Bas Heijne, Simone de Beauvoir, Benjamin Lebert, Theodor Holman, Heiner Müller, Karel Čapek, Danny Morrison, Pierre Guyotat, Pierre Combescot, Gisbert Haefs, Klaus Schlesinger

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook mijn blog van 9 januari 2008.

Uit:  Een oord van onderkoelde verschrikking

“Die wonderlijk lucide blik, die een schrijver in staat stelt zijn eigen obsessies te doorgronden terwijl ze hem ook in zijn macht hebben, vind je ook bij die ander grote verslaafde, F. Scott Fitzgerald. Bij Fitzgerald is het niet gokken, maar drank – en alcohol staat bij hem voor zelf-ontwrichting. Al Fitzgeralds alter ego’s in zijn romans en verhalen zijn geobsedeerd door succes in de wereld – mooie spullen, mooie kleren, mooie meisjes, mooie zinnen, mooie gebaren – maar door te drinken halen ze zichzelf steevast onderuit. Terwijl ze fanatiek hun wereldse ambities nastreven, knaagt van binnen het ongeloof in diezelfde ambities. De wereld zoals hij is – is dat alles? Dat het leven zelf niet voldoet, dat achter alle verbeten ambitie om er te komen, het besef van een reusachtig, inktzwart niets schuilgaat, dat is de reden waarom veel van Fitzgeralds ambitieuze jonge mannen in hun streven naar succes ook altijd flirten met mislukking, zoals een autocoureur ook altijd op de fatale crash aanstuurt.
Bij Fitzgerald is dat geen spectaculaire ontsporing, maar iets veel gruwelijkers, iets wat hij de crack-up noemt: het plotselinge besef van de totale vergeefsheid, de onverhoedse aanslag van iets duisters in jezelf op alles waar je oprecht in geloofde. Weg ambitie, weg energie, weg geloof. Daarna wacht de mislukking met open armen op je – geen fantastische duikvlucht of gewelddadig slotakkoord, maar een langzaam wegsterven in onbeduidendheid, het voortslepen van een bestaan waaraan iedere zin onttrokken is. Anders dan bij Dostojewski is er geen kans op herrijzenis, er is zelfs geen hoop op herrijzenis.
Fitzgerald kon het aanzien met de onthechte blik van de arts die beseft dat hij met een hopeloos geval te doen heeft; soms sardonisch, zoals in zijn hilarische, schmierende Pat Hobby-verhalen (over een uitgerangeerde scenarioschrijver in het Hollywood van de jaren dertig), soms met een ijskoude wanhoop, zoals in het late verhaal, ‘An alcoholic case’, waarin hij een meelijwekkende alcoholist beschrijft, gezien door de ogen van een thuisverpleegster. Die alcoholist is hij zelf. Maar Fitzgerald is ook de schrijver die naar zichzelf kan kijken, met mededogen misschien, maar zonder de genade die Dostojewski meestal voor zijn alter ego’s reserveert.”

basheijne

Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

 

De Franse schrijfster Simone de Beauvoir werd geboren op 9 januari 1908 in Parijs. Zie ook mijn blog van 9 januari 2007 en ook mijn blog van 9 januari 2008.

Uit: Le Deuxième Sexe II

En vérité, l’influence de l’éducation et de l’entourage est ici immense. Tous les enfants essaient de compenser la séparation du sevrage par des conduites de séduction et de parade; on oblige le garçon à dépasser ce stade, on le délivre de son narcissisme en le fixant sur son pénis; tandis que la fillette est confirmée dans cette tendance à se faire objet qui est commune à tous les enfants. La poupée l’y aide, mais elle n’a pas non plus un rôle déterminant; le garçon aussi peut chérir un ours, un polichinelle en qui il se projette; c’est dans la forme globale de leur vie que chaque facteur : pénis, poupée, prend son poids.

Ainsi, la passivité qui caractérisera essentiellement la femme «féminine» est un trait qui se développe en elle dès ses premières années. Mais il est faux de prétendre que c’est là une donnée biologique; en vérité, c’est un destin qui lui est imposé par ses éducateurs et par la société. L’immense chance du garçon, c’est que sa manière d’exister pour autrui l’encourage à se poser pour soi. Il fait l’apprentissage de son existence comme libre mouvement vers le monde; il rivalise de dureté et d’indépendance avec les autres garçons, il méprise les filles. Grimpant aux arbres, se battant avec des camarades, les affrontant dans des jeux violents, il saisit son corps comme un moyen de dominer la nature et un instrument de combat; il s’enorgueillit de ses muscles comme de son sexe; à travers jeux, sports, luttes, défis, épreuves, il trouve un emploi équilibré de ses forces; en même temps, il connaît les leçons sévères de la violence; il apprend à encaisser les coups, à mépriser la douleur, à refuser les larmes du premier âge. Il entreprend, il invente, il ose.“

 

Beauvoir

Simone de Beauvoir (9 januari 1908 – 14 april 1986)

 

De Duitse schrijver Benjamin Lebert werd geboren op 9 januari 1982 in Freiburg im Breisgau. Zie ook mijn blog van 9 januari 2008.

 

Uit: Crazy

 

Mit sechzehn sollte man eigentlich schon gelernt haben, ein Geodreieck zu halten”, stellt Mathelehrer Rolf Falkenstein fest. Er gibt es mir zurück, ohne mir beim Zeichnen des Kongruenzsatzbeweises geholfen zu haben. Pech gehabt. Hier sitze ich also an meinem ersten Schultag. Ich schüttle den Kopf.
Dabei hatte eigentlich doch alles recht gut angefangen. Die ersten Stunden, Französisch und Englisch, waren gut gelaufen, ich hatte die so berühmte Vorstellungsarie, die ich so hasse, hinter mich gebracht. Es war die übliche Sache. Vor die Klasse treten, nicht wissen, wohin mit den Händen, und sagen: Hallo Leute. Ich heiße Benjamin Lebert, bin sechzehn Jahre alt, und ich bin ein Krüppel. Nur damit ihr es wißt. Ich dachte, es wäre von beiderseitigem Interesse.
Die Klasse 8B, in der ich mich nun befinde, hat recht ordentlich darauf reagiert: ein paar verstohlene Blicke, ein wenig Gekicher, eine erste schnelle Einschätzung meiner Person. Für die Jungen war ich nun einer der alltäglichen Idioten, mit denen man nicht mehr rechnen mußte, und für die Mädchen war ich schlicht gestorben. Soviel hatte ich erreicht.
Französischlehrerin Heide Bachmann sagte, daß es im Internat Schloß Neuseelen nicht darauf ankäme, ob man eine Behinderung habe oder nicht. In Neuseelen käme es auf liebevolle und konsequent verbindliche Werte und soziale Kompetenzen an. Gut zu wissen.
Die Klasse 8B ist nicht groß: zwölf Schüler. Mich eingeschlossen. In den staatlichen Schulen sieht das anders aus. Da sind es immer um die fünfunddreißig. Aber die müssen schließlich auch nicht zahlen. Hier zahlen wir. Und zwar bis es kracht.“

 

Lebert

Benjamin Lebert (Freiburg im Breisgau, 9 januari 1982)

 

De  Nederlandse schrijver, columnist, scenarioschrijver en radiopresentator Theodor Holman werd geboren in Amsterdam op 9 januari 1953. Theodor Holman studeerde Nederlands en Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn ouders leefden allebei geruime tijd in de Japanse krijgsgevangenkampen in voormalige Nederlands-Indië. Van 1979 tot en met 1982 was hij redacteur van het studentenblad Propria Cures. Hij publiceerde onder andere in Maatstaf, HP/de Tijd, De Groene Amsterdammer, Penthouse, Avenue, Opzij, Het Parool en Hard gras. Veel van zijn columns verschenen later in boekvorm. Verder is hij is televisiemaker voor de Amsterdamse zender AT5. Zijn literaire carrière begon met de publicatie van gedichten. In 1973 verscheen in een bibliofiele uitgave Na drie tellen de opmaat. Vier jaar later verscheen de bundel De kistenmaker. Later is Holman zich ook gaan toeleggen op het schrijven van proza. In 1997 schreef Holman een boek tijdens de 24 uur die hij doorbracht in de etalage van de Amsterdamse vestiging van De Bijenkorf (Een winkelzoon in het glazen paleis). Behalve columns en boeken, schreef Holman filmscenario’s: Hoe ik mijn moeder vermoordde (1996), Interview (2003), Cool (2004) en Medea (2004) voor vriend Theo van Gogh.

 

Uit: Het blijft toch familie

 

Zijn ontgroeningsverhalen uit het midden van de jaren dertig en zijn verhalen als assistent-resident waren de enige verhalen waaruit hij stoer naar voren kwam.
Na ’45 is hij inderdaad nooit meer stoer geweest.
Zijn eigenlijke kwaliteit was het ‘achteruitdringen’. Hij was een kampioen in het ‘achteruitdringen’. Altijd en overal liet hij mensen voor gaan, tot ergernis van ons. Waar we ook waren, altijd moesten anderen voor. ‘Nee, helpt u die mevrouw maar eerst, ik kijk nog even.’ Bekend is het ‘Haleman-verhaal’. Mijnheer Haleman was sigarenhandel in de Jacob Obrechtstraat en verkocht tevens staatsloten. Hij vertelde iedereen die het maar horen wilde, dat mijn vader ooit de honderdduizend had laten schieten doordat hij mevrouw Heide-De Vries, onze buurvrouw, voor had laten gaan!
Mevrouw Heide-De Vries, een pronte dame van in de veertig, liet zich onmiddelijk van haar man scheiden en gad haar geld uit aan stoere jongens van zeventien, die ze in de mooie kleren stak en aan wie ze brommers uitdeelde.
‘Maar goed dat wij dat geld niet hebben gewonnen,’ zei mijn vader dan.
‘O, had jij je dan meteen van mij laten scheiden en had je dan allemaal meisjes van zeventien mee naar huis genomen?’ vroeg mijn moeder daarop.
‘Ja, voor ons,’ zei mijn broer dan.
Het achteruitdringen van mijn vader moet een psychisch defect zijn geweest.
‘Mijnheer Holman, u bent nu echt aan de beurt,’ hoorde ik de slager nog zeggen.
‘Nee, nee, ik ben niet aan de beurt. Die mevrouw met dat bruine jasje is nog voor mij.’
‘Nee, die kwam echt later binnen dan u, hoor.’
‘Dat kan wel wezen, maar dames gaan voor. Helpt u die mevrouw maar eerst, en daarna die mijnheer, want ik die dat die mijnheer erge haast heeft.’
‘Of ze haast hebben of niet. U bent nu gewoon aan de beurt, mijnheer Holman!’
‘Ja, maar ik kan wachten. Ik heb trouwens mijn keus nog niet bepaald. Helpt u die anderen nou maar eerst.’

 

Theodor_Holman

Theodor Holman (Amsterdam, 9 januari 1953)

 

De Duitse theatermaker, schrijver, dichter, regisseur en intendant Heiner Müller werd geboren in Eppendorf (Saksen) op 9 januari 1929. In 1947 trad Müller toe tot de SED en werkte vanaf 1950 voor Sonntag en vanaf 1953 voor Neue deutsche Literatur, twee culturele tijdschriften. In 1957 werd hij redacteur van het tijdschrift Junge Kunst. In deze periode werd zijn eerste stuk Zehn Tage, die die Welt erschütterten voor het eerst opgevoerd. In 1958 werd hij medewerker aan het Maxim Gorki-Theater in Berlijn en zelfstandig schrijver. In hetzelfde jaar werden Der Lohndrücker en Die Korrektur voor het eerst opgevoerd. In 1959 kreeg hij de Heinrich-Mann-Preis. Die Umsiedlerin werd in 1961 voor het eerste op het toneel gebracht en direct verboden. Müller werd uit de Schriftstellerverband uitgesloten. In 1964 schreef Müller Die Umsiedlerin om (in 1976 enscenering). In 1965 werd Müller opnieuw door de SED bekritiseerd In 1970 werd Müller dramaturg aan het Berliner Ensemble. In 1984 werd Müller lid van de Akademie der Künste der DDR en kreeg in 1985 kreeg hij de Georg-Büchner-Preis, een van de belandgrijkste Duitse literaire prijzen. In 1986 werd hij lid van de Akademie der Künste West-Berlin en kreeg hij de Nationalpreis I. Klasse voor kunst en cultuur van de DDR. In 1988 werd Müller opnieuw in de DDR-Schriftstellerverband opgenomen. Op 4 november 1989 trad hij bij de grote demonstratie op de Alexanderplatz in Berlijn als spreker op. In 1990 werd het festival Experimenta in Frankfurt am Main te zijner ere ingericht.  In 1993 ensceneerde Müller in Bayreuth succesvol de opera Tristan und Isolde.

 

BILDER

 

Bilder bedeuten alles im Anfang. Sind haltbar. Geräumig.

Aber die Träume gerinnen, werden Gestalt und

Enttäuschung.

Schon den Himmel hält kein Bild mehr. Die Wolke,

vom Flugzeug

Aus: ein Dampf der die Sicht nimmt. Der Kranich nur noch

ein Vogel.

Der Kommunismus sogar, das Endbild, das immer erfrischte

Weil mit Blut gewaschen wieder und wieder, der Alltag

Zahlt ihn aus mit kleiner Münze, unglänzend, von Schweiß

blind

Trümmer die großen Gedichte, wie Leiber, lange geliebt und

Nicht mehr gebraucht jetzt, am Weg der vielbrauchenden

endlichen Gattung

Zwischen den Zeilen Gejammer

auf Knochen der Steinträger glücklich

Denn das Schöne bedeutet das mögliche Ende der

Schrecken.

 

 

 

PHILOKTET 1950

 

Philoktet, in Händen das Schießzeug des Herakles, krank mit

Aussatz ausgesetzt auf Lemnos, das ohne ihn leer war

Von den Fürsten mit wenig Mundvorrat, zeigte da keinen

Stolz, sondern schrie, bis das Schiff schwand, von seinem

Schrei nicht gehalten.

Und gewöhnte sich ein, Beherrscher des Eilands, sein Knecht

auch

An es gekettet mit Ketten umgebender Meerflut, von Grünzeug

Lebend und Getier, jagbarem, auskömmlich zehn Jahr lang.

Aber im zehnten vergeblichen Kriegsjahr entsannen die Fürsten

Des Verlassenen sich. Wie den Bogen er führte, den weithin

Tödlichen. Schiffe s
chickten sie, heimzuholen den Helden

Daß er mit Ruhm sie bedecke. Doch zeigte sich der da von

seiner Stolzesten Seite. Gewaltsam mußten sie schleppen an

Bord ihn

Seinem Stolz zu genügen. So holte er nach das Versäumte.

 

Mueller

Heiner Müller (9 januari 1929 – 30 december 1995)

 

De Tsjechische schrijver Karel Čapek werd geboren op 9 januari 1890 in Malé Svatoňovice, Bohemen, in de toenmalige dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. Zie ook mijn blog van 9 januari 2007.

 

Uit: R.U.R. (Rossum’s Universele Robots, 1920)

 

„DOMAIN: Well, then. (Sits down with writing-table, looks at HELENA
with rapture and reels off rapidly) It was the in the year 1922 that
old Rossum the great physiologist, who was then quite a young scientist,
betook himself to this distant island for the purpose of studying the
ocean fauna, full stop. On this occasion he attempted by chemical
synthesis to imitate the living matter known as protoplasm, until he
suddenly discovered a substance which behaved exactly like living matter,
although its chemical composition was different; that was in the year
1932, exactly 400 years after the discovery of America, whew!
HELENA: Do you know that by heart?
DOMAIN: Physiology, Miss Glory, is not my line. Shall I go on?
HELENA: Please do.
DOMAIN: (Solemnly) And then, Miss Glory, old Rossum wrote the
following day in his book: “Nature has found only one method of
organizing living matter. There is, however, another method more
simple, flexible, and rapid, which has not yet occurred to nature
at all. This second process by which life can be developed was
discovered by me today.” Imagine him, Miss Glory, writing those
wonderful words. Imagine him sitting over a test tube and thinking
how the whole tree of life would grow from it, how animals would
proceed from it, beginning with some sort of beetle and ending with man
himself. A man of different substance from ours. Miss Glory, that
was a tremendous moment.
HELENA: Go on, please.
DOMAIN: Now the thing was, how to get the life out of the test
tube and hasten development: to form organs, bones and nerves,
and so on: to find such substances as catalytics, enzymes, hormones,
and so forth, in short — you understand?”

Capek

Karel Čapek (9 januari 1890 – 25 december 1938)

 

De Noordierse schrijver en journalist Danny Morrison werd geboren op 9 januari 1953 in Belfast. Morrison schrijft al jaren korte verhalen en romans die zich afspelen in het hedendaagse Noord-Ierland. Morrison was hoofdredacteur van de IRA-gezinde krant `An Phoblacht’, perschef van de politieke tak Sinn Fein en parlementslid voor die partij. Hij zat vijf jaar (1990-1995) gevangen wegens ontvoering van een politiespion en wijdt zich sinds zijn vrijlating aan het schrijven van boeken.

 

Uit: We Got Tonite

Jim Carlisle pulled on the handbrake and the car gently halted at the edge of the driveway, idling. ‘Did anybody check Tonto?’

‘I did, Dad,’ said Paula, his sixteen-year-old daughter, from  behind his shoulder, as she sat forward from the twins. ‘And I tied the patio gate.’

Sarah, Jim’s wife, switched on the radio and hit a pre-set button just to double-check that it was on City Beat that they listened to every morning for traffic reports, the day’s weather and ‘Our Song’. Paula and Sarah always alighted last, usually around five to nine, when they reached Paula’s school where Sarah was the senior caterer.
Presently, they drove out of their quiet village estate and onto the main road for the city. Sarah turned to nine-years-old David and Damien.

‘Did you remember them?’

In unison the twins answered Yes but behind the scenes they quickly used their tongues to dislodge scales of toast from between their teeth before baring their gums to their mother.

‘Look at them!’ she said, with maternal exasperation.

‘David forgot to tell me,’ pleaded Damien, the more timid of the pair.

‘It was your turn!’ insisted David, as he squirmed and winced whilst Sarah loosened her safety belt and used her finger nail to remove the most conspicuous of the crumbs. Jim watched the road and smiled, and the smile glided imperceptibly from observing the charm of his children back to an incident the night before when a boring new neighbour insisted on being introduced to Tonto, their red Setter.

danny_Morrison

Danny Morrison (Belfast, 9 januari 1953)

 

De Franse schrijver Pierre Guyotat werd geboren op 9 januari 1940 in Bourg-Argental. In 1960 werd hij opgeroepen om, in dienst van het Franse leger, te vechten in Algerije. In 1962 werd hij opgepakt door de Militaire Politie die hem tien dagen lang ondervroeg en beschuldigde van aantasting van het moreel van de troepen en medeplichtigheid aan desertie. Guyotat werd drie maanden, zonder enige vorm van proces, opgesloten in een onderaardse cel, vervolgens werd hij overgeplaatst naar een strafbataljon. Eenmaal terug in Parijs voltooide hij de roman Ashby. In 1967 verscheen Tombeau pour cinq cent mille soldats dat een cultstatus verwief en oorzaak werd van allerlei controverses. In 1970 publiceerde hij Eden, Eden, Eden.

 

Uit: Eden, Eden, Eden  (Vertaald door Jan Rijnsburger)

 

,,de donkere stapt opzij, gaat rechtop voor de schandknaap staan, ogen vast in hun kassen, wijdbeens, met de strakke naad in zijn reet, hij neemt zijn glanzende lid in de hand, spuugt erop, smeert het kwijl uit over de eikel, werpt zich op de schandknaap, dwingt hem op zijn knieën, duwt de met kwijl ingesmeerde eikel tussen zijn lippen; de kale veegt de met zand opgedroogde stront van zijn schedel’

 

Guyotat

Pierre Guyotat (Bourg-Argental, 9 januari 1940)

 

De Franse schrijver en journalist Pierre Combescot werd geboren op 9 januari 1940 in Limoges. Hij werkt voor le Canard Enchaîné onder het pseudoniem Luc Décygnes en schrijft ook voor de Paris Match. In 1986 ontving hij de Prix Médicis voor Les Funérailles de la Sardine en in 1991 de Prix Goncourt voor Les Filles du Calvaire. Zijn eerste werk was een biografie over Lodewijk II van Beieren.

 

Uit: Ce soir on soupe chez Pétrone

 

„Désormais, moi, Lysias, je suis seul. Aussi, je prends les jours comme ils viennent. La vie à l’improviste. A mon âge, il me plaît encore de badiner dans l’ombre du plaisir. Ecrire mes mémoires ? Pourquoi aliénerais-je mes derniers beaux jours à ressasser le passé. La barbe !
J’ai aimé la vie sous ses aspects multiples. Je l’ai traversée joyeux et athlétique sans éprouver de lassitude ni de découragement. Ceux qui m’ont naguère connu, témoigneront que j’ai été un homme d’un commerce agréable, recherché pour son savoir et son urbanité. Un de ces raffinés qui perpétuait une tradition déjà bien passée de mode à Rome.
Aujourd’hui, je vis comme un ours ; et seul m’importe le présent. Pourtant je sens bien qu’il me faudra, quelque jour, songer à ces mémoires. En venir à ce que je devrai tirer de si loin et de moi. Façon d’adoucir le cours du temps et de tromper la mort.
Pour l’heure, il n’y a pas d’urgence. Aussi pourquoi bourdonnent-ils autour de moi comme des mouches ? Chaque jour, ils se font plus nombreux ! Et c’est la même rengaine. De grâce ! Cher Lysias, de grâce, un témoignage ! Oui ! Quelques portraits ! Tes souvenirs ! C’est important ! Vraiment ! Pour servir à l’histoire de notre époque ! Et ils me collent et ne veulent pas en démordre !
Que désirent-ils ? Un tableau de la vulve de Sabina Poppea ? Et comment, à sa mort, cette Isis de lupanar fut truffée d’aromates égyptiens, avant d’être enfournée dans le tombeau des Jules ?“

 

Combescot

Pierre Combescot (Limoges, 9 januari 1940)

 

De Duitse schrijver en vertaler Gisbert Haefs werd geboren op 9 januari 1950 in Wachtendonk, Nordrhein-Westfalen. Van 1968 tot 1976 studeerde hij Engels en Spaans in Bonn. Aansluitend werkte hij als zelfstandig schrijver en vertaler van o.a. Adolfo Bioy Casares, Arthur Conan Doyle, G. K. Chesterton, Georges Brassens en Mark Twain. Haefs beoefent diverse genres; science-fiction, detective en historische romans. Vooral met het laatste genre heeft hij veel succes.

 

Uit: Troja

 

„Die beiden Männer, die den Krieg entscheiden sollten, der ihretwegen ausgebrochen war. Parisiti, den die Achaier Paris oder Alexandros nannten, sprang von einem der leichten trojanischen Wagen. Er stand ein paar Atemzüge lang still da, blickte die eigenen Reihen hinauf und hinab, wandte sich dann dem Heer der Gegner zu. Das Reden, das Gemurmel, die Rufe, alles erstarb; beklemmendes Schweigen zog über das Feld; eine andere Art Nebel, wie Ninurta fand. Keinerlei Begeisterung bei den Trojanern.
Er musterte den Trojaner, aus der Ferne, und erinnerte sich an Ugarit, an Kerets Gemach, an den schnellen Griff nach Parisitis Handgelenk. Der Königssohn schien unverändert – aus der Entfernung. Groß, kräftig, eher schlank; Ninurta war bereit, einiges darauf zu wetten, daß die Nächte mit Helena Falten in Gesichts- und sonstige Haut gegraben hatten. Paris war kein mächtiger, wuchtiger Riese – kein Aias oder Achilleus oder Hektor; vom Körperbau hatte er mehr mit Leuten wie Agamemnon oder Odysseus gemein. Jetzt wandte er sich dem Wagenkorb zu; ein Helfer reichte ihm Beinschienen.
Menelaos. Ihn hatte Ninurta noch nie aus der Nähe gesehen. Der Spartaner glich dem Trojaner: groß, stark, aber nicht massig. Über die weitergehenden Ähnlichkeiten mochte sich Helena äußern…
Das Grinsen verfiel, als Ninurta den Blick hob. Da stand sie, auf einer kleinen Anhöhe, nicht weit hinter den ersten Reihen der Trojaner. Sie sprach
mit einem Mann, der den Helm in den Nacken geschoben hatte und sich nun lächelnd abwandte.“

 

gisbert-haefs

Gisbert Haefs (Wachtendonk, 9 januari 1950)

 

De Duitse schrijver en journalist Klaus Schlesinger werd geboren op 9 januari 1937 in Berlijn. Hij volgde van 1951 toto 1957 een opleiding tot scheikundig laborant en scheikundig ingenieur en tot 1964 werkte hij als laborant in het Berlijnse ziekenhuis Charité. In 1972 voltooide hij een cursus aan het Literaturinstitut “Johannes R. Becher” in Leipzig en in 1973 werd hij lid van de Schriftstellerverband der DDR. Samen met Ulrich Plenzdorf en Martin Stade plande hij een bloemlezing van jonge DDR schrijvers, maar de uitgave werd door de autoriteiten verhinderd en sindsdien werd Schlesinger door de Stasi gevolgd. Na protestacties tegen o.a. de uitburgering van Wolf Biermann werd hij geroyeerd als lid van de schrijversbond. In 1980 vertrok hij met een reisvsum naar West-Berlijn, waar hij tien jaar lang in de kraakbeweging actief was. In 2000 ontving Klaus Schlesinger de Erich-Fried-Preis en werd hij lid van de Akademie der Künste.

 

Uit: Die Seele der Männer

 

„Mit Frauen hatte Brehm keine Probleme. Wenns darum geht, sagte er zu Andre auf dem Hof vor der Lackkammer in seinem lässigsten Tonfall, könnte er an jedem Finger zehn haben. Aber woher weiß man, welche die richtige ist?
Sie saßen auf Harzfässern, baumelten mit den Beinen und pafften den Rauch ihrer Zigaretten in den dunstigen Morgen. Eben hatte Brehm das Protokoll für die laufende Charge überbracht, von ihm selbst unterzeichnet. Seit er allein im Labor war, blieb ihm gar nichts anderes übrig, als die Protokolle eigenhändig zu unterzeichen, auch wenn er noch Stift war. Jedesmal, wenn er seinen Namen in die rechte untere Ecke setzte, fühlte er sich ein Stück gewachsen.
Gerade weil es so viele sind, ist es schwer, sagte André, der trotz der Kühle nur ein Turnhemd trug, das seine tätowierten, außergewöhnlich muskulösen Oberarme sehen ließ.
Brehm wiegte den Kopf. Er wollte auf ein bestimmtes Thema hinaus, wußte aber nicht, wie, und warf so leicht hin, ob André denn nie Schiß habe.
Wovor Schiß? Daß du hängenbleibst bei einer?
Brehm zog an seiner Zigarette.
Abhauen kannst du jederzeit, sagte André.
Das meinte Brehm nicht. Brehm meinte, daß man sich eine Menge einfangen kann, heutzutage. Davor hatte er Schiß.
André lachte auf. Dafür gibts doch Mittel. In jeder Apotheke. Sogar im Seifenladen.
Aber, sagte Brehm zögernd, manchmal kommts ja ganz plötzlich, und du hast nichts bei, ich meine, zur Sicherheit.
Aus der halboffenen Tür zur Lackkammer hörte man die Hammerschläge, mit denen der lange Adolf die Ringe von den Kunstharzfässern schlug, deren Dauben sich dann sprungartig öffneten, als blühten sie auf.
Kein Problem, sagte André. Brehm dürfe nur nicht vorher Wasser lassen. Nie Wasser lassen vorher! Und wenn du mit allem fertig bist, gehst du um die Ecke, hältst die Vorhaut zu und schiffst los! Verstehst du?
Brehm nickte, obgleich er nichts verstand.“

 

Schlesinger

Klaus Schlesinger (9 januari 1937 – 11 mei 2001)

 

Zie voor nog meer schrijvers van 9 januari ook mijn vorige blog van vandaag.

Wilbur Smith, Brian Friel, August Gailit, Kurt Tucholsky, Chaim Nachman Bialik, Anne Rivers Siddons, Giovanni Papini, Lascelles Abercrombie, Pierre Garnier, Thomas Warton

De 9e januari kent een vloed van literaire geboortedagen.Vandaar dat er na deze posting nog een tweede volgt. Kom gerust nog eens kijken later vandaag.

 

De Zuid-Afrikaanse schrijver Wilbur Addison Smith werd geboren in Broken Hill in Zimbabwe (Rhodesië) op 9 januari 1933. Hij genoot zijn opleiding in Zuid-Afrika waar hij Michaelhouse en Rhodes University doorliep. Zijn eerste roman When the Lion feeds schreef hij terwijl hij werkzaam was voor de Salisbury Inland Revenue, de Rhodesische belastingdienst. Het boek verscheen in 1964 Tegenwoordig woont Smith in Londen maar voelt zich sterk verbonden met de mensen en natuur van het Afrikaanse continent.

 

Uit: Monsoon

 

„The three boys came up through the gill behind the chapel, so that they were hidden from the big house and the stables. Tom, the eldest, led them as he always did, but the youngest brother was close on his heels, and when Tom paused where the stream made its first turn above the village he renewed his argument. ‘Why do I always have to be the cat? Why can I never join in the fun, Tom?’
‘Because you are the littlest,’ Tom told him, with lordly authority. He was surveying the tiny hamlet below them, which was now visible in the slot of the ravine. Smoke was rising from the forge in the smithy, and washing flapped in the easterly breeze behind the Widow Evans’s cottage, but there was no sign of human life. At this time of day most of the men would be out in his father’s fields, for the harvest was in full swing, while those women who were not toiling beside them would be at work in the big house.
Tom grinned with satisfaction and anticipation. ‘No one’s spotted us.’ No one to carry reports back to their father.
‘It’s not fair.’ Dorian was not so easily distracted from his argument. His coppery gold curls spilled down on to his forehead, giving him the look of an angry cherub. ‘You never let me do anything.’
‘Who let you fly his hawk last week? I did.’ Tom rounded on him. ‘Who let you fire his musket yesterday? I did. Who let you steer the cutter’

‘Yes, but-‘
‘But me no buts.’ Tom glowered at him. ‘Who’s the captain of this crew, anyway?’
‘You are, Tom.’ Dorian dropped his green eyes under the force of his elder brother’s stare. ‘But, still-‘
‘You can go with Tom in my place, if you want.’ Guy spoke softly for the first time. ‘I’ll play the cat.’
Tom turned to his younger twin, while Dorian exclaimed, ‘Can I, Guy? Will you really?’ It was only when he smiled that his full beauty burst out, like sunlight through parting clouds.
‘No, he won’t!’ Tom cut in. ‘Dorry’s only a baby. He can’t come. He’ll stay on the roof to keep the cat.’
‘I’m not a baby,’ Dorian protested furiously. ‘I’m nearly eleven.’
‘If you’re not a baby, show us your ball hairs,’ Tom challenged him. Since he had sprouted his own, these had become Tom’s yardstick of seniority.

 

Smith_Wilbur

Wilbur Smith (Broken Hill, 9 januari 1933)

 

De Ierse schrijver Brian Friel werd geboren op 9 januari 1929 geboren in Omagh, Noord-Ierland, in een katholiek onderwijzersgezin. Hij brak een priesterstudie af om onderwijzer te worden, tot het in 1960 mogelijk werd om van de pen te leven. Hij begon met korte verhalen, maar is vooral bekend geworden door zijn toneelstukken over het Ierse leven van vroeger en nu. Reeds zijn eerste internationale succes, ‘Philadelphia, Here I Come’ was een karakteristieke mengeling van naturalisme, humor en fantasie, opgebouwd rond een jonge landverhuizer naar Amerika.  ‘The Freedom of the City’ (1973) is gebaseerd op het drama Noord-Ierland en in ‘Translation’ (1980) dramatiseerde hij de overlevingstijd 150 jaar geleden op het Ierse platteland van het Gaelic dat onder Britse dwang overvleugeld dreigde te worden door het Engels. Het in de verte aan Tsjechov herinnerende ‘Dancing at Lughnasa‘, over drie zusters op het Ierse platteland, was in 1990-1991 een groot succes in Londen en in New York.

 

Uit: Dancing at Lughnasa: A Play

 

When the play opens MICHAEL is standing downstage left in a pool of light. The rest of the stage is in darkness. Immediately MICHAEL begins speaking, slowing bring up the lights on the rest of the stage.

Around the stage and at a distance from MICHAEL the other characters stand motionless in formal tableau. MAGGIE is at the kitchen window. CHRIS is at the front door. KATE at extreme stage right. ROSE and GERRY sit on the garden seat. JACK stands beside ROSE. AGNES is upstage left. They hold these positions while MICHAEL talks to the audience.

 

MICHAEL . When I cast my mind back to that summer of 1936 different kinds of memories offer themselves to me. We got our first wireless set that summer — well, a sort of a set; and it obsessed us. And because it arrived as August was about to begin, my Aunt Maggie — she was the joker of the family — she suggested we give it a name. She wanted to call it Lugh after the old Celtic God of the Harvest. Because in the old days August the First was La Lughnasa, the feast day of the pagan god, Lugh; and the days and week sof harvesting that followed were called the Festival of Lughnasa. But Aunt Kate — she was a national schoolteacher and a very proper woman — she said it would be sinful to christen an inanimate object with any kind of name, not to talk of a pagan god. So we just called it Marconi because that was the name emblazoned on the set.

And about three weeks before we got that wireless, my mother’s brother, my Uncle Jack, came home from Africa for the first time ever. For twenty-five years he had worked in a leper colony there, in a remote village called Ryanga in Uganda. The only time he ever left that village was for about six months during World War One when he was chaplain to the British Army in East Africa. Then back to that grim hospice where he worked without a break for a further eighteen years. And now in his early fifties and in bad health he had come home to Ballybeg — as it turned out — to die.

 

friel_brian

Brian Friel (Omagh, 9 januari 1929)

 

De Estlandse schrijver August Gailit werd geboren op 9 januari 1891 in Kuiksilla, Sangaste. Hij ging naar school in Valga en in Tartu. Van 1911 tot 1914 werkte hij als journalist in het tegenwoordige Letland. Aan de Estlandse vrijheidsstrijd tegen de Sovjet Unie nam hij deel als oorlogsverslaggever. Van 1922 tot 1924 leefde Gaillit in Duitsland, Frankrijk en Italië. Daarna vestigde hij zich als zelfstandig schrijver, eerst in Tartu, later in Tallin. Na de bezetting van Estland door de Sovjet Unie in 1944 vluchtte hij met zijn familie naar Zweden, waar hij als schrijver actief bleef.

 

Uit: Toomas Nipernaadi

 

It was night – he stopped a while, drew his hand across his forehead, thought briefly, then took the raft over the river. For a long time he walked quietly around the inn, then opened the barn door and stepped inside.
“Anne-Mari,” he whispered, “don’t fear a thief or a burglar, it’s only me. You sleep on, nice and cosy, I mean no harm, just stopped by for a moment, because the soles of my feet seem to be on fire and I cannot find peace anywhere. It’s quite enough if you lend me one ear. You are not angry, Anne-Mari, are you?”
He heard the quiet rustle of hay.
“So you are here,” he continued more cheerfully, “I can feel the warmth of your body and the caressing softness of your hands. You are like a mole under the cover of the earth, and your mischievous eyes sparkle in the darkness. The time will come, Anne-Mari, when I shall carry you in my arms, and your laughter will ring out, loud and clear. And there is no escape, you’re like a perch trapped by its gills – what’s the use, then, of struggling, tossing and twisting. You’d better surrender, praise your kind creator and be happy with your fate!
Today, however, I am sad, feeling like a swan destined to fly south as autumn approaches. The trees have turned a coppery yellow, the purple shrubs are ashamed of their nakedness, their twigs like an old broom bristling towards the sky. Only the rowan trees, full of red clusters of berries, and the dark green branches of firs and pines sway grimly in the howling autumn.

 

August_Gailit

August Gailit (9 januari 1891 – 5 november 1960)

 

De Duitse schrijver, columnist en journalist Kurt Tucholsky werd geboren in Berlijn op 9 januari 1890 als oudste zoon van de joodse bankier Alex Tucholsky en diens nichtje Doris Tucholsky. Hij studeerde rechten in Berlijn en Genève, maar begon zich al tijdens zijn studie meer te interesseren voor de literatuur. Zo geldt Tucholsky als een van de eersten die het werk van Franz Kafka ontdekten. Zelf had hij succes met zijn eerste eigen literaire pogingen. Tijdens de eerste jaren van WO I werd Tucholsky – die inmiddels gepromoveerd was – ingezet als soldaat aan het oostfront. Deze ervaring heeft een onuitwisbare indruk op de jonge schrijver gemaakt en overtuigde he
m voorgoed van het pacifisme en het antimilitarisme. Na de oorlog begon een uiterst creatieve periode in Tucholsky’s leven, waarin hij soms enkele tientallen artikelen in een week schreef, onder andere voor de tijdschriften Ulk en Die Weltbühne. Hij gebruikte hiervoor allerlei pseudoniemen, die gaandeweg afsplitsingen werden van Tucholsky’s eigen persoonlijkheid: ze hadden een eigen stem en traden soms zelfs met elkaar in discussie. In de jaren twintig bracht Tucholsky, net als ooit zijn voorbeeld Heinrich Heine, de meeste tijd in Frankrijk door vanwaaruit hij zijn vaderland bestookte met steeds bitterder wordende pamfletten. Al jaren voordat Hitler aan de macht kwam, schreef Tucholsky: „Ze maken zich klaar om het Derde Rijk in te trekken.“

Uit: Der bewachte Kriegsschauplatz  

 

„Im nächsten letzten Krieg wird das ja anders sein… Aber der vorige Kriegsschauplatz war polizeilich abgesperrt, das vergißt man so häufig. Nämlich:
Hinter dem Gewirr der Ackergräben, in denen die Arbeiter und Angestellten sich abschossen, während ihre Chefs daran gut verdienten, stand und ritt ununterbrochen, auf allen Kriegsschauplätzen, eine Kette von Feldgendarmen. Sehr beliebt sind die Herren nicht gewesen; vorn waren sie nicht zu sehen, und hinten taten sie sich dicke. Der Soldat mochte sie nicht; sie erinnerten ihn an jenen bürgerlichen Drill, den er in falscher Hoffnung gegen den militärischen eingetauscht hatte.
Die Feldgendarmen sperrten den Kriegsschauplatz nicht nur von hinten nach vorn ab, das wäre ja noch verständlich gewesen; sie paßten keineswegs nur auf, daß niemand von den Zivilisten in einen Tod lief, der nicht für sie bestimmt war. Der Kriegsschauplatz war auch von vorn nach hinten abgesperrt.
“Von welchem Truppenteil sind Sie?” fragte der Gendarm, wenn er auf einen einzelnen Soldaten stieß, der versprengt war. “Sie” sagte er. Sonst war der Soldat “Du” und in der Menge “Ihr” – hier aber verwandelte er sich plötzlich in ein steuerzahlendes Subjekt, das der bürgerlichen Obrigkeit Untertan war. Der Feldgendarm wachte darüber, daß vorn richtig gestorben wurde.
Für viele war das gar nicht nötig. Die Hammel trappelten mit der Herde mit, meist wußten sie gar keine Wege und Möglichkeiten, um nach hinten zu kommen, und was hätten sie da auch tun sollen! Sie wären ja doch geklappt worden, und dann: Untersuchungshaft, Kriegsgericht, Zuchthaus, oder, das schlimmste von allem: Strafkompanie. In diesen deutschen Strafkompanien sind Grausamkeiten vorgekommen, deren Schilderung, spielten sie in der französischen Fremdenlegion, gut und gern einen ganzen Verlag ernähren könnten. Manche Nationen jagten ihre Zwangsabonnenten auch mit den Maschinengewehren in die Maschinengewehre.
So kämpften sie.
Da gab es vier Jahre lang ganze Quadratmeilen Landes, auf denen war der Mord obligatorisch, während er eine halbe Stunde davon entfernt ebenso streng verboten war. Sagte ich: Mord? Natürlich Mord. Soldaten sind Mörder.“

 

tucholsky

Kurt Tucholsky (9 januari 1890 – 21 december 1935)

 

De Hebreeuwse dichter, schrijver en vertaler Chaim Nachman Bialik werd geboren in Radi, Oekraïne, op 9 januari 1873. Hij is één van de meest invloedrijke Hebreeuwse dichters en wordt in Israël algemeen beschouwd als de nationale Dichter, alhoewel hij 14 jaar voor de oprichting van de staat is gestorven. Zijn bekendste gedicht is wellicht Hachnasini tachat knafeegneem mij onder je vleugels. Hij was een bijzonder populaire figuur in de joodse gemeenschap van het toenmalig Brits mandaatgebied Palestina (sinds 1924). Vele van zijn gedichten zijn door componisten op muziek gezet (rock, pop en klassiek). Zijn huis in Tel Aviv, het speciaal voor hem gebouwde ‘Bialikhuis’, is tegenwoordig een museum en cultureel centrum.

 

 

I Didn’t Win Light in a Windfall

 

I didn’t win light in a windfall,
nor by deed of a father’s will.
I hewed my light from granite.
I quarried my heart.

In the mine of my heart a spark hides –
not large, but wholly my own.
Neither hired, nor borrowed, nor stolen –
my very own.

Sorrow wields huge hammer blows,
the rock of endurance cracks
blinding my eye with flashes
I catch in verse.

They fly from my lines to your breast
to vanish in kindled flame.
While I, with heart’s blood and marrow
pay the price of the blaze.

 

 

Take me under your wing

 

Take me under your wing,
be my mother, my sister.
Take my head to your breast,
my banished prayers to your nest.

One merciful twilight hour,
hear my pain, bend your head.
They say there is youth in the world.
Where has my youth fled?

Listen! another secret:
I have been seared by a flame.
They say there is love in the world.
How do we know love’s name?

I was deceived by the stars.
There was a dream; it passed.
I have nothing at all in the world,
nothing but a vast waste.

Take me under your wing,
be my mother, my sister.
Take my head to your breast,
my banished prayers to your nest.

 

Vertaald door Ruth Nevo

 

Bialik

Chaim Nachman Bialik (9 januari 1873 – 4 juli 1934)
Standbeeld in Ramat Gan

 

De Amerikaanse schrijfster Anne Rivers Siddons werd geboren op 9 januari 1936 in Atlanta, Georgia. Zij bezocht de Auburn University, waar zij begon met schrijven. Haar roman Peachtree Road uit 1988, die gesitueerd is in Atlanta werd een bestseller. De schrijver Pat Conroy betitelde hem als as “the Southern novel for our generation”

 

Uit: Homeplace

 

„Even before she opened her eyes, the child was afraid. Coming out of sleep, she was not sure where she was, only that it was wrong. She should not be in this place. He would be very angry. She was eight years old, and she had been afraid of him all of her life.

She lay still and listened, and heard the rain. The rain came riding on a vast gray wind, to pepper the flat tin roof and sing in the tops of the black-green pines in the woods across the road from the cabin. Over it, much nearer at hand, she heard the chink of the iron poker in the cooling fireplace, and the visceral, thumping wail of the Atlanta jigaboo station on the radio Rusky had given J. W. for Christmas.

Without opening her eyes, the child burrowed her head under the flaccid feather pillow and dragged the quilt closer around her. Her body was warm in the piled nest of quilts and blankets Rusky had heaped over her during the night, but her feet were icy and her nightgown must be up around her neck, because her legs were cold up to her thighs. She took a deep breath, inhaling musty bedclothes and the ashy, dark smell the cabin always had, made up of smoke from the fireplace and the smell of Rusky and J. W. themselves. It was not sweat, though that was part of it, it was more, was the fecund essence of the Cromies, who lived in the sagging cabin behind the big house on Pomeroy Street. It was a rich smell, deep and complicated, somehow very old, the essence of all Negroes Mike had ever known.“

 

Siddons

Anne Rivers Siddons (Atlanta, 9 januari 1936)

 

De Italiaanse schrijver Giovanni Papini werd geboren op 9 januari 1881 in Florence. Hij was een van de mede-oprichters van het programmatische, futuristische tijdschrift Lacerba in 1913, maar richtte zich na enkele jaren weer op het katholicisme en werd een gerespecteerde geleerde.

 

Uit: Der Spiegel auf der Flucht, Eine völlig absurde Geschichte (Vertaald door Angelika Hocke-Asam)

 

„Vor vier Tagen etwa, als ich gerade leicht gereizt einige der wohl unehrlichsten Seiten meiner Lebenserinnerungen zu Papier brachte, hörte ich es leicht an die Tür klopfen. Aber weder erhob ich mich, noch gab ich eine Antwort. Das Pochen an der Tür war zu schwach, und mit schüchternen Menschen will ich nichts zu tun haben.

Tags drauf, zur selben Stunde, hörte ich es von neuem klopfen. Diesmal war das Pochen kräftiger und entschlossener. Aber auch an diesem Tag wollte ich die Tür nicht öffnen, weil ich diejenigen Menschen schon gar nicht mag, die sich allzu schnell korrigieren.
Am darauffolgenden Tag, abermals zur selben Stunde, wurde das Pochen in heftiger Form wiederholt. Noch ehe ich mich zu erheben vermochte, sah ich die Tür sich öffnen und die mittelmäßige Gestalt eines ziemlich jungen Mannes mit leicht gerötetem Gesicht und mit vollem, dichtem, rotem Haar eintreten. Ungelenkt verbeugte er sich vor mir, ohne ein Wort zu sagen.

Kaum daß er einen Stuhl gefunden hatte, ließ er sich darauf fallen, und da ich stehen geblieben war, wies er mir den Sessel, damit ich darauf Platz nähme. Nachdem ich gehorcht hatte, glaubte ich das Recht zu haben, ihn zu fragen, wer er sei, und bat ihn mit nicht gerade höflicher Stimme, mir seinen Namen und den Grund mitzuteilen, der ihn veranlaßt hatte, in mein Zimmer einzudringen.
Der Mann aber verzog keine Miene und ließ mich sofort verstehen, daß er momentan das zu bleiben gedachte, was er für mich war: ein Unbekannter.

»Der Grund, der mich zu Ihnen führt«, fuhr er lächelnd fort, »befindet sich in meiner Tasche, und ich werde Sie gleich mit ihm bekannt machen.«
Tatsächlich hatte er ein schmutziggelbes Lederköfferchen mit abgenützten Messingbeschlägen in der Hand, das er im selben Augenblick öffnete und aus dem er ein Buch hervorholte.“

 

Papini

Giovanni Papini (9 januari 1881 – 8 juli 1956)

 

De Engelse dichter en criticus Lascelles Abercrombie werd geboren op 9 januari 1881 in Ashton upon Mersey en studeerde aan de University of Manchester. Hij werkte als hoogleraar aan de universiteiten van Leeds, Londen en Oxford.  In 1930 verschenen zijn verzamelde gedichten, Poems. Zijn belangrijkste werk is The Sale of Saint Thomas (in “zes bedrijven”)

 

 

The Sale of Saint Thomas (fragment)

  

 A quay with vessels moored

 

Thomas

To India! Yea, here I may take ship;

From here the courses go over the seas,

Along which the intent prows wonderfully

Nose like lean hounds, and tack their journeys out,

Making for harbours as some sleuth was laid

For them to follow on their shifting road.

Again I front my appointed ministry. —

But why the Indian lot to me? Why mine

Such fearful gospelling? For the Lord knew

What a frail soul He gave me, and a heart

Lame and unlikely for the large events. —

And this is worse than Baghdad! though that was

A fearful brink of travel. But if the lots,

That gave to me the Indian duty, were

Shuffled by the unseen skill of Heaven, surely

That fear of mine in Baghdad was the same

Marvellous Hand working again, to guard

The landward gate of India from me. There

I stood, waiting in the weak early dawn

To start my journey; the great caravan’s

Strange cattle with their snoring breaths made steam

Upon the air, and (as I thought) sadly

The beasts at market-booths and awnings gay

Of shops, the city’s comfortable trade,

Lookt, and then into months of plodding lookt.

 

lascelles-abercrombie

Lascelles Abercrombie (9 januari 1881 – 27 oktober 1938)

 

De Franse dichter Pierre Garnier werd geboren op 9 januari 1928 in Amiens. Aanvankelijk publiceerde hij traditionele gedichten, maar samen met zijn vrouw ontwikkelde hij de Franse versie van concrete poëzie, het zogenaamde spatialisme.

 

L’arbre


Un arbre luit chaque matin

Dans chaque fruit il me répète

Comme les mains jointes d’un saint

Son ombre entr’ouvre la fenêtre.

La source porte son feuillage

La mer unie et traversée

Nos voix recréent d’autres visages

Et notre amour est habité.

C’est toujours la même folie

Le même sang le même mal

Les arbres simples de l’esprit

Prennent l’oiseau pour capitale

 

Pierre-Garnier-2

Pierre Garnier (Amiens, 9 januari 1928)

 

De Engels dichter en literair criticus Thomas Warton werd geboren in Basingstoke, Hampshire, op 9 januari 1728. Van 1785 tot 1790 was hij Poet Laureate. Warton bezocht Winchester College en het Trinity College van de Universiteit van Oxford. Hij werd in 1757 benoemd tot professor in de poëzie en zou dat tien jaar blijven. Hij publiceerde zijn eigen gedichten, maar werd vooral bekend als criticus. In 1777 verscheen zijn bundel Poems, die opmerkelijk is vanwege de herintroductie van de uit de mode geraakte sonnetvorm en daarmee een voorbode van de periode van de Romantiek in Engeland.

Als criticus schreef hij Observations on Spenser’s The Faerie Queene (1754) en The History of English Poetry (1774 – 1781).

 

 

The Pleasures of Melancholy (Fragment)

 

Few know that elegance of soul refin’d,

Whose soft sensation feels a quicker joy

From Melancholy’s scenes, than the dull pride

Of tasteless splendour and magnificence

Can e’er afford. Thus Eloise, whose mind

Had languish’d to the pangs of melting love,

More genuine transport found, as on some tomb

Reclin’d, she watch’d the tapers of the dead;

Or thro’ the pillar’d aisles, amid pale shrines

Of imag’d saints, and intermingled graves,

Mus’d a veil’d votaress; than Flavia feels,

As thro’ the mazes of the festive ball,

Proud of her conquering charms, and beauty’s blaze,

She floats amid the silken sons of dress,

And shines the fairest of th’ assembled fair.

 

thomas-warton

Thomas Warton (9 januari 1728 – 21 mei 1790)