omgeving en bezocht hij regelmatig Café de Flores op de Boulevard St. Germain in Parijs. Hoewel hij op de linkse politiek leunde, kreeg hij geen vrienden in de communistische partijen met zijn sterke kritieken op de communistische doctrine en vervreemdde hij uiteindelijk ook van Sartre. Camus’ meest kenmerkende bijdrage aan de filosofie was zijn idee van het absurde, die inhield dat het leven geen betekenis of bedoeling heeft. Hij legt dit uit in De mythe van Sisyphus en nam het op in vele van zijn andere werken. Sommigen vinden dat Camus beter omschreven kan worden als een absurdist dan als een existentialist.

Uit: l’Étranger

« Aujourd’hui, maman est morte. Ou peut-être hier, je ne sais pas. J’ai reçu un télégramme de l’asile : “Mère décédée. Enterrement demain. Sentiments distingués.” Cela ne veut rien dire. C’était peut-être hier.

L’asile de vieillards est à Marengo, à quatre-vingts kilomètres d’Alger. Je prendrai l’autobus à deux heures et j’arriverai dans l’après-midi. Ainsi, je pourrai veiller et je rentrerai demain soir. J’ai demandé deux jours de congé à mon patron et il ne pouvait pas me les refuser avec une excuse pareille. Mais il n’avait pas l’air content. Je lui ai même dit : ” Ce n’est pas de ma faute.” Il n’a pas répondu. J’ai pensé alors que je n’aurais pas dû lui dire cela. En somme, je n’avais pas à m’excuser. C’était plutôt à lui de me présenter ses condoléances. Mais il le fera sans doute après-demain, quand il me verra en deuil. Pour le moment, c’est un peu comme si maman n’était pas morte. Après l’enterrement, au contraire, ce sera une affaire classée et tout aura revêtu une allure plus officielle.

J’ai pris l’autobus à deux heures. Il faisait très chaud. J’ai mangé au restaurant, chez Céleste, comme d’habitude.

Ils avaient tous beaucoup de peine pour moi et Céleste m’a dit : ” On n’ a qu’une mère. ” Quand je suis parti, ils m’ont accompagné à la porte. J’étais un peu étourdi parce qu’il a fallu que je monte chez Emmanuel pour lui emprunter une cravate noire et un brassard. Il a perdu son oncle, il y a quelques mois. »

 

 camus2

camus

Albert Camus (7 november 1913 – 4 januari 1960)

 

Albert Helman werd geboren op 7 november 1903 in Paramaribo. Lodewijk Alphonsus Maria (Lou) Lichtveld, die later vooral onder zijn pseudoniem Albert Helman bekend zou worden was afkomstig uit de gekleurde elite van Suriname en was gedeeltelijke van Indiaanse afkomst. Hij kwam als jongen van twaalf naar Nederland om aan het internaat Rolduc van het Klein Seminarie te Roermond de priesteropleiding te gaan volgen maar hield hier al spoedig mee op en ging teruggekeerd in Suriname een muziekopleiding volgen waarna hij werkzaam was als organist en componist. In 1922 kwam hij weer naar Nederland waar hij de kweekschool volgde en daarna musicologie studeerde. Hierna werd hij journalist en muziek recensent en sloot zich aan bij een groep jonge katholieken rond het tijdschrift “de Gemeenschap”. Later zou hij zich echter van het geloof afkeren. Als auteur debuteerde hij in 1926 met “Zuid-West-Zuid”, een roman over Suriname en diens verwaarlozing en uitbuiting door de Nederlandse kolonisator, gevolgd door een vergelijkbaar boek qua thema, “de Stille Plantage.” Vele andere romans, essays en gedichten zouden volgen.

Uit: De stille plantage

“Herinneringen zijn als schuwe vogels die fladderen van dak tot dak, die nauwelijks de toppen raken en weer zweven in de lucht. Pas als zij lange dagen zwalkten, en de avond valt, en als zij nat en zwaar van de regen, huiverend over het nachtland gaan, dan eerst zwiert weer hun vlucht omlaag en vinden zij de lome weiden, open valleien, ’t grijs en stil moeras. En trager komen ze neergestreken, een voor een, verloren in de duisternis; hun kleur werd één met die van het veld, zij zijn even moe en zwaar als de aarde. Geen die dan nog beweegt, totdat een bleke zon, lang, laat daarna ze opschrikt
uit hun droom en verder jaagt. Want geen die ’s ochtends meer het land herkent, en die nog weet waar de lome zwarte avondweide bleef. Een kreet en zij peinzen: hoe kwamen wij hier. Een zonnescheut, en zij denken: verder, verder, verder moet het zijn. En eer de luiken van verre huizen de morgen komen ontdekken, zijn ze weer omhooggevlogen. Het licht ging zich nestelen tussen hun vleugels; de avondwind is dauw geworden, van hun sterrendroom bleef slechts de geur der gebersten granaatappels. Zij vluchten en verliezen zich in de damp van de horizon, en vluchten altijd voort als dwarrelende pluizen. En wie ze ooit van te voren zag, hij hervindt ze nimmermeer.”

ALBERT_HELMAN

Albert Helman (7 november 1903 – 7 oktober 1996)

 

Auguste Villiers de L’Isle-Adam werd geboren op 7 november 1838 in Saint-Brieuc. Hij stamde uit een oud Frans adelijk geslacht, dat al tijdens zijn leven verarmd raakte. Zijn ouders verhuisden naar Parijs waar de L’Isle-Adam, afgezien van enkele reizen, de rest van zijn leven doorbracht. Hij leefde als schrijver daar in armoedige omstandigheden. Hij kon door het bescheiden succes van zijn Contes Cruels en zijn journalistieke werk net in zijn levensonderhoud voorzien. Villiers de L’Isle-Adam was bevriend met Charles Baudelaire en Stéphane Mallarmé. Met zijn fantasierijke romans en novellen geldt hij als een van de grondleggers van het symbolisme.

Uit: Le chapeau chinois (1878)

Il se raidit à cette vue ; un mouvement fiévreux lui échappa, mais rien, dans son instrument, ne trahit les sentiments qui l’agitaient. Pas une clochette ne remua ! Pas un grelot ! Pas un fifrelin ne bougea. On sentait qu’il le possédait à fond. C’était bien un maître ! Il joua, sans broncher, avec une maîtrise, une sûreté qui frappèrent d’admiration tout l’orchestre ! Son exécution, pleine de nuances, était d’un rendu si pur, si parfait, que, chose étrange ! il semblait par moments qu’on l’entendait ! Les bravos allaient éclater de toutes parts, quand une indignation sacrée s’alluma dans sa vieille âme de virtuose !… Les yeux pleins d’éclairs, et agitant avec un fracas effroyable son instrument vengeur qui sembla comme un démon suspendu sur l’orchestre : “Messieurs, vociféra l’illustre professeur, j’y renonce !… je ne peux pas jouer ! c’est trop difficile ! je n’y comprends rien ! – Je proteste au nom de Concone !… Il n’y a pas de mélodie là-dedans ! L’Art est perdu !…”

Et, foudroyé par sa propre colère, il tomba mort dans la grosse caisse qu’il creva, et emporta dans le sein du monstre le secret des charmes de l’ancienne musique, en murmurant ces derniers mots : “Je vous enverrai le Soir d’un beau jour, mon ouverture pour 150 chapeaux chinois.”

LISLEADAM

Auguste Villiers de L’Isle-Adam (7 november 1838 – 18 april 1889)