Nicole Brossard, James Agee, Klara Blum

De Canadese dichteres en schrijfster Nicole Brossard werd geboren op 27 november 1943 in Montreal (Quebec). Zij publiceerde haar eerste boek in 1965. Ook was zij in dat jaar medeoprichter van het literaire tijdschrift La Barre du Jour en in 1976 was zij mederegisseur van de film Some American Femnists. Zij heeft acht romans op haar naam staan, waaronder Daydream Mechanics, Lovhers, Typhon dru, Installations, en Musee de l’os et de l’eau. Voor haar poëzie ontving zij tweemaal (in 1974 en 1984) de Governor General award en Le Grand Prix de Poesie de la Foundation les Forges in 1989 en 1999. Zij is lid van de L’Academie des Lettres du Quebec. Haar werk is veel vertaald en opgenomen in talloze bloemlezingen. In 1998 publiceerde zij de tweetalige editie van een “autofiction” essay onder de titel She would be the first sentence of my new novel/Elle serait la premiere phrase de mon prochain roman.

Uit:  Shadow : soft et soif

je n’ai pas encore parlé
de disparition ni de vocabulaire c’est trop vaste
et la solitude tu t’en souviens
elle gratte le fond de la mer et de l’alphabet
afin que la nuit traverse l’invisible
arrive jusqu’à nos cahiers d’indocilité

I haven’t yet said a word
about disappearance or vocabulary it’s too vast
and you remember solitude
it scrapes the bottom of the sea and the alphabet
that night may span the invisible
right up to the notebooks of our indocility

 *

à propos : les étoiles nous en avions l’habitude
nous les regardions avec détresse
et précision
car l’univers pouvait soudain
se transformer en avalanches
bris de verre et de voix. Musique
ou adieu de perfectionnement

by the way : we were used to stars
would observe them with distress
and precision
for the universe might suddenly
spill down in avalanches
shattered glass and voices. Music
or farewell of perfecting

*

être là toute une vie dans l’espèce flexible
avec ce réflexe qui persiste à vouloir
tout représenter de l’ivresse et des gestes
les morsures, les chambres avec leur creux
d’ombre et de souplesse, les fronts soucieux
notre fragilité
bien sûr que nous sommes sans réponse
à chaque baiser

to be there a lifetime in the flexible species
with this reflex that keeps wanting
to depict everything about pleasure and gestures
bites, bedrooms with their shadowy, supple,
hollow spaces, knotted brows
our fragility
of course we go unanswered
with each kiss

Vertaald door Guy Bennett

Brossard

Nicole Brossard (Montreal, 27 november 1943)

 

De Amerikaanse dichter en prozaïst James Agee werd geboren in Knoxville, Tennessee.op 27 november 1909.Hij was werkzaam als filmcriticus (achtereenvolgens bij Time en bij The Nation) en scenarioschrijver. Als feature-schrijver van Fortune maakte hij met fotograaf Walker Evans een beroemd geworden verslag over het leven van een typische familie van keuterboertjes in de staat Alabama, in boekvorm verschenen onder de titel Let us now praise famous men (1941). Hij schreef twee uitstekende romans: The morning watch (1951) en A death in the family (1957); laatstgenoemd boek had ook veel succes in de toneelbewerking, onder de titel All the way home. Een groot aantal van zijn artikelen werd postuum gepubliceerd in Agee on film (1958), in 1960 gevolgd door een tweede deel met vijf van zijn scenario’s, o.a. voor The African queen (1952) en The night of the hunter (1955). Een inzicht in Agees tragisch verscheurde persoonlijkheid geven de Letters of James Agee to Father Flye (1962; m. biogr. d. R. Phelps).

Uit: A Mother’s Tale

‘The calf ran up the hill as fast as he could and stopped sharp. “Mama!” he cried, all out of breath. “What is it! What are they doing! Where are they going!”

Other spring calves came galloping too.

They all were looking up at her and awaiting her explanation, but she looked out over their excited eyes. As she watched the mysterious and majestic thing they had never seen before, her own eyes became even more than ordinarily still, and during the considerable moment before she answered, she scarcely heard their urgent questioning.

Far out along the autumn plain, beneath the sloping light, an immense drove of cattle moved eastward. They went at a walk, not very fast, but faster than they could imaginably enjoy. Those in front were compelled by those behind; those at the rear, with few exceptions, did their best to keep up; those who were locked within the herd could no more help moving than the particles inside a falling rock. Men on horses rode ahead, and alongside, and behind, or spurred their horses intensely back and forth, keeping the pace steady, and the herd in shape; and from man to man a dog sped back and forth incessantly as a shuttle, barking, incessantly, in a hysterical voice. Now and then one of the men shouted fiercely, and this like the shrieking of the dog was tinily audible above a low and awesome sound which seemed to come not from the multitude of hooves but from the center of the world, and above the sporadic bawlings and bellowings of the herd.’

AGEE_JAMES

James Agee (27 november 1909 – 16 mei 1955)

 

Klara Blum was een Duitstalige, joodse, Oostenrijkse, Russische en Chinese schrijfster. Zij werd geboren op 27 november 1904 in Czernowitz/Bukowina. In 1913 kwam zij met haar moeder in Wenen terecht. In 1923 begon zij daar aan een studie psychologie, maar die moest zij afbreken wegens geldgebrek. Zij werkte daarna als journaliste. Als overtuigde zioniste ging zij in 1929 naar Palestina, maar zij keerde al snel teleurgesteld naar Oostenrijk terug. Zij werd lid van de SPÖ en zette zich al snel in voor de vrouwenemancipatie. Ze kreeg contact met de “Internationale Vereinigung Revolutionärer Schriftsteller” waarvan zij in 1934 een prijs ontving die bestond uit een reis naar de Sovjet Unie. Die reis resulteerde in een permanent verblijf en zij kreeg in 1935 het Russische staatsburgerschap. In de Sovjet Unie publiceerde zij meerdere Duitstalige dichtbundels en ze kreeg er een verhouding met de chinese journalist en filmregisseur Zhu Xiangcheng die bepalend voor haar leven zou worden. Toen Zhu Xiangcheng na vier maanden verdween wilde Blum niets weten van een samenhang met de golf van stalinistische arrestaties, maar meende zij dat hij op een geheime missie was naar China. (In werkelijkheid stierf hij in 1943 in gevangenschap in Siberië. Tot 1945 mocht Blum de Sovjet Unie niet verlaten. Pas in 1947 lukte het haar via omwegen in China terecht te komen. Ze bleef geloven dat Zhu nog leefde. In 1952 werd zij professor voor Duitse Taal –en Literatuur aan de universiteit van Nanking. In 1954 verwierf Blum die tot aan haar dood overtuigd communiste bleef, het Chinese staatsburgerschap en heette voortaan Zhu Bailan. Er verschene nog enkele Duitstalige werken van haar in de DDR, waaronder de roman “Der Hirte und die Weberin”, waarin ze haar relatie met Zhu Xiangcheng beschreef.

 

Stummer Abschied

Sinnend im Abendschimmer
Leuchtet
dein Bernsteingesicht,
Überflutet von Licht
Lächelt dein ernstes Zimmer.

Leise steigt schon die Nacht
Aus der smaragdenen Tiefe,
Noch eine Hieroglyphe,
Dann ist die Arbeit vollbracht.

Winzige Bildzeichen weben
Aufruf und Kampf ins Papier.
Nun willst du endlich zu mir,
Ruhn und erzählen und leben.

Klopft es. Tjän-tschung steht vor dir,
Unerwartet und leise:
„Mach dich bereit für die Reise:
Komm, mein Bruder, mit mir.

Schweigend müssen wir fahren,
Heimlich ward ich gesandt.
Komm. Es ruft dich dein Land.
Hilf ihm die Freiheit bewahren.“

Wie vom betäubenden Mohn
Sind deine Sinne erschlagen,
Ohne ein Wort zu sagen,
Greifst du ans Telefon.

Dunkle klagende Flammen
Zucken dir schräge im Blick.
Sinkt deine Hand zurück,
Presst die Lippen zusammen.

Vor deinem Fenster versinkt
Farbig der Abend, der zarte,
Denkst, wie ich warte und warte –
Der Telefonhörer blinkt.

Reglos starr wie im Tode
Wird dein Bernsteingesicht,
Im verdämmernden Licht
Gleichst du einer Pagode.

Kommst durch die Nacht auf mich zu
Großes, mannhaftes Schweigen …
Fahr nur ! – So will ich dir zeigen,
Dass ich stark bin – wie du !

 

blum

Klara Blum (27 november 1904 – 4 mei 1971)

In memoriam Cri Stellweg (alias Saartje Burgerhart)

Schrijfster en voormalig columniste Cri Stellweg is op 84-jarige leeftijd overleden in haar woonplaats Den Bosch. Zij schreef 25 jaar lang een tweewekelijkse column in de Volkskrant onder het pseudoniem Saartje Burgerhart. Stellweg begon haar carrière bij de socialistische krant Het Vrije Volk. Toen zij in 1961 overstapte naar de Volkskrant verzon toenmalig hoofdredacteur Joop Lücker de naam Saartje Burgerhart. Hij wilde voorkomen dat zijn katholieke dagblad te veel werd geassocieerd met een socialistische schrijfster. Stellweg was destijds de enige vrouwelijke columniste. In haar columns schreef Stellweg voornamelijk over het dagelijkse leven. Haar kleinkinderen speelden bijvoorbeeld geregeld een hoofdrol. Maar zij behandelde soms ook onderwerpen als de politiek, het milieu en kernwapens. Later wist Stellweg de aangename en minder aangename kanten van het ouder worden te beschrijven zonder sentimenteel te worden. In ’87 verscheen, na meer dan 2500 stukjes, haar laatste Saartje. ‘Alles was gezegd, ik ging mezelf herhalen’. Eén uitstapje maakte ze in al die jaren: in 1975 publiceerde ze een boek over haar aan longkanker overleden broer (die ze in de laatste fase van zijn ziekte bij haar thuis verzorgde), Deze aarde verlaten.
In 1996 verscheen haar ‘weduwenboek’ Een graf van letters, over vijftig jaar huwelijk en de dood van haar man Fred Kersten(‘Hendrik’ in de columns), met wie ze voor Avenue de halve wereld heeft afgereisd.

 

Uit: Honderd jaar Koninklijk ‘s-Hertogenbosch Mannenkoor

“De ene buurman is de andere niet, de onze zingt.
Niet dat wij buren daar persoonlijk veel van merken, want zwijgend scheert hij de heg, zonder noemenswaardig geluid beklimt hij ‘s-morgens zijn fiets en keert even geruisloos na gedane arbeid daarvan huiswaarts.
Onze buurman zingt in een koor en uitsluitend daar.
In het ongeveer veertig man tellende koor is hij een van de baritons.

Een avond in de week wordt verzameld op de bovenverdieping van een gemeenschapsgebouw. Als alle leden present zijn en nog een dame zich bij hen heeft gevoegd om het gezang op de piano te ondersteunen, stelt de dirigent zich op recht tegenover de nu in dubbele rij op stoeltjes gezeten zangers.
Men begint met het inzingen, octaven worden beklommen van beneden naar boven en vice versa en heen-en-weer en op-en-neer en het gonst en het bromt en klinkt vredig en, welja……..mooi.
Er wordt gerepeteerd voor een uitwisselingsconcert met de zingende broeders uit Leuven, België, op een muziekstuk van Franz Schubert.
“Schlaf du nicht” zingt de dirigent en priemt een gebiedende vinger in de rij mannen en gehoorzaam nemen zij het over, veertig stemmig. Sommige mannen trekken een klein spaarpotmondje, de buurman heeft zijn handen vroom op de partituur op zijn knieën gelegd.
“Schleichen wir uns wieder fort” zingt de dirigent en jawel hoor, de stemmen sluipen weg……leise…..leise.
Kort daarna is het pauze met koffie.

Een zingende buurman is in verschijning een man als iedere andere, een man in een houthakkershemd, losse trui en jeans. Maar als de buurman aantreedt voor een uitvoering in de concertzaal dan is hij onherkenbaar in de gesloten formatie van zangers die het podium opmarcheren. Als uit het zwart-witte blok van stram staande heren het geluid crescendo aanzwelt al naar gelang Schubert het beliefde, dan bekijk je zo’n buurman toch even anders.
Want de heg scheren kunnen we allemaal, maar het “Ständchen” van Schubert zingen als lid van het honderdjarig Koninklijk ‘s-Hertogenbosch Mannenkoor, da’s toch even andere koek.”

Stellweg

Cri Stellweg (23 maart 1922 – 26 november 2006)