Goethe, A. Moonen, Rita Dove, Janet Frame, William Robertson Davies

De Duitse dichter en schrijver Johann Wolfgang von Goethe werd geboren op 28 augustus 1749 in Frankfurt am Main. Zie ook mijn blog van 31 augustus 2006.

Uit: Die Leiden des jungen Werthers

 

“Wie froh bin ich, daß ich weg bin! Bester Freund, was ist das Herz des Menschen! Dich zu verlassen, den ich so liebe, von dem ich unzertrennlich war, und froh zu sein! Ich weiß, du verzeihst mir’s. Waren nicht meine übrigen Verbindungen recht ausgesucht vom Schicksal, um ein Herz wie das meine zu ängstigen? Die arme Leonore! Und doch war ich unschuldig. Konnt’ ich dafür, daß, während die eigensinnigen Reize ihrer Schwester mir eine angenehme Unterhaltung verschafften, daß eine Leidenschaft in dem armen Herzen sich bildete? Und doch – bin ich ganz unschuldig? Hab’ ich nicht ihre Empfindungen genährt? Hab’ ich mich nicht an den ganz wahren Ausdrücken der Natur, die uns so oft zu lachen machten, so wenig lächerlich sie waren, selbst ergetzt? Hab’ ich nicht – o was ist der Mensch, daß er über sich klagen darf! Ich will, lieber Freund, ich verspreche dir’s, ich will mich bessern, will nicht mehr ein bißchen Übel, das uns das Schicksal vorlegt, wiederkäuen, wie ich’s immer getan habe; ich will das Gegenwärtige genießen, und das Vergangene soll mir vergangen sein. Gewiß, du hast recht, Bester, der Schmerzen wären minder unter den Menschen, wenn sie nicht – Gott weiß, warum sie so gemacht sind! – mit so viel Emsigkeit der Einbildungskraft sich beschäftigten, die Erinnerungen des vergangenen Übels zurückzurufen, eher als eine gleichgültige Gegenwart zu ertragen.

Du bist so gut, meiner Mutter zu sagen, daß ich ihr Geschäft bestens betreiben und ihr ehstens Nachricht davon geben werde. Ich habe meine Tante gesprochen und bei weitem das böse Weib nicht gefunden, das man bei uns aus ihr macht. Sie ist eine muntere, heftige Frau von dem besten Herzen. Ich erklärte ihr meiner Mutter Beschwerden über den zurückgehaltenen Erbschaftsanteil; sie sagte mir ihre Gründe, Ursachen und die Bedingungen, unter welchen sie bereit wäre, alles herauszugeben, und mehr als wir verlangten – kurz, ich mag jetzt nichts davon schreiben, sage meiner Mutter, es werde alles gut gehen. Und ich habe, mein Lieber, wieder bei diesem kleinen Geschäft gefunden, daß Mißverständnisse und Trägheit vielleicht mehr Irrungen in der Welt machen als List und Bosheit. Wenigstens sind die beiden letzteren gewiß seltener.”

 

goethe(26)

Johann Wolfgang von Goethe (28 augustus 1749 – 22 maart 1832)
Hier 26 jaar oud.

 

De Nederlandse schrijver Arie Wilhelmus Pieter Moonen, beter bekend als A. Moonen (spreek uit: ‘a-punt-moonen’) werd geboren in Rotterdam op 28 augustus 1937.Na allerlei kortdurende werkkringen te hebben gehad, leefde hij lange tijd van een uitkering in Den Haag en later in Amsterdam. Moonen schreef voor het Amsterdamse studentenweekblad Propria Cures.

“Zalf voor de dood” was het boek waarmee Moonen had willen debuteren maar hij kon het pas in 1980 uitgebracht krijgen. Daarom was “Stadsgerechten” uit 1977 zijn eigenlijke debuut. Het betreft een autobiografische en verwarde weergave in de vorm van een dagboek van zijn kleinschalige leven waarin met name zijn aparte seksuele voorkeuren worden beschreven. Zie ook mijn blog van 31 januari 2007.

 

Uit: Waakvlamseks

“Ik kon op een klapstoeltje aan een tafel plaatsnemen en kreeg aldra een glas cola te drinken. Eerst meende ik een lange smalle doos met kapotjes overhandigd te krijgen, doch bij inspectie bleek het een keurig verpakt gastendoekje met Safe Sex erop geborduurd te zijn. Verder werd ik nog een anuscondoom rijker gemaakt. Volgens een woordvoerder hadden de rondlopende personen drempelvrees om zich bij ons te voegen. Het begon te schemeren. Er werd een kleine dildo op tafel geplaatst om mij aan te leren hoe ook in het donker een kapotje over een stijve indringer gestroopt moest worden. Ik vertelde nog een vaste partner te hebben en dat wij nooit condooms gebruikten. Nadat ik de waakvlamafgezanten had verlaten, genoot ik in de ondertussen donkere koelte van wijds uitzicht over de kralingse plas. Thuis wachtten de vijf katten mij op. Precies als de rotterdamse pikonttreksters kon ik weer eens ongeneukt naar bed.

Langzaamaan kom ik dan eindelijk weer terug in mijn vakgebied op zondagavond de zevende september binnen tuinkamer. Een dag eerder was de vaste partner eindelijk verschenen. Ik werd platgeneukt, gebeten en gelikt. Onze samenvoeging speelde zich af terwijl bekant de ganse wereldbevolking via de buis gelegenheid geboden kreeg de begrafenis van hun mediamadonna te overkiekelen, om maar niet met hun eigen al of niet dagschotelachtige besognes geconfronteerd te hoeven worden.”

 

Moonen

A. Moonen  (28 augustus 1937 – 24 januari 2007

 

De Amerikaanse schrijfster en dichteres Rita Frances Dove werd geboren op 28 augustus 1952 in Akron, Ohio. In 1987 ontving zij de Pulitzer prijs voor haar gedichtencyclus Thomas and Beulah. De inspiratie ervoor vond zij in het levensverhaal van haar grootouders. Die hadden in de eerste helft van de 20e eeuw de zuidelijke staten verlaten om in het noorden naar werk te zoeken. Van 1993 tot 1995 was Rita Dover Poet Laureate van de VS. Zij was zowel de jongste persoon aan wie die eer te beurt viel als ook de eerste persoon van afro-amerikaanse afkomst.

History


Everything’s a metaphor, some wise
guy said, and his woman nodded,
wisely.


Why was this such a discovery
to him? Why did history happen
only on the outside?


She’d watched an embryo track
an arc across her swollen belly from
the inside and knew she’d best
think knee, not tumor or burrowing mole,
lest it emerge a monster.


Each craving marks the soul:
splashed white upon a temple the dish
of ice cream, coveted, broken
in a wink, or the pickle duplicated
just behind the ear.


Every wish will find its symbol,
the woman thinks.

 

 

 

Adolescence II


Although it is night,
I sit in the bathroom, waiting.
Sweat prickles behind my knees,
the baby-breasts are alert.
Venetian blinds slice up the moon;
the tiles quiver in pale strips.


Then they come, the three seal men
with eyes as round As dinner plates
and eyelashes like sharpened tines.
They bring the scent of licorice.
One sits in the washbowl,


One on the bathtub edge;
one leans against the door.
“Can you feel it yet?” they whisper.
I don’t know what to say, again.
They chuckle,


Patting their sleek bodies with
their hands.
“Well, maybe next time.”
And they rise, Glittering like pools
of ink under moonlight,


And vanish. I clutch at the
ragged holes
They leave behind, here at
the edge of darkness.


Night rests like a ball of fur
on my tongue.

 

dove_rita

Rita Dove (Akron, 28 augustus 1952)

 

De Nieuw-Zeelandse dichteres en schrijfster Janet Frame werd geboren in Dunedin en groeide op in Oamaru. Zie ook mijn blog van 28 augustus 2006.

The Happy Prince

 

In the children’s record of the Happy Prince,

before each gold flake is peeled from the Prince’s body,

the voice orders, Turn the Page, Turn the Page,

supposing that children do not know when to turn,

and may live at one line for many years,

sliding and bouncing boisterously along the words,

breaking the closed letters for a warm place to sleep.

Turn the Page, Turn the Page.


By the time the Happy Prince has lost his eyes,

and his melted heart is given to the poor,

and his body taken from the market-place and burned,

there is no need to order, Turn the Page,

for the children have grown up, and know when to turn,

and knowing when, will never again know where.

 

janetframe,0

Janet Frame (28 augustus 1924 – 29 januari 2004)
Jonger en ouder.

 

De Canadese schrijver William Robertson Davies werd geboren op 28 augustus 1913 in Thamesville, Ontario, Zie ook mijn blog van 28 augustus 2006.

 

Uit: The Diary of Samuel Marchbanks (1947)

 

“Some people I know were telling me of a curious experience which they had recently; they put a collection of old and rejected household articles in their car and drove to a dump to dispose of them. While busy at the dump, they were accosted by a strange figure, a woman of tall and stately presence, wearing a paper crown and carrying a staff in her hand, who strode majestically through the avenues of ashes, tin cans, dishonoured wash-boilers and superannuated bathtubs, attended by a rabble of admiring children. This apparition hailed my friends in a strange, incoherent, but musical language, and her breath was richly perfumed with bay-rum, or it may have been lilac lotion; she was in fact as high as a kite and as mimsy as a borogrove. Having said her say, she strode off in queenly style, and she and her raffish crew were soon lost in the mazes of the dump… My theory is that this was Titania, the fairy queen, fallen upon evil days, but magnificent in ruin; or it may simply have been some rumdumb old bag with a sense of humour. In either case the matter is worth investigating.”

 

 

Robertson

William Robertson Davies (28 augustus 1913 – 2 december 1995)