De Vlaamse dichter en schrijver Charles Ducal (pseudoniem van Frans Dumortier) werd geboren in Leuven op 3 april 1952. Hij schreef talrijke gedichtenbundels, zoals De Hertog en Ik en Het Huwelijk, en ook het semi-autobiografische De Meesterknecht. In 1987 publiceerde hij samen met Erik Spinoy, Bernard Dewulf en Dirk Van Bastelaere de bekende dichtbundel Twist Met Ons. Hij won in 1997 met “Moedertaal” de Prijs voor letterkunde van de Vlaamse provincies en met “De hertog en ik” de Prijs van De Vlaamse Gids en de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs. Op 24 januari 2007 won hij zijn eerste Herman de Coninckprijs voor zijn gedichtenbundel In inkt gewassen.
Impasse
Zo vond de vrouw haar man, de dichter:
gehurkt in het bad, het hoofd geklemd
tussen de knieën, alleen met zichzelf,
het oude vlees, de verschrompelde stichter
van haar geluk. Zij zag hoe gebogen,
hoe naakt en menselijk buiten de taal.
De warmte wolkte, vrede zong uit de kraan.
Dit, dacht zij, kon hij dit maar verwoorden…
Hij zag haar niet, rook zijn zweet,
keek naar zijn lid in het stijgende water.
Het water was heter dan hij kon verdragen.
Hij haatte. De vrouw had hij lief.
Bewogen
Als lokkruid
het gras op zijn lichaam. Hij wil.
De kribbe, diep en stil als een buik,
voert hem weg uit de angst, het geloof
dat alles gezien wordt, alles gehoord.
De stal ademt,
een spanning die nadert, zwaar en stom.
Beelden sluiten hun ogen,
liggen gestold tot een lichaam
van lust. Zo wordt hij bewogen:
een tong die zijn vlees
als een grensgebied opent,
de korte betovering
van lichaam tot ziel.
Dan wijken van hem God en dier,
voelt hij zich liggen, naakt
en bespied.
Zo leert uw zoon bidden.
Charles Ducal (Leuven, 3 april 1952)
De Nederlandse schrijver Frederik van Eeden werd geboren in Haarlem op 3 april 1860. Hij was de zoon van de plantkundige Frederik Willem van Eeden en groeide op in een milieu waarin kunst en wetenschap een belangrijke rol speelden. In 1878 ging hij medicijnen studeren in Amsterdam. In 1886 promoveerde Van Eeden en vestigde zich te Bussum als huisarts, maar hij specialiseerde zich al snel geheel in de psychotherapie. In het begin van de jaren tachtig speelde Van Eeden een belangrijke rol in het studentenleven in Amsterdam en publiceerde hij zijn eerste artikelen en blijspelen. Hij werd lid van de letterkundige vereniging Flanor en richtte in 1885 met Frank van der Goes, Willem Kloos, Willem Paap en Albert Verwey het tijdschrift De Nieuwe Gids op, dat de spreekbuis van de Beweging van Tachtig zou worden. De eerste afleveringen van De Nieuwe Gids bevatten delen van het door Van Eeden geschreven sprookje De Kleine Johannes, dat in 1887 in boekvorm werd uitgegeven. In 1894 trad hij uit de redactie van De Nieuwe Gids. In 1900 verscheen zijn psychologische roman Van de koele meren des doods, dat sindsdien vele malen herdrukt is. In 1982 werd het verfilmd door Nouchka van Brakel met Renée Soutendijk in de hoofdrol. De kolonie Walden in Bussum was een poging zijn maatschappelijke opvattingen concrete gestalte te geven. Dit experiment van 1898 tot 1907) is voor de ontwikkeling van het socialisme in Nederland van betekenis geweest.
Uit: Van de koele meren des doods
“De geschiedenis van een vrouw. Hoe zij zocht de koele meren des Doods, waar verlossing is, en hoe zij die vond.
Haar naam heet ik Hedwig Marga de Fontayne. Een Hollandsche vrouw, maar met bloed in zich van uitheemsche voorouders.
Zij was in ’t midden der negentiende eeuw geboren en opgegroeid in een Hollandsche provincie-stad, aldaar was klein vertier van handel of bedrijf, maar toch welvaart, want er woonden veel rijken in deftige huizen.
Ook haar huis was groot en deftig, wellicht honderd jaar oud. Het bevatte een ruime, in zomer koele gang met marmeren vloersteenen en witgepleisterde muren. Aan dien gang kwamen uit groote donkere kamers, met roode muurbekleeding, afgezet door smalle gouden lijsten, met wit-en-goud beschilderd houtbeschot en witgepleisterde zoldering. Lichtkronen hingen er, met veel driekantige stukjes kristal. Een deur met glas opende aan ’t einde van den gang naar den tuin, waar schrale bloemheesters stonden in zeer zwarte vette aarde, aan licht te kort komend onder één zwaren boom, een roodbladerige beuk.”
Frederik van Eeden (3 april 1860 – 16 juni 1932)
De Engelse priester en dichter George Herbert werd op 3 april 1593 geboren, waarschijnlijk te Black Hall, niet ver van het aan de familie toebehorende kasteel van Montgomery (Wales). Hij was een broer van de filosoof Edward Herbert of Cherbury (1583-1648). Met zijn bundel The Temple (1633) werd Herbert een tijdlang het grote voorbeeld voor dichters met een Christelijke thematiek. Na een inzinking in de achttiende eeuw herstelde zijn reputatie zich geleidelijk. Tegenwoordig wordt hij algemeen beschouwd als een van de grootste Engelse dichters. Men rekent hem tot de metaphysical poets. Enkele van zijn gedichten, bijvoorbeeld Love (III) , zijn zeer bekend door bloemlezingen. Voor de Engelse kerk is Herbert een heilige (zijn dag is 27 februari).
Love (III)
Love bade me welcome, yet my soul drew back,
Guilty of dust and sin.
But quick-ey’d Love, observing me grow slack
From my first entrance in,
Drew nearer to me, sweetly questioning
If I lack’d anything.
“A guest,” I answer’d, “worthy to be here”;
Love said, “You shall be he.”
“I, the unkind, the ungrateful? ah my dear,
I cannot look on thee.”
Love took my hand and smiling did reply,
“Who made the eyes but I?”
“Truth, Lord, but I have marr’d them; let my shame
Go where it doth deserve.”
“And know you not,” says Love, “who bore the blame?”
“My dear, then I will serve.”
“You must sit down,” says Love, “and taste my meat.”
So I did sit and eat.
George Herbert (3 april 1593 – 1 maart 1633)
De Duitse dichter Peter Huchel werd geboren in Lichterfelde bij Berlijn op 3 april 1903. Hij studeerde literatuur en filosofie in Berlijn. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij hoofdredacteur van het literaire tijdschrift Sinn und Form. Het bleek echter al snel dat de leiders van de DDR niet zo gecharmeerd waren van Huchels dialectische aanpak en in 1953 zag het ernaar uit dat hij zijn tijdschrift kwijt zou raken aan een gezagsgetrouwer hoofdredacteur. In 1962 moest hij ontslag nemen omdat hij zich niet hield aan officiële richtlijnen van de partij. Hij kon in 1972 vertrekken naar West-Duitsland.
Nichts zu berichten
Nichts zu berichten.
Das Einhorn ging fort
und ruht im Gedächtnis der Wälder,
in den Kammern des Mohns,
wenn die Äbtissin Sonne und Mond
den Toten gibt.
Der Herbst lichtet sich,
verliert sein Gedächtnis
in der Blutspur der Buche.
Was bleibt, ist nicht mehr
als der schwarze Draht in der Luft,
der zwei Stimmen vereinigt.
In der weißen Abtei des Winters
ein lautloser Flügelschlag.
Im Namen dessen –
bis ans Ende der Tage.
Verona
Zwischen uns fiel der Regen des Vergessens.
Im Brunnen verdämmern die Münzen.
Auf der Mauer die Katze,
Sie dreht ihr Haupt ins Schweigen,
Erkennt uns nicht mehr.
Das schwache Licht der Liebe
Sinkt auf ihre Augensterne.
Es rasselt das Räderwerk im Turm
Und schlägt zu spät die Stunde an.
Die Erde schenkt uns keine Zeit
Über den Tod hinaus,
Ins Gewebe der Nacht genäht
Versinken die Stimmen
Unauffindbar.
Zwei Tauben fliegen vom Fenstersims.
Die Brücke behütet den Schwur.
Dieser Stein,
Im Wasser der Etsch,
Lebt groß in seiner Stille.
Und in der Mitte der Dinge
Die Trauer.
Peter Huchel (3 april 1903 – 30 april 1981)
De Duitse schrijver Josef Mühlberger werd geboren op 3 april 1903 in Trautenau in Böhmen. Hij stamde uit een Duits-Tsjechische familie en zette zich zijn leven lang in voor een goede verhouding tussen de twee culturen. Hij studeerde in Praag literatuurwetenschap en promoveerde in 1926. Hij reisde in 1930 met vrienden door Dalmatië, waarvan de folklore in zijn werk altijd een wezenlijke rol zou spelen. Zo ook in zijn bekendste werk Die Knaben und der Fluß. In 1936 werden zijn boeken verboden. Na WO II vestigde hij zich in Eislingen, waar hij werkte als redacteur, journalist, vertaler en schrijver.
Uit: Die Knaben und der Fluss
„Eine Freundschaft wie die der beiden Knaben Waschek und Jenjik ist selten im Dorf, selten in der Landschaft. Der mährische Bauer kennt nur die Arbeit und hat keine Freude an der Geselligkeit. Es gibt hier nur Felder und Bauernhöfe, nicht einmal Bäume; nicht einmal Bäume; zu ihrer Pflege haben die Menschen keine Zeit. Der Ackerboden und die reifen Felder sind gelbbraun; die breiten Gesichter der Menschen haben dieselbe farbe wie das fruchtbare, einförmige Land.
Ein Bauernjunge gehört mit zehn Jahren aufs Feld, in den Hof, in die Scheune; mit vierzehn Jahren gehört er in den Stall. Der Vater Wascheks, ein heftiger und unfreundlicher Mann, mochte die Freundschaft seines Jungen nicht leiden; wenn er ihn nicht zur Arbeit prügelte lag es nicht daran, dass ihn die Mutter beschützte. Außer Waschek, dem Jüngsten, hatte der Bauer noch zwei Söhne und zwei Töchter. Obwohl der Houskahof der größte des Dorfes war, würde Waschek davon also nichts bekommen; er mußte in einen fremden Hof einheiraten oder einen beruf ergreifen.“
Josef Mühlberger (3 april 1903 – 2 juli 1985)
De Amerikaanse schrijver Washington Irving werd geboren op 3 april 1783 in Manhattan, New York. Zijn vader William Irving was afkomstig van de Orkney-eilanden en zijn moeder Sarah geboren Sanders was afkomstig uit Nederland. Irving is misschien het bekendst door zijn korte verhalen over The Legend of Sleepy Hollow en Rip van Winkle die allebei uit het boek The Sketch Book of Geoffrey Crayon komen. Hij schreef en sprak vloeiend Spaans en schreef biografieën over de Spaanse geschiedenis zoals Christoffel Columbus, De moren en Granada. Verder sprak hij vloeiend Duits en Nederlands. Vanaf 1830 verkende Irving het Westen van Amerika en schreef daar verhalen over, keerde daarna weer terug naar zijn geboortestreek om verhalen te schrijven, en werd daarna Amerikaans ambassadeur in Spanje van 1842 tot 1846.
Uit: The Legend of Sleepy Hollow
“In the bosom of one of those spacious coves which indent the eastern shore of the Hudson, at that broad expansion of the river denominated by the ancient Dutch navigators the Tappan Zee, and where they always prudently shortened sail and implored the protection of St. Nicholas when they crossed, there lies a small market town or rural port, which by some is called Greensburgh, but which is more generally and properly known by the name of Tarry Town. This name was given, we are told, in former days, by the good housewives of the adjacent country, from the inveterate propensity of their husbands to linger about the village tavern on market days. Be that as it may, I do not vouch for the fact, but merely advert to it, for the sake of being precise and authentic. Not far from this village, perhaps about two miles, there is a little valley or rather lap of land among high hills, which is one of the quietest places in the whole world. A small brook glides through it, with just murmur enough to lull one to repose; and the occasional whistle of a quail or tapping of a woodpecker is almost the only sound that ever breaks in upon the uniform tranquillity.”
Washington Irving (3 april 1783 – 28 november 1859)
De Duitse koopman en schrijver Friedrich Emil Rittershaus werd geboren op 3 april 1834 in Barmen. Hij schreef talrijke verhalen, gedichten en romans. Tot op heden is hij vooral bekend als schrijver van het Westfalenlied.
Das Westfalenlied
Ihr mögt den Rhein, den stolzen preisen,
Der in dem Schoß der Reben liegt;
Wo in den Bergen ruht das Eisen,
Da hat die Mutter mich gewiegt.
Hoch auf dem Fels die Tannen steh’n,
Im grünen Tal die Herden geh’n,
Als Wächter an des Hofes Saum
Reckt sich empor der Eichenbaum.
Da ist’s wo meine Wiege stand,
O grüß Dich Gott, Westfalenland!
* * * * *
Wir haben keine süßen Reden
Und schöner Worte Überfluß,
Und haben nicht so bald für jeden
Den Brudergruß und Bruderkuß.
Wenn Du uns willst willkommen sein,
So schau auf’s Herz, nicht auf den Schein,
Und sieh’ uns grad hinein ins Aug!
Gradaus, das ist Westfalenbrauch!
Es fragen nichts von Spiel und Tand,
Die Männer im Westfalenland
* * * * *
Und uns’re Frauen, uns’re Mädchen,
Mit Augen blau wie Himmelsgrund,
Sie spinnen nicht die Liebespfädchen
Zum Scherz nur für die müß’ge Stund.
Ein frommer Engel Tag und Nacht,
Hält tief in ihrer Seele Wacht,
Und treu in Wonne, treu in Schmerz,
Bleibt bis zum Tod ein liebes Herz.
Glückselig, wessen Arm umspannt,
Ein Mädchen aus Westfalenland!
* * * * *
Behüt Dich Gott, Du rote Erde,
Du Land von Wittekind und Teut!
Bis ich zu Staub und Asche werde,
Mein Herz sich seiner Heimat freut.
Du Land Westfalen, Land der Mark,
Wie Deine Eichestämme stark,
Dich segnet noch der blasse Mund
Im Sterben, in der letzten Stund!
Land zwischen Rhein und Weserstrand,
O grüß Dich Gott, Westfalenland!
Friedrich Emil Rittershaus (3 april 1834 – 8 maart 1897)
Standbeeld in Barmen