De Peruaanse dichter César Vallejo werd geboren op 16 maart 1892 in Santiago de Chuco, Peru. Zie ook mijn blog van 16 maart 2007 en ook mijn blog van 16 maart 2008.
JETZT UNTER UNS HIER
Jetzt, unter uns, hier,
komm mit mir, nimm deinen Körper bei der Hand,
wir wollen zusammen nachtessen gehen und einen Augenblick Leben
als Leben zu zweit verbringen, und auch unser Tod soll sein Teil davon haben.
Jetzt, komm mit dir, tu mir den Gefallen und bleibe,
in meinem Namen und im Lichte der Nebelnacht,
in der du deine Seele bei der Hand nimmst
und wir auf Fußspitzen vor uns fliehen.
Komm zu mir, ja sicher! Und zu dir, ja sicher!
Im Gleichschritt, damit wir zwei im ungleichen Schritt
den Abschiedsschritt uns vorführen sehn.
Bis zum nächsten Mal! Bis wir wiederkommen!
Bis wir lesen können, Analphabeten!
Bis zum nächsten Mal. Jetzt müssen wir gehn.
Was liegt mir an den Gewehren,
hör,
hör zu, was liegt mir an ihnen,
wenn die Kugel schon auf der Höhe meiner Unterschrift kreist?
Was gehen dich die Kugeln an,
wenn der Bauch des Gewehrs schon nach dir riecht?
Noch heute wollen wir
einen Blinden unsern Stern wiegen lassen, und
wenn du anfängst mir vorzusingen, wollen wir weinen.
Heute noch, meine Schöne, im gleichen Schritt
und mit deinem Vertrauen, bis zu dem meine Angst reicht,
wollen wir fort aus uns, zu zweit wir zwei,
bis wir blind sind,
bis
wir
weinen vor soviel Rückkehr!
Jetzt,
unter uns, nimm
deine süße Person bei der Hand,
wir wollen zusammen nachtessen gehen und einen Augenblick Leben
als Leben zu zweit verbringen, und auch unser Tod soll sein Teil davon haben.
Jetzt, komm mit dir, tu mir den Gefallen
etwas zu singen
und spiel etwas auf deiner Seele und klatsch den Takt mit der Hand.
Bis zum nächsten Mal! Bis es soweit ist!
Bis wir uns trennen! Jetzt müssen wir gehn.
Vertaald door Erwin Walter Palm
César Vallejo (16 maart 1892 – 15 april 1938)
De Iraanse schrijver Hooshang Golshiri werd geboren op 16 maart 1938 in Isfahan. Zie ook mijn blog van 16 maart 2007 en ook mijn blog van 16 maart 2008.
Uit: Een kader voor het duister (Vertaald door Ahmad Miralai, Koeshar Parsi en Corine Wepster)
„Toen we aankwamen, reed aan de overkant een vrouw op een fiets voorbij en ging de hoek om. Ze rijdt nog steeds voorbij, haar bovenlijf schuin voorovergebogen en gehuld in een witte blouse met korte mouwen. Ze trapt door, haar haar wappert over haar schouder aan de zeezijde, en ze kijkt naar iets voor zich uit – iets dat wij pas later zagen, toen de vrouw weg was – in de straat
parallel aan de haven, die verderop een bocht naar links maakte, om uit te komen daar waar zij nu nog is, maar zo ver konden wij niet kijken. De vrouw was er niet meer.
We konden er geen van beiden iets aan doen dat we haar niet meer zagen, maar toen ik merkte dat ze er niet meer was, dacht ik toch dat Shirin me met opzet het uitzicht benam. Hoe dan ook, ik zie de slip van haar blouse nog steeds wapperen. Haar broek was van zwarte katoen. Ik zie dat één van haar sandalen achter op de hiel niet dicht zit. Ze fietst met haar gezicht in de wind en trapt maar door.
We stopten langs het trottoir, zodat Shirin kon uitstappen om sigaretten voor ons te halen en even nog kreeg ik haar voorovergebogen bovenlijf te zien en haar kastanjebruine haar dat wapperde in de wind tegen het stille blauw van de zee. Daarna, toen we bij de hoek kwamen en het fluiten hoorden van de boot die binnenliep, draaiden we ons om naar zee en vergaten haar.
De boot meerde af, Maziar en Zohreh stonden aan dek met een hand aan de railing. Ze zwaaiden niet. Toen moest ik weer aan de vrouw denken, maar ik zag dat de straat tot aan de hoek leeg was. Er stonden wel een paar mensen op de pier. Ze hadden hun auto’s bumper aan bumper geparkeerd langs het water en ze zwaaiden net als Shirin, die uitgestapt was. Ik wilde doorrijden, ik zei maar dat ik wilde parkeren. “Zie je dan niet dat er geen plaats is,” vroeg Shirin, “blijf maar hier, we komen zo terug.”
Verderop bij de hoek was nog plaats. Ik had gedacht dat ze misschien mee terug zou komen. Ze is niet meegekomen. Ze heeft haar dan ook niet voorbij zien fietsen. Ze rijdt nog steeds voort, ook al is ze oud geworden, zoals ik of als Shirin zelfs, en iedere morgen verschijnt ze op het balkon van zo’n huis met een bovenverdieping dat uitkijkt op zee, in een witte blouse en een zwarte, katoenen broek, ze legt een hand op de balustrade, heft de andere op tegen de schittering van de zee en kijkt of ze tussen de nieuwkomers aan dek iemand ziet die ze kent.“
Hooshang Golshiri (16 maart 1938 – 5 juni 2000)
De Zwitserse schrijfster Zoë Jenny werd geboren op 16 maart 1974 in Basel. Zie ook mijn blog van 16 maart 2007 en ook mijn blog van 16 maart 2008.
Uit: Der Ruf des Muschelhorns
„Eliza wusste noch nicht, wohin sie fahren würden, als sie im Auto durch das Heckfenster das Haus kleiner werden sah. In den vorangegangenen Wochen waren in der Wohnung immer mehr Gegenstände von ihrem Platz verschwunden. Mutter hatte energisch Schubladen und Schranktüren geöffnet und den Inhalt der Möbel in Kisten verstaut. Die Zimmer waren von Tag zu Tag leerer geworden, und es war Eliza vorgekommen, als würde gleichzeitig ihre Stimme darin lauter. Ein paar Nachbarkinder, mit denen Eliza manchmal gespielt hatte, rannten gerade aus einem Hauseingang auf den Gehsteig. Eliza klopfte gegen die Scheibe und winkte ihren kleiner werdenden Rücken nach. Sie verließen auf einer Nebenstraße den Bezirk, in dem sie gewohnt hatten, bogen in eine breite Straße und schleusten sich im Schatten, den die Hochhäuser warfen, in den stockenden Strom des Morgenverkehrs. Eliza sah, wie sich ihr kleiner gelber Wagen in den Schaufenstern der Geschäfte spiegelte, dicht gefolgt von den Fahrzeugen hinter ihnen, als wären sie nur…“
Zoë Jenny (Basel, 16 maart 1974)
De Duitse dichter, schrijver en literatuurwetenschapper Dirk von Petersdorff werd geboren op 16 maart 1966 in Kiel. Hij studeerde germanistiek en geschiedenis in zijn geboorteplaats en promoveerde er in 1995. Tegenwoordig is hij als hoogleraar nieuwe Duitse literatuur verbonden aan de universiteit van Jena. Daarnaast schrijft hij gedichten en essays.
Liebeslied
Der Herz-, der Sonnengong. Auf steiler Küste,
Wasserluft-Kamille-Gemisch.
Prise Segel in der Bucht.
Die Sandlinie
kurvt ins Land –
sah dich im schmalen Dress,
von Locken umspielt, Botticelli-like,
1-a-Kurven-Kelch. Steh auf,
sagt das Leben; ich stehe,
gut geblendet noch immer,
auf schwachen Füßen.
Weizenfeld bis geht nicht mehr.
Ruhig schneller noch, Herzlauf,
wohin ich niemals dachte.
Furchtlos gehen kann ich,
nicht genug kosten
von dringenden Lippen –
so muss ich immer reden –
volle Verklärung? Ach,
nennt es wie ihr wollt. Auf hoher Küste
schmaler Pfad. Ostsee
glitzert, Aura-Punkte.
So spielt der Wind
mit dem Meer. Alles gut.
Du. Alles da. Der Herzgong.
Dirk von Petersdorff (Kiel, 16 maart 1966)
De Amerikaanse schrijfster Alice Hoffman werd geboren op 16 maart 1952 in New York. Zij studeerde o.a. creatief schrijven aan de Stanford University. In 1977 publiceerde zij haar eerste boek Property Of. Een paar van haar romans werden al verfilmd, waaronder Practical Magic, Aquamarine en The River King.
Uit: Blackbird House
„It was said that boys should go on their first sea voyage at the age of ten, but surely this notion was never put forth by anyone’s mother. If the bay were to be raised one degree in temperature for every woman who had lost the man or child she loved at sea, the water would have boiled, throwing off steam even in the dead of winter, poaching the bluefish and herrings as they swam.
Every May, the women in town gathered at the wharf. No matter how beautiful the day, scented with new grass or spring onions, they found themselves wishing for snow and ice, for gray November, for December’s gales and land-locked harbors, for fleets that returned, safe and sound, all hands accounted for, all boys grown into men. Women who had never left Massachusetts dreamed of the Middle Banks and the Great Banks the way some men dreamed of hell: The place that could give you everything you might need and desire. The place that could take it all away.
This year the fear of what might be was worse than ever, never mind gales and storms and starvation and accidents, never mind rum and
arguments and empty nets. This year the British had placed an embargo on the ships of the Cape. No one could go in or out of the harbor, except unlawfully, which is what the fishermen in town planned to do come May, setting off on moonless nights, a few sloops at a time, with the full knowledge that every man caught would be put to death for treason and every boy would be sent to Dartmoor Prison in England–as good as death, people in town agreed, but colder and some said more miserable“
Alice Hoffman (New York, 16 maart 1952)
De Spaanse schrijver Francisco Ayala werd geboren op 16 maart 1906 in Granada. Hij studeerde in Madrid rechten, filosofie en literatuurwetenschap. In 1925 verscheen zijn eerste roman Tragicomedia de un hombre sin espíritu. Hij werd medewerker van het tijdschrift Revista de Occidente. Van 1929 tot 1931 woonde hij in Berlijn. In 1939 ging hij in ballingschap, eerst naar Latijns Amerika, later naar de VS. Daar werkte hij als hoogleraar literatuur en sociologie, als vertaler van o.a Thomas Mann, Rainer Maria Rilke en als journalist. Na de dood van Franco keerde hij in 1976 naar Spanje terug. Vandaag viert Ayala zijn 103e verjaardag!
Uit: Wie Hunde sterben (Muertes de perro, vertaald door Erna Brandenberger)
„Wir sind heute nur allzusehr daran gewöhnt, im Kino Revolutionen, Kriege, Überfälle, Aufruhr aller Art und spektakuläre Gewalttaten anzuschauen, bei denen die Bestie Mensch brüllt; wenn man all das jedoch nur im Kino gesehen hat, kann man sich – glaube ich – kaum vorstellen, mit welch verblüffender Gewöhnlichkeit es sich in der Realität abspielt, anders als wenn man – wie ich jetzt – bedauerlicherweise dazu auserkoren ist, es hautnah mitzuerleben. Spätere Generationen werden angesichts solcher Ereignisse bestimmt staunen und alle daran Beteiligten vorbehaltlos als Helden betrachten. Auf solche Ehren verzichte ich, was mich betrifft, selbstverständlich gerne und bin bestrebt, diesen Bericht in der Blöße der reinen Wahrheit abzuliefern. Tag für Tag sitze ich hier in
meinem Rollstuhl, werde Zeuge des ganzen grausamen Durcheinanders und befinde mich mitten im Wirbel, ohne daß mich bislang jemand behelligt hätte. Falls mir meine Nutzlosigkeit weiterhin von Nutzen ist und nicht doch noch jemand aus Bosheit seine Scherze mit meiner Lähmung treibt und mich mit einem Stoß in den schauerlichen Totentanz hineinbefördert, so ist es sehr wahrscheinlich, daß wir das Ende erleben und ich es selbst erzählen kann … Denn das alles muß ja schließlich ein Ende haben; und dann ist jemand vonnöten, es zu erzählen.
Bis dahin schützt mich meine Bedeutungslosigkeit.Wer wird sich denn schon mit mir abgeben? Ich habe mehr als genug Zeit, zu beobachten und auszukundschaften, Zeit, meine Erkundigungen auf ihre Stichhaltigkeit hin zu überprüfen, Zeit sogar, Beweismaterial zu sammeln, ja die Papiere zusammenzutragen, auf deren dokumentarischen Wert die Geschichte dieser verworrenen Zeitläufte sich stützen muß.“
Francisco Ayala (Granada, 16 maart 1906)
De Nederlandse dichter en toneelschrijver Gerbrand Adriaensz. Bredero werd geboren op 16 maart 1585 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 16 maart 2007 en ook mijn blog van 16 maart 2008.
Sonnet. Het eerste van de schoonheid.
Vroeg in de dageraad de schone gaat ontbinden
De gouden blonde tros, citroenig van coleur,
Gezeten in de lucht, juist buiten d’ achterdeur,
Waar groene wijngaardloof ooit lauwe muur beminde*.
Dan beven amoureus de liefelijkste winden
In ’t gele zijdig haar en groeten met een geur
Haar goddelijk aanschijn, opdat zij deze keur
Behield van dagelijks haar daar te laten vinden.
Gelukkig is de kam, verguld van elpenbeen ,
Die deze vlechten streelt, dit waardig zijnd’ alleen,
Gelukkiger het snoer dat in haar dikke tuiten
Mijn ziele mee verbindt en om ’t hoofd gaat besluiten,
Hoewel ik ’t liever zie wildgolvig na zijn jonst,
Het schone van natuur passeert* toch alle konst.
Gerbrand Bredero (16 maart 1585 – 23 augustus 1618)
Bredero monument, Nieuwmarkt, Amsterdam
De geschiedkundige, dichter en toneelschrijver Pieter Cornelisz. Hooft werd geboren in Amsterdam op 16 maart 1581. Zie ook mijn blog van 16 maart 2007 en ook mijn blog van 16 maart 2008.
Sonnet
(opgedragen aan zijn afwezige verloofde Christina van Erp,
met wie Hooft 3 maanden later in 1610 in het huwelijk zou treden.)
Gezwinde grijsaard die op wakkre wieken staag
De dunne lucht doorsnijdt, en zonder zeil te strijken
Altijd vaart voor de wind, en ieder na laat kijken,
Doodsvijand van de rust, die woelt* bij nacht, bij dag,
Onachterhaalbre Tijd, wiens hete honger graag
Verslokt, verslindt, verteert al wat er sterk mag lijken
En keert en wendt en stort Staten en Koninkrijken;
Voor iedereen te snel, hoe valt gij* mij zo traag?
Mijn lief, sinds ik u mis, verdrijve* ik met mishagen
De schoorvoetige Tijd, en tob de lange dagen
Met arbeid avondwaarts; uw afzijn valt te bang.
En mijn verlangen kan de Tijdgod niet bewegen.
Maar ‘t schijnt* verlangen daar zijn naam af heeft gekregen,
Dat ik de Tijd die ik verkorten wil, verlang.
Pieter Cornelisz. Hooft (16 maart 1581 – 21 mei 1647)
P.C. Hooft door Frits Sieger, 1947, nabij Stadhouderskade, Amsterdam
De Franse schrijver en dichter Sully Prudhomme (eig. René François Armand Prudhomme) werd geboren op 16 maart 1839 in Parijs. Zie ook mijn blog van 16 maart 2007 en ook mijn blog van 16 maart 2008.
Joies sans causes
On connaît toujours trop les causes de sa peine,
Mais on cherche parfois celles de son plaisir ;
Je m’éveille parfois l’âme toute sereine,
Sous un charme étranger que je ne peux saisir.
Un ciel rose envahit mon être et ma demeure,
J’aime tout l’univers, et, sans savoir pourquoi,
Je rayonne. Cela ne dure pas une heure,
Et je sens refluer les ténèbres en moi.
D’où viennent ces lueurs de joie instantanées,
Ces paradis ouverts qu’on ne fait qu’entrevoir,
Ces étoiles sans noms dans la nuit des années,
Qui filent en laissant le fond du coeur plus noir ?
Est-ce un avril ancien dont l’azur se rallume,
Printemps qui renaîtrait de la cendre des jours
Comme un feu mort jetant une clarté posthume ?
Est-ce un présage heureux des futures amours ?
Non. Ce mystérieux et rapide sillage
N’a rien du souvenir ni du pressentiment ;
C’est peut-être un bonheur égaré qui voyage
Et, se trompant de coeur, ne nous luit qu’un moment.
Sully Prudhomme (16 maart 1839 – t september 1907)
De Franse schrijver en dichter René Daumal werd geboren op 16 maart 1908 in Boulicourt in de Ardennen. Zie ook mijn blog van 16 maart 2007.
Uit: LES DERNIERES PAROLES DU POETE
„D’un fruit qu’on laisse pourrir à terre, il peut encore sortir un nouvel arbre. De cet arbre, des fruits nouveaux par centaines.
Mais si le poème est un fruit, le poète n’est pas un arbre. Il vous demande de prendre ses paroles et de les manger sur-le-champ. Car il ne peut, à lui tout seul, produire son fruit. Il faut être deux pour faire un poème. Celui qui parle est le père, celui qui écoute est la mère, le poème est leur enfant. Le poème qui n’est pas écouté est une semence perdue. Ou encore : celui qui parle est la mère, le poème est l’oeuf et celui qui écoute est fécondateur de l’oeuf. Le poème qui n’est pas écouté devient un oeuf pourri.
C’est à cela que songeait, dans sa prison, un poète condamné à mort. C’était dans un petit pays qui venait d’être envahi par les armées d’un conquérant. On avait arrêté le poète parce que, dans une chanson qu’il chantait sur les routes, il avait comparé la tristesse qui rongeait jusqu’à l’os la chair de son corps aux fumées meurtrières qui avaient brûlé jusqu’au roc la terre de son village“.
René Daumal (16 maart 1908 – 21 mei 1944)
De Amerikaanse dichter en schrijver Percy MacKaye werd geboren op 16 maart 1876 in New York. Hij studeerde in Harvard en leefde vervolgens twee jaar in Europa, waar hij in Londen en Leipzig eveneens de universiteit bezocht. In 1900 keerde hij naar de VS terug. Hij werkte als docent en begon theaterstukken te schrijven. Hij raakte bevriend met mensen als Robert Frost, Khalil Gibran, Isadora Duncan, Thomas Alva Edison, Theodore Roosevelt en Woodrow Wilson. Zijn eerste grote succes kwam in 1903 met The Canterbury Tales naar het gedicht van Geoffrey Chaucer. Tussen 1903 en 1927 publiceerde hij meer dan een dozijn theaterstukken, maar ook vier opera’s, essays en een tweedelige biografie over zijn vader. Zijn theaterstuk The Scarecrow uit 1908 werd drie maal verfilmd.
The Automobile
Fluid the world flowed under us: the hills
Billow on billow of umbrageous green
Heaved us, aghast, to fresh horizons, seen
One rapturous instant, blind with flash of rills
And silver-rising storms and dewy stills
Of dripping boulders, till the dim ravine
Drowned us again in
leafage, whose serene
Coverts grew loud with our tumultuous wills.
Then all of Nature’s old amazement seemed
Sudden to ask us: “Is this also Man?
This plunging, volant, land-amphibian
What Plato mused and Paracelsus dreamed?
Reply!” And piercing us with ancient scan,
The shrill, primeval hawk gazed down — and screamed.
Percy MacKaye (16 maart 1875 – 31 augustus 1956)
Als dichter Alwyn in zijn stuk Sanctuary, 1913
De Australische dichteres en schrijfster Ethel Anderson werd geboren op 16 maart 1883 in Leamington, in Warwickshire, Engeland als dochter van Australische ouders. Zij groeide echter op in Sydney en in Rangamatty, New South Wales.Toen haar man tijdens WO I in Frankrijk gestationeerd werd trok zij naar Cambridge. Na zijn pensioen keerde het paar terug naar Turramurra, New South Wales. Andersons werk werd gepubliceerd in bladen als The Spectator, Punch, the Cornhill Magazine, The Atlantic Monthly, The Sydney Morning Herald en The Bulletin.
Communion Photo
Veiled and tied
in proper attire,
Receipt of the host
sets young hearts afire.
Black and white children
in front of church door.
Friendship forgotten
comes to the fore.
Knowledge and fortune
took us away,
Hardship and sorrow
were part of the fray.
Blue sky and clear lake
beckon us home.
Failed past and future unknown,
resumed friendshhiip atone.
Ethel Anderson (16 maart 1883 – 4 augustus 1958)
De Franse dichter Patrice de la Tour du Pin werd geboren op 16 maart 1911 in Parijs. Hij volgde opleidingen in Sainte-Croix de Neuilly-sur-Seine, Janson en de ‘École libre des sciences politiques. Toen hij 19 jaar was publiceerde hij zijn eerste werk Quête de joie in La Nouvelle Revue Française. Tijdens WO II bracht hij drie jaar in gevangenschap door in Duitsland. In 1946 begon hij aan het eerste deel van zijn grote epos Une somme de poésie te werken. Deel twee La Contemplation errante verscheen in 1959, in 1963 gevolgd door Petit théâtre crépusculaire.
LÉGENDE
Va dire à ma chère Ile, là-bas, tout là-bas,
Près de cet obscur marais de Foulc, dans la lande,
Que je viendrai vers elle ce soir, qu’elle attende,
Qu’au lever de la lune elle entendra mon pas.
Tu la trouveras baignant ses pieds sous les rouches,
Les cheveux dénoués, les yeux clos à demi,
Et naïve, tenant une main sur la bouche,
Pour ne pas réveiller les oiseaux endormis.
Car les marais sont tout embués de légende,
Comme le ciel que l’on découvre dans ses yeux,
Quand ils boivent la bonne lune sur la lande
Ou les vents tristes qui dévalent des Hauts-Lieux.
Dis-lui que j’ai passé des aubes merveilleuses
A guetter les oiseaux qui revenaient du nord,
Si près d’elle, étendue à mes pieds et frileuse
Comme une petite sauvagine qui dort.
Dis-lui que nous voici vers la fin de septembre,
Que les hivers sont durs dans ces pays perdus,
Que devant la croisée ouverte de ma chambre,
De grands fouillis de fleurs sont toujours répandus.
Annonce-moi comme un prophète, comme un prince,
Comme le fils d’un roi d’au-delà de la mer;
Dis-lui que les parfums inondent mes provinces
Et que les Hauts-Pays ne souffrent pas l’hiver.
Dis-lui que les balcons ici seront fleuris,
Qu’elle se baignera dans les étangs sans fièvre,
Mais que je voudrais voir dans ses yeux assombris
Le sauvage secret qui se meurt sur ses lèvres,
L’énigme d’un regard de pure transparence
Et qui brille parfois du fascinant éclair
Des grands initiés aux jeux de connaissance
Et des couleurs du large, sous les cieux déserts…
Patrice de la Tour du Pin (16 maart 1911 – 28 oktober 1975)
Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 16 maart 2008 en mijn blog van 16 maart 2007.
De Turkse schrijver Haldun Taner werd geboren op 16 maart 1915 in Istanboel.
De Duitse dichter Jakob Haringer werd als Johann Franz Albert geboren op 16 maart 1898 in Dresden.